Waar denk jij aan bij het woord ‘vrijheid’? Misschien wel dat je vandaag lekker vroeg uit bent van school of dat je al uitkijkt naar de zomervakantie. Of dat jouw vrijheid is afgepakt door het telefoonverbod op school?
Waar je misschien niet zo snel bij stilstaat is dat jouw vrijheid in Nederland vanzelfsprekend is. Je denkt er misschien niet vaak over na, maar in Nederland kun je bijna alles doen wat je wil. Dat is op dit moment wel anders in landen als Oekraïne, Gaza of Soedan. Hier staan wij in deze les bij stil. Ook leggen wij je uit waarom 4 en 5 mei belangrijke dagen zijn in Nederland. Verder zijn we benieuwd wat herdenken voor jou betekent.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat vrijheid is.
Uitleggen waarom 4 en 5 mei belangrijke dagen zijn in Nederland.
Omschrijven wat herdenken voor jou betekent.
A. Vrijheid en onvrijheid
Het begrip vrijheid betekent voor iedereen iets anders. Voor de één is dit zijn wie je wil zijn. Voor de ander zeggen wat je wil zeggen, of geloven in wie je wil geloven.
Welke vrijheid is dan het belangrijkste? Ook dat is weer per persoon verschillend. Bekende vrijheden zijn opgenomen in de Nederlandse grondwet. Voorbeelden hiervan zijn de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van geloof.
Opdracht 1
Bekijk de onderstaande video’s over twee voorbeelden van vrijheden:
a) In de video over de vrijheid van meningsuiting zie je verschillende meningen van jongeren over de vrijheid van meningsuiting. Met welke jongere ben jij het het meeste eens? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ik ben het het meest eens met de de persoon die zegt dat je openlijk je mening mag uiten, maar dat je niet zomaar alles moet zeggen wat je denkt. Dit vind ik omdat een mening erg kwetsend kan zijn en dat is niet oké.
b) Ben je weleens in de problemen geraakt door jouw eigen mening? Leg uit met een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ik heb wel eens eerlijk mijn mening gegeven over een onderwerp in de klas en de meerderheid was het daar niet mee eens. Dat was niet fijn.
c) Is de vrijheid van geloof voor jou belangrijk? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, voor mij is de vrijheid van geloof belangrijk. Of: Ik geloof niet zelf, maar ik vind dat iedereen het recht heeft om te geloven in welke god dan ook.
d) In Nederland dragen mensen met een beroep waarbij ze onpartijdig moeten zijn, zoals politieagent of rechter, geen symbolen die met geloof te maken hebben. Wat vind je hiervan? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik ben het hier niet mee eens. Ik vind dat je best een keppeltje kan dragen als rechter of politie.
We hebben nu twee voorbeelden van vrijheid genoemd: de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van geloof. In een beroemde speech van president Roosevelt in 1941, tijdens de Tweede Wereldoorlog, noemde hij nog twee voorbeelden van vrijheid. Kijk maar eens naar de volgende video:
Hier zie je de Four Freedoms nog even onder elkaar:
Four Freedoms
De vrijheid van meningsuiting
Je hebt het recht om in vrijheid uit te komen voor je eigen mening.
De vrijheid van geloof
Je hebt het recht om in vrijheid te geloven waarin jij wil geloven.
Vrij zijn van armoede
Je hebt het recht op een huis, kleding en eten.
Vrij zijn van angst
Je hebt het recht op veiligheid en om niet te leven in angst.
Opdracht 2
Bekijk de speech van Roosevelt hierboven en de tabel met de Four Freedoms.
a) Roosevelt gaf zijn Four Freedoms speech in 1941. Dit was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Waarom denk je dat hij deze speech precies toen gaf? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren heel wat van deze vrijheden in gevaar.
b) Zijn vandaag de dag deze vrijheden in gevaar in Nederland denk je? Geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: In Nederland zijn deze vrijheden niet in gevaar zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar in mindere mate hebben sommige mensen wel minder vrijheden dan anderen. Er leven best wel wat mensen in armoede in Nederland.
c) Welke vrijheid spreekt jou het meest aan? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Vrij zijn van angst spreekt mij het meest aan. Het lijkt mij vreselijk om elke dag bang te zijn en je onveilig te voelen omdat je in oorlogsgebied woont.
d) Wat betekent vrijheid voor jou? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Vrijheid betekent voor mij dat ik kan doen wat ik wil, kan zijn wie ik wil zijn en me kan kleden zoals ik dat wil.
Misschien heb jij bij opdracht 2c hierboven iets anders ingevuld dan jouw klasgenoot. Een reden hiervan kan zijn dat iedereen andere waarden en normen heeft. Omdat iedereen een andere betekenis geeft aan de waarde vrijheid, kan het gebeuren dat deze waarde botst.
Stel: jij bent zonder zorgen hardop jouw favoriete muziek aan het luisteren in de trein. Maar een andere reiziger die naast jou zit en een boek leest heeft hier last van. Zijn vrijheid om in stilte te kunnen lezen, botst met die van jou. Hier botsen dus verschillende vrijheden met elkaar.
Opdracht 3
Bedenk eens een andere situatie waarin de waarde vrijheid kan botsen tussen mensen.
Bijvoorbeeld: Ik vertel iets in de klas, maar dit kwetst iemand anders in de klas. Diegene voelt zich nu niet fijn in de klas. Mijn vrijheid van meningsuiting botst dan met die van de ander, namelijk met de vrijheid om in veiligheid te leven.
B. 4 en 5 mei
4 en 5 mei zijn belangrijke dagen in Nederland. Weet jij wat op deze dagen gebeurde? Op 5 mei 1945 gaf het Duitse leger, dat op dat moment Nederland bezette, zich over. Nederland was weer vrij! Dit werd uitbundig gevierd en mensen dansten op straat van opluchting en geluk. Nu, in 2024, vieren we nog steeds op 5 mei onze bevrijding.
Opdracht 4
Bekijk de afbeelding bovenaan deze les.
a) Wat zie je op de afbeelding bovenaan de les? Probeer dit zo uitgebreid mogelijk te omschrijven.
Ik zie koning Willem-Alexander en koningin Máxima die een bloemenkrans leggen op de Dam in Amsterdam op 4 mei ter herdenking van oorlogsslachtoffers.
b) Wat heeft deze afbeelding te maken met het onderwerp vrijheid?
Op 4 mei herdenken we in Nederland de oorlogsslachtoffers. De dag erna, 5 mei, vieren we onze vrijheid tijdens bevrijdingsdag.
c) Er is één belangrijk moment op 4 mei om 20:00 ‘ s avonds. Weet jij wat er dan gebeurt?
Mensen zijn dan twee minuten stil om de slachtoffers van oorlogen te herdenken.
d) Op deze pagina vind je allerlei persoonlijke verhalen van mensen uit de Tweede Wereldoorlog. Tip: klik bij elk verhaal linksonder op het boekje. Dan kun je tijdens het luisteren ook meelezen met het 2 minutenverhaal.
Kies een verhaal. Welk verhaal koos je en waarom?
Bijvoorbeeld: Ik heb gekozen voor het 2 minutenverhaal van Koosje over de ‘Crash in de achtertuin’. Ik heb hiervoor gekozen omdat het verhaal mij heel spannend leek, namelijk een vliegtuig dat neerstort in iemands achtertuin.
e) Wat vind je van het verhaal?
Opdracht 5
a) Waarom vieren we 79 jaar nadat Nederland is bevrijd is, dit nog steeds?
Bijvoorbeeld: Omdat het goed is om erbij stil te staan dat we nu in vrijheid kunnen leven dankzij de bevrijding van toen.
b) Hoe vier jij 5 mei?
Bijvoorbeeld: Ik ga altijd naar een bevrijdingsfestival in de stad.
Hoewel 4 en 5 mei dus belangrijke dagen zijn in Nederland en jij dan meestal niet naar school hoeft, zijn het officieel geen vrije dagen. Of mensen die werken die dagen vrij zijn is per beroep verschillend en jouw baas beslist of jij moet werken of niet.
Opdracht 6
Wat vind jij? Moeten 4 en 5 mei officieel vrije dagen voor iedereen worden in Nederland? Geef één reden waarom jij dit vindt en geef één reden waarom jij vindt van niet.
Bijvoorbeeld: ik vind dat 4 en 5 mei vrije dagen moeten worden voor iedereen omdat het enorme belangrijke dagen zijn waarbij we echt in vrijheid moeten stilstaan bij die vrijheid. En:
Ik vind niet dat iedereen vrij moet zijn op 4 en 5 mei. Je kunt ook ’s avonds hierbij stilstaan en om 20:00 is het 2 minuten stil zijn en de meeste mensen zijn dan niet aan het werk of stoppen even met werken om te herdenken.
C. Herdenken
Op 4 mei herdenken we onder andere de oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, maar dat niet alleen. We herdenken iedereen die is omgekomen of vermoord in bijvoorbeeld oorlogssituaties.
Aan herdenken zitten geen regels. Je kunt ook iemand herdenken die op een andere manier is overleden of uit je leven is verdwenen. Als we iemand herdenken die niet meer bij ons is, betekent het dat je diegene niet vergeet. Door de mooie momenten samen te herdenken, blijven ze altijd een beetje bij ons, ook al zijn ze er niet meer.
MH17-ramp na negen jaar herdacht: ‘Nog altijd een dag met een zwart randje’
Negen jaar na de ramp met de MH17 zijn de slachtoffers herdacht bij het nationaal monument in Vijfhuizen. Dat gebeurde met twee minuten stilte en het voordragen van alle namen van de slachtoffers.
“Het noemen van de namen is van het grootste belang”, zei Piet Ploeg van Stichting Vliegramp MH17 bij de herdenking. “Want als je naam niet meer wordt genoemd, word je vergeten. En dat zal nooit gebeuren.”
Inmiddels is het negen jaar geleden dat de MH17 boven Oekraïne met een raket uit de lucht werd geschoten. Alle 298 inzittenden, van wie 196 Nederlanders, kwamen om het leven.
a) Op welke manieren worden de slachtoffers van de vliegtuigramp herdacht?
Voor de slachtoffers van MH17-ramp wordt er twee minuten stilte gehouden en worden de namen van de slachtoffers genoemd.
b) Is er iemand die jij wil herdenken?
Bijvoorbeeld: Ja, mijn opa. Hij is overleden toen ik 10 was, maar ik denk nog vaak aan hem.
c) Op welke manieren zou je diegene willen herdenken?
Bijvoorbeeld: Op mijn kamer staat een foto van opa en mij samen. En op zijn verjaardag gaan we altijd pannenkoeken eten met oma als herinnering aan de etentjes met opa.
d) Hoe kun je er voor iemand zijn die rouwt of iemand mist?
Je kunt een lief kaartje of een gedichtje sturen of gewoon zeggen dat je er voor diegene bent.
a) Ga naar de interactieve kaart en ga met je cursor over de wereldkaart heen. Noem een land dat helemaal niet vrij is, een land dat gedeeltelijk vrij is en een land dat vrij is.
Bijvoorbeeld: een land dat helemaal niet vrij is: Soedan, een land dat gedeeltelijk vrij is: Oekraïne en een land dat vrij is: Canada.
b) Noem bij het land dat je gekozen hebt dat helemaal niet vrij is, waarom dat zo is. Je mag opzoeken op internet wat de situatie in dat land is.
Voorbeeld: Soedan is niet vrij omdat daar op dit moment oorlog is.
c) Noem bij het land dat je gekozen hebt dat gedeeltelijk vrij is, waarom dit zo is. Je mag op internet zoeken wat de situatie in dat land is.
Bijvoorbeeld: Oekraïne is gedeeltelijk vrij. Dit komt omdat zij op dit moment in oorlog zijn met Rusland en een gedeelte van dat land bezet is door Rusland.
Het is natuurlijk een grap. Maar wat wil Draadstaal laten zien?
Dat we door sociale media vooral bezig zijn met hoe we overkomen op anderen.
Maar dezelfde leuke mogelijkheden hebben ook een aantal vervelende gevolgen. Op digitale media gaat het vaker over de leuke kanten van jezelf: de druk is dus groot om leuk te doen of er goed uit te zien. Op internet ben je anoniemer, weet je soms niet met wie je te maken hebt, maar kun je jezelf ook lekker verstoppen voor de buitenwereld.
VOORBEELDEN VAN VERVELENDE GEVOLGEN VAN MEDIALISERING
Cyberpesten
Pesten via internet, bijvoorbeeld door veel haatberichten te versturen.
Catfish
Iemand heeft een nepprofiel op internet met als doel om een ander verliefd op hem/haar te laten worden.
Gameverslaving
Wanneer (online) gaming veel tijd van je vraagt en je er moeilijk mee kunt stoppen.
Grooming
Online kinderlokken. Een volwassene zoekt via internet contact en probeert het kind over te halen om vrienden te worden.
Haatberichten
Berichten waarin iemand wordt bedreigd of uitgescholden.
Sexting
Sexting is het sturen van een seksueel getinte foto – of bericht – via je mobiele telefoon. Sexting kan leiden tot cyberpesten, chantage en wraakporno.
Sociale mediaverslaving
Wanneer sociale media veel tijd van je vragen en je er moeilijk mee kunt stoppen.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom was blogger Cynthia vroeger onzeker?
Omdat ze dacht dat wat ze online zag ook allemaal echt was. Ze vergeleek zichzelf continu met de mooiste foto’s online.
b) Vergelijk jij, net als Cynthia, jezelf of je omgeving ook wel eens met de online wereld? Leg je antwoord uit.
c) Ben jij verslaafd aan sociale media? Leg uit waarom wel of niet.
Mobieltjes niet meer welkom in klaslokaal
Niet meer tijdens de les een TikTokfilmpje kijken, een berichtje sturen aan een klasgenoot of een foto delen via Snapchat. In de klas zijn mobieltjes en bijvoorbeeld ook tablets of smartwatches vanaf 1 januari volgend jaar niet meer toegestaan omdat ze afleiden en ervoor zorgen dat leerlingen slechter presteren. Dat heeft minister Robbert Dijkgraaf (OCW) bekendgemaakt.
Alleen als de mobieltjes noodzakelijk zijn voor de inhoud van de les mogen ze worden gebruikt, bijvoorbeeld in een les over digitale vaardigheden. Het is aan de scholen zelf om hiervoor met leraren, ouders en leerlingen de exacte regels af te spreken zodat iedereen in de school precies weet wat wel en niet mag. Scholen kunnen zelf de keuze maken om mobieltjes helemaal uit de school te weren. Leerlingen die afhankelijk zijn van hun telefoon, bijvoorbeeld om medische redenen of vanwege een beperking, mogen deze wel gewoon gebruiken. Voor het speciaal onderwijs komen dan ook aangepaste afspraken.
a) Vanaf januari 2024 is het advies van de overheid aan scholen om de mobiele telefoon uit het klaslokaal te laten. Wat vind jij hiervan?
Eigen mening leerling.
b) Bedenk één argument (reden) voor het toestaan van telefoons in de klas en één argument tegen het toestaan van telefoons.
Argument voor: je kunt je telefoon slim inzetten met apps als Mentimeter, LessonUp, Kahoot, Socrative etc. Zo wordt leren nog leuker!
Argument tegen: telefoon leiden kinderen te veel af om zich te concentreren op de uitleg in de klas.
c) Zoek nu een artikel online over een school die de telefoon al een tijdje verbiedt en deel de link in je antwoord. Zet erbij welke voordelen leerlingen ervaren door het verbod en ook wat ze minder leuk vinden aan het verbod.
Een voorbeeld van een artikel:
https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2435316-jongeren-vijf-uur-per-dag-op-smartphone-meer-tijd-nodig-om-te-leren
Voordelen: het is gezellig in de pauze. Leerlingen praten met elkaar.
Sexting is het versturen van intieme foto’s of video’s: een foto in ondergoed, van borsten of een ander geslachtsdeel. Vaak doe je dit voor je geliefde, omdat dit spannend of opwindend is, maar een naaktfoto is zó doorgestuurd… met allerlei nare gevolgen.
Sexting is een vorm van cyberpesten. Cyberpesten is via sociale media erg makkelijk. Een anoniem haatbericht is snel verstuurd en zonder directe consequenties. Via Snapchat en Instagram gaat een foto heel snel rond. Met vervelende gevolgen:
De dertienjarige dochter van Samantha maakt op 13 januari een eind aan haar leven door in Zuidoost van een flat te springen. Aanleiding is een filmpje dat rondgaat op sociale media met beelden van seksuele handelingen van haar dochter. Samantha hoopt dat door het delen van haar verhaal online shaming stopt. “We moeten echt beter kijken naar sociale media, daar zit het probleem.”
a) Wanneer heb jij voor het laatst een selfie gemaakt?
b) Verwijder je wel eens iemand van je Snapchat of Instagram-account? Waarom wel of niet?
c) Hebben jullie met de klas een Whatsapp-groep? Gaat dat altijd goed?
Opdracht 5
a) Wanneer ben je aan het cyberpesten?
Bijvoorbeeld: Wanneer je structureel haatberichten naar dezelfde persoon stuurt, ben je aan het cyberpesten
b) Heb jij of iemand die je kent, wel eens te maken gehad met cyberpesten of sexting? Schrijf een kort verhaal over de gebeurtenis. Gebruik andere namen.
@Dyon: onderstaand stuk heb ik verplaatst vanuit de les “journalistiek”. Zou jij de eerste paar zinnen willen omschrijven zodat ie beter bij deze les past? Thanks
GEPLAKT UIT HOOFDSTUK 2: Bronnen ken je vast nog van het vak geschiedenis. In de media zijn bronnen ook heel belangrijk. Een bron is informatie. En media brengen informatie over. Een veelgebruikte bron op de middelbare school is de online encyclopedie Wikipedia.
Maar… is Wikipedia altijd een betrouwbare bron? Nee! Kijk maar:
Een Chinese huisvrouw die zich voordeed als geleerde plaatste de afgelopen jaren honderden overtuigende maar totaal verzonnen artikelen over de Russische geschiedenis op Wikipedia.
De nep-artikelen op de Chinese versie van de open online-encyclopedie kwamen vorige maand aan het licht, meldt Vice. De Chinese romanschrijver Yifan deed voor een nieuw boek onderzoek op Wikipedia en stuitte op een boeiend artikel over een bepaalde mijn in het middeleeuwse Rusland. Bij doorklikken naar verwante artikelen kwam er een coherent en logisch verhaal naar voren.
Allemaal verzonnen
Toch blijkt alle informatie in de artikelen compleet verzonnen. Plaatsen, gebeurtenissen, regimes: tot aan de samenstelling van de grond en de inhoud van mijnen – alles is bedacht door iemand met de gebruikersnaam Zhemao. In totaal schreef die gebruiker 206 artikelen voor de Chinese Wikipedia sinds 2019.
Het controlesysteem van Wikipedia, bestaande uit kunstmatige intelligentie en vrijwilligers, kon de artikelen blijkbaar niet van echt onderscheiden.
Nu zijn ze bij Wikipedia over het algemeen streng in het controleren, maar omdat iedereen er iets op kan zetten, wordt de betrouwbaarheid van media steeds belangrijker.
——————————————————————————–
5.2. Nepnieuws
Het internet biedt iedereen de mogelijkheid om een rol te spelen in de nieuwsvoorziening. We noemen dit burgerjournalistiek: iedereen is journalist. Zo kan iedereen nieuwsartikelen (her)schrijven via eigen blogs en websites of sociale media. Als deze burgerjournalisten zich dan niet houden aan de regels die journalisten leren tijdens hun opleiding voor het schrijven van artikelen (zoals: blijf bij de feiten), kunnen er onwaarheden worden gedeeld.
Je hoort dan ook steeds vaker het woord nepnieuws. Dat zijn artikelen die er betrouwbaar uitzien, maar dit eigenlijk helemaal niet zijn omdat ze zijn geschreven door burgerjournalisten. Omdat ze er zo betrouwbaar eruitzien, worden ze via sociale media vaak gedeeld.
Hoe weet je wanneer een bron betrouwbaar is?
Ze passen hoor en wederhoor toe. Dit wil zeggen dat een journalist béíde kanten van een verhaal vertelt, en niet alleen de mening van één iemand.
Ze scheiden feiten en meningen van elkaar. Het is duidelijk wanneer er een mening wordt gegeven, dan staat het tussen “deze haakjes” en wordt iemand geciteerd.
Ze gebruiken feiten die terug te vinden zijn in andere bronnen. Alle feiten zijn te controleren met andere bronnen.
Zuid-Afrikaanse tienling blijkt verzinsel, ‘moeder’ opgenomen in kliniek
De vrouw die eerder deze maand beweerde moeder te zijn geworden van een tienling, blijkt niet recentelijk zwanger te zijn geweest. Ook NU.nl berichtte over de tien tegelijk geboren baby’s, wat een wereldrecord zou betekenen.
Lees het nieuwsartikel hierboven helemaal en bekijk daarna de tabel “Hoe weet je wanneer een bron betrouwbaar is.”
Wat heeft de journalist nagelaten om te doen?
“Ze gebruiken feiten die terug te vinden zijn in andere bronnen.” De journalist heeft de bron niet gecontroleerd.
Opdracht 7
Geef van ieder ‘nieuwsfeit’ aan of dit betrouwbaar is en waaraan je dit kunt zien:
a) Het gaat weer vriezen AMSTERDAM – Volgens meteorologisch instituut Weeronline gaat de temperatuur komende dagen ’s nachts beneden het vriespunt.
1. Betrouwbaar. Deze informatie kunnen we bij een ander meteorologisch instituut controleren.
b) Ontslag wacht agenten na arrestatie BREDA – Twee agenten uit Breda zullen binnenkort ontslagen worden nadat beelden online kwamen waarin ze hardhandig een dief arresteerden.
2. Onbetrouwbaar. Er wordt een mening gegeven: “de agenten zullen binnenkort worden ontslagen” en het is niet duidelijk wie de bron is.
Opdracht 8
Kruip in de huid van een nepnieuwsmaker. Weet jij hoe je nepnieuws maakt? Leer alle trucs en tips op SlechtNieuws.nl.
@Dyon nieuwe paragraaf over (de gevaren van) AI:
5.3. AI
Over AI, deep fakes, mogelijke problemen in de toekomst
Opdracht 1 is een leuke opdracht om gezamenlijk met de klas te doen.
Opdracht 1
Bekijk de bovenstaande video.
a) Zet hem stil op 2:20. Vertel hoe jij denkt dat de video afloopt.
b) Kijk de video af. Komt het overeen met wat je hebt opgeschreven?
c) Waar maakt de filmmaker allemaal gebruik van om jou op andere gedachten te brengen?
De achtergrondmuziek, wat hij nog wel of nog niet laat zien. Hij maakt gebruik van stereotypen
De media zijn een van de socialiserende instituties. De media bepalen voor een deel hoe jij naar andere mensen en de wereld kijkt. Je kunt bijvoorbeeld een beeld vormen van een Amerikaan of een Japanner, zonder dat je ooit maar in Amerika of Japan bent geweest. Je vormt je beeld bijvoorbeeld uit films, tijdschriften of series. Dit noemen we beeldvorming.
Onze beeldvorming komt alleen niet altijd overeen met de werkelijkheid. Het beeld dat vrouwen vooral mooi moeten zijn, zorgt ervoor dat veel meiden en jongen vrouwen vaak onzeker zijn over hun uiterlijk. Zij baseren het ideale uiterlijk op beelden uit de media. Maar zijn deze beelden wel zo eerlijk?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten dat beeldvorming door de media een rol speelt in onze samenleving.
Uitleggen wat rolpatronen en stereotypen zijn en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen hoe de media discriminatie kunnen versterken.
Uitleggen hoe je vooroordelen en stereotypes kunt herkennen en tegengaan.
De media creëren onbedoeld vooroordelen. Maar de werkelijkheid is anders. Een meisje dat geen make-up draagt, is niet lelijk. Een jongen met een bril is geen nerd en een man met een witte jas hoeft geen dokter te zijn.
6.1. Rolpatronen
Opdracht 2
a) Geef drie kenmerken van een “echte” man. (Dit mogen hobby’s, dagelijkse werkzaamheden of uiterlijke kenmerken zijn.)
Bijvoorbeeld: Een echte man is sterk en gespierd, werkt veel en doet de klusjes in huis.
b) Geef drie kenmerken van een “echte” vrouw. (Dit mogen hobby’s, dagelijkse werkzaamheden of uiterlijke kenmerken zijn.)
Bijvoorbeeld: Een echte vrouw ziet er verzorgd uit, zorgt grotendeels voor het gezin en heeft vriendinnen waarmee ze altijd belt.
Media maken graag gebruik van bestaande beeldvorming. We noemen dit ook wel rolpatronen. Een rolpatroon is het gedrag laten zien dat wordt verwacht: Jongens zijn stoer, meisjes zijn lief. Mannen zorgen voor geld, vrouwen zorgen voor het huishouden. Deze traditionele ideeën zijn in werkelijkheid anders, maar de media houden dit stereotype beeld mede in stand.
Een rolpatroon bepaalt niet alleen je gedrag, maar ook je kleding, lichaamshouding en taalgebruik. Een huisarts kleedt zich op haar werk anders dan in haar vrije tijd. En een politieagent spreekt zijn kinderen op een andere manier aan, dan hij doet wanneer hij een verdachte aanhoudt. Mensen vinden een rolpatroon prettig. Het zegt je namelijk hoe je je moet gedragen: een politicus moet een net pak aan, het restaurantpersoneel doet altijd heel vriendelijk en als grote broer of zus voel je je verantwoordelijk wanneer je met je broertjes of zusjes op pad bent.
Opdracht 3
a) Kijk terug naar je antwoorden van opdracht 2. Heb je hier rolpatronen gebruikt in jouw omschrijvingen van een ”echte” man en een ”echte” vrouw? Leg uit waarom wel of niet.
In de voorbeelden hierboven hebben we heel veel rolpatronen gebruikt. Hoezo moet een man veel geld verdienen? En wat als een man de hele dag belt met vrienden?
b) Welke rollen heb jij in het dagelijkse leven? Noem er minimaal drie.
Bijvoorbeeld: Zoon of dochter, broer of zus, vriend, leerling
c) Kun je bij iedere rol helemaal jezelf zijn? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: In de rol van oudere broer of zus, zul je soms verantwoordelijk moeten zijn. Als leerling moet je je gedragen volgens de schoolregels.
Opdracht 4
a) Leg uit waarom media graag gebruik maken van rolpatronen.
Dan weten mensen precies wat er wordt bedoeld.
b) Leg uit waarom mensen het fijn kunnen vinden om rolpatronen te hebben.
Omdat mensen dan weten wat er van ze verwacht wordt en hoe ze zich moeten gedragen.
6.2. Stereotypes
Hoewel rolpatronen zorgen dat verwachtingen kloppen, leveren ze ook een probleem op. Rolpatronen geven namelijk een veel te simpel beeld van hoe iemand zich in een bepaalde rol moet gedragen. Hierdoor ontstaan stereotypes. Een stereotype is een simpele en niet altijd kloppende verwachting van een persoon of groep. Bijvoorbeeld door één eigenschap extra uit te vergroten.
In een tv-serie is een homoseksueel vaak een uitbundig type, een blond meisje niet altijd de slimste en iemand die goed kan leren wordt vaak uitgebeeld als een sulletje. In de werkelijkheid is dat natuurlijk helemaal niet zo. Toch wordt het stereotype beeld hardnekkiger naarmate je het vaker ziet. Op die manier hebben de media invloed op de manier waarop wij naar andere mensen kijken.
Vader en zoon rijden in de auto, en krijgen een ongeluk. De vader is op slag dood, de zoon gaat per ambulance naar het ziekenhuis. De chirurg buigt zich over het slachtoffer, maar zegt niet te kunnen opereren: ‘Het is mijn zoon.’ Rara, hoe kan dat?
Het antwoord op dit raadsel staat onder de pagina. Het raadsel bevestigt het probleem van stereotypes. Stel je in je hoofd maar eens een politieagent, huisarts of directeur voor. Waarschijnlijk is de politieagent een man, draagt de huisarts een witte jas en is de directeur een man in pak. Dit zijn allemaal stereotypes! De werkelijkheid kan heel anders zijn dan het beeld dat je had.
Opdracht 5
Bedenk twee eigen voorbeelden van stereotypes die je vaak tegenkomt in de media.
We kijken ook met stereotypes naar mannen en vrouwen. Een vrouw is zorgzaam, een man is stoer. De vrouw doet het huishouden, de man zorgt voor het inkomen. Maar in de praktijk hoeft dit helemaal niet zo te zijn:
Een ballerina met een AK-47: Oekraïne heeft zijn vrouwelijke soldaten steeds harder nodig
Een groeiend aantal vrouwen dient in het Oekraïense leger. Een militaire woordvoerder in Odesa zei deze week zelfs dat hun rol moet worden uitgebreid als de oorlog zich voortsleept en het aantal doden toeneemt.
a) Teken jouw stereotype beeld van de volgende groepen: vluchtelingen, oma’s, moslims, Amerikanen en brandweerlieden.
b) Doorbreek met een nieuwe tekening het stereotype beeld bij deze groepen.
c) Vergelijk jouw stereotype beelden met die van een ander in de klas.
@DYON: De huidige 6.3. mag weg. Eventueel kunnen er delen van 6.3 gebruikt worden in 6.1, de nieuwe 6.3 of 6.4.
6.3. Roldoorbrekend gedrag
Soms gedragen mensen zich anders dan je bij hun rol vindt passen. Dan ontstaat er een rolconflict, of roldoorbrekend gedrag. Larissa die commando wilde worden, werd in eerste instantie afgewezen omdat ze een vrouw was. “Vrijwel geen enkele vrouw zou kunnen voldoen aan de zware fysieke eisen.” Zij werd afgewezen omdat ze een vrouw was, niet omdat ze niet voldeed aan de eisen, die kans heeft ze niet eens gekregen. Larissa’s verhaal is een voorbeeld van een rolconflict.
Wanneer je ouders opeens raar door de kamer springen en dansen of de leraar opeens in straattaal zijn les begint, is er sprake van roldoorbrekend gedrag.
Opdracht 7
a) Bekijk de video van Britains Got Talent hierboven. Waarom is hier sprake van roldoorbrekend gedrag?
Omdat je niet verwacht dat deze mannen op leeftijd, opeens zo’n goede dansshow neer kunnen zetten.
b) Geef nog een voorbeeld van roldoorbrekend gedrag dat je zelf bent tegen gekomen.
6.3. Vooroordelen en discriminatie
Hoe rolpatronen en stereotypes in de media kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie.
@DYON: Zou je in deze les in 4.2 en 4.3 iets duidelijker willen maken wat die 2 onderwerpen te maken hebben met het weggeven van je data op internet? Dus dat als een bedrijf jouw data heeft, dat je in een filterbubbel komt, en dat in combinatie met selectieve waarneming = dat je snel in een bubbel van complottheorieen terecht komt.
Hoe media bij jou binnenkomt….
Alleen voor docenten
Voor opdracht 7b hebben de leerlingen een telefoon nodig. Kunnen ze die niet gebruiken op school, dan maken ze deze opdracht thuis.
Mediabedrijven die hun content gratis aanbieden, verdienen geld omdat bedrijven (adverteerders) betalen voor reclames rondom hun berichten. Op YouTube bekijk je regelmatig vooraf een advertentie en staat er vaak een balkje, een banner, onder in de video. Op websites stikt het van verschillende banners rondom informatie en op tv krijg je na voor, tussen en na ieder programma een reclameblok.
Hoe meer mensen deze reclames zien, hoe meer geld een mediabedrijf krijgt van de adverteerders. Mediabedrijven proberen dus zoveel mogelijk mensen over te halen om hun medium te zien, want dan pas gaan ze geld verdienen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom persoonlijke informatie van belang is voor mediabedrijven.
Weten wat een filterbubbel is.
Weten wat selectieve waarneming is.
Weten hoe een filterbubbel en selectieve waarneming kunnen leiden tot complottheorieën.
Opdracht 1
Kies een van de volgende websites uit en omschrijf iedere reclame op die je ziet als je door de website surft. Kies uit: NU.nl, Spele of YouTube.
Denk aan advertenties voor het inladen van video’s, tekstlinkjes die vragen om erop te klikken, banners, advertenties die eruit zien als nieuwsberichten.
Mediabedrijven die zich hebben gespecialiseerd in het maken van reclame zijn gek op jouw persoonlijke informatie. Wanneer een bedrijf weet dat jij op hockey zit, dan zal het proberen om tijdens jouw mediagebruik zoveel mogelijk hockeyproducten te laten zien. Wanneer jij een product op bol.com bekijkt, slaat bol.com een cookie op jouw mobiel of computer op, om je vervolgens op Facebook, YouTube of een andere website datzelfde product nog een keer te laten zien. Het bedrijf hoopt daarmee dat je teruggaat naar bol.com en het product alsnog koopt.
Hoe meer een mediabedrijf van jou weet, hoe makkelijker het een product aan jou kan aanbieden. Bedrijven zullen er dus alles aan doen om zoveel mogelijk informatie over jou te verzamelen. Dit gaat ten koste van jouw privacy op internet. Je hebt privacy als jij zelf kan bepalen welke informatie je met anderen deelt. Het is dus belangrijk om goed te weten welke persoonlijke informatie je op internet zet en waarmee dit wordt gedeeld.
Opdracht 2
a) Wat voor reclames zie jij op TikTok of Instagram?
b) Klopt het dat dit overeenkomt met jouw persoonlijke interesses? Waarom wel? Of waarom niet?
Opdracht 3
a) Bekijk de video bovenaan de pagina. Wat willen de makers van deze video bereiken?
Dat je gaat nadenken over waarom je zo gemakkelijk informatie op internet deelt.
b) Waarom zijn mediabedrijven gek op jouw persoonlijke informatie?
Die kunnen ze doorverkopen of gebruiken om advertenties beter af te stemmen op de bezoeker.
c) Hoe verdienen mediabedrijven geld met jouw persoonlijke informatie?
Ze laten adverteerders geld betalen om op hun mediamerk te adverteren. Hoe duidelijker de doelgroep, hoe meer een adverteerder moet betalen
Opdracht 4
Kruip in de huid van een rechercheur van de politie. En ga online op zoek naar de boef.
Gebruik de knoppen op de website, maar vooral Google om de verdachte te vinden. Begin bij het lezen van de “casefile”. Aan de slag!
4.2. Filterbubbel
Mensen kiezen zelf van welk bedrijf ze nieuws lezen en informatie verkrijgen. De één wil er wel voor betalen, de ander niet. Mensen kiezen er dus voor om vaak nieuws te krijgen uit één bron. Hierdoor krijg je sneller een eenzijdig beeld van nieuws, we noemen dit een filterbubbel. De Telegraaf brengt meer nieuws over criminaliteit dan de Volkskrant. Mensen die hun nieuws krijgen via de Telegraaf hebben dus een ander beeld van de criminaliteit in Nederland, dan mensen die het nieuws uit de Volkskrant halen.
Doordat Google en Instagram gebruik maken van een algoritme blijven mensen vastzitten in hun filterbubbel. Als Google weet dat jij in Arnhem woont en jij zoekt op restaurants, krijg je restaurants in Arnhem te zien. Als jij op Instagram veel voetbal-Insta’s volgt, krijg jij als suggesties andere voetbal-Insta’s aangeboden om te volgen. Hoe meer een bedrijf over je weet, hoe beter het algoritme kan werken.
Opdracht 5
Bekijk de bovenstaande video. Leg in je eigen woorden uit hoe Facebook ervoor zorgt dat jij weer sneller Facebook bezoekt.
Door de berichten af te stemmen op mijn persoonlijke voorkeuren, maar ook door telkens een nieuw bericht te laten zien.
Opdracht 6
Hoe ziet jouw filterbubbel eruit? Bekijk wat voor type accounts jij volgt op Snapchat/Instagram/TikTok. Bijvoorbeeld: Misschien volg je alleen bepaald sportnieuws?
Google maakt ook gebruik van persoonlijke informatie én algoritmes:
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven tot 4 min. 54 (let op: de video begint bij 2 min. 48).
a) Als jij op social media dezelfde dingen liket, op dezelfde video’s reageert en dezelfde mensen volgt, word je in een doelgroep geplaatst. Wat is denk je jouw doelgroep?
Bijvoorbeeld: Jongeren, geïnteresseerd in make-up video’s, hockeyer.
b) Vraag aan je docent of je je telefoon even mag gebruiken. Zo niet, doe deze opdracht dan thuis.
Heb je deze geschiedenis-optie aan staan? Zo ja, waar was jij als laatste?
Bijvoorbeeld: Ik was op school of in de supermarkt.
c) Zou je overwegen om deze optie uit te zetten? Waarom wel/niet?
Bijvoorbeeld: Ja, want zo heeft Google minder informatie van mij. Of: Nee, het is juist handig als Google informatie over mij heeft, want dan krijg ik betere advertenties.
4.3. Selectieve waarneming
We worden dagelijks overspoeld met beelden. We proberen groepen en mensen te versimpelen met behulp van stereotypes, maar dan nog is het onmogelijk om alle informatie die je dagelijks tot je krijgt, op te nemen. Ieder mens heeft “last” van selectieve waarneming. Je maakt onbewust keuzes in welke informatie je tot je neemt. Ben jij, net als je vader, een enorme fan van Max Verstappen? Dan zal informatie daarover je eerder opvallen. Je ziet vooral datgene wat past binnen je referentiekader.
Een voorbeeld van selectieve waarneming is de volgende reclamevideo van het automerk SKODA.
Je ziet dus lang niet alles. Veel van onze keuzes over wat we willen waarnemen, maken we zelf. Die keuze is dan gebaseerd op wat mensen verwachten of van ons vragen. Vaak onthouden we datgene wat we al kennen en valt dat ons eerder op. Dat is veel makkelijker om te begrijpen dan nieuwe informatie.
Opdracht 8
Deze opdracht doe je in tweetallen. Ieder doet opdracht a) alleen.
a) Ga naar de website van de Telegraaf. Besteed daar 2 minuten om door de website te bladeren en artikelen te zien (niet te lezen). Ga van de website af en type minimaal 5 onderwerpen op die je bent tegengekomen.
b) Vergelijk nu de onderwerpen met elkaar. Kijk naar de verschillen. Wat valt je op?
Op dezelfde website maak je dus andere keuzes. Dat is selectieve waarneming.
4.4. Complottheorieën
Nieuw te schrijven stuk! Check het leerdoel bovenaan.
1. Door persoonlijke informatie te verzamelen, kunnen bedrijven meer advertenties verkopen.
Het medialandschap wordt bepaald door alle mediamerken bij elkaar van alle soorten (massa)media: radio, televisie, internet, tijdschriften. Televisiezenders als RTL en SBS verliezen kijkers aan bijvoorbeeld Netflix, YouTube en Disney+. Deze zijn niet alleen via tv te bekijken, maar ook via je mobiel, tablet of laptop. In deze les bekijken we dit medialandschap, leggen wij je uit welke rol de overheid hierin heeft en staan we stil bij verschillende doelgroepen waar de media zich op richten.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe het medialandschap van Nederland in elkaar zit.
Uitleggen welke rol de overheid heeft in het medialandschap.
Uitleggen dat media zich richten op doelgroepen en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
@DYON wil je de intro herschrijven? Crossmediaal mag eruit. Intro mag korter en boven de leerdoelen gezet worden. Wil je daarnaast ergens in deze par ook AI noemen (dat het bestaat, wat het is enz)
Veel bedrijven zijn steeds meer crossmediaal. Zo heeft het populaire tijdschrift LINDA ook een website, een app en een eigen online televisiekanaal. De Volkskrant heeft een krant, een website en een Nieuws-app. Sommige programma’s van BNNVARA worden ook voor YouTube gemaakt.
Opdracht 1
Geef twee eigen voorbeelden van programma’s die crossmediaal te zien of te gebruiken zijn.
Bijvoorbeeld: The Voice, op televisie, kun je online terugkijken en hebben een app. Of: YouTubers hebben vaak een YouTube-kanaal en een Instagram-account. Of: RTL Nieuws is op TV en op internet.
2.1. Publieke omroep
Maar ook de Nederlandse overheid drukt met de Nederlandse publieke omroep (NPO) een grote stempel op het medialandschap in Nederland. De overheid betaalt de NOS om nieuws te verzamelen en deze op internet, radio en televisie te delen. Het NOS Achtuurjournaal is dagelijks het best bekeken programma van Nederland.
De overheid betaalt ook verenigingen om televisie en radio te maken op de publieke omroep. Dit zijn bijvoorbeeld BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed, de EO en nog een aantal meer.
Welk programma zou volgens jou niet zo snel gemaakt worden door een commerciële zender? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: Documentaires (2DOC, 3DOC), Het Klokhuis, 2 voor 12, Blauw bloed, Nieuwsuur, Buitenhof
Opdracht 3
Laat het medialandschap van Nederland zien. Maak een collage met de populairste series, nieuwssites, radiozenders, tv-programma’s, YouTubers en mediapersoonlijkheden.
2.2. Doelgroepen
Veel mediabedrijven zijn opgericht vanuit een bepaalde gedachte. Dit kan zijn een religieuze of politieke boodschap, of omdat iemand iets creatiefs heeft bedacht, of omdat iemand mooie verhalen kan vertellen en soms ook omdat iemand met een heel goed idee geld kan verdienen.
De reden waarom een medium is opgericht, noemen we een identiteit. De identiteit van BNNVARA is om jongeren informatieve, vernieuwende, maar vooral leuke programma’s te brengen. De christelijke televisiezender EO wil vooral het Bijbelse verhaal vertellen en John de Mol wil graag geld verdienen met zijn televisieprogramma’s.
Omdat het lastig is om een product te maken waar heel Nederland graag naar kijkt, luistert of in leest, richten de meeste mediabedrijven zich op een doelgroep.
Je kunt mensen indelen in verschillende groepen: man/vrouw, jong/oud/heel oud, sportief/creatief. Mensen die houden van reizen, de natuur, auto’s, voetbal, paarden, golf, vissen, boten, puzzels en ga zo maar door. De doelgroep van Nickelodeon bestaat uit jonge kinderen die van cartoons houden. De app 9292ov is voor alle mensen die veel met het openbaar vervoer reizen. Het tijdschrift Linda Meiden is gemaakt voor jonge vrouwen van 17-28 jaar die graag lezen over mode, mannen, relaties en series.
Opdracht 4
a) Geef bij de volgende mediamerken aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.
1. NOS Journaal.
2. LINDA.
3. Donald Duck.
4. National Geographic.
5. Vandaag Inside.
1. Beide, vanaf 25 jaar, interesse in actualiteit.
2. Vrouw, 25-45.
3. Beide, 6-12.
4. Beide, 25-45, interesse in natuur en de wereld.
5. Man, 25-75.
b) Kies drie tijdschriften uit met duidelijk verschillende doelgroepen. Omschrijf de doelgroep zo uitgebreid mogelijk.
Bijvoorbeeld: Historisch Nieuwsblad: mensen die houden van de geschiedenis. Of: Tina: meiden. Of: Autovisie: vaak mannen, die auto’s als hobby hebben.
2.3. Geld verdienen
Het overgrote deel van de media is commercieel, dat betekent dat ze winst moeten maken om te blijven bestaan.
VERDIENMODELLEN VOOR MEDIABEDRIJVEN
Abonnementen
Consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement.
Advertenties
Adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s.
Enzo Knol had zoveel views (hoe vaak de video is bekeken) dat bedrijven hem gratis producten toestuurden om in zijn vlog te gebruiken. Niet veel later kreeg hij zelfs veel geld betaald uit advertenties rondom zijn video’s. Als je naar een programma van RTL kijkt, dan krijg je advertenties voor, tussen en na het programma. Je kunt gratis kijken, maar in ruil daarvoor zie je dus reclame. De gratis krant op het station zit vol met reclame, de app en website van NU.nl staan vol met reclame en hoe beter deze reclames op jou zijn afgestemd, hoe groter de kans is dat jij er op klikt.
Strengere regels voor populaire influencers gaan 1 juli in
Nederlandse vloggers en influencers met veel volgers op bijvoorbeeld YouTube, Instagram en TikTok moeten vanaf 1 juli duidelijk maken als ze tegen betaling producten laten zien.
Voor de nieuws-app van de Volkskrant moet je juist betalen om het nieuws te kunnen lezen. Je moet een abonnement afsluiten en dan krijg je toegang tot de krant. Hetzelfde geldt voor tijdschriften, maar bijvoorbeeld ook voor Spotify en Netflix.
Opdracht 5
a) Wat is het doel van mediamerken wanneer een product gratis is?
Zoveel mogelijk mensen gebruik laten maken van een mediamerk, zodat ze veel geld verdienen aan advertenties of persoonlijke gegevens die men achter laat.
b) Geef een voorbeeld van een product waar je dit vooral merkt.
Websites en apps die gratis zijn, sommige zitten vol met reclame.
a) Noem drie dingen die je opvallen.
Bijvoorbeeld: 1. De kwaliteit van de camera en montage is beter. 2. Er zit meer een verhaal in zijn vlogs (hij heeft er meer over nagedacht). 3. Hij is veel beter in vloggen geworden.
b) Wat is de doelgroep van Enzo Knol? Omschrijf deze zo uitgebreid mogelijk.
Jeugd van 6-14 jaar oud.
c) Op welke twee manieren verdient Enzo Knol geld met zijn vlogs?
1. Hij krijgt een deel van de inkomsten uit de advertenties van YouTube.
2. Bedrijven betalen hem om hun producten voorbij te laten komen in zijn vlogs.
3. Hij verkoopt merchandise (producten met zijn merknaam erop) via zijn webshop.
d) Waarom is het goed dat YouTubers het vertellen wanneer ze een product aanprijzen tegen betaling?
Bijvoorbeeld: Het is goed dat YouTubers vertellen dat ze een product aanprijzen tegen betaling, omdat kijkers dan weten dat de informatie over het product niet per se waar hoeft te zijn.
1. In Nederland hebben we alleen commerciële mediabedrijven.
Correct!Wrong!
2. De BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed en de EO zijn voorbeelden van:
Correct!Wrong!
3. De beste omschrijving van het begrip doelgroep is:
Je hebt in het vorige hoofdstuk gelezen wat een medium is en wat massamedia betekent. Mensen die voor hun beroep actuele media en gegevens verzamelen en verspreiden, noemen we journalisten. Zij moeten dit natuurlijk wel op een eerlijke en betrouwbare manier doen om burgers van betrouwbaar nieuws te voorzien. Wat journalisten precies doen en waarom hun rol in een democratie belangrijk is, leer je in deze les.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke rollen er in de journalistiek zijn.
Uitleggen waarom journalistiek belangrijk is in onze samenleving.
Uitleggen wat persvrijheid is.
2.1. Beroepen in de journalistiek
De journalistiek speelt een belangrijke rol in het maken van nieuws. Sterker nog, de nieuwsberichten van journaals, kranten en nieuwssites bepalen vaak de manier waarop we naar maatschappelijke vraagstukken kijken.
Daarom is het goed dat journalistiek niet thuis achter de computer wordt gemaakt, maar onderdeel is van nieuwsorganisaties waarin verschillende mensen samen het nieuws maken.
VIER BEROEPEN IN DE JOURNALISTIEK
Journalist
Iemand die aan journalistiek doet, zoals een verslaggever, interviewer, nieuwslezer of redacteur.
Verslaggever
Een verslaggever is iemand die nieuws verzamelt vanaf verschillende locaties.
Redactie
De redactie bepaalt welk nieuws ze wel of niet brengt en controleert het werk van de verslaggever.
Persbureau
Een mediabedrijf dat nieuws van over de hele wereld verzamelt en deze nieuwsberichten verkoopt aan nieuwsorganisaties, zoals bijvoorbeeld RTL nieuws of NOS.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan deze les.
a) Martijn Bink is verslaggever bij de NOS. Leg uit wat zijn werk is.
Hij maakt als verslaggever nieuwsberichten op locaties door heel Nederland.
b) Welke andere beroepen zie je terug in de video?
Je hoort de redactie. Een cameraman, geluidsman, regie, nieuwslezeres.
c) Is het beroep van journalist een beroep dat jou aanspreekt? Leg uit waarom wel of waarom niet.
Bijvoorbeeld: Het beroep van journalist spreekt mij wel aan, omdat het afwisselend is en je overal in Nederland komt. Of: het beroep van journalist spreekt mij niet aan, want ik vind nieuws en het journaal vooral heel saai.
2.2. Waakhonden van de democratie
Nieuwsbedrijven hebben een belangrijke functie binnen onze democratie. Ze hebben de taak om de overheid, organisaties en bedrijven te controleren. Zo controleren ze bijvoorbeeld of mensen niet corrupt zijn en of de burgers in Nederland op een nette manier worden geholpen. We noemen dit de waakhondfunctie.
Een waakhond is er om een huis of gebouw te beschermen. De hond gaat blaffen als er iets gebeurt dat niet klopt. Journalisten doen eigenlijk hetzelfde. Ze beschermen de democratie: wanneer ze denken dat er iets fout gaat schrijven ze erover om het onder de aandacht te brengen. Daarom is journalistiek belangrijk in onze samenleving.
Roelof Bosma is verkozen tot Journalist van het Jaar 2023.
Roelof Bosma is verkozen tot Journalist van het Jaar 2023. De journalist krijgt de prijs voor het onderzoek naar pfas-lozingen van de Chemours-fabriek in het grondwater, maakt mediavakblad Villamedia donderdag bekend.
Bosma deed het onderzoek met collega’s voor het BNNVARA-programma Zembla. De 44-jarige journalist en zijn collega’s onthulden afgelopen jaar in de aflevering De PFAS-doofpot dat de fabriek in Dordrecht de chemische stof in het grondwater had geloosd. Ook zou Chemours al langer op de hoogte zijn geweest van de mogelijke gezondheidsrisico’s hiervan.
Dit liet Zembla zien aan de hand van documenten, die volgens de jury overtuigend bewijs leveren. Maar het zijn “de gesprekken van Bosma met de omwonenden van de fabriek waardoor je echt gegrepen wordt”, zegt de jury. “Bosma won het vertrouwen van de slachtoffers en overtuigde ze om hun verhaal te doen.”
a) Leg in je eigen woorden uit wat de waakhondfunctie van de media inhoudt.
Bijvoorbeeld: Met de waakhondfunctie bedoelen we dat journalisten de politiek en bedrijven en organisaties controleren op fouten. Zo zijn bijvoorbeeld politici gewaarschuwd dat ze geen fouten mogen maken, want anders zijn er journalisten die deze fouten aan de burgers bekend maken.
b) Wat zou er gebeuren als journalisten geen onderzoek meer zouden doen naar de overheid en grote bedrijven?
Bijvoorbeeld: Dan konden ze gewoon hun gang gaan, vooral zichzelf helpen, niemand die er iets van zou vinden
c) Lees het artikel boven deze vraag. Wat heeft dit artikel te maken met de waakhondfunctie van de media?
Bijvoorbeeld: in dit artikel wordt Roelof Bosma genoemd die de prijs van journalist van het jaar wint. Dit komt omdat hij onderzoek deed naar giftige stoffen die in de grond waren geloosd door een bedrijf. Hij ontdekte dit, bracht het in de media en burgers werden geïnformeerd.
Rutte noemt neerschieten Peter R. de Vries ‘aanslag op vrije journalistiek’
“De aanslag op Peter R. de Vries is schokkend en niet te bevatten. Een aanslag op een moedige journalist en daarmee een aanslag op de vrije journalistiek, die zo wezenlijk is voor onze democratie”, reageerde demissionair premier Rutte op de moordpoging op De Vries.
Lees bovenstaande bron. Peter R. de Vries was misdaadverslaggever. Hij vertelde als journalist over grote misdadigers, maar ook was hij soms zeer kritisch op de politie en de officier van justitie. In 2021 werd hij op straat doodgeschoten.
a) Was Peter R. de Vries een waakhond van de democratie?
Ja. Hij was altijd kritisch op de politie en officier van justitie, maar zorgde er ook voor dat misdadigers werden gepakt.
b) Waarom zou een crimineel Peter R. de Vries misschien laten vermoorden?
Criminelen willen zo journalisten en andere mensen bang maken zodat zij zich niet bemoeien met hun zaken.
c) Wat denk je dat de journalist die bovenstaand artikel schreef, bedoelt met ‘vrije journalistiek’?
Bijvoorbeeld: journalisten mogen schrijven waarover zij willen schrijven. Zij zijn hier vrij in.
2.3. Persvrijheid
Rutte noemde in 2021 de moord op Peter R. de Vries een aanslag op de vrije journalistiek. Met vrije journalistiek bedoelen we dat journalisten of de pers vrij en zonder angst mogen schrijven waarover zij willen schrijven. We noemen dit persvrijheid. Dit staat ook in de Nederlandse Grondwet; namelijk in artikel 7. Wanneer een journalist iets bekend maakt door gebruik te maken van media is er van te voren geen controle of de informatie klopt. Mocht de informatie onjuist zijn die wordt verspreid, dan kan er achteraf een klacht worden ingediend of iemand kan zelfs naar de rechter stappen en een schadevergoeding krijgen. Het bericht wordt aangepast met juiste informatie.
Opdracht 4
a) Wat betekent persvrijheid?
Bijvoorbeeld: persvrijheid staat in de Grondwet en betekent dat journalisten in vrijheid en zonder angst mogen schrijven waarover zij willen schrijven.
Op welke plaats van de wereldranglijst staat Nederland?
Bijvoorbeeld: Nederland staat op de zesde plaats als het gaat over persvrijheid of hoe vrij de pers is.
c) Kies een land op de kaart dat volgens de website niet zo vrij is. Wat is er aan de hand dat dit land geen vrije pers heeft?
Bijvoorbeeld: Noord-Korea staat op de laatste plek van de ranglijst. Dit land is een dictatuur en de pers wordt gecontroleerd door de overheid. Hier hebben journalisten dus niet de vrijheid om te schrijven waarover zij willen schrijven. Als zij dit wel doen bestaat de kans dat zij worden opgepakt.
Opdracht 5
Bekijk bovenstaande video over een voorbeeld van de persvrijheid en veiligheid in Nederland.
a) Bart Meesters is fotograaf en cameraman die heftige gebeurtenissen, calamiteiten, vastlegt. Welke afspraken worden op de redactie met Bart soms gemaakt om de veiligheid van journalisten te behouden?
Bijvoorbeeld: bij de krant worden geen namen van fotografen of schrijvers geplaatst om anoniem te blijven.
b) Waarom denk jij dat journalisten soms worden aangevallen of bedreigd?
Bijvoorbeeld: omdat journalisten bepaalde gevoelige informatie hebben over iemand of omdat ze foto’s maken van iemand die dat niet wil.
c) Zoek een voorbeeld op waarbij in Nederland een journalist werd aangevallen of bedreigd. Waarom gebeurde dit? Wat vind jij daarvan? Geef duidelijk je mening.
Bijvoorbeeld: dit voorbeeld waar Tim Hoffman doelwit was van een aanslag.
foto’s toevoegen en quiz aanpassen!
1. Een bedrijf dat nieuwsberichten verkoopt aan nieuwsbedrijven, noemen we een:
Correct!Wrong!
2. De beste omschrijving van kwaliteitsjournalistiek:
Correct!Wrong!
3. Journalisten zijn belangrijk in onze samenleving, omdat:
We praten, we appen, we snappen en we chatten. We geven elkaar een hand, een boks, een knipoog of een kus. Alleen wanneer we slapen, doen we even niets. De rest van de dag zijn we continu bezig met overbrengen van een boodschap, een bericht. Dat heet communicatie. Of we nu met elkaar bellen of we in elkaars bijzijn praten, we brengen een boodschap over, dus noemen we het communicatie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat communicatie is en hierbij voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen wat het verschil is tussen media en massamedia.
Weten welke functies media hebben en hierbij voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen wat medialisering is en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Niet alleen mensen brengen een boodschap over. Billboards, posters, kerkklokken, stoplichten, boeken, push-berichten en appjes brengen allemaal een boodschap over. Wanneer iemand niet face-to-face een boodschap overbrengt dan gebruiken we daarvoor een medium.
Er zijn bedrijven die zich alleen maar bezighouden met het overbrengen van een boodschap (communicatie). We noemen dit media. Zo zijn er bedrijven die tijdschriften maken, apps bouwen, podcasts produceren, reclameboodschappen maken, televisieprogramma’s bedenken of nieuwsartikelen schrijven. Allemaal met als doel om informatie met jou te delen. Die informatie noemen we content. De content kan verpakt zijn in een tekst, video, afbeelding of muziek.
Opdracht 1
a) Bekijk de bovenstaande video. Van welke media maak jij meerdere keren per dag gebruik?
Bijvoorbeeld: YouTube, BeReal, Snapchat, televisie en bepaalde andere apps.
b) In de video wordt gezegd dat we steeds “afhankelijker zijn van media”. Wat wordt hiermee bedoeld?
Dat we niet meer zonder deze media kunnen. Als we (Google) Maps niet meer zouden hebben, hoe komen we dan op de juiste bestemming?
c) Zonder welke media kun jij niet meer? Geef twee voorbeelden en leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: ik kan echt niet zonder Snap en YouTube. Via Snap communiceer ik met vrienden en via YouTube kijk ik al mijn programma’s.
d) Is het geven van een knipoog aan iemand ook communicatie? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Iemand een knipoog geven is ook communicatie, want je brengt daarmee een boodschap over aan de ander.
1.1. Massamedia
Deze mediabedrijven moeten natuurlijk geld verdienen. Vandaar dat ze niet alleen content maken voor jou persoonlijk, maar voor een groot publiek.
Wanneer het medium voor iedereen toegankelijk is (denk aan YouTube of een tijdschrift) spreken we van massamedia. Dit zijn media die met hun boodschap zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken.
Opdracht 2
Geef van de onderstaande voorbeelden aan of hier sprake is van massamedia:
1. Noah en Ahmed staan te wachten bij een bushokje met een grote poster met de aankondiging van het concert van Drake.
2. Emma maakt vlogs die ze op YouTube zet.
3. Tess stuurt een spraakbericht naar haar vriendinnengroep.
4. Daan en Anna bezoeken een concert van Taylor Swift in de Ziggodome.
5. Lucas leest een boek over de Romeinse tijd.
6. Het Instagram-account van Jesse staat op slot, hij houdt dat graag privé.
1. Wel massamedia, de poster is door iedereen te zien.
2. Wel massamedia, de vlogs zijn door iedereen te zien.
3. Geen massamedia, het bericht van Tess kan alleen door haar vriendinnen gelezen worden.
4. Geen massamedia, niet voor iedereen toegankelijk.
5. Wel massamedia, het boek kan door iedereen gekocht worden.
6. Geen massamedia, niet voor iedereen toegankelijk.
Opdracht 3
Geef een eigen voorbeeld van een massamedium waarvan je vaak gebruik maakt. Leg uit waarom het volgens jou een massamedium is.
Bijvoorbeeld: Televisie, veel mensen kijken op bepaalde tijdstippen naar tv-programma’s.
1.2. Functies van de media
Ieder mediabedrijf richt zich weer op een andere behoefte van mensen. Zo wil een vlogger als Kwebbelkop mensen amuseren, terwijl beautyvloggers als BeautyNezz mensen ook willen informeren. Methode M wil je laten nadenken over de samenleving. En een groot mediabedrijf als Facebook wil mensen met elkaar in contact brengen. Het RTL Nieuws brengt iedere dag het belangrijkste nieuws.
Ieder medium voorziet weer in andere behoeftes van mensen. We hebben zes functies die we aan media kunnen koppelen, soms kun je ook wel meerdere functies aan één medium koppelen. Bij bijvoorbeeld Instagram passen meerdere functies.
FUNCTIES VAN MASSAMEDIA
Amusementsfunctie
De media worden veel gebruikt voor amusement: je vermaakt je ermee en je hebt er plezier van. Denk aan films, series, stripboeken en spelletjes.
Socialiserende functie
Socialisatie betekent dat je waarden en normen aanleert: je leert wat normaal is in de cultuur waarin je leeft. De media socialiseert mensen en draagt daarmee onze cultuur over. Zo staat er bijvoorbeeld in de krant dat het belangrijk is om de doden te herdenken met herdenkingsdag en zie je op het journaal dat mensen oranje kleding aandoen met Koningsdag.
Meningsvormende functie
In de media komen veel verschillende mensen aan het woord. Soms proberen zij de mening van mensen te beïnvloeden en te vormen. Zij proberen er dan voor te zorgen dat jouw mening verandert.
Informatiefunctie
De media geven burgers feitelijke informatie, bijvoorbeeld over beslissingen die gemaakt worden door de overheid of gebeurtenissen in de wereld.
Agendafunctie
De media zetten, via burgers of journalisten, belangrijke maatschappelijke thema’s op de agenda om ze bespreekbaar te maken. De politiek of tv-programma’s geven hier dan aandacht aan en mensen gaan erover praten.
Infotainmentfunctie
Media geven informatie op een entertainende manier. Een voorbeeld hiervan is het programma Spuiten en slikken. Zij geven informatie over drugs en seks op een manier die jongeren aanspreekt. Dit is dus een combinatie van de amusementsfunctie en de informatiefunctie.
Opdracht 4
a) Welke functies van de media zie je vooral terug bij Instagram?
Amusementsfunctie, socialiserende functie, meningsvormende functie, informatiefunctie, agendafunctie en infotainmentfunctie. Allemaal dus!.
b) Bedenk tien apps die op je telefoon staan. Noteer bij iedere app welke functie(s) van de media hierbij horen.
Bijvoorbeeld: TikTok/Instagram/Snapchat hebben een socialiserende functie en een amusementsfunctie. Nieuws-apps hebben een informatiefunctie. Magister/Zermelo/andere onderwijs-apps hebben ook een informatiefunctie.
c) Welke functie van de media komt op jouw telefoon het meest voor, denk je? Hoe komt dat?
Bijvoorbeeld: Het meeste komt de amusementsfunctie voor, maar ik heb ook veel apps die amuseren en informatie geven. Dus de infotainmentfunctie is er dus ook.
BOOS-aflevering over The Voice wint journalistieke prijs De Tegel
Het YouTube-programma BOOS heeft dit jaar De Tegel in de categorie Onderzoek gewonnen. De aflevering over de misstanden achter de schermen bij The Voice of Holland leverde de belangrijkste journalistieke prijs van Nederland op.
Presentator Tim Hofman deed samen met de redactie van BOOS onderzoek naar mogelijk grensoverschrijdend gedrag bij het RTL-programma. De video werd meer dan 10 miljoen keer bekeken.
In de aflevering worden coaches Ali B en Marco Borsato, bandleider Jeroen Rietbergen en een regisseur door verschillende vrouwen beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
a) Waarom is het belangrijk dat de media mensen ook laten nadenken over belangrijke maatschappelijke onderwerpen?
Bijvoorbeeld: Het is belangrijk dat mensen begrijpen wat er allemaal in een samenleving gebeurt en dat ze verder kijken dan alleen hun eigen wereld.
b) Lees het nieuwsartikel hierboven. Welke functies van de media vervult een programma als ‘Boos’?
Informatiefunctie en agendafunctie.
c) Kun je nog een programma noemen dat de agendafunctie gebruikt?
Bijvoorbeeld: Ja, bijvoorbeeld het programma ‘Keuringsdienst van waarde’, dat misstanden over de voedingsindustrie aan het licht brengt.
1.3. Medialisering
Je ouders gebruiken heel andere media dan jij. Ze lezen misschien de papieren krant, kijken vaker televisie en wie weet luisteren ze ook nog wel muziek via een cd of elpee.
Pas in 2007 beleefde de mobiele telefoon zijn definitieve doorbraak met het uitkomen van Apple’s iPhone. Het was de eerste smartphone die niet alleen voor het bedrijfsleven, maar gewoon voor iedereen handig was om te gebruiken. Jouw ouders zijn dus opgegroeid zonder mobiele telefoon of internet! Kun jij je dat voorstellen?
De komst van (snel) internet en smartphones heeft de mediawereld in nog geen tien jaar volledig op zijn kop gezet. Tegenwoordig is de hele wereld binnen handbereik. Was het vroeger wachten op de krant van morgen, nu bliept je telefoon als er iets in de wereld gebeurt. Iedereen kan tv-programma’s maken en jij bepaalt zelf wanneer je ernaar kijkt. Via Snapchat en BeReal sta je dagelijks in contact met je vrienden, de vrienden van vrienden en een heleboel mensen die je niet eens echt kent.
Opdracht 6
a) Van welke media maakten je ouders vroeger gebruik, denk je?
Afhankelijk van hun leeftijd: ze hadden waarschijnlijk nog geen internet of mobiele telefoons, keken sowieso veel meer geprogrammeerde televisie, hadden een WalkMan of DiscMan, luisterden vast ook meer naar de radio.
b) Waarin zitten de verschillen met de media van toen en nu? Noem er drie.
Bijvoorbeeld: 1. Contact met elkaar krijgen was lastiger.
2. Informatie opzoeken kostte meer tijd.
3. Media vroegen veel minder directe aandacht (geen pushnotificaties).
Opdracht 7
Kies een onderwerp uit: Muziek luisteren, tv kijken, gamen of bellen. Maak daarvan een tijdlijn (met foto’s, jaartallen en uitleg) van hoe de apparaten in de afgelopen 50 jaar zijn veranderd.
Met de komst van internet is media altijd om je heen. Vroeger moest je bij de telefoon gaan zitten (want er zat een snoer aan) om iemand te bellen en je favoriete tv-programma nam je op met een videoband om het later terug te kijken. Nu word je iedere seconde van de dag door je telefoon bijgepraat.
Er is sprake van medialisering in de samenleving. Voor vrijwel al onze dagelijkse dingen gebruiken wij onze telefoon. Dat brengt een hoop nieuwe mogelijkheden met zich mee. Deze zaken maken het leven gemakkelijker, maar geldt dat ook voor iedereen?
Opdracht 8
a) Leg met een eigen voorbeeld uit wat medialisering is.
Medialisering wil zeggen dat we voor alles wat we doen tegenwoordig wel media gebruiken: om eten te laten bezorgen, een film uit te kiezen en zelfs de lampen in huis aan te doen.
b) Noem twee dingen die dankzij media makkelijker zijn dan tien jaar geleden.
1. Je hebt veel sneller informatie over alle onderwerpen.
2. In contact komen met elkaar.
3. Muziek luisteren of films/series kijken.
4. Foto’s en video’s maken.
5. Online winkelen.
c) Bekijk de grafiek hierboven. Wat laat deze grafiek zien?
Dat het aantal online aankopen sinds 2012 enorm is gestegen.
d) Kun je in de grafiek zien dat de medialisering is toegenomen?
Ja, de aankopen zijn online via media gedaan, dat worden er dus steeds meer.
e) Bekijk de afbeelding hieronder. Hoe herken je medialisering in deze cartoon?
Vroeger keken mensen rechtstreeks naar concerten, nu kijken veel mensen via hun telefoon naar een concert en/of willen alles direct online delen.
Opdracht 9
Maak een dagindeling van de apps die je gebruikt. Welke apps open je gelijk als je wakker wordt? En welke gedurende de dag? En welke app bekijk je als laatste voor je gaat slapen? Noteer ook ongeveer het tijdstip. Sommige apps kunnen meerdere keren voorkomen.
1. De beste omschrijving van communicatie is:
Correct!Wrong!
2. Een belangrijk kenmerk van massamedia is:
Correct!Wrong!
3. Een voorbeeld van media met een meningsvormende functie is:
Correct!Wrong!
4. De combinatie van amusement en informatie noemen we:
Gezondheid is een belangrijke waarde voor veel mensen. Veel mensen sporten, eten zo gezond mogelijk, roken of drinken niet te veel en gaan naar de dokter met klachten, want deze gezonde gewoonten zijn goed voor je fysieke (lichamelijke) gezondheid.
Maar jouw mentale (emotionele) gezondheid is ook belangrijk. Als jij veel stress ervaart of je voelt je vaak eenzaam of somber, dan is het verstandig om ook hier aan te werken. We bespreken in deze les de oorzaken van somberheid, hoe sociale media hier een effect op kunnen hebben en hoe jij aan je mentale gezondheid kunt werken.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen waarom jongeren vaker last hebben van somberheid.
Ik kan toelichten wat het effect is van sociale media op je mentale gezondheid.
Ik kan voorbeelden noemen van wat je kunt doen als je kampt met sombere gevoelens.
Denk je soms aan zelfdoding? En heb je nu hulp nodig? Bel gratis 113 of 0800-0113. Of ga naar 113.nl voor online hulp of coaching.
A. Somberheid onder jongeren
Mentale gezondheid gaat over hoe jij in je vel zit. Soms is somberheid duidelijk te verklaren, bijvoorbeeld als je een dipje hebt omdat je een slecht cijfer hebt gekregen voor wiskunde. Maar als jij je een langere tijd somber of eenzaam voelt, kan er meer aan de hand zijn dan alleen een dipje.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan deze les en beantwoord de vragen hieronder.
a) Wat is een depressie?
Een depressie is een langdurige dip. Je voelt je een langere tijd somber, eenzaam of je voelt je leeg. Je slaapt veel of je ligt juist veel wakker, je stemming wisselt vaak en je hebt nergens zin in.
b) Wat zijn volgens de video de oorzaken van een depressie?
Een depressie kan erfelijk zijn. Bepaalde stofjes in je lichaam functioneren net iets anders of je hebt in het verleden iets vervelends meegemaakt.
c) “Een depressie kun je aan de buitenkant niet zien”, wordt er uitgelegd in de video. Wat bedoelen ze hiermee, denk je?
Ze bedoelen hiermee dat je aan de buitenkant niet kunt zien of iemand zich emotioneel niet prettig voelt. Het is dus belangrijk om het aan mensen te vertellen, zodat er rekening mee gehouden kan worden.
d) Wat kun je volgens de video doen als je last hebt van een depressie?
Je kunt het beste met mensen praten, ermee naar je huisarts gaan, meer bewegen, meer structuur aanbrengen in je leven of in sommige gevallen medicatie nemen.
We hebben het tot nu toe gehad over depressie. Maar jongeren worstelen met nog meer zaken als het gaat over hun mentale welzijn. Een paar voorbeelden:
Stress
Eenzaamheid
Zelfdodingsklachten
Eetstoornissen
Mentale gezondheid van jongeren blijft probleem, vooral bij meisjes
Veel jongeren hebben nog altijd te maken met mentale problemen, vooral meisjes in het voortgezet onderwijs. Dat zeggen onderzoekers van de Universiteit Utrecht en het Trimbos-instituut. Ze deden eind vorig jaar een groot onderzoek naar het welzijn van scholieren. Met name meisjes zeiden dat ze zich onder meer zenuwachtig voelen, bang of ongelukkig en dat ze zich slecht kunnen concentreren.
Dat komt door een combinatie van factoren, denken de onderzoekers: “Sowieso is de coronacrisis geweest en we hebben gezien dat er tussen 2017 en 2021 echt een enorme stijging was in die mentale problemen”, zegt hoofdonderzoeker Gonneke Stevens van de Universiteit Utrecht in het NOS Radio 1 Journaal. “Maar we zien dus dat het in 2022 nog steeds zo is. Dat lijkt ook samen te hangen met het feit dat de druk door schoolwerk nog steeds heel hoog ligt.”
Verder zijn de sociale relaties bij meiden in het voortgezet onderwijs met bijvoorbeeld ouders, leraren en vrienden minder positief dan in 2017, zegt Stevens. “Tenslotte spelen misschien ook, na die coronacrisis, de oorlog in Oekraïne en de klimaatcrisis mee.”
a) Welke groep jongeren valt op in het onderzoek, volgens het artikel?
De groep die opvalt in het onderzoek zijn vooral meisjes.
b) Wat zijn, volgens het artikel, oorzaken van mentale problemen bij meisjes?
Oorzaken zijn de coronacrisis, de hoge werkdruk op school, sociale relaties, de oorlog in Oekraïne en de klimaatcrisis.
Opdracht 3
a) Welke drie dingen geven jou in je leven het meeste stress?
b) Ga naar deze link. Je ziet de resultaten van een onderzoek naar de mentale gezondheid onder jongeren. Scroll eens naar de grafiek ‘ervaren stress door…’.
Wat zijn volgens jongeren de drie grootste stressfactoren in september 2023? TIP: Als je met je muis op de grafiek gaat staan, zie je alle resultaten.
De drie grootste stressfactoren volgens jongeren in deze grafiek zijn:
1. Stress door school of huiswerk.
2. Stress door alles wat ik moet doen.
3. Stress over wat anderen vinden.
c) Lijkt jouw eigen top-3 op de top-3 van de jongeren uit het onderzoek? Waarin wel, en waarin niet?
Bijvoorbeeld: Mijn top-3 is precies hetzelfde! Of: Nee, ik heb niet zoveel stress door school.
d) In december 2021 zie je een flinke stijging bij ‘stress door school of huiswerk’. Volgens deze informatie zie je dat er in december een lockdown plaatsvond. Zou dit de stress voor jongeren hebben verhoogd, denk je? Bespreek dit eens met je klas.
Bijvoorbeeld: Het zou kunnen dat door de lockdown de stress over school en huiswerk onder jongeren is toegenomen. Onder de grafiek wordt in het tekstvak vermeld dat jongeren door de coronamaatregelen stress ervaren door studievertraging.
e) Had jij veel stress tijdens de corona-epidemie? Waarom wel of niet?
Bijvoorbeeld: Ik ervaarde meer stress tijdens de corona-epidemie. We kregen minder les en online vond ik de les niet prettig. Ik had stress omdat ik dacht dat ik zou gaan achterlopen. Of: Ik ervaarde minder of evenveel stress door school. Ik vond de online lessen wel fijn, omdat ik minder snel werd afgeleid dan in de klas.
B. De invloed van sociale media
Sociale media spelen voor veel mensen dagelijks een belangrijke rol. Je wordt ermee wakker en je gaat ermee naar bed. Het gebruik van sociale media neemt in Nederland jaarlijks nog steeds toe, kijk maar:
Superhandig, die sociale media! Je kunt er veel mee en er veel van leren. Maar er is ook een keerzijde aan het gebruik ervan. Zo zegt de GGD (Gemeentelijke GezondheidsDienst) dat er ook nadelen kleven aan het gebruik ervan, vooral voor jongeren. Een aantal voorbeelden van negatieve effecten die kunnen ontstaan bij jongeren (dit hoeft dus niet voor jou te gelden!) zijn de volgende:
Stress en depressieve gevoelens
Over het algemeen delen mensen vooral positieve gebeurtenissen op sociale media. Dit kan ervoor zorgen dat jij denkt dat iedereen een veel leuker leven heeft dan jij. Vooral als veel mensen dat online liken en jij niet geliket wordt. Je kunt je hierdoor onzeker voelen. Of je hebt stress omdat jij wil bewijzen naar de buitenwereld dat ook jij een leuk leven hebt.
FOMO
FOMO staat voor ‘Fear Of Missing Out’. Dit betekent dat jij bang bent dat je iets mist als je niet online bent. Dat is nu extra lastig met het telefoonbeleid dat net is ingevoerd op scholen.
Fysieke klachten
Als je de hele nacht online bent, slaap je minder en ben je overdag erg moe. Ook is lang naar je telefoonschermpje staren slecht voor je ogen.
Opdracht 4
a) Wees eerlijk. Heb jij last van FOMO? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb last van FOMO. Ik kan geen minuut zonder mijn telefoon en wordt gestresst als ik een uurtje niet kan kijken. Of: Nee, ik ervaar geen stress en heb niet het idee dat ik veel mis online als ik even een uurtje of langer niet op mijn telefoon kan kijken.
b) Doe eens de FOMO-test en laat weten wat de uitslag is in je antwoord!
c) Zijn er bij jou thuis afspraken gemaakt als het gaat om je telefoongebruik? Mag jij altijd en overal jouw telefoon gebruiken?
Bijvoorbeeld: Ja, wij maken thuis afspraken. Tijdens het avondeten mag ik er niet op en als ik naar bed ga, moet ik hem inleveren. Of: Nee, wij maken hier thuis geen afspraken over en mijn telefoon gaat altijd mee naar de slaapkamer.
d) Welke tips geven jongeren elkaar volgens de GGD tegen de druk van sociale media?
Blijf jezelf. Laat dingen zien waar je echt trots op bent.
Plaats geen post omdat je je geforceerd voelt om iets te laten zien. Laat alleen dingen zien waar je echt voor staat.
Zoek mensen op waar jij je prettig bij voelt.
Als je ergens mee zit, vraag dan advies aan mensen met wie je goed bevriend bent. Dat levert vaak een beter advies op dan wanneer je via sociale media hulp inroept.
Houd de tijd die je aan je telefoon besteedt in de gaten met behulp van een timer. Er zijn ook apps die je daarbij kunnen helpen.
Realiseer je dat de druk of de stress die je ervaart, iets is wat je jezelf oplegt.
TikTok laat schadelijke video’s zien aan mensen met eetstoornis
TikTok is erg schadelijk voor mensen met een eetstoornis, zeggen artsen en experts. De video-app laat mensen die daar gevoelig voor zijn namelijk heel snel een continue stroom filmpjes zien over dat onderwerp, zonder dat ze die zelf op hoeven te zoeken. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws, De Groene Amsterdammer en de Universiteit Utrecht. TikToks moderatoren kunnen er weinig tegen doen.
Een nieuwe gebruiker die TikTok voor het eerst opent, kan binnen een halfuur al in een stroom video’s over eetstoornissen terechtkomen. Dat ontdekten RTL Nieuws en De Groene Amsterdammer door nieuwe gebruikersaccounts aan te maken die automatisch door de app zijn gaan scrollen.
Alle gebruikers krijgen op TikTok filmpjes te zien die nauw aansluiten bij hun interesses. Die voorkeuren weet TikTok af te leiden uit iets heel simpels: hoelang je blijft kijken naar een filmpje. Video’s liken en accounts volgen kan, maar is niet nodig. Daarmee werkt TikTok fundamenteel anders dan een concurrent als Instagram, waar gebruikers zelf actief andere accounts moeten opzoeken en volgen.
a) Waarom is TikTok schadelijk voor mensen met een eetstoornis, volgens artsen en experts?
De video-app laat mensen die gevoelig zijn voor eetstoornissen heel snel een continue stroom filmpjes zien over dat onderwerp, zonder dat ze die zelf op hoeven te zoeken.
b) Wat is het gevolg voor mensen met een eetstoornis die veel videobeelden zien over dit onderwerp, denk je?
Als jij gevoelig bent voor het krijgen van een eetstoornis of je hebt er al een, dan kan dit ervoor zorgen dat jij je gaat vergelijken met de videobeelden online. Je wil daardoor misschien nog meer afvallen dan gezond voor je is.
C. Wat kun jij doen?
Als jij je been breekt, ga je naar de dokter. Logisch toch? Maar wat doe je als je niet lekker in je vel zit? Kijk eens naar de ervaringen van de jongeren in dit filmpje:
Opdracht 6
Bekijk bovenstaande video.
a) Welke tips geven de drie jongeren aan het einde van de video?
Eén van de jongeren geeft aan dat het fijn was geweest als mensen in haar omgeving naar haar somberheid hadden gevraagd. Of heel simpel: een berichtje via Whatsapp of zelfs alleen maar een hartje sturen.
En andere jongere zegt dat het fijn was geweest als mensen in zijn omgeving hem een ‘schop onder z’n kont hadden gegeven’.
b) Wat zou jij doen als een vriend of vriendin zich vaak somber voelt?
Bijvoorbeeld: Ik zou voorstellen samen te gaan sporten of naar de film te gaan. Leuke dingen samen doen! Of: Ik zou proberen erover te praten.
c) Weet jij waar je terecht kan als jij je zelf somber voelt? Tip: Kijk eens bovenaan de pagina in het gele vak.
Praten met mensen over je somberheid kan echt helpen. Daarnaast kun je gratis bellen naar het nummer 113 of 0800-0113. Of je gaat naar de website 113.nl voor online hulp of coaching.
Opdracht 7
Lees dit artikel over mentale gezondheid en sociale media.
a) Wat doet het sociale mediabedrijf Meta om jongeren met mentale gezondheidsproblemen te beschermen?
Bijvoorbeeld: Meta heeft bekendgemaakt dat Instagram- en Facebookgebruikers jonger dan 18 jaar binnenkort geen resultaten meer te zien krijgen die schadelijk voor ze zijn. Als zij zoeken op bijvoorbeeld eetstoornissen, zelfbeschadiging of zelfdoding, krijgen ze een pagina te zien die hen doorverwijst naar deskundige hulpinstanties. Ook berichten van contacten over deze onderwerpen blijven voortaan verborgen.
b) Wie of wat kan er nog meer helpen, denk jij?
Bijvoorbeeld: Ouders kunnen meer met hun kinderen praten over wat zij online doen. Dit hoeft geen vervelende nieuwsgierigheid te zijn, maar gewoon interesse.
EXTRA
Klassengesprek
Voer een klassengesprek over de volgende vragen:
Vinden jullie dat de overheid sociale mediabedrijven moeten verbieden om extreme video’s te laten zien aan minderjarigen?
Of:
Vinden jullie het fijn als je ouders af en toe vragen naar jouw gebruik van sociale media?
In de Extra-opdracht gaan leerlingen zich voorbereiden op een klassengesprek (ofwel: dialoog) door middel van het maken van een mindmap. Het thema van de dialoog is: Wat is de zin van het leven?
Jip wist wel dat oma behoorlijk op leeftijd was, maar dat ze overleden is, komt toch als een schok. Het was Jips lievelingsoma, want ze was altijd supergrappig en lief. Nu is ze weg en kan Jip haar nooit meer zien.
Nooit meer? zegt Yous, natuurlijk wel: je oma blijft altijd een beetje bij je, in je hart. En ooit zie je haar weer in de hemel. Jip kijkt met fronsende wenkbrauwen naar Yous. Wat zeg jíj nou weer? Dood is dood, dan ben je voor altijd weg.
Waarom bestaan we op deze aarde? Wat heeft het leven eigenlijk voor zin? Wat gebeurt er na je dood? En wat maakt je nu écht gelukkig? In deze les duiken we in een aantal levensvragen – niet om de antwoorden nú te vinden, maar om er gewoon alvast eens over na te denken.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat zingeving is.
Ik kan toelichten welke rol religies spelen bij zingeving.
Ik kan zelf op zoek gaan naar wat belangrijk voor mij is.
A. De onzin van het leven
Wat een pech dat je in deze eeuw geboren bent! In tegenstelling tot je leraren, behoor jij tot de generatie die opgroeit met allerlei grote maatschappelijke problemen. Problemen waar je zelf weinig invloed op hebt gehad.
Klimaatopwarming
Terroristische aanslagen
Coronavirus
Vluchtelingenstromen
Oorlog in Oekraïne en in de Gazastrook
Je zult deze problemen vast wel eens met je leraren, ouders of verzorgers hebben besproken. Zij hebben in hun jeugd nooit een coronavirus meegemaakt en ook waren ze toen niet bezig met klimaatopwarming. Deze maatschappelijke problemen hebben wel een effect op hoe jíj je nu voelt. Terroristische aanslagen of het coronavirus maakten je misschien wel bang. De vluchtelingenstromen en de oorlog in Oekraïne geven je misschien het gevoel van machteloosheid. En hoe ziet de toekomst eruit als de aarde steeds verder opwarmt?
Opdracht 1
Kies uit het lijstje hierboven het maatschappelijke probleem dat de meeste indruk op jou maakt.
a) Wat zijn de eerste gedachtes die bij je opkomen als je over dit maatschappelijk probleem nadenkt?
Bijvoorbeeld: Coronavirus, het was een heel onwerkelijk gevoel. Zeker toen we niet meer naar school mochten. Of: Toen Israël de Gazastrook binnenviel, dacht ik dat er een wereldoorlog zou uitbreken.
b) Welke zorgen heb je over dit maatschappelijke probleem?
Bijvoorbeeld: Vluchtelingenstromen, deze mensen leven in hele slechte omstandigheden, of hoe passen deze mensen goed in de Nederlandse samenleving. Of: Ik hoop niet dat er in Nederland snel een terroristische aanslag komt.
c) Denk je dat de mensheid dit probleem snel krijgt opgelost? En kunnen we voorkomen dat het nog een keer gebeurt?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb veel vertrouwen in de mensheid dat ze leren van fouten en het de volgende keer oplossen. Of: Nee, ik heb weinig vertrouwen in de mensheid, we blijven dezelfde domme dingen doen.
d) Welke vraag kun je stellen bij dit maatschappelijk probleem?
Bijvoorbeeld: Is de mensheid wel in staat om dit probleem op te lossen? Is er een God, die dit om een reden doet? Hoe kan het dat mensen in staat zijn tot… ?
De maatschappelijke problemen zijn niet de enige problemen waar jij mee te maken hebt of krijgt. Er zijn ook problemen dichterbij huis waar je geen invloed op hebt. Bijvoorbeeld de ziekte of het overlijden van een familielid, vrienden of kennissen.
Jayme (3) overleden aan zeldzame spierziekte SMA: ‘Rust zacht kleine strijder, wij houden van jou’
‘Wat ben jij een sterke jongen. Elke keer weer verbaasde je iedereen met wat je kon en deed. Nu heb jij ons verlaten. Rust zacht kleine strijder, wij houden van jou.’ Jayme van Pelt, het 3-jarige jongetje uit Rijswijk dat leed aan de zeldzame spierziekte SMA en veel bekendheid kreeg door zijn behandeling met het dure medicijn Zolgensma, is overleden.
a) Wat is er met Jayme gebeurd?
Hij is op zeer jonge leeftijd gestorven aan een ziekte die niet vaak voorkomt. Hij kwam in het nieuws omdat er geld ingezameld werd voor een duur medicijn voor hem.
b) Waarom voelt het overlijden van een 3-jarige anders dan wanneer iemand van 83 jaar overlijdt?
Bijvoorbeeld: Een kind heeft dan niet de kans gehad om te leven. We vinden dit zielig en daarom maakt het mensen sneller verdrietig.
c) Welke vragen zou je bij dit nieuwsbericht kunnen stellen?
Bijvoorbeeld: Waarom hebben ze deze jongen niet kunnen redden? Of: Waarom worden kinderen zo jong ziek? Of: Hoe ga je om met zo’n groot verdriet?
Iedereen heeft dus overal om zich heen te maken met allerlei grote en kleinere problemen. Veel mensen vragen zich op zo’n moment dan ook af: Waar doen we het eigenlijk allemaal voor, wat heeft dit nu voor zin? Een mens heeft zingeving nodig.
a) Hoe zou jij levensvragen omschrijven?
Bijvoorbeeld: Vragen waar je niet altijd een antwoord op hebt. Grote vragen over de zin of het doel van het leven.
b) De website van geestelijkeverzorging.nl geeft zes voorbeelden van levensvragen. Welke twee vragen houden jou wel eens bezig?
Bijvoorbeeld:
1. Waarom heeft God of Allah mij in de steek gelaten?
2. Waarom overkomt mij dit?
c) Waarom is het stellen van levensvragen nuttig?
Het helpt je om het leven zinvoller te maken en betekenis te geven.
B. De zin van het leven volgens religie
Veel mensen zoeken zingeving in een vorm van religie. Een religie geeft voor sommigen antwoord op bepaalde levensvragen. Een religie is dan ‘iets’ waarin je gelooft, wat je helpt bij het betekenis geven aan je leven.
Er zijn verschillende vormen van religies, kijk maar:
Monotheïsme: geloven in één god, zoals het jodendom, het christendom of de islam.
Polytheïsme: geloven in meerdere goden, zoals het hindoeïsme, of Chinees volksgeloof.
Animisme: geloven dat alle mensen, dieren, planten en de natuur (bliksem, stenen) bepaalde krachten hebben, zoals het Surinaamse volksgeloof Winti.
Humanisme: geloven in de krachten van de mens zelf.
Opdracht 4
Hierboven zie je een aantal vormen van religie. Kies er één uit waar je nieuwsgierig naar bent.
a) Ga eens op zoek naar iets dat belangrijk is in deze religie. Dit mag van alles zijn.
Bijvoorbeeld: Animisme, je moet de geesten en zielen tevreden houden. Je moet goed met de natuur omgaan. Of: Polytheïsme, voorouders (en/of goden) helpen je beschermen tegen het kwaad.
b) Hoe gaat jouw gekozen geloofsvorm om met de dood?
Bijvoorbeeld: Monotheïsme, je gaat naar de hel (als je het slecht hebt gedaan) of de hemel (als je het goed hebt gedaan). Of: Humanisme, als je dood bent, houdt het op.
c) Hoe kan een religie helpen bij levensvragen?
Vaak hebben religies op levensvragen al een antwoord geformuleerd.
Opdracht 5
Zoek op: wat is de zin van het leven…
a) … volgens een monotheïstisch geloof (jodendom, christendom, islam)?
Op aarde volg je zo goed mogelijk de regels van het geloof, draag je zorg voor je naasten en uiteindelijk beland je in de hemel.
b) …volgens een polytheïstische geloof (hindoeïsme, Chinees volksgeloof)?
Bij het hindoeïsme draait het om het goede te doen, als jij het goede doet, dan krijg je ook het goede terug.
c) … volgens animisme?
Doordat er goede krachten en slechte krachten zijn, moet je zó leven dat je de goede krachten te vriend houdt.
d) … volgens humanisme?
Omdat humanisten niet geloven in een leven na de dood, dien je dit leven zo prettig mogelijk voor jezelf in te richten. Haal zoveel mogelijk uit het leven waar je behoefte aan hebt.
Waarom doen moslims aan de ramadan?
Opoffering en bezinning zijn voor moslims de kernwaarden van de ramadan. Het is een maand van tolerantie, liefdadigheid, verbroedering, bezinning en verdraagzaamheid. Solidair zijn aan de noodlijdende medemens is waar het om draait.
De ramadan is een hele praktische invulling van een geloof. Om je bewust te zijn van de zin van het leven, is de vastenmaand heel belangrijk in het islamitische geloof.
Opdracht 6
Zoek op YouTube naar een video waarin kinderen vertellen over het meedoen aan de ramadan.
a) Wat is de link naar de video?
b) Waarom doen de kinderen uit de video mee aan de ramadan?
Bijvoorbeeld: Om stil te staan bij arme mensen. Of: Omdat ouders islamitisch zijn.
c) Zijn er rituelen die jij en je ouders uitvoeren, die horen bij een bepaalde geloofsovertuiging? Waarom doen jullie dit?
Bijvoorbeeld: Wij bidden altijd voor het eten. Of: Ik klop altijd af als ik iets niet wil jinxen.
C. Ontdekken waar jij voor staat
Op deze leeftijd ben je aan het ontdekken wie je bent, wat je wilt in het leven en waar je voor staat. Daar hoef je nog lang geen antwoord op te hebben. Je kunt deze tijd beschouwen als oefenperiode. Kijk rustig om je heen wat anderen doen en kijk wat het beste bij je past.
Opdracht 7
Welke van de geloofsvormen (monotheïsme, polytheïsme, animisme en humanisme) spreekt jou het meeste aan?
Leg uit waarom in minimaal twee zinnen.
Bijvoorbeeld: Het humanisme, omdat ik niet heel veel voel bij een leven na de dood, geesten, goden of zielen. Ik vind het belangrijk om heel bewust in het nu te leven. Of: Het monotheïsme, ik vind het fijn dat er één god is die op ons let, dat er duidelijke regels zijn waar je je aan moet houden. Ook vind ik de waarden die het geloof heeft belangrijk.
Sta je wel eens stil bij de grote levensvragen? En praat je er dan over met je ouders of je vrienden? Of houd je je gedachten meestal helemaal voor jezelf?
Veel mensen nemen niet de tijd om over grote levensvragen na te denken. En de zin van het leven is ook niet gauw onderwerp van gesprek tijdens je lunchpauze of je tussenuur! Toch is het goed om daar wél af en toe bij stil te staan. Want waar jij gelukkig van wordt, dát is de moeite waard om eventjes bij stil te staan.
Opdracht 8
We gaan een document maken met de blauwdruk van je leven. Deze blauwdruk is gewoon een beginnetje, je kunt hem later altijd nog eens afmaken.
In dit beginnetje gaan we een aantal grote gebeurtenissen, vragen en waarden opschrijven.
a) Introductie:
1. Wie ben je en hoe oud ben je nu?
2. Welke belangrijke gebeurtenissen, hoogte- en dieptepunten, heb je meegemaakt in je leven tot nu toe? Wat heeft dat met jou gedaan?
3. Heb je vanuit thuis een religie meegekregen? Zo ja, welke?
b) Levensvragen:
4. Zijn mensen toevallig hier op aarde? Of om welke reden zouden mensen hier zijn?
5. Geloof jij dat er goede mensen zijn en slechte mensen, of niet? Kun je hier een voorbeeld bij geven?
6. Je hebt bij opdracht 6 gekozen voor een geloofsvorm. Waarom heb je deze vorm gekozen?
c) Gelukkig worden:
7. Wat is voor jou geluk?
8. Hoe denk jij gelukkig te kunnen worden of blijven?
9. Wat heb je nodig om meer geluk te ervaren?
Extra: De zin van het leven
We hebben stilgestaan bij zingeving: wat is de zin van het leven? Je hebt nagedacht over de religie die jij interessant vindt. En je hebt genoteerd wat geluk is en wat jou gelukkig maakt.
Voor deze opdracht ga je je voorbereiden op een klassengesprek met als thema: de zin van het leven. Want wat is volgens jou de zin van het leven? En hoe denken je klasgenoten daarover?
Wat heb je nodig?
Papier
Pennen
Stiften of potloden
Wat ga je doen?
Stap 1
Eerst gaan we aantekeningen maken in de vorm van een mindmap. Noteer dus in het midden van je papier in grote letters: De zin van het leven.
Welke waarden, personen, gevoelens of zinnen wil je opschrijven op je mindmap? Noteer minimaal vijf dingen. Gebruik kleuren en pijltjes om je mindmap overzichtelijk te maken.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt vijf goed doordachte dingen opgeschreven in je mindmap over de zin van het leven. Je gebruik van pijlen en kleuren maakt je mindmap overzichtelijk.
Voldoende
Je hebt een aantal belangrijke dingen opgeschreven over wat, volgens jou, de zin is van het leven.
Onvoldoende
Je hebt nog niets opgeschreven. Of je weet niet wat je moet opschrijven en je hebt geen hulp gevraagd.
Stap 2
Vul je mindmap nog wat verder aan. Blader door deze opdracht heen, bijvoorbeeld door je antwoorden bij opdracht 7 en 8. Of gebruik het internet.
Noteer nog vijf dingen die, voor jou persoonlijk, te maken hebben met de zin van het leven.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een complete en overzichtelijke mindmap gemaakt over de zin van het leven. Je hebt goed nagedacht en gereflecteerd over wat er in je mindmap moet staan.
Voldoende
Je hebt een duidelijke mindmap gemaakt over de zin van het leven. Je hebt goed nagedacht over wat er, volgens jou, in je mindmap moet staan.
Onvoldoende
Je mindmap is nog niet af. Of je hebt niet goed nagedacht over jouw mening over de zin van het leven.
Stap 3
Voer het klassengesprek! Onder leiding van je docent gaan jullie een klassengesprek voeren over de zin van het leven.
Luister goed naar je medeleerlingen, en vraag door als je iets niet begrijpt. Praat respectvol met elkaar, ook als je met elkaar van mening verschilt. En misschien leer je nog wel iets over wat nu echt belangrijk is in het leven?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt met respect naar elkaar geluisterd en met elkaar gesproken. Je hebt ook nog wat inzichten opgedaan waarmee je je mindmap kunt aanvullen!
Voldoende
Je hebt je mening gegeven wanneer daar ruimte voor was. Verder was je stil terwijl andere leerlingen spraken en je hebt wat interessante dingen gehoord.
Onvoldoende
Je hebt niet je best gedaan om mee te doen aan het klassengesprek. Je hebt ook niet echt geluisterd naar je medeleerlingen. Jammer!
Wat heb ik geleerd?
a) Hoe vind je het om na te denken over levensvragen? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind het wel leuk, want je denkt na over dingen waar je niet dagelijks over nadenkt. Of: Ik vind het moeilijk, want ik weet de antwoorden niet.
b) Wat heb je over jezelf ontdekt tijdens deze les?
Bijvoorbeeld: Dat ik veel op mijn ouders lijk met wat ik belangrijk vindt. Of: Dat ik niet echt in een religie geloof.
c) Is er een levensvraag waar je verder over na zou willen denken? Welke vraag is dat?
Bijvoorbeeld: Wat me écht gelukkig maakt. Of: Wat ik zou willen bereiken in de toekomst.
Sinds kort hebben Jips buren een regenboogvlag aan hun vlaggenstok hangen. Jip vindt dat maar overdreven. Waarom lopen al die LHBT-ers steeds aandacht te zoeken voor hun seksuele voorkeur? Hetero’s doen dat toch ook niet? Kunnen ze niet gewoon normaal doen?!
Jip heeft makkelijk praten, denkt Yous. Als Jips ouders elkaar een kus geven, kijkt niemand daar gek van op. Maar als Jip zou weten hoeveel rare opmerkingen Yous’ moeders krijgen als ze hand in hand op straat lopen, zou Jip er wel anders over denken.
Jezelf zijn. Dat klinkt makkelijk, maar is dat ook zo? Soms wel. Bijvoorbeeld als iedereen jou helemaal accepteert zoals je bent. Maar soms is het misschien moeilijker om jezelf te zijn. Bijvoorbeeld als je biseksueel, non-binair of transgender bent. Daar gaat deze opdracht over.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen seksualiteit, sekse en gender.
Ik kan toelichten waarom het belangrijk is om jezelf te kunnen zijn.
Ik kan uitleggen hoe je goed met anderen kunt omgaan.
19.1. Seksualiteit, sekse en gender
Even een stapje terug. Sekse, gender en seksualiteit. Weet jij wat deze drie woorden betekenen?
Seksualiteit
Seksualiteit is wie je aantrekkelijk vindt. Vind je mannen of vrouwen aantrekkelijk? Of allebei? Of misschien allebei niet? Of misschien maakt het jou niet uit of iemand man of vrouw is, maar kijk je vooral naar iemands innerlijk.
Lesbisch? Dat is als een meisje op andere meisjes valt. Een feitje: Nederland was het eerste land dat het homohuwelijk introduceerde. Tegenwoordig bestaat het homohuwelijk in de meeste Europese landen. Trouwens, wist je dat we met “homohuwelijk” en “homoseksualiteit” ook lesbiennes bedoelen?
Homoseksueel? Ongeveer 12% van de mannen voelt zich (ook) aangetrokken tot mannen. En: wie je aantrekkelijk vindt, kan veranderen. De beroemde seksonderzoeker Alfred Kinsey zei zelfs dat iedere heteroseksueel ergens in zijn leven wel eens homoseksuele verlangens heeft. Hij zag seksualiteit dus niet als iets dat vaststaat, maar als iets dat steeds kan veranderen.
Biseksueel? Sommigen mensen vallen op mannen én vrouwen. Onderzoeker Ritch Savin-Williams zegt zelfs dat niemand 100 % heteroseksueel is. “Grotendeels hetero” vindt hij daarom een betere term. Met zijn onderzoek aan de Cornell University toonde hij aan dat de meeste mensen van beide seksen opgewonden raken. Volgens Rich Savin-Williams is dit idee vooral voor mannen nog een taboe.
Opdracht 1
Lees de teksten hierboven.
a) Wat denk jij als je mensen van hetzelfde geslacht hand in hand ziet lopen?
Bijvoorbeeld: Dat maakt me niet uit. Of: Ik vind dat er wel raar uitzien.
b) In de opvoeding worden meningen over homoseksualiteit vaak overgedragen.
Wat vinden je ouders van homoseksualiteit? Heb jij dit van hen overgenomen?
Bijvoorbeeld: Mijn tante is lesbisch en dat maakt mijn ouders helemaal niet uit, en mij ook niet. Of: Ik weet niet precies wat mijn ouders vinden.
c) Bekijk de laatste tekst. Iedereen een beetje bi: wat denk jij?
Bijvoorbeeld: Nee, ik vind dat heel erg raar, ik ben bijvoorbeeld helemaal niet bi. Of: Misschien kan dat wel, ik weet het niet zeker.
Weet jij wat jouw seksualiteit is? Doe nu de test!
0%
Wie vind jij het meest aantrekkelijk?
Met wie heb je wel eens gezoend? Of met wie zou je wel willen zoenen?
Heb je wel eens seksuele fantasieën over mensen?
Als ik denk aan seks met iemand van de andere sekse, dan vind ik dat...
Als ik denk aan seks met iemand van dezelfde sekse, dan vind ik dat...
Hoe zou je jezelf omschrijven naar anderen?
Hoe zie je jezelf?
(BS/BB) 19. Jezelf zijn - seksualiteitenquiz
Heteroseksueel
Jij voelt jezelf helemaal hetero. Je hebt geen enkele interesse in mensen van jouw sekse. Ongeveer 87 % van de mensen voelt zich alleen hetero, en ongeveer 13% van de mensen heeft (ook) interesse in mensen van hun eigen geslacht. Het zou altijd nog kunnen dat je later in je leven tóch interesse krijgt in de andere sekse. Dan zou je biseksueel zijn.
Bicurious
Jij bent voornamelijk hetero, maar je vindt mensen van dezelfde sekse wél interessant. Het kan zijn dat je je altijd zo zal voelen. Of misschien ontdek je dat je biseksueel bent, of zelfs homoseksueel. Dat zou zomaar kunnen.
Biseksueel
Jij valt zowel op mannen als op vrouwen. Je hebt niet echt een duidelijke voorkeur tussen mannen of vrouwen, je vindt allebei leuk! Óf je bent je voorkeur nog aan het ontdekken. Dan kan het zijn dat je tóch alleen homoseksueel bent. Of alleen heteroseksueel.
Vooral homoseksueel
Jij bent voornamelijk homoseksueel, maar je vindt mensen van de andere sekse wél interessant. Het kan zijn dat je je altijd zo zal voelen. Of misschien ontdek je dat je biseksueel bent. Dat zou zomaar kunnen.
Homoseksueel
Jij voelt jezelf volledig homoseksueel. Je hebt geen enkele interesse in de andere sekse. Ongeveer 4 % van de mensen is homoseksueel, zonder interesse te hebben in de andere sekse. Het kan altijd nog zo zijn dat je uiteindelijk toch nog wel interesse krijgt in de andere sekse. Dan zou je biseksueel zijn.
Aseksueel
Sekse
We weten nu wat seksualiteitbetekent. Maar wat betekent sekse dan?
Sekse is iets anders dan seksualiteit. Sekse is namelijk het geslacht waarmee je bent geboren. De meeste baby’s worden geboren met mannelijke of vrouwelijke geslachtskenmerken. Maar sommige baby’s hebben beide. Ze hebben bijvoorbeeld een piemel, maar ook een baarmoeder. Of een vagina, maar mannelijke hormonen.
Intersekse personen zijn mensen die geboren zijn met mannelijke én vrouwelijke geslachtskenmerken. Jaren terug werden deze kinderen gedwongen tot een bepaald geslacht en werden ze op erg jonge leeftijd geopereerd. Volgens Nu.nl heeft ongeveer één op de negentig mensen een vorm van intersekse.
Wil je meer lezen over intersekse? Hier vind je meer informatie. Daar staat ook een interview met Raven van Dorst. Dit is een stukje uit dat interview:
Van Dorst wil niet meer aangesproken worden in de vrouwelijke vorm. Daarom heeft de presentator ook een nieuwe naam gevonden. “Een naam die mij de vrijheid geeft om te zweven tussen links, rechts, boven en onder. Die past bij de ‘X’ die ik in mijn paspoort wil krijgen. Een naam die met mij meebeweegt en bij de spiegel past. Een naam die ik zelf kies.”
Waarom willen sommige, bijvoorbeeld: intersekse, mensen een X in hun paspoort, in plaats van een M of V?
Bijvoorbeeld omdat ze zich niet alléén man of vrouw zijn of voelen, maar ergens daartussenin.
Gender
Is gender hetzelfde als sekse? Nee, kijk maar:
Gender is het geslacht zoals je dat voelt. Want je sekse (hoe je wordt geboren) bepaalt niet altijd hoe je je voelt! Veel mensen voelen zich man óf vrouw. Sommigen zijn geboren als man maar voelen zich vrouw, of andersom. Anderen voelen zich man én vrouw. En weer andere mensen voelen zich niet per se man, maar ook niet per se vrouw.
Transpersonen zijn geboren in een lichaam dat niet bij hen past. Je voelt je een meisje terwijl je een mannelijk lichaam hebt. Of je bent geboren als meisje maar je voelt je een jongen. Als jij je niet fijn voelt met het geslacht waarmee je bent geboren, ben je misschien wel transgender.
Weet jij over wie deze tekst gaat?
De blondine begint haar video met het verhaal dat ze een hekel heeft aan labels. Ze stelt nooit het goede moment te hebben gevonden om te onthullen dat ze transgender is, maar voelde zich nu vrij genoeg om het met iedereen te delen. ,,Ik wil iets vertellen over wat mij mezelf maakt. Ik kan nauwelijks geloven dat ik dit nu echt ga doen, maar het is tijd om écht vrij te zijn. Ik was geboren in het verkeerde lichaam, wat betekent dat ik transgender ben’’, onthult ………………. vervolgens.
De YouTube-sensatie, die zich deze zomer verloofde met haar vriend Dylan, hoopt met haar coming out haar kijkers te inspireren om zich niet langer tegen te laten houden als hen iets op het hart ligt.
a) Weet jij over wie de tekst hierboven gaat?
Nikkie Tutorials onthulde in 2020 dat ze transgender is. Ze was geboren in een ander lichaam dan dat ze zich voelde.
b) Hoeveel mensen in Nederland zijn niet blij met het geslacht waarmee ze geboren zijn, denk je?
Ongeveer 4% van de mensen in Nederland zegt niet blij te zijn met het geslacht waarmee ze geboren zijn.
19.2. Wees jezelf, er zijn al zoveel anderen
Je hebt vast wel eens een regenboogvlag gezien. De allereerste regenboogvlag is door de Amerikaanse Gilbert Baker zelf in elkaar genaaid. De vlag was een symbool voor diversiteit: iedereen mag er zijn, en iedereen mag zichzelf zijn.
De vlag bestond uit acht kleuren die allemaal een betekenis hadden:
Roze – seks
Rood – leven
Oranje – geneeskracht
Geel – zonlicht
Groen – natuur
Turkoois – magie
Blauw – sereniteit
Violet – karakter
Sindsdien is de regenboogvlag een symbool: iedereen mag zichzelf zijn! En iedereen is gelijk. Dit staat ook in artikel 1 van de Nederlandse Grondwet, kijk maar:
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
De Nederlandse Grondwet
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom is het belangrijk voor Emma om haar naam en geslacht te veranderen in haar paspoort?
Als Emma haar paspoort moet laten zien, bijvoorbeeld op vakantie of met een nieuwe baan, dan kan ze lastige vragen krijgen. Het voelt als een stukje vrijheid om zelf te mogen beslissen of ze wil vertellen dat ze transgender is.
b) Wat zou er veranderen met de nieuwe transgenderwet?
Kinderen onder de 16 jaar mogen ook hun naam en geslacht in hun paspoort veranderen. Ze moeten dan wel eerst langs de rechter.
c) Welke kritiek is er op de nieuwe wet?
Onder de 16 ben je nog te jong om zulke aanpassingen te maken in je paspoort.
d) Wat zegt Emma hierover?
Emma zegt dat niemand voor anderen kan bepalen hoe ze zich voelen. Rond de leeftijd van 13 à 14 jaar kan iemand wel voelen welk geslacht bij diegene past.
Heb je twee jaar terug over de mishandeling van Frédérique gehoord? In de zomer van 2021 werd de 14-jarige Frédérique uit Amstelveen mishandeld, omdat ze niet vertelde of ze een jongen of een meisje was. Dit was wat haar vader die dag plaatste op LinkedIn:
Opdracht 5
Lees het bericht hierboven.
a) Frédérique zei: “Ik ben wie ik ben en jij mag zijn wie je wil zijn.” Wat bedoelt Frédérique met deze uitspraak?
Het maakt niet uit of je jongen of meisje bent, je mag jezelf zijn.
b) Hoe vind je het om de foto te zien van Frédérique zo na haar mishandeling?
Bijvoorbeeld: Ik vind het zielig, want ik denk dat Frédérique veel pijn heeft.
19.3. Omgaan met de ander
De mishandeling van Frédérique was groot in het nieuws en veel mensen leefden met Frédérique mee. Ze ontving meer dan 30.000 kaarten uit het hele land waarin mensen lieten weten dat ze haar steunden.
Er zijn dus heel veel mensen die LHBTI+-personen respecteren en steunen. Toch zijn er veel groepen mensen die nog niet voor hun gender of seksualiteit uit durven komen – in de voetbalwereld bijvoorbeeld. Toch komt daar ook verandering in, kijk maar:
Opdracht 6
a) Waarom is het zo moeilijk om als profvoetballer uit de kast te komen?
Veel voetballers zijn bang voor spreekkoren. En omdat niet ieder land homoseksualiteit accepteert, zijn je kansen in de voetbalwereld misschien minder groot.
b) Vind je het dapper dat Jake Daniels heeft verteld dat hij homoseksueel is?
Bijvoorbeeld: Ja, dat was vast heel moeilijk, ook vanwege de spreekkoren. Of: Nee, iedereen moet gewoon kunnen vertellen hoe hij zich voelt, dat hoort niet spannend te zijn.
In Nederland komt discriminatie en mishandeling van LHBTI+-personen helaas nog veel voor. Kijk maar eens naar deze feiten en cijfers:
29% van de bevolking vindt het niet oké als twee mannen elkaar zoenen op straat. Bij een man-vrouw koppel is dit maar 11 %.
18 % van de jongeren zegt geen homo als vriend te willen, en 13% accepteert geen vriendschap met een lesbisch meisje.
22% van de LHBTI+’ers in Nederland heeft ooit aangifte gedaan bij de politie van een fysieke of seksuele aanval. En 10% deed een melding van discriminatie.
Bijna de helft van de transgender jongeren wordt gepest, en één op de vijf is slachtoffer van grof lichamelijk geweld.
LHB-jongeren tussen 11 en 16 jaar hebben vaker psychische problemen dan heterojongeren. En ze voelen zich drie keer zo vaak ongelukkig.
LHB-ers zijn ook vaker slachtoffer van geweld. Eén op de tien van de Nederlandse LHB-ers is in de afgelopen vijf jaar fysiek aangevallen.
Opdracht 7
Geweld binnen de LHBTI+-community komt vaak voor, zoals je hierboven ook kunt lezen.
a) Wat zou jouw school kunnen doen om discriminatie en geweld tegen LHBTI+-personen tegen te gaan?
Bijvoorbeeld: Meer aandacht besteden aan Paarse Vrijdag. Of: In het lesmateriaal vaker gebruik maken van LHBTI+-personen, zodat leerlingen dat normaler gaan vinden.
b) Wat zou jij zelf kunnen doen tegen discriminatie en geweld tegen LHBTI+-personen?
Bijvoorbeeld: Ik kan er iets van zeggen als ik zie dat er gepest wordt op school. Of: Ik kan de politie bellen als ik een mishandeling zie op straat.
Hoe willen we met elkaar omgaan? Volgens de meeste mensen zijn tolerantie en respect belangrijke waarden in Nederland. Misschien begrijp je niet altijd iedereen, maar zolang je elkaar respectvol behandelt, voelt iedereen zich beter.
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Foto: Anna Shvets
Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn. 1/6
Als een vriend(in) van mij transgender of homoseksueel zou zijn, zou ik mijn vriend(in) respecteren en steunen. 2/6
Foto: Rosemary Ketchum
Als iemand gepest zou worden vanwege diens gender of seksuele voorkeur, zou ik diegene proberen te helpen.3/6
Foto: Alexander Grey
Mijn school schenkt voldoende aandacht aan respect hebben voor elkaar.4/6
Foto: Pavel Danilyuk
Ik scheld niet met het woord homo, want dat vind ik respectloos.5/6
Foto: Alexander Grey
Op mijn school worden mensen van de LHBTI-community volledig geaccepteerd.6/6
Results
1
Ik vind het belangrijk dat iedereen zichzelf kan zijn.
276
2
Als een vriend(in) van mij transgender of homoseksueel zou zijn, zou ik mijn vriend(in) respecteren en steunen.
258
3
Als iemand gepest zou worden vanwege diens gender of seksuele voorkeur, zou ik diegene proberen te helpen.
1617
4
Mijn school schenkt voldoende aandacht aan respect hebben voor elkaar.
1617
5
Ik scheld niet met het woord homo, want dat vind ik respectloos.
1320
6
Op mijn school worden mensen van de LHBTI-community volledig geaccepteerd.
1023
Opdracht 8
a) Wat doet jouw school met Paarse Vrijdag?
Bijvoorbeeld: De hele school is versierd met paarse versieringen, veel mensen dragen paarse kleding en er is les over LHBTI+-acceptatie.
b) Zou jij zelf bij de GSA willen van jouw school? Waarom wel/niet?
Bijvoorbeeld: Ja, want zo kan ik uitdragen dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn. Of: Nee, dat kost me teveel tijd.
c) Wat heb je geleerd deze les?
Bijvoorbeeld: Dat er nog veel geweld is tegen LHBTI+-personen. Of: Dat er steeds meer homoseksuele profvoetballers uit de kast zijn.
In juli 2023 is het kabinet van Mark Rutte gevallen. Daarom waren er op 22 november verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze les leer je waarom we verkiezingen hebben, hoe die verkiezingen gaan en wat er gebeurt ná de verkiezingen!
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wie de macht heeft in Nederland.
Uitleggen hoe de Tweede Kamerverkiezingen verlopen.
Omschrijven hoe een nieuw kabinet gevormd wordt.
A. Een democratie
Nederland is een parlementaire democratie. Dat betekent dat iedereen boven de 18 jaar mag stemmen. Je noemt dit actief kiesrecht. Je stemt dan op een volksvertegenwoordiger van een politieke partij. Deze volksvertegenwoordiger vertegenwoordigt jou in de Tweede Kamer.
Dit is de Tweede Kamer:
Opdracht 1
a) Kijk op Debat Direct van de Tweede Kamer naar een debat. Waar ging dit debat over?
Bijvoorbeeld: Het debat gaat bijvoorbeeld over de toenemende zorgen van artsen in Nederland over het vape-gedrag van jongeren.
b) Omschrijf uitgebreid wat je ziet tijdens het debat. Vertel bijvoorbeeld over de zaal, het aantal mensen, hoe praten ze met elkaar.
Bijvoorbeeld: Je ziet tijdens het debat mensen naar een microfoon lopen om iets te vertellen over het onderwerp. Sommige mensen zitten op de blauwe stoeltjes of zetels van de Tweede Kamer en zijn met hun telefoon bezig of luisteren naar degene die spreekt. Iedereen ziet er netjes gekleed uit en mensen gebruiken moeilijke woorden wanneer ze praten.
De Tweede Kamer heeft twee taken:
Twee taken van de Tweede Kamer
Wetgevende taak
Als het kabinet met een wetsvoorstel komt, beslist de Tweede Kamer of dit voorstel echt een wet wordt. Dit doen ze door te stemmen. Ook kan een Kamerlid zelf met een wetsvoorstel komen.
Controlerende taak
Wanneer de Kamerleden horen over problemen in het land, stellen ze hierover vragen aan ministers. Wanneer minimaal 30 Kamerleden dezelfde zorgen hebben, kunnen ze de minister naar de Tweede Kamer laten komen om uitleg te geven.
De Tweede Kamer heeft in Nederland de meeste macht. Dat is wel zo eerlijk en democratisch, want wij stemmen op de leden van de Tweede Kamer die voor ons wetten maken en Nederland proberen te verbeteren. In de Tweede Kamer worden onderwerpen besproken die van algemeen belang zijn. Dat wil zeggen, onderwerpen die voor de meeste mensen belangrijk zijn. Bijvoorbeeld: welke medicijnen moeten gratis zijn, welke onderwerpen moeten scholen behandelen, maar ook waar een nieuwe snelweg aangelegd wordt of hoe we omgaan met vluchtelingen die naar ons land komen.
Opdracht 2
Hieronder zie je een aantal nieuwskoppen. Welke taak van de Tweede Kamer hoort bij welke nieuwskop?
a) “Van der Staaij wil zondag in debat met de minister”
Controlerende taak.
b) “Tweede Kamer ontevreden, maar staatssecretaris Visser mag blijven”
Controlerende taak.
c) “Tweede Kamer wil geen 16-minners meer als maaltijdbezorgers op straat”
Wetgevende taak.
d) “Kamervoorstel over verbod laagvliegen straaljagers haalt het niet”
Wetgevende taak.
Opdracht 3
De Tweede Kamer heeft in Nederland de meeste macht.
Waarom is het wel zo eerlijk dat in Nederland de Tweede Kamer de meeste macht heeft?
Aangezien wij in Nederland stemmen op de leden van de Tweede Kamer en zij voor ons wetten maken, is het wel zo eerlijk dat zij de meeste macht hebben. Op die manier heeft het volk indirect ook iets te zeggen over hoe Nederland eruit zou moeten zien.
B. 22 november: stemmen maar!
De volksvertegenwoordigers komen in de Tweede Kamer door de Tweede Kamerverkiezingen. Eens in de vier jaar komt er een nieuwe Tweede Kamer. Nederland staat dan een aantal weken in het teken van de verkiezingen. Er zijn debatten op tv, misschien kom je politici tegen in de stad, en er hangen buiten borden met posters van politieke partijen, kijk maar:
Hoe de Tweede Kamer precies werkt, zie je in deze video:
Er zijn 150 zetels (plekken) te verdelen in de Tweede Kamer. Op 22 november 2023 kozen alle burgers in Nederland van 18 jaar en ouder wie er in de Tweede Kamer komen. Dat deden ze door een stembiljet in te vullen:
l) Welke partij wil dat de overheid in eenvoudiger Nederlands communiceert?
Nieuw Sociaal Contract
m) Welke partij meer invloed voor de Europese Unie?
Volt
n) Welke partij wil minder regels voor bedrijven?
VVD
o) Welke partij wil de belastingen op eten en drinken omlaag?
SP
C. Na de verkiezingen
Na de verkiezingen is er bekend welke partij de meeste stemmen heeft gekregen van de kiezers. Er wordt dan met meerdere partijen een nieuw kabinet gevormd. Een kabinet moet de steun hebben van een meerderheid in de Tweede Kamer. Een kabinet is nodig, want een kabinet zorgt voor het dagelijks bestuur van Nederland, én een kabinet bedenkt wetsvoorstellen waar de Tweede Kamer op mag stemmen.
Het vormen van een nieuw kabinet noemen we de kabinetsformatie. De formatie gaat in vier stappen en wordt uitgelegd in onderstaande video:
Vormen van een coalitie: welke partijen passen bij elkaar?
Regeerakkoord maken: wat worden de plannen van de partijen om Nederland beter te maken?
Verdeling van ministers en staatssecretarissen: wie gaat wat precies doen?
Bordesfoto maken.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven over de kabinetsformatie en beantwoord erna de vragen hieronder.
a) Wat is een coalitie?
Een coalitie is een combinatie van politieke partijen die samen een kabinet gaan vormen om Nederland te besturen.
b) Wie niet in de coalitie komt, is automatisch de oppositie. Wat doet de oppositie eigenlijk?
De oppositiepartijen zijn de partijen die niet tot de coalitie of het kabinet behoren. Zij mogen Nederland dus niet besturen en zijn vaak kritisch op de plannen van de coalitie.
c) Wat is een regeerakkoord?
In een regeerakkoord staan de voorlopige plannen van het nieuwe kabinet
d) Wat doet een formateur en wie is dat vaak?
Als de coalitiepartijen het eens zijn over het regeerakkoord gaat de formateur ministers en staatssecretarissen zoeken die besluiten maken op verschillende onderwerpen in Nederland. Zo is er een minister van onderwijs of een minister van gezondheid, welzijn en sport.
De formateur wordt vaak ook de nieuwe minister-president.
Opdracht 7
Zet de volgende stappen van de Tweede Kamerverkiezingen in de juiste volgorde:
1. Er is een nieuwe Tweede Kamer.
2. Partijen sluiten samen een regeerakkoord.
3. Partijen gaan campagne voeren: op straat en via de media.
4. Mensen stemmen op een politieke partij.
5. Uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.
6. Partijen maken een partijprogramma.
6: Partijen maken een partijprogramma.
3. Partijen gaan campagne voeren: op straat en via de media.
4: Mensen stemmen op een politieke partij.
5: Uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.
1: Er is een nieuwe Tweede Kamer.
2: Partijen sluiten samen een regeerakkoord.
Extra: De verkiezingsuitslag!
De verkiezingsuitslag is binnen! Hieronder kun je de verkiezingsuitslag zien:
Alleen voor docenten
Je kunt met de klas samen bekijken welke coalitie een meerderheid kan vormen in de Tweede Kamer. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld deze inzichtelijke meerderhedenzoeker van de NOS.
Zoals je in de verkiezingsuitslag kunt zien, is de PVV de grootste partij van Nederland geworden. Ongeveer 2,3 miljoen mensen hebben gestemd op de PVV, de partij van Geert Wilders. In onderstaande video kun je zien wie Geert Wilders is, en wat hij wil:
Opdracht 8
a) Bekijk de verkiezingsuitslag. Welke partijen zijn erg gegroeid deze verkiezingen?
De PVV, de NSC en GroenLinks-PvdA.
b) In de video hierboven zie je een aantal standpunten van Geert Wilders voorbij komen. Wat vind jij van zijn standpunten?
Bijvoorbeeld: Ik vind het goed als er geen islamitische scholen meer zouden zijn. Of: Ik vind het goed als boodschappen minder duur zouden zijn, want ik maak me zorgen om armoede. Of: Ik maak me zorgen om zijn standpunten over de islam, want ik ben zelf gelovig.
c) Bekijk hier de standpunten van GroenLinks-PvdA. Noem een standpunt dat je goed vindt en een standpunt dat je minder goed vindt.
Bijvoorbeeld: Ik vind gelijkheid goed, maar ik vind gratis openbaar vervoer onnodig.
d) Bekijk hier de standpunten van de NSC. Noem een standpunt dat je goed vindt en een standpunt dat je minder goed vindt.
Bijvoorbeeld: Ik vind het goed dat het jeugdloon omhoog gaat, maar ik vind het niet nodig om minder migranten toe te laten.
e) De PVV is de grootste partij geworden. Kan de PVV zijn plannen nu meteen uitvoeren? Waarom wel/niet?
Bijvoorbeeld: Nee, want sommige van zijn plannen gaan tegen de wet in, dus die kunnen niet zomaar uitgevoerd worden. Of: Nee, want de PVV moet samenwerken met andere partijen om wetten te kunnen maken, dus die partijen moeten het ook eens zijn met de plannen van de PVV.
Bij de Aan de slag! speelt de klas Over de streep. Maak eerst klassikaal afspraken zodat het spel aangenaam verloopt voor iedereen. Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat de kinderen niet praten tijdens het spel, dat ze hun eigen gevoel mogen volgen en dat niemand elkaar uitlacht.
Hier vind je een aantal stellingen die je kunt voorlezen. (ROMY MAAKT WERKBLAD) Als er kinderen over de streep gaan is het goed om te vragen waarom ze deze keus hebben gemaakt. Kinderen die het eens zijn met de stelling, kunnen hun respect en steun uitspreken voor de kinderen die wél over de streep stappen, bijvoorbeeld door hun duim omhoog te steken.
Na het spel bespreek je het spel na. Je kunt de stellingen inhoudelijk bespreken. Je kunt ook vragen waarom leerlingen wel of niet over de streep durfden te gaan en of het hielp dat medeleerlingen hun duimpje omhoog staken. Bespreek ook of de sfeer in de klas prettig was, waarom dit wel/niet het geval was, en waarom een veilige sfeer belangrijk is bij dit spel.
Vormgeving :
Stellingen voor over de streep:
Mensen in een rolstoel zijn zielig.
Bij de brandweer horen geen vrouwen.
Je kunt aan iemand zien of zij lesbisch is.
Met een hoofddoek op kun je geen goede agent zijn.
Gamers hebben geen sociaal leven.
Chinezen kunnen goed rekenen.
Twee homoseksuele mannen kunnen geen kind opvoeden.
Mensen die er netjes uitzien, kun je vertrouwen.
Ouderen hebben geen verstand van sociale media.
Mensen zonder een relatie zijn eenzaam.
Een dokter is een man.
Dikke mensen zijn gezellig.
Als je dyslexie hebt, dan ben je dom.
Als je goed kunt leren, dan ben je een nerd.
Mensen die vaak lachen zijn altijd vrolijk.
De leerlingen kunnen de stellingen misschien zelf nog aanvullen.
Iedereen heeft vooroordelen. Je hebt een mening over iemand, maar klopt die mening wel? Of praat je anderen na? In deze les ga je nadenken over vooroordelen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan vooroordelen herkennen.
Ik kan uitleggen hoe vooroordelen kunnen leiden tot discriminatie.
Ik kan nadenken over mijn eventuele eigen vooroordelen.
Ik durf mijn eigen vooroordelen toe te geven.
17.1. Wat zijn vooroordelen?
Iedereen heeft vooroordelen. Een vooroordeel is een mening over iemand, zonder dat je diegene echt goed kent.
We maken elke dag veel beslissingen over mensen, gebaseerd op onze eigen vooroordelen. Meestal zijn die onschuldig, maar soms kunnen vooroordelen negatieve gevolgen hebben voor onszelf of voor anderen.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Welke vooroordelen worden genoemd over Chinezen? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: Chinezen kunnen niet autorijden. Ze eten hond. Ze kunnen goed rekenen.
b) Welke vooroordelen worden genoemd over Marokkanen? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: Marokkanen zijn agressief. Ze stelen fietsen.
c) Hoe reageert de Marokkaanse man in de video als de ander een vooroordeel over hem heeft? En de Chinese man?
Bijvoorbeeld: De Marokkaanse man wordt boos, de Chinese man juist verdrietig.
d) Begrijp je hun reactie? Waarom wel of niet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand mij zo benadert, zou ik ook geïrriteerd raken. Of: Nee, die reactie is een beetje overdreven.
Klassengesprek 1
a) Wie heeft er wel eens te maken gehad met een vooroordeel? Wil je daar iets over vertellen?
Bijvoorbeeld: Iemand was een keer verbaasd dat ik op voetbal zat omdat ik een meisje ben. Of: Ik dacht wel eens van iemand dat diegene niet aardig was door hoe zij eruit zag, maar ze was wel heel aardig.
b) Heb je zelf wel eens een vooroordeel over een ander gehad dat niet bleek te kloppen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik had niet verwacht dat we ooit vrienden zouden worden. Mijn eerste indruk was dat ik diegene niet leuk zou vinden.
c) Een eerste indruk van iemand is belangrijk, die bepaalt hoe we tegen de ander aankijken. Maar kun je je daarin ook vergissen?
Bijvoorbeeld: Ja, het is soms zo dat het niet klopt wat je eerst dacht.
17.2. Discriminatie
Vaak is een vooroordeel negatief. Bijvoorbeeld dat een man niet kan koken of dat Groningers allemaal boeren zijn, zoals bij Jip en Yous! Je denkt iets zonder dat je het hebt onderzocht. Dit kan leiden tot discriminatie.
In deze tabel kun je zien hoe een vooroordeel kan leiden tot discriminatie:
Wat is wat?
Vooroordeel
Vooroordelen zijn meningen en ideeën die je in je hoofd hebt ontwikkeld over bepaalde groepen, zoals mannen en vrouwen, of mensen met een andere huidskleur of religie.
Discriminatie
Als je een vooroordeel over iemand hebt, behandel je diegene misschien ook oneerlijk. Dat is discriminatie. Discriminatie betekent dat je iemand oneerlijk behandelt op basis van bepaalde kenmerken van diegene, zoals geslacht, huidskleur, geloof of seksuele voorkeur.
Discriminatie kan heel vervelende gevolgen hebben. Als je oneerlijk behandeld wordt, voel je je misschien boos of verdrietig. Gelukkig zijn er ook veel mensen in Nederland die willen opkomen voor mensen die gediscrimineerd worden. Dat zie je ook in deze video:
Opdracht 2
a) Heb jij wel eens te maken gehad met discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja, mensen beoordelen mij snel op mijn uiterlijk. Of: Nee, daar heb ik nooit iets van gemerkt.
b) Bestaat er ook iets als positieve discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja, door vrouwen aan te nemen aan de top van een bedrijf. Dan gaat de voorkeur uit naar een vrouw.
c) Zou jij ingrijpen als je merkt dat iemand wordt gediscrimineerd?
Bijvoorbeeld: Ja, meteen. Of: Nee, het ligt aan de situatie.
d) Zou jij bewuster met vooroordelen om kunnen gaan? Hoe zou je dat kunnen doen?
Bijvoorbeeld: Ja, want soms heb ik meteen mijn oordeel klaar, dus dan is het misschien beter als ik iemand beter leer kennen. Of: Nee, ik vind alles prima zo.
17.3. Je eigen vooroordelen
Door onbewuste vooroordelen kun je soms niet meer logisch nadenken. Lees maar eens het volgende raadsel:
Een vader en zijn zoon krijgen een ernstig auto-ongeluk. De vader overlijdt ter plekke, de zoon is buiten bewustzijn en ernstig gewond. Hij wordt naar het beste ziekenhuis van de regio gebracht, waar een dokter klaarstaat om hem te opereren. De dokter komt de operatiekamer binnen, ziet de jongen en zegt: “Ik kan deze jongen niet opereren.” “Waarom niet?” vraagt de zuster. “Omdat het mijn zoon is!” zegt de dokter.
Hoe is dit nou mogelijk?
Opdracht 3
a) Bekijk het raadsel hierboven. Wie is deze dokter, denk je?
Bijvoorbeeld: De stiefvader van de jongen. Of: Ook een vader, want de jongen heeft misschien twee homo’s als vaders.
b) Zou een vrouw dokter kunnen zijn, denk je?
Bijvoorbeeld: Ja, natuurlijk. Of: Nee, alle dokters zijn mannen. (Hee! Dit is een vooroordeel!)
c) Hoeveel procent van de geneeskundestudenten is eigenlijk een vrouw? Zoek het antwoord via Google.
Tip: Gebruik de zoektermen: “geneeskundestudent, vrouw, procent”.
Ongeveer 70% van de geneeskundestudenten is vrouw.
d) Welk antwoord gaf jij bij vraag a? Had jij (onbewust) last van vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Ik dacht dat het de dokter de stiefvader was! Ik was helemaal vergeten dat een vrouw ook een dokter kan zijn.
Misschien dacht je dat de jongen geadopteerd is, of dat de dokter homoseksueel en de tweede vader van de jongen is. Of dat het zijn bonusvader is. Maar de meest voor de hand liggende verklaring bedenken de meesten niet! Veel mensen denken denken bij het woord ‘dokter’ onbewust toch aan een man.
Klassengesprek 2
a) Heb je het raadsel opgelost? Hoe komt het dat je op het verkeerde been wordt gezet?
Bijvoorbeeld: Als je aan een beroep als dokter denkt, dan denk je misschien aan een man.
b) Stel dat je de baas bent van een ziekenhuis. Zou je dan snel een vrouw aannemen als dokter? Waarom wel/niet?
Bijvoorbeeld: Ja, als ze net zo goed of beter is dan een man zeker wel. Of: Ik zou er misschien niet aan denken dat er ook vrouwen zijn die studeren voor dokter.
c) Kun je uitleggen hoe vooroordelen kunnen leiden tot discriminatie?
Bijvoorbeeld: Als je dan alleen een man wil aannemen als dokter, dan discrimineer je dus vrouwen. Of: Als je, zoals de Chinese man in de video, denkt dat Marokkanen fietsen stelen, dan zul je een Marokkaanse man misschien anders behandelen dan een Nederlandse man. Dat is discriminatie.
Iedereen heeft vooroordelen. Jij ook! Ze hebben invloed op hoe we ons gedragen tegenover bepaalde mensen. Dat kan uitgroeien tot discriminatie. Gelukkig kun je er iets aan doen. Hieronder staat dit beschreven in vier stappen.
VIER TIPS
Vraag je af: Welke vooroordelen heb ik zelf?
Wees je bewust van je gedachtes en vraag na. Klopt het wat je denkt?
Praat met je vrienden en familie over vooroordelen die je hebt.
Vraag hoe het echt met iemand gaat, luister zonder oordeel en toon begrip, voordat je gaat veroordelen.
0%
Er komt een nieuwe leerling in de klas. Hij ziet er totaal anders uit dan de rest. Wat denk je?
Een klasgenoot vertelt dat hij twee vaders heeft. Wat denk je?
De nieuwe docent zit in een rolstoel. Wat denk je?
Er staat een nieuwe docent voor de klas. Ze vertelt openlijk dat ze veel last heeft van ADHD, maar dat het nu goed gaat. Wat denk je?
In de ramadan kan een leerling niet meedoen met de kookles. Wat denk je?
De nieuwe docent is ouder dan 65 jaar. Wat denk je?
(BS/OB) 19. Vooroordelen
Wat een vooroordelen heb jij!
Je scoort wel heel erg hoog op alle vooroordelen. Tijd om er eens goed over na te denken.
Nou, die vooroordelen vallen bij jou reuze mee.
Je hebt wel een paar vooroordelen, maar het kan veel erger.
Opdracht 4
Doe de quiz hierboven.
a) Wat was de uitslag?
Bijvoorbeeld: Ik had veel vooroordelen. Of: Ik had bijna geen vooroordelen.
b) Ben jij je bewust van jouw vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Vaak niet. Ik denk er niet over na.
c) Denk je er nu al anders over?
Bijvoorbeeld: Ja, nu sta ik erbij stil en ga ik erop letten.
d) Hoe kun je ervoor zorgen dat je geen vooroordelen hebt?
Bijvoorbeeld: Door van tevoren goed na te denken voor ik iets roep.
17.4. Aan de slag: Over de streep!
Iedereen heeft vooroordelen. Hoe kijk jij naar de volgende situaties? Ben je het ermee eens of ben je het ermee oneens? Durf jij over de streep te gaan?
Wat heb je nodig?
Je staat met de hele klas aan één kant van het lokaal.
Een streep op de vloer, bijvoorbeeld met tape afgeplakt.
Meester of juf die de vragen stelt.
Wat ga je doen?
Stap 1
Maak met je juf of meester klassikale afspraken voor jullie beginnen met het spel.
Stap 2
Iedereen gaat achter de streep staan. De juf of meester leest de eerste stelling voor.
Stap 3
Ben je het eens met de stelling? Blijf dan staan. Ben je het oneens? Stap dan over de streep.
Stap 4
Als je bleef staan, geef dan een duimpje omhoog aan de kinderen die wél over de streep zijn gestapt.
Stap 5
Iedereen gaat weer terug achter de lijn. Er wordt een nieuwe stelling voorgelezen.
Stap 6
Met je juf of meester bespreken jullie het spel nog even na.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat heb je geleerd over vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Dat iedereen vooroordelen heeft, maar dat het goed is dat je je daar bewust van bent.
b) Ben je geschrokken van je eigen vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Nou, best wel. Ik had niet door dat ik zo hard kan oordelen.
c) Wat vond je van de opdracht over de streep?
Bijvoorbeeld: Ik vond het leuk om op deze manier je mening te kunnen geven. Of: Ik vond het niet zo leuk omdat het best spannend is om over de streep te gaan.
d) Hoe kun jij omgaan met jouw vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Ik kan er beter op letten zodat ik anderen niet kwets. Of: Ik kan er iets van zeggen als iemand anders een vooroordeel heeft.
Print de kaartjes, knip ze uit en stop de
kaartjes in een pot of envelop.
• Ga op een positieve manier de vragen op de opdrachten kaartjes bespreken.
• Maak van te voren afspraken over hoe je
op een fijne en respectvolle manier met
elkaar praat.
• Spreek een teken af voor als iemand de
vraag niet wil beantwoorden. Dit kan gewoon door: “ik pas” te zeggen.
• Laat een kind een kaartje grabbelen
en nodig de leerling uit een antwoord te
geven of pak zelf een kaartje en nodigde kinderen uit om
de vraag te beantwoorden.
Heej Jip, speelde jij vroeger met poppen? Ik zag laatst een foto van mezelf en zag dat ik een roze barbie auto had. Daar was ik altijd super blij mee. Dan ging ik een heel parcours maken en dan reed ik de hele dag met de barbies rond. Mijn ouders vonden alles prima en het maakte mij niet uit welk speelgoed ik kreeg. Eigenlijk had ik wel een voorkeur voor roze en poppen, maar auto’s vond ik ook geweldig. Grappig Yous, ik vond auto’s ook super leuk. Ik heb ooit een racebaan gekregen en daar kon ik met van die kleine bestuurbare autootjes mee racen. Echt te gek! Ik hou van stoere dingen zoals auto’s, bomen klimmen en voetballen. Fijn dat je als kind kunt zijn wie je bent. Spelen waarmee je wilt en niet het verschil hoeft te voelen of je een jongen of een meisje bent.
Ouders die hun kinderen gender neutraal opvoeden laten hen volledig vrij in hun keuzes voor speelgoed, kleding of toekomstdromen. Ze maken geen onderscheid of je een jongen of een meisje bent.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat genderneutraal opvoeden is.
Ik kan uitleggen waar de LHBTI+-gemeenschap voor staat.
Ik kan toelichten dat iedereen zichzelf mag zijn.
19.1. Iedereen is anders
Je ziet op straat steeds vaker jongeren die er anders uitzien dan je gewend bent. Misschien denk jij ook wel eens: Is dit nu een jongen of een meisje? Maar is dat wel belangrijk? Bekijk de video en geef je mening.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is er gebeurd?
Bijvoorbeeld: Frédérique is in elkaar geslagen, omdat ze niet wilde zeggen of ze een jongen of een meisje is.
b) Wat vind jij daarvan?
Bijvoorbeeld: Heel erg! Hoe kan iemand dit nu doen.
c) Frédérique zegt: “Ik ben wie ik ben. En jij mag zijn wie jij wilt zijn.” Zou jij dit ook durven?
Bijvoorbeeld: Ja, ik zou me ook uitspreken. Of: Nee, dat had ik echt niet durven zeggen.
d) Waarom denk je dat mensen het belangrijk vinden om een duidelijk onderscheid tussen jongens en meiden te maken?
Bijvoorbeeld: Dat voelt veilig en is dudelijk.
klassengesprek 1
a) Als we het verhaal van Jip en Yous lezen, wat betekent het dan dat je gender neutraal bent opgevoed?
Bijvoorbeeld: Dat je niet wordt gezien als jongen of meisje. Je bent vrij om te zijn wie je wilt zijn.
b) Wat vinden jullie daarvan, kun je daar een mening over geven?
Bijvoorbeeld: Het is best fijn om te weten wie je bent, dat geeft ook een soort veilig gevoel.
19.2. Een regenboog aan mogelijkheden
Iemand met blauw haar, jongens met nagellak of oorbellen in. Een meisje met een kort stoer kapsel en kleding. Een jongen met lang haar en een rok. Lach jij iemand dan uit, of sta je ervoor open? In deze les duiken we in de regenboog.
Opdracht 2
a) Je hoeft niets uit te leggen en je mag zijn wie je wilt zijn, wat betekent dat voor jou?
Bijvoorbeeld: Dat is een heel goed gevoel. Ik word niet in een hokje gestopt en voel me vrij. Of, het maakt me niets uit.
b) Hoe sta jij tegenover het LHBT-kamp, vind je dat iedereen mag zijn wat diegene wil?
Bijvoorbeeld: Ja, iedereen mag zijn wie die wil zijn. Nee, ik moet er aan wennen en vind het lastig.
klassengesprek 2
a) Vind je het fijn om het hier in de klas wat vaker over te hebben?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het belangrijk om hier gesprekken over te voeren.
b) Als je er graag meer over wilt weten, is het dan een idee om daar vaker over te hebben in een klein groepje?
Bijvoorbeeld: We kunnen in de klas eens kijken wie daar meer over wil weten.
19.3. Jezelf zijn!
De regenboog is een symbool van de LHBTI+-gemeenschap. Deze letters staan voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transseksueel en intersekse.
Dat meisjes met poppen spelen en roze dragen en jongens met auto’s spelen en blauw dragen, daar zijn genderneutraal opvoedende ouders het niet mee eens. Dit zou een erg zwart-wit beeld schetsen van hoe de jongen-meisje rolverdeling zou moeten zijn en zou een kind niet de vrijheid geven om zich volledig te ontwikkelen tot wie hij of zij wilt zijn.
a) Hoe ben je thuis opgevoed, met welk speelgoed speelde je vaak?
Bijvoorbeeld: Ik speelde altijd met mijn barbie auto en dan nam ik allemaal barbie vrienden mee.
b) Vind je dat jij jezelf kunt zijn in de klas op school en thuis?
Bijvoorbeeld: Jawel, ik val op jongens/meisjes en dat is oké op school. Of: Nee, je moet je aanpassen aan de rest. Ik doe me vaak anders voor omdat ik niet anders durf te zijn.
c) Kun je daar over praten met vrienden of vriendinnen?
Bijvoorbeeld: Ja, dat doe ik heel vaak. Nee, ik durf dat eigenlijk niet zo goed te bespreken.
d) Hangt er een regenboogvlag bij jou op school?
Bijvoorbeeld: Nee, die hangt er nog niet. Of: Jazeker, die hangt bij de ingang.
19.4. Aan de slag: Kletsen met kletskaartjes!
We gaan een klassengesprek voeren aan de hand van kaartjes die we uit een bak grabbelen. Als je niet wilt antwoorden kun je dat aangeven met ik pas.
Wat heb je nodig?
Uitgeprinte kletskaartjes.
Een doos waar de kletskaartjes in kunnen.
Een goede sfeer in de klas.
Printkaartjes
Wanneer weet je of je verliefd bent?
Mag je zelf weten op wie jij verliefd wordt?
Wat is het verschil tussen iemands geslacht en iemands gender?
Op wie mag/kan je verliefd worden, heb je daar een mening over?
Sommige kinderen voelen zich geen meisje, maar ook geen jongen.
Je kunt soms geen ‘zij’ of ‘hij’ zeggen. Wat zeg je dan?
Hoe zou het zijn om je anders te voelen van binnen terwijl je er van buiten anders uitziet?
Hoe ziet een gezin er volgens zou uit?
Ken jij verschillende gezinnen?
Stel: een klasgenoot is geboren in het lichaam van een meisje en voelt zich een jongen. Wat zou je willen vragen?
Stel: je mag niet meedoen met een spel op het schoolplein,
omdat je een meisje of jongen bent.
Is dat eerlijk? Waarom wel/niet?
Doe je wel eens iets wat je niet leuk vindt,
maar wat je doet omdat je een meisje of jongen bent?
Wie is de baas over wat jij leuk mag vinden
en hoe je eruitziet?
Mag je iets anders leuk vinden dan je klasgenoten?
Ken jij bekende lhbt-mensen?
l = lesbisch h = homoseksueel b = biseksueel t = transgender
Tip: zoek samen op internet naar bekende lhbt’ers.
Mag je geslacht bepalen wat je sport en hobby’s zijn
of wat je beroep is?
Hoe zorgen we er samen voor dat iedereen zichzelf
kan zijn in de klas?
Hoe zou het zijn als iedereen op de hele wereld hetzelfde is?
Kunnen twee meiden of twee jongens later ook trouwen?
Kun je aan de buitenkant zien wie iemand van binnen is?
Er zijn vrouwen en mannen die brandweerman zijn. Wat zou een betere naam zijn voor dit beroep?
Wat ga je doen?
Pak een kaart.
Pak een kaart uit de doos met kletskaartjes.
Lees de kaart.
Lees eerst zelf wat er op de kaart staat, wil je dit bespreken dan mag dat en anders geef je de kaart door aan de meester of juf.
Bespreek de vraag in de klas.
Wat vind de klas van de vraag op de kletstkaart. Laat elkaar uitspreken en luister met respect naar elkaar.
Wat heb ik geleerd?
Een regenboog aan mogelijkheden.
a) Wat betekent genderneutraal?
Bijvoorbeeld: Dat er geen voorkeur is voor jongens of meisjes.
b) Wat vind jij van genderneutraal opvoeden?
Bijvoorbeeld: Ik vind het normaal. Of: Ik vind het onzin.
c) Is jouw school een veilige plek om jezelf te zijn?
Bijvoorbeeld: Ja, je mag bij ons op school jezelf zijn. Of: Nee, je kunt dan gepest worden.
d) Zou je graag meer informatie over dit onderwerp willen krijgen?
Bijvoorbeeld: Ja, dat zou ik fijn vinden. Nee liever niet.
Link :
https://jongerenhulponline.nl/hulplijnen/genderpraatjes
Aan de hand van stellingen wordt over de streep gespeeld. Aan de klas worden stellingen voorgelegd en aan de hand daarvan kunnen ze over de streep gaan. Ben je het met de stelling eens, dan blijf je staan, ben je het er niet mee eens dan stap je over de lijn.
De kinderen die blijven staan tonen dat ze respect hebben voor de kinderen die over de lijn gaan. Dat kunnen de kinderen doen bijvoorbeeld door een duim of een hand in de lucht te steken. Daarna gaat iedereen weer aan dezelfde kant bij elkaar staan.
Afspraken Maak enkele afspraken met elkaar die ervoor zorgen dat het spel vlot en aangenaam verloopt voor iedereen. Zo mag er bijvoorbeeld niet gepraat worden tijdens de vraag, volgt iedereen zijn of haar eigen gevoel bij het beantwoorden van de vragen, lacht niemand iemand anders uit, als iemand niet wil antwoorden is dat oké. Als er kinderen over de streep gaan is het goed om te vragen waarom ze deze keus hebben gemaakt.
Stellingen voor over de streep:
Mensen in een rolstoel zijn zielig.
Bij de brandweer horen geen vrouwen.
Je kunt aan iemand zien of hij/zij homoseksueel is.
Met een hoofddoek op kun je geen goede agent zijn.
Gamers hebben geen sociaal leven.
Chinezen kunnen goed rekenen.
Mensen die er netjes uitzien kun je vertrouwen.
Ouderen hebben geen verstand van sociale media.
Mensen zonder een relatie zijn eenzaam.
Een chirurg is een man.
Als je te zwaar bent, dan ben je gezellig.
Als je dyslexie hebt, dan ben je dom.
Als je goed kunt leren dan ben je een nerd.
Mensen die vaak lachen zijn altijd vrolijk.
De leerlingen kunnen de stellingen misschien zelf nog aanvullen.
Heej Yous, ik ga dit weekend naar mijn opa en oma in Groningen. Daar heb ik heel veel zin in. We gaan de Martinitoren beklimmen, mijn opa kookt lekker Surinaams en met mijn oma ga ik shoppen. Maar Jip, zijn jouw opa en oma echte Groningers? Die zijn toch altijd heel erg stug en boers? Dan zullen het wel geen echte Groningers zijn. Echt wel Yous, geboren en getogen. Maar Jip, je opa kookt Surinaams! Ja, dat klopt Yous, hij heeft daar een kookworkshop voor gevolgd. Het zijn vooroordelen, zoals mijn oma, die dik én gezellig is. En dat vooroordeel klopt. Jip geeft Yous een vette knipoog.
Iedereen heeft vooroordelen. Je hebt een mening over iemand, maar klopt die mening wel? Of praat je anderen na? In deze les ga je nadenken over vooroordelen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan vooroordelen herkennen.
Ik kan uitleggen hoe vooroordelen kunnen leiden tot discriminatie.
Ik kan nadenken over mijn eventuele eigen vooroordelen.
17.1. Wat zijn vooroordelen?
Iedereen heeft vooroordelen. We maken elke dag veel beslissingen over mensen, gebaseerd op onze eigen vooroordelen. Meestal zijn die onschuldig, maar soms kunnen vooroordelen negatieve gevolgen hebben voor onszelf of voor anderen.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Welke vooroordelen worden genoemd over Chinezen? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: Chinezen kunnen niet autorijden. Ze eten hond. Ze kunnen goed rekenen.
b) Welke vooroordelen worden genoemd over Marokkanen? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: Marokkanen zijn agressief. Ze stelen fietsen.
c) Wat is het verschil tussen een oordeel en een vooroordeel?
Bijvoorbeeld: Bij een oordeel gebruik je feiten. Bij een vooroordeel geef je je mening.
klassengesprek 1
a) Wie heeft er wel eens te maken gehad met een vooroordeel?
Bijvoorbeeld: Iedereen, want iedereen heeft een mening en een gevoel bij een ander.
b) Heb je zelf wel eens een vooroordeel over een ander gehad die niet bleek te kloppen?
Bijvoorbeeld: Ja ik had niet verwacht dat we ooit vrienden zouden worden. Mijn eerste indruk was dat ik diegene niet leuk zou vinden.
c) Een eerste indruk van iemand is belangrijk, die bepaalt hoe we tegen de ander aankijken. Kun je je daarin vergissen?
Bijvoorbeeld: Ja, dat is meestal zo dat het niet klopt wat je eerst dacht.
17.2. Discriminatie
Vaak is een vooroordeel negatief. Je vult in dat Groningers stug en boers zijn of dat oude mensen niet met mobieltjes om kunnen gaan. Je denkt of zegt iets zonder dat je het hebt onderzocht. Dit kan leiden tot discriminatie.
Vooroordeel
Vooroordelen zijn ideeën en meningen die je in je hoofd hebt ontwikkeld over bepaalde groepen, zoals mannen en vrouwen, en mensen met een andere huidskleur of religie.
Discriminatie
De letterlijke betekenis van discriminatie is ‘het maken van onderscheid’. Mensen ongelijk behandelen in gelijke situaties op basis van (persoonlijke) kenmerken.
a) Heb jij wel eens te maken gehad met discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja mensen beoordelen mij snel op min uiterlijk. Nee, heb ik nooit iets van gemerkt.
b) Bestaat er ook iets als positieve discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja, door vrouwen aan te nemen aan de top van een bedrijf. Dan gaat de voorkeur uit naar een vrouw.
c) Zou jij ingrijpen als je hoort of ziet dat iemand wordt gediscrimineerd?
Bijvoorbeeld: Ja meteen. Nee, het ligt aan de situatie.
d) Ga je proberen om bewuster met vooroordelen om te gaan?
Bijvoorbeeld: Ja, maar vind het nog wel lastig. Nee, ik vind alles prima zo.
17.3. Je eigen vooroordelen.
Onbewuste vooroordelen staan logisch nadenken in de weg. Lees bijvoorbeeld het volgende raadsel:
Een vader en zijn zoon krijgen een ernstig auto-ongeluk. De vader overlijdt ter plekke, de zoon is buiten bewustzijn en ernstig gewond. Hij wordt naar het beste ziekenhuis van de regio gebracht, waar een top chirurg klaarstaat om hem te opereren. De chirurg komt de operatiekamer binnen, ziet de jongen en zegt: “Ik kan deze jongen niet opereren.” “Waarom niet?” vraagt de zuster. “Omdat het mijn zoon is!” zegt de chirurg.
Hoe is dit mogelijk, wie is deze chirurg? Denk daar even over na en probeer de vragen te beantwoorden.
Opdracht 3
Wat is je antwoord op dit raadsel.
a) Wie is deze top chirurg?
Bijvoorbeeld: eigen antwoord.
b) Zou een top chirurg een vrouw kunnen zijn?
Bijvoorbeeld: Ja, natuurlijk. Nee alle chirurgen zijn mannen( vooroordeel).
a) Welk antwoord heb jij als eerste gegeven, heb jij (onbewuste) vooroordelen gebruikt?
Bijvoorbeeld: Ik dacht dat het de bonus vader was die is overleden.
Misschien dacht je dat de jongen geadopteerd is, of dat de chirurg homoseksueel en de tweede vader van de jongen is. Of dat het zijn bonusvader is. Maar de meest voor de hand liggende verklaring bedenken de meesten niet: dat de chirurg de moeder van de jongen is. Hoewel we weten dat veel vrouwen chirurg zijn, denken we bij het woord ‘chirurg’ diep in ons onderbewustzijn aan een man.
Iedereen heeft vooroordelen. Jij ook! Ze hebben invloed op hoe we ons gedragen tegenover bepaalde mensen. Dat kan uitgroeien tot discriminatie. Gelukkig kun je er iets aan doen. Hieronder staat dit beschreven in vier stappen.
VIER TIPS
Vraag je af: Welke vooroordelen heb ik zelf?
Wees je bewust van je gedachtes en vraag na. Klopt het wat je denkt?
Praat met je vrienden en familie over vooroordelen die je hebt.
Vraag hoe het echt met iemand gaat, luister zonder oordeel en toon begrip, voordat je gaat veroordelen.
klassengesprek 2
a) Hoe komt het dat je op het verkeerde been wordt gezet?
Bijvoorbeeld: Als je aan een beroep als chirurg denkt, dan denk je aan een man.
b) Wanneer zou het handig zijn om met vooroordelen te werken?
Bijvoorbeeld: Als je een goocheltruc gaat doen, dan zet je mensen op het verkeerde been.
c) Kun je zelf iets verzinnen, bijvoorbeeld een raadsel, waar een vooroordeel een grote rol speelt?
Bijvoorbeeld: Verzin een mop of een raadsel.
0%
Er komt een nieuwe leerling in de klas. Hij ziet er totaal anders uit dan de rest. Wat denk je?
Een klasgenoot vertelt dat hij twee vaders heeft. Wat denk je?
De nieuwe docent zit in een rolstoel. Wat denk je?
Er staat een nieuwe docent voor de klas. Ze vertelt openlijk dat ze veel last heeft van ADHD, maar dat het nu goed gaat. Wat denk je?
In de ramadan kan een leerling niet meedoen met de kookles. Wat denk je?
De nieuwe docent is ouder dan 65 jaar. Wat denk je?
(BS/OB) 19. Vooroordelen
Wat een vooroordelen heb jij!
Je scoort wel heel erg hoog op alle vooroordelen. Tijd om er eens goed over na te denken.
Nou, die vooroordelen vallen bij jou reuze mee.
Je hebt wel een paar vooroordelen, maar het kan veel erger.
Opdracht 4
Doe de quiz hierboven.
a) Wat was de uitslag?
Bijvoorbeeld: Ik had veel vooroordelen. of: Ik had bijna geen vooroordelen.
b) Ben jij je bewust van jouw vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Vaak niet. Ik denk er niet over na.
c) Denk je er nu al anders over?
Bijvoorbeeld: Ja, nu sta ik erbij stil en ga ik erop letten.
d) Hoe kun je ervoor zorgen dat je geen vooroordelen hebt?
Bijvoorbeeld: Door van tevoren goed na te denken, voordat ik iets roep.
17.4. Je eigen vooroordelen onderzoeken.
Aan de slag: Over de streep!
Iedereen heeft vooroordelen. Hoe kijk jij naar de volgende situaties. Ben je het er mee eens of ben je het ermee oneens. Durf jij over de streep te gaan?
Wat heb je nodig?
Je staat me de hele klas aan 1 kant.
Een lijn op de vloer getekend of met tape afgeplakt.
Meester of juf die de vragen stelt.
Wat ga je doen?
Stap 1
De stelling wordt voorgelezen.
Stap 2
Maak de keus, ben je het ermee eens, blijf dan staan. Ben je het ermee oneens, stap dan over de lijn.
Stap 3
Maak je keuze. Blijf je staan geef dan een duimpje aan de kinderen die wel over de lijn zijn gestapt.
Stap 4
Iedereen gaat weer terug achter de lijn en er wordt een nieuwe vraag voorgelegd.
Stap 5
Bespreek met de klas na hoe het ging door een klassengesprek te voeren.
klassengesprek 3
a) Durfde je over de streep te gaan?
Bijvoorbeeld: Ja, maar ik vond het wel erg spannend omdat je laat zien dat je vooroordelen hebt.
b) Helpt het als de kinderen die blijven staan, jou een aanmoediging geven door een duim op te steken?
Bijvoorbeeld: Ja, dat geeft een veilig gevoel dat je open en en eerlijk kunt zijn zonder daarop veroordeelt te worden.
c) Was de sfeer goed in de klas en waarom is dat belangrijk?
Bijvoorbeeld: Ja, iedereen heeft respect voor elkaar en dat geeft een fijn gevoel.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat heb je geleerd over vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Dat iedereen vooroordelen heeft, maar dat het goed is dat je je daar bewust van bent.
b) Ben je geschrokken van je eigen vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Nou, best wel. Ik had niet door dat ik zo hard kan oordelen.
c) Wat vond je van de opdracht over de streep.
Bijvoorbeeld: Ik vond het leuk om op deze manier je mening te kunnen geven. Of ik vond het niet zo leuk omdat het best spannend is om over de streep te gaan.
d) Probeer jij na deze les bewuster om te gaan met vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik ga er op letten omdat je andere mensen kunt kwetsen. Nee, ik ga me niet aanpassen.
Het is (binnenkort) Coming Out Day! Wat betekent dit en waarom moet ik dit weten? Dit zijn vragen die misschien door je hoofd gaan als je dit leest. In deze les leggen we je uit wat coming out inhoudt en waarom er een speciale dag voor is. Maar eerst hebben we het over de vrijheid die iedereen mag hebben om zichzelf te zijn. Tot slot geven we je tips hoe jij eventueel mensen kunt helpen die hiermee struggelen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen dat iedereen anders is.
Ik kan uitleggen wat coming out (day) is.
Ik kan mensen steunen die uit de kast willen komen.
Alleen voor docenten
Wil je leerlingen – die bijvoorbeeld worstelen met hun coming out – een serietip geven over dit onderwerp? Raad ze dan bijvoorbeeld de serie Heartstopper, Please Like Me of Sex Education aan.
A. Iedereen is anders
Iedereen is anders. Gelukkig maar! Stel je voor dat iedereen er hetzelfde uit zou zien, dat is toch supersaai? Hoe jij eruit ziet heeft te maken met veel verschillende zaken: jouw afkomst, normen en waarden en dus bijvoorbeeld ook jouw geloof. Ook je hobby’s, muzieksmaak of politieke voorkeur spelen een rol. Tijdens de puberteit ben je hier veel mee bezig. Dit is namelijk de tijd waarin je ontdekt wie jij bent, hoe jij graag door het leven wilt gaan en bij welke subcultuur jij je aansluit.
Opdracht 1
Neem eens een kijkje op de volgende website waarop allerlei subculturen te zien zijn door de jaren heen.
a) Ga rechts bovenaan op de website naar ‘index’. Scroll naar het kopje ‘173. Blaak – Rotterdam 2022’. Wat voor een subcultuur is dit denk je?
Dit zijn foto’s van de jeugd uit de Rotterdamse wijk De Blaak. Zij kunnen vallen onder de subcultuur: skaters, hipsters, indie. Misschien ken jij nog een andere subcultuur waaronder ze vallen?
b) Ga nu eens zelf door de tijdlijn van subculturen en kies een subcultuur die jou aanspreekt of waarin jij je herkent. Welke subcultuur is dat? Waarom spreekt deze cultuur jou aan?
Bijvoorbeeld: 159. Originals – Rotterdam 2018. Deze subcultuur spreekt mij aan, omdat ik er ook zo uitzie en mij zo graag kleedt.
c) Maakt het voor jou uit hoe iemand eruit ziet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand er zo uitziet, neem ik hem niet zo snel serieus. Of: Nee, dat maakt niets uit. Hoe je eruit ziet zegt niets over hoe je van binnen bent.
d) Zou jij naar school durven komen in een compleet andere kledingstijl dan je meestal draagt?
Bijvoorbeeld: Nee, ik denk het niet, ik zou bang zijn voor vervelende opmerkingen. Of : Ja, dat zou ik best durven.
Je ziet in het straatbeeld steeds vaker jongeren die er anders uitzien dan je gewend bent. Misschien denk jij ook wel eens: Is dit nu een jongen of een meisje? Maar is dat wel belangrijk? De video hieronder gaat daarover.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is er gebeurd?
Frédérique is in elkaar geslagen, omdat ze niet wilde zeggen of ze een jongen of een meisje was.
b) Wat vind jij daarvan?
Bijvoorbeeld: Heel erg! Hoe kan iemand dit nu doen.
c) Frédérique zegt: “Ik ben wie ik ben. En jij mag zijn wie jij wilt zijn.” Zou jij dit ook durven?
Bijvoorbeeld: Ja, ik zou me ook uitspreken. Of: Nee, dat had ik echt niet durven zeggen.
B. Uit de kast komen
Coming out, oftewel: uit de kast komen, betekent dat jij jouw omgeving laat weten wat jouw seksuele geaardheid of genderidentiteit is. Dit is niet iets wat van de één op de andere dag zomaar gebeurt. Vaak is het een proces dat stapje voor stapje gaat.
Uiteindelijk wil je natuurlijk zijn wie jij bent! Dat dit niet voor iedereen zo simpel is, zie je in de bronnen hieronder.
Ik heb het mijn ouders verteld omdat ik verder wilde met mijn homoseksualiteit. Ik wilde me ontwikkelen. Ze schrokken heel erg. Ik was de jongen die met een leuk meisje thuis zou komen. Uiteindelijk zeiden ze dat ik het wel mocht zijn, maar ik mocht er niets mee doen. Mijn ene zus schold me uit voor vieze vuile rothomo. Ik ben met de nek aangekeken. Op mijn 16e ben ik het huis uitgegaan, niet omdat ik wilde maar om te kunnen zijn wie ik ben.
a) Lees het artikel van Sense.info en leg uit waar het over gaat.
In het artikel lees je over een jongen die uit de kast komt en vertelt aan zijn familie dat hij homoseksueel is. Zijn familie accepteert dat niet. Om die reden is hij op zijn zestiende uit huis gegaan.
b) Wat vind je van de reactie van de familie van de jongen?
Voorbeeld: Ik vind de reactie heel heftig en het zou mij heel verdrietig maken. Of: Ik herken de reactie wel. Mijn familie zou misschien ook zo reageren.
c) Omschrijf wat je in de video hierboven gezien hebt.
Twee voetballers die zich openlijk hebben uitgesproken over hun seksuele geaardheid, oftewel: ze zijn uit de kast gekomen.
d) Hoe zou het komen dat weinig voetballers uit de kast komen?
Bijvoorbeeld: Helaas is het in de voetbalwereld nog niet normaal om uit de kast komen, omdat men bang is voor uitsluiting of discriminatie.
Zoals je hierboven kon zien kan het proces van coming out moeizaam gaan. Anderen accepteren het niet of je voelt je niet vrij genoeg om uit te komen voor jouw seksuele geaardheid of gender. Om meer aandacht te vragen hiervoor is nationale Coming Out Day in het leven geroepen. Als er meer aandacht wordt besteed aan dit onderwerp en er dus meer over wordt gesproken in bijvoorbeeld het klaslokaal, is de kans op acceptatie groter.
Opdracht 4
a) Kende jij Coming Out Day voordat je deze les gemaakt had?
Bijvoorbeeld: Nee, ik was er niet mee bekend. Of: Ja, ik wist al van het bestaan af.
b) Wat is het doel van Coming Out Day?
Het doel van Coming Out Day is aandacht te vragen voor mensen die er moeite mee hebben om te zijn wie zij willen zijn, omdat anderen dat niet accepteren en hen daardoor uitsluiten of discrimineren.
c) Doet jouw school iets aan Coming Out Day?
Ja, mijn school besteedt er aandacht aan in de les of via ons GSA-netwerk. Of: Nee, onze school doet hier niets aan volgens mij.
C. Elkaar steunen
Onder jongeren wordt het woord ‘homo’ nog altijd als scheldwoord gebruikt. Hoe ga je dan bij je vrienden uit de kast komen? En als dat gedaan hebt, wil je dan ook dat je klas het te weten komt? Yildirim deed het op de volgende manier:
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) Hoe merkte Yildirim dat hij op jongens valt?
Yildirim ontdekte dat hij op jongens valt, toen hij een relatie kreeg met een meisje. Hij voelde geen connectie met haar. Toen begon hij meer naar jongens te kijken.
b) Hoe is hij toen uit de kast gekomen?
Met hulp van een aantal goede vriendinnen verzamelde Yildirim de moed om het aan zijn klas te vertellen. Daarna vertelde hij het aan zijn mentor en toen hebben ze het samen voor de klas verteld.
c) Hoe gaat Yildirim om met de haat die hij krijgt?
Hij probeert zich er niets van aan te trekken.
d) Iemand steunen is in dit geval dus heel erg fijn. Als jij erachter zou komen dat er iemand uit jouw vriendengroep valt onder de LHBTIQ+ gemeenschap. Hoe zou jij dan reageren? Leg je antwoord duidelijk uit.
Bijvoorbeeld: Ik zou dit accepteren en diegene steunen. Het is en blijft een vriend van mij. Of: Ik zou het accepteren, maar diegene ontvrienden want ik voel mij daar niet comfortabel bij.
De GSA is een groep scholieren die vindt dat iedereen op hun school de vrijheid heeft te kunnen zijn wie ze zijn, zonder zich daarvoor te hoeven schamen of te verantwoorden.
a) Kun je op jouw school zijn wie je bent?
Bijvoorbeeld: Ja, ik val binnen de LHBTIQ+-gemeenschap en dat is oke op school. Of: Nee, je moet je aanpassen aan de rest.
b) Is er een GSA-netwerk bij jullie op school?
Bijvoorbeeld: Ja, die hebben wij en ik ben er bekend mee. Of: Nee, die hebben wij niet. Of: ik weet het niet.
c) Hangt er een regenboogvlag bij jou op school?
Bijvoorbeeld: Nee, die hangt er nog niet. Of: Jazeker, die hangt bij de ingang.
Danny spreekt met Cor, een rapper met een crimineel verleden. Cor neemt hem mee naar kennissen die nog in de criminaliteit zitten, terwijl Danny probeert te achterhalen waarom zij gekozen hebben voor een leven in de misdaad.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het verschil is tussen overtredingen en misdrijven en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Weten wat voorbeelden zijn van wetboeken en rechtsbronnen.
Uitleggen welke factoren de kans op strafbaar gedrag vergroten of verkleinen.
Weten welke rol media spelen bij beeldvorming over criminaliteit.
Opdracht 1
Cor en zijn vrienden noemen een aantal redenen om crimineel te worden.
Welke redenen noemen ze? Noem er drie.
Geld verdienen, vrienden in het wereldje hebben, geen andere kansen hebben, een keer opgepakt worden en dan geen kans meer krijgen van de maatschappij, geen steun van familie en vrienden.
In les 7 heb je geleerd over risicofactoren: factoren die de kans op crimineel gedrag vergroten. Je hebt ook geleerd over beschermende factoren: factoren die kunnen voorkómen dat iemand crimineel wordt.
Opdracht 2
a) Welke twee risicofactoren herken je in het verhaal van Cor en zijn vrienden?
Onveilige opvoeding (geen steun hebben in je familie) en foute vrienden (de contacten die je hebt trekken je (verder) de wereld van de misdaad in.
b) Danny vraagt aan Cors moeder of zij zich weleens heeft afgevraagd of haar opvoeding een rol heeft gespeeld bij zijn carrière in de misdaad.
Is Cors relatie met zijn moeder volgens Cor een factor die bijdroeg aan zijn criminele gedrag, of juist een factor die dit had kunnen voorkomen? Leg uit waarom.
Een factor die het juist had kunnen voorkomen: zijn relatie met zijn moeder is hecht en zij heeft hem juist waarden en normen bijgebracht. Zij is volgens hem geen reden geweest voor zijn criminele verleden.
Opdracht 3
a) Cor beschrijft twee van de misdaden waarvoor hij is veroordeeld. Om welke misdaad ging het?
Hij heeft iemand ontvoerd en met geweld gedwongen om te betalen (afpersing).
b) Gaat het hierbij om overtredingen of misdrijven? Leg uit waarom.
Het zijn allebei een misdrijven: een ernstige vorm van misdaad waar een zwaardere straf (> 1 jaar hechtenis) op staat en waar de dader een strafblad voor krijgt
c) Onder welk wetboek vallen deze misdaden?
Wetboek van Strafrecht
d) Welke straf heeft Cor uiteindelijk gekregen voor deze misdaden?
5 jaar en 10 maanden gevangenisstraf
e) De vrienden van Cor noemen snel geld verdienen een reden om crimineel te worden. Toch zullen veruit de meeste mensen niet voor de criminaliteit kiezen. Waarom niet, denk je?
Omdat het niet past bij hun waarden en normen, omdat ze bang zijn gepakt en gestraft te worden. Omdat ze de misdaad niet nodig hebben, omdat ze een baan hebben.
Cor neemt Danny mee naar een kennis die nog steeds in de criminaliteit zit (minuut 5.05 tot 6.50).
Opdracht 4
a) Deze man vertelt over zijn misdaden. Welke misdaad noemt hij?
Hij verkoopt wapens
b) In welke wetboeken staat deze misdaad?
De Wapenwet
c) Hoe is deze jongen in de misdaad terecht gekomen, volgens hemzelf?
Kattenkwaad liep uit tot erger, in de gevangenis maakte hij foute vrienden en kwam hij in de schulden. De misdaad was de enige mogelijkheid volgens hem, ook het enige waar hij goed in is.
d) Welke twee factoren die bijdragen aan de kans om crimineel te worden passen bij de redenen die hij noemt?
Foute vrienden en geen steun van familie
Danny vraagt aan Cor en zijn producent of het verhaal van de jongens wel geloofwaardig is.
Opdracht 5
a) Waarom twijfelt Danny aan het verhaal?
Hij denkt dat de jongens misschien overdrijven om stoer te doen, zo denkt Danny dat de pistolen die hij zag ‘slechts’ alarmpistolen waren.
b) Waarom denk je dat de jongens hierover zouden willen liegen?
Stoerdoenerij/overdrijven
c) Geloof jij de jongens?
Je zou bijv. kunnen vinden dat de jongens stoer doen omdat die pistolen waarschijnlijk niet echt zijn. Je kunt ook denken dat de jongens de waarheid spreken, maar geen echte pistolen wilden laten zien voor het geval het interview met Danny een valstrik van de politie zou zijn.
d) Zijn daders een betrouwbare bron bij onderzoek naar misdaad?
Nee, niet helemaal in ieder geval. Daders zijn bang om gepakt te worden en kunnen dus meestal niet helemaal eerlijk zijn over hun misdaden
Dit tv-programma besteedt aandacht aan misdaad. Hoe de media iets weergeeft en het gevoel dat dat veroorzaakt bij kijkers en lezers, wordt beeldvorming genoemd. Deze aflevering draagt ook bij aan de beeldvorming van de kijkers over misdaad.
Opdracht 6
a) Danny bevraagt Cor over zijn redenen om wapens etc. in zijn videoclips te laten zien. Waarom doet Cor dit?
Hij wilde aandacht voor zijn muziek, maar ook mensen laten zien wat er speelt (dit noemen we bewustwording).
b) Waarom laat Danny Cor en de andere criminelen zien?
Eigenlijk om dezelfde redenen: hij zegt dat hij mensen wil laten zien wat er speelt in de criminele wereld, maar hij wil natuurlijk ook dat mensen naar zijn programma kijken.
c) Verheerlijkt Cor crimineel gedrag met zijn muziek? Wat vindt hij zelf en wat vind jij?
Cor vindt van niet. Hij vindt dat hij mensen juist waarschuwt dat misdaad alleen stress en straf oplevert en dat je beter een opleiding kunt volgen. Maar zijn clips laten wel zien dat je met misdaad geld kunt verdienen en dat het misschien zelfs wel het begin van een rapcarrière zou kunnen betekenen. De vraag is of zijn fans echt luisteren naar zijn boodschap of vooral onder de indruk van de beelden zijn.
d) Aandacht voor criminaliteit in de media kan negatieve gevolgen hebben. Welke negatieve gevolgen zijn dat?
Door aandacht te schenken aan criminaliteit kunnen mensen angstgevoelens krijgen. Mensen denken dat er meer criminaliteit is dan er daadwerkelijk is, en dat deze criminaliteit meestal heel gewelddadig is.
e) Wat vind jij: heeft de aandacht voor criminaliteit in deze uitzending van Danny op Straat ook negatieve gevolgen?
Je zou bijv. kunnen vinden dat deze uitzending jongeren op het idee kan brengen de criminaliteit in te gaan. Of dat de uitzending bijdraagt aan het idee dat er veel gewelddadige misdaad is. Of je zou bijv. kunnen vinden dat Danny zijn best doet om te laten zien dat misdaad niet loont en hoe mensen uit de misdaad kunnen stappen.
Heb je het nieuws een beetje gevolgd? De afgelopen zomer is “het kabinet gevallen” en Mark Rutte stapt op. Maar waarom? Wie wordt onze nieuwe minister-president, en wat heeft dit allemaal te maken met de verkiezingen van 22 november 2023?
In deze opdracht gaan we in op de val van het kabinet en de gevolgen ervan voor Nederland. We leren je ook wat dit onderwerp allemaal met het vak maatschappijleer of maatschappijkunde te maken heeft.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat een maatschappelijk vraagstuk is.
Uitleggen hoe verkiezingen verlopen in de Nederlandse democratie.
Uitleggen hoe Nederland bestuurd wordt.
A. Maatschappelijke vraagstukken
Waarschijnlijk heb je dit jaar voor het eerst maatschappijleer of maatschappijkunde. Heb je al enig idee waar dit vak over gaat?
Opdracht 1
a) Waar moet je aan denken als je het woord “maatschappij” hoort? Schrijf minimaal 10 woorden op.
Bijvoorbeeld: Samenleving, cultuur, economie, geschiedenis, Nederland, politiek, wetten, regels, Mark Rutte, politieke partijen.
b) Bij maatschappijleer en maatschappijkunde leer je ook over de politiek. Wat heeft de politiek te maken met de maatschappij, denk je?
Bijvoorbeeld: De politiek maakt veel beslissingen over de maatschappij. Of: De mensen in de politiek hebben veel te zeggen over de maatschappij in Nederland.
We leven met héél veel mensen samen in Nederland, namelijk met ongeveer 17.530.000 mensen! Als veel mensen met elkaar samen leven noemen we dat: een samenleving of maatschappij.
Het is niet altijd makkelijk om met zoveel mensen samen te leven in één land. Om het leven wat makkelijker te maken, zijn er veel wetten en regels die gelden in Nederland. Zo weet iedereen waar zij aan toe is. Die regels worden gemaakt door politici: mensen die werken in de politiek.
Opdracht 2
a) Welke politici ken jij allemaal? Noem er zoveel mogelijk.
Bijvoorbeeld: Mark Rutte, Hugo de Jonge, Jesse Klaver, Geert Wilders, de burgemeester van mijn stad.
b) Waar ken jij de Tweede Kamer allemaal van?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb de Tweede Kamer wel eens gezien op het journaal. Of: Ik ken het wel, maar ik weet niet waarvan.
c) Regels gemaakt door politici noemen we wetten. Geef eens twee voorbeelden van wetten die in Nederland gelden.
Bijvoorbeeld: Je mag niet stelen. Als kind moet je onderwijs volgen. Je moet belasting betalen als je werkt.
Het is niet altijd makkelijk om met zoveel mensen in één maatschappij te leven. Soms ontstaan er problemen, omdat mensen nou eenmaal over een hoop onderwerpen verschillen van mening. Grote problemen waar we in Nederland mee te maken hebben, noemen we: maatschappelijke vraagstukken.
Eén voorbeeld hiervan is de vluchtelingencrisis. Hoeveel vluchtelingen mogen er naar Nederland komen en mag hun familie ook mee? Daar hebben politici lange discussies over gehad in juli, kijk maar:
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in drie zinnen uit waarover de politieke partijen in het filmpje samen afspraken wilden maken.
Ze probeerden afspraken te maken over hoeveel vluchtelingen naar Nederland mogen komen. Hierdoor moeten kinderen en partners van asielzoekers lange tijd in nare omstandigheden afwachten. Bovendien zijn er niet genoeg opvangplekken voor vluchtelingen.
b) Noem twee meningen die je in de video hebt gezien over familieleden van vluchtelingen.
De VVD vindt dat het voor partners en kinderen van vluchtelingen moeilijker moet worden om naar Nederland te komen. De ChristenUnie vindt juist dat familieleden van vluchtelingen ook welkom zijn.
c) Wat gebeurt er als de politieke partijen die in de regering zitten het niet meer met elkaar eens zijn?
Dan kan het kabinet vallen. Als dat gebeurt moeten er nieuwe verkiezingen komen.
B. Nieuwe verkiezingen!
De video hierboven was van juli 2023. Intussen is het écht gebeurd: de politieke partijen konden het niet met elkaar eens worden en het kabinet Rutte IV is dus gevallen! Maar wat betekent dit nou precies voor Nederland?
Het kabinet is gevallen, maar het bestuur van Nederland houdt niet op in deze periode. Het oude kabinet gaat nog even door, maar ze mogen niet meer over alle onderwerpen beslissen. Dat is tijdelijk, tot er een nieuw kabinet is.
Er komen dus nieuwe verkiezingen, zodat de kiezer eerst opnieuw mag kiezen welke politieke partijen haar stem verdient. En wanneer komen er nieuwe verkiezingen? Halverwege november!
a) Noem twee gevolgen van de val van het kabinet die je kunt halen uit de teksten hierboven.
Bijvoorbeeld: het kabinet mag niet meer over alle vraagstukken beslissen. Er komen nieuwe verkiezingen.
b) Wie is de vrouw op de afbeelding hierboven en waarom kijkt zij zo blij?
De vrouw op de afbeelding is Caroline van der Plas. Zij is van de politieke partij BoerBurgerBeweging en is blij dat het kabinet is gevallen. Als er nieuwe verkiezingen komen, hoopt zij dat veel mensen op haar partij stemmen.
Nederland is een democratie. Dat betekent dat het volk in Nederland zijn eigen politieke leiders mag kiezen. Dat hebben we op 22 november 2023 gedaan, met de verkiezingen!
Bij de verkiezingen mag iedereen boven de 18 jaar stemmen op een politicus die bij een politieke partij zit. Je brengt dan je stem uit door naar een stembureau te gaan en een vakje op het stembiljet rood te kleuren:
Opdracht 5
a) Heb jij al een idee welke politieke partij bij jou past? Waarom?
Bijvoorbeeld: Mijn ouders stemmen DENK en PvdA, dus misschien zou ik daarop stemmen. Of: Nee, ik heb echt geen idee.
c) Ken je deze partij? Wat weet je ervan?
Bijvoorbeeld: Ik weet alleen dat Hugo de Jonge bij deze partij hoort. Of: Ik weet niets van deze partij.
d) Ga op internet op zoek naar informatie over deze partij. Wat kun je vinden?
Bijvoorbeeld: Het CDA is een afkorting voor Christen Democratisch Appèl. Het CDA zat in het kabinet. Het CDA had als lijsttrekker Wopke Hoekstra.
C. Na de verkiezingen
Er zijn verkiezingen geweest in november. Maar wat gebeurt daarna dan? De politieke partijen die genoeg stemmen hebben, krijgen een aantal zetelsin de Tweede Kamer. Zetels betekent: stoelen. Er zijn 150 zetels te verdelen. Dit hier is de Tweede Kamer:
Als een partij dus 10% van de stemmen heeft, krijgt die partij ook 10% van de zetels. Dat zijn 15 zetels in de Tweede Kamer! De Tweede Kamer is belangrijk, want zij mogen stemmen over nieuwe wetten. En de meeste stemmen gelden, dus hoe meer zetels je hebt in de Tweede Kamer, hoe beter.
In de Tweede Kamer Special kun je zien welke partijen er allemaal in de Tweede Kamer zitten en wat zij belangrijk vinden. En met behulp van deze verkiezingsles kun je meer leren over de verkiezingen en de verkiezingsuitslag!
a) Wat zijn de grootste partijen in de Tweede Kamer?
VVD, D66, PVV en CDA zijn het grootste.
b) Welke partijen ken je helemaal niet?
Bijvoorbeeld: SGP, Volt, BIJ1.
c) Kies drie partijen uit waar je meer over wil weten. Klik de partijen aan in de inhoudsopgave van de Tweede Kamer Special. Noteer per partij één standpunt.
Bijvoorbeeld: JA21 wil meer politie op straat en zwaarder straffen. BIJ1 wil een hoger minimumloon en racisme strenger aanpakken. De SP wil stoppen met de euro.
Je kent nu de Tweede Kamer en je hebt ook al van het kabinet gehoord. Na de verkiezingen wordt er altijd een kabinet gevormd. In het kabinet zit vaak de grootste partij samen met partijen die met elkaar willen samenwerken. Het kabinet, dat net is gevallen, bestond uit de partijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Dit zijn ze:
Het kabinet bestaat uit ministers en staatssecretarissen. Zij voeren de wetten uit waar de Tweede Kamer over stemt. Kijk maar:
Tweede Kamer en kabinet
Tweede Kamer
De 150 leden van de Tweede Kamer mogen stemmen over wetten. Ze controleren ook of het kabinet de wetten goed uitvoert.
Kabinet
De ministers en staatssecretarissen van het kabinet bedenken wetten, waar de Tweede Kamer over mag stemmen. Het kabinet moet de wetten dan ook uitvoeren.
Tot de verkiezingen in november was dit dus nog steeds het kabinet Rutte IV. Tot er een nieuwe wordt gekozen, zien we de gezichten uit dit kabinet nog op televisie en online. Daarna zien we in ieder geval Mark Rutte niet meer terug in de politiek.
De laatste tijd gaan de ontwikkelingen in AI (‘artificiële intelligentie’) erg snel. Digitale systemen hebben steeds meer invloed op de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de chatbot ChatGPT! Er zijn veel voordelen aan ChatGPT, maar ChatGPT zorgt er ook voor dat veel mensen vrezen voor hun baan. Moet er meer wetgeving komen over het gebruik van kunstmatige intelligentie? Daarover zijn de meningen verdeeld. Laten we deze vraag eens gaan analyseren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Weten hoe je een standpunt moet innemen met behulp van argumenten.
Uitleggen wat de de vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Bekijk de video bovenaan deze pagina en lees onderstaande artikelen. Beantwoord dan de vragen.
Bron 1: Tarantino hoeft nog niet te vrezen, maar AI kan veel filmmakers vervangen.
Scenarioschrijver Nathan Vecht ziet dat ChatGPT steeds slimmer wordt. “De ontwikkelingen volgen elkaar in zo’n hoog tempo op dat de toekomst moeilijk te voorspellen is. Als de robot zich echt ontwikkelt tot een volwaardig schrijver, zal dat vermoedelijk niet alleen ontwrichtend werken in ons vak, maar in de hele maatschappij.”
Niet alle Nederlandse scenarioschrijvers staan afkeurend tegenover ChatGPT. “Er wordt wel degelijk mee gespeeld”, zegt Jacqueline Rogers van het Netwerk Scenarioschrijvers. Ze waarschuwt haar collega’s om hun kop niet in het zand te steken. “Het is reëel, het gaat niet weg. Dus zorg ervoor het in je voordeel te gebruiken en er niet bang voor te zijn.”
Bron 2: Dit zijn 4 aanwijzingen om te achterhalen of een ‘deepfake’ foto door AI is gemaakt
De afgelopen maanden circuleert een aantal deepfake-afbeeldingen van prominente figuren op het internet, zoals een viral foto van paus Franciscus in een stijlvolle witte pufferjas en een met juwelen bedekt kruis om zijn nek.
“In het verleden kon realistische namaak van het niveau dat we nu dagelijks zien, alleen door Hollywood worden geproduceerd”, zegt AI-expert Henry Ajder. “Nu hebben veel mensen de kracht van Hollywood binnen handbereik.”
De gevolgen van deepfake-afbeeldingen zullen volgens Ajder variëren van nepnieuws over politici tot niet-consensuele pornografische beelden. Toch is Ajder ook bezorgd over de relatief onschuldige toepassingen, als de pufferjas van paus Franciscus. Deze subtiele afbeeldingen kunnen “langzaam ons vertrouwen in visuele media wegnemen”, zegt hij.
Bron 3: Europese regels voor AI stap dichterbij, dit zijn de plannen ChatGPT verraste niet alleen grote techbedrijven, maar ook beleidsmakers. Omdat die technologie nu al – en de komende jaren helemaal – een grote impact kan hebben op de samenleving, heeft het Europees Parlement nu een begin gemaakt om dat te veranderen.
Het overkoepelende idee van de AI Act (Wet op Kunstmatige Intelligentie) is om AI-systemen onder te verdelen in risicogroepen. Een groter deel van de wet gaat over AI-systemen die worden bestempeld als ‘hoog risico’. Daarnaast wordt er gewerkt met een keurmerk; dit betekent dat ‘hoog risico’-AI-systemen alleen toegelaten worden op de Europese markt als ze aan bepaalde zaken voldoen.
Een aantal AI-systemen wordt bij voorbaat al verboden; systemen die het gedrag van mensen beoordelen en het gebruik van realtime biometrische identificatie, denk aan gezichtsherkenning door opsporingsdiensten, zoals bij het zoeken van een verdachte. Het parlement wil bijvoorbeeld ook emotieherkenning door politie, aan de grens en op het werk en in het onderwijs verbieden. Een andere belangrijke maatregel is het verbieden van criminaliteits- en fraudevoorspellingen op basis van profilering (denk aan wat er gebeurde bij de toeslagenaffaire).
Leg in minimaal twee zinnen uit waar het probleem over gaat.
De ontwikkeling van AI is opeens heel hard gegaan en we weten nog niet hoe het onze maatschappij gaat beïnvloeden. AI heeft voordelen, maar het gebruik ervan moet misschien ook goed gecontroleerd worden. Gaan mensen hun baan verliezen door AI? Hoe gaat het onze samenleving beïnvloeden en waar moeten we voor oppassen met AI?
Opdracht 2
Zoek op internet een recent artikel over AI systemen. Vermeld kort wat je hebt gelezen en vermeld ook de bron erbij.
De computerwetenschapper Geoffrey Hinton heeft ontslag genomen bij Google en waarschuwt (samen met andere experts) over de risico’s van kunstmatige intelligentie. Hij wil dat onderzoekers stoppen met het verder ontwikkelen van AI en wil dat er duidelijke AI wetgeving komt. Bron: NOS, https://nos.nl/l/2473634
Opdracht 3
Een maatschappelijk vraagstuk heeft vier kenmerken.
1. Veel mensen vinden de situatie onwenselijk;
2. Er zijn verschillende meningen over de oplossing;
3. Het vraagstuk krijgt aandacht in de media;
4. Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid.
a) Welk kenmerk herken je in bron 1? Leg uit hoe je tot je antwoord komt.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing met betrekking tot de ontwikkeling en invloed van AI op onze banen. De een denkt dat AI ervoor zorgt dat bepaalde banen verdwijnen terwijl de ander vindt dat we AI als hulpmiddel moeten zien om verder te ontwikkelen in de banenmarkt.
b) Welk kenmerk herken je in bron 2? Leg uit hoe je tot je antwoord komt.
Het vraagstuk krijgt aandacht in de media. AI systemen worden ingezet om deepfake plaatjes te creëren. Dit is voor ons vermaak maar kan invloed hebben op ons vertrouwen in visuele media.
c) Welk kenmerk herken je in bron 3? Leg uit hoe je tot je antwoord komt.
Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid. Het Europese Parlement probeert het probleem van AI op te lossen door de AI Act in te voeren. Daarmee proberen ze controle te houden op het gebruik van deze technologie. Hopelijk worden de risico’s van AI zo beperkt.
Opdracht 4
Moet Nederland instemmen met het Europese wetsvoorstel tegen AI?
a) Geef één argument VOOR de AI Act.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat de AI Act moet worden doorgevoerd zodat we controle kunnen houden op nieuwe technologie. Of: Het is belangrijk dat we weten hoe de technologie wordt gebruikt binnen de EU en daarom moeten we daar duidelijke regels voor hebben.
b) Geef één argument TEGEN de AI Act.
Bijvoorbeeld: Door wetgeving blijven we misschien achter op de rest van de wereld op het gebied van technische ontwikkelingen. Of: Het Europese Parlement zou niet mogen meebeslissen over hoe wij AI willen of kunnen toepassen in Nederland.
Opdracht 5
Het vraagstuk van AI kun je ook bekijken vanuit de vier invalshoeken:
1. de politiek-juridische invalshoek;
2. de sociaaleconomische invalshoek;
3. de sociaal-culturele invalshoek;
4. de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
a) Welke invalshoek herken je in bron 1?
De sociaaleconomische invalshoek. Het gaat over hoe AI ontwikkelingen invloed kunnen hebben op de banenmarkt.
b) Welke invalshoek herken je in bron 2?
De sociaal-culturele invalshoek. Het gaat over hoe AI-systemen ons geloof in de visuele media kunnen aantasten. Zo kunnen ook onze normen veranderen.
c) Welke invalshoek herken je in bron 3?
De politiek-juridische invalshoek. Dit artikel gaat over hoe het Europese Parlement bezig is met het opstellen van een Wet op Kunstmatige Intelligentie.
Opdracht 6
Hoe kijk jij tegen dit vraagstuk aan? Moet er een Wet op Kunstmatige Intelligentie komen in Europa? Ondersteun je standpunt met een argument dat je nog niet bij opdracht 4 hebt gegeven.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat er geen wet moet komen omdat elk land zou moeten kunnen kiezen hoe ze met technologie omgaan. Of: Ik vind dat er wel een Europese wet moet komen omdat het internet ook geen grenzen kent, dus we moeten er samen voor zorgen dat de meest gevaarlijke AI-ontwikkelingen tegengehouden worden.
De laatste tijd lees je in het nieuws steeds meer over geweld bij voetbalwedstrijden. De KNVB treedt hier tegen op en voetbalwedstrijden worden soms stilgelegd. Voor de meerderheid van de supporters betekent dit dat zij naar huis worden gestuurd terwijl ze zelf niks met het geweld te maken hebben. Sommigen zeggen dat de kleine groep gewelddadige supporters daardoor de wedstrijden ‘gijzelen’.
Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor het aanpakken van supportersgeweld? Laten we deze vraag eens analyseren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Weten hoe je een standpunt moet innemen met behulp van argumenten.
Uitleggen wat de de vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Bekijk het filmpje bovenaan deze pagina en lees onderstaande artikelen. Beantwoord dan de vragen.
Bron 1: AZ schaamt zich diep na ‘inktzwarte avond’ en wil relschoppers snel opsporen
AZ kijkt een dag na het Conference League-duel met West Ham United met veel schaamte terug op de rellen in het AFAS Stadion. Na afloop van de uitschakeling gingen AZ-hooligans West Ham-aanhangers op de hoofdtribune te lijf.
“Wat er is gebeurd gaat alle perken te buiten”, schrijft AZ vrijdag. “De club biedt nogmaals oprechte excuses aan richting West Ham United en alle duizenden goedwillende AZ-supporters die eveneens hinder hebben ondervonden van het wangedrag.”
“De club gaat er alles aan doen om, samen met de betrokken instanties, deze personen te achterhalen en passende maatregelen te treffen.”
Bron 2: De Engelse oplossing voor voetbalgeweld: verplichte zitplaatsen en alcoholverbod
Terwijl op de Nederlandse voetbalvelden de incidenten met voetbalsupporters elkaar in hoog tempo opvolgen, lijkt het er in Engeland in de voetbalstadions al jaren relatief rustig aan toe te gaan. Volgens de gerenommeerde Engelse voetbaljournalist Phil McNulty is dat het gevolg van verplichte zitplaatsen, scherp cameratoezicht, snel ingrijpen bij beledigende spreekkoren en misschien wel het belangrijkste verschil met Nederland: geen alcohol op de tribunes.
Waar de Engelse voetbalbond scherp op toeziet, is chanting, vrij vertaald: beledigende spreekkoren. “Ik vind dat de bond en de clubs daar goed bovenop zitten. En wat ook goed is: bij opstootjes tussen voetballers op het veld wordt sneller en harder opgetreden, door bijvoorbeeld boetes uit te delen. Daar begint de agressie natuurlijk vaak en dat wil je in de kiem smoren. Spelers horen het goede voorbeeld te geven.”
Bron 3: Eredivisie-directeur De Jong: “Het voetbal kan dit probleem alleen niet oplossen”
Moet de wetgeving strenger worden om het voetbal te helpen het supportersprobleem aan te pakken? “Als betaald voetbal willen wij heel graag dat er een digitale meldingsplicht komt, zodat je weet waar iemand met een stadionverbod zich bevindt. Maar dat is iets van de politie en de overheid, dat kan een voetbalclub helemaal niet. Wij kunnen er alleen maar voor pleiten en lobbyen om die digitale meldingsplicht zo snel mogelijk te introduceren.”
“Het is een probleem dat we samen moeten oplossen. Kleine organisaties zoals voetbalclubs kunnen dit niet alleen. Er is een verharding in de maatschappij die in een stroomversnelling is geraakt na corona, maar het is een probleem dat zich niet uitsluitend in het voetbal uit. Het is breder. De clubs doen er alles voor, je mag ze erop aanspreken, maar onze verantwoordelijk begint ergens en houdt ook ergens op.”
Leg in minimaal twee zinnen uit waar het probleem over gaat.
Er zijn steeds meer geweldsincidenten in supportersvakken in voetbalstadions. De meerderheid van de supporters doet niet mee aan geweld maar lijdt wel als wedstrijden worden stilgelegd. De KNVB, de clubs, burgemeesters, de politie en de overheid zoeken naar oplossingen. Wie is verantwoordelijk voor het doorvoeren van maatregelen?
Opdracht 2
Zoek op internet een recent artikel over voetbalgeweld. Vermeld kort wat je hebt gelezen en vermeld ook de bron erbij.
Bijvoorbeeld: De meerderheid van de Heerenveen supporters is het slechte gedrag van hooligans zat. Zij hebben een tegenactie georganiseerd. De meesten willen strengere straffen voor hooligans. Tijdens een wedstrijd houden ze samen in de twaalfde minuut een spandoek omhoog tegen vuurwerk op het veld. De actie werd door iedereen toegejuicht. Bron: Volkskrant, https://www.volkskrant.nl/cs-b1b8f4cf
Opdracht 3
Een maatschappelijk vraagstuk heeft vier kenmerken.
1. Veel mensen vinden de situatie onwenselijk;
2. Er zijn verschillende meningen over de oplossing;
3. Het vraagstuk krijgt aandacht in de media;
4. Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid.
a) Welk kenmerk herken je in bron 1? Leg uit hoe je tot je antwoord komt.
Veel mensen vinden de situatie onwenselijk. De clubs schamen zich voor het slechte gedrag van een klein deel van hun supporters die de club een slechte naam geven.
b) Welk kenmerk herken je in bron 2 en bron 3? Leg uit hoe je tot je antwoord komt.
Een oplossing moet worden gezocht door gezamenlijke actie en door de overheid. De gemeentes, KNVB, supporters en de overheid moeten samen zorgen dat de regels die gemaakt zijn tegen het geweld ook echt worden toegepast. Alleen dan kan het geweld worden tegengehouden.
Opdracht 4
Moeten we in Nederland de digitale meldplicht landelijk invoeren voor veroordeelde hooligans?
a) Geef één argument VOOR een digitale meldingsplicht.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat een digitale meldingsplicht echt nodig is om te zorgen dat veroordeelde hooligans minder makkelijk tóch stadions binnen kunnen komen. Of: Het is belangrijk om de regels strenger te kunnen toepassen en een meldingsplicht moet dus ook gewoon kunnen.
b) Geef één argument TEGEN een digitale meldingsplicht.
Bijvoorbeeld: Mensen die zich zouden moeten melden zijn al streng genoeg aangepakt omdat ze niet naar wedstrijden mogen komen en ook al een strafblad hebben. Of: We zijn geen politiestaat en het moet niet mogelijk zijn om altijd te weten waar iedereen is.
Opdracht 5
Het vraagstuk van het tegengaan van voetbalgeweld kun je ook bekijken vanuit de vier invalshoeken:
1. de politiek-juridische invalshoek;
2. de sociaaleconomische invalshoek;
3. de sociaal-culturele invalshoek;
4. de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
a) Welke invalshoek herken je in bron 1?
De sociaal-culturele invalshoek. Het gaat over hoe AZ zich schaamt over het gedrag van een paar supporters en hoe dit niet hoort bij de normen en waarden van de club.
b) En welke invalshoek herken je in bron 2?
De veranderings- en vergelijkende invalshoek. In dit artikel wordt een vergelijking gemaakt tussen de regelgeving in Engeland en in Nederland.
c) En welke invalshoek herken je in bron 3?
De politiek-juridische invalshoek. Het gaat om wat voetbalclubs kunnen doen en wat de overheid moet doen om de ‘voetbalwet’ beter toe te passen.
Opdracht 6
Hoe kijk jij tegen dit vraagstuk aan? Wie is er verantwoordelijk voor het aanpakken van supportersgeweld? Ondersteun je standpunt met een argument dat je nog niet bij opdracht 4 hebt gegeven.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat clubs ervoor moeten zorgen dat er strengere controles komen zodat ‘slechte’ supporters niet in stadions kunnen komen. Of: Ik vind dat de overheid een strenge digitale meldingsplicht in heel Nederland moet toepassen. Of: Er moet een nationaal verbod komen tegen alcoholgebruik in stadions en iedereen moet verplicht zitten.
Danny spreekt met Cor, een rapper met een crimineel verleden. Cor neemt hem mee naar kennissen die nog in de criminaliteit zitten, terwijl Danny probeert te achterhalen waarom zij gekozen hebben voor een leven in de misdaad.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het verschil is tussen overtredingen en misdrijven en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen welke factoren de kans op strafbaar gedrag vergroten of verkleinen.
Weten welke rol media spelen bij criminaliteit.
Opdracht 1
Cor en zijn vrienden noemen een aantal redenen om crimineel te worden.
Welke redenen noemen ze? Noem er drie.
Geld verdienen, vrienden in het wereldje hebben, geen andere kansen hebben, een keer opgepakt worden en dan geen kans meer krijgen van de maatschappij, geen steun van familie en vrienden.
In les 2 heb je geleerd over risicofactoren: factoren die de kans op crimineel gedrag vergroten. Je hebt ook geleerd over beschermende factoren: factoren die kunnen voorkómen dat iemand crimineel wordt.
Opdracht 2
a) Welke twee risicofactoren herken je in het verhaal van Cor en zijn vrienden?
Onveilige opvoeding (geen steun hebben in je familie) en foute vrienden (de contacten die je hebt trekken je (verder) de wereld van de misdaad in.
b) Danny vraagt aan Cors moeder of zij zich weleens heeft afgevraagd of haar opvoeding een rol heeft gespeeld bij zijn carrière in de misdaad.
Is Cors relatie met zijn moeder volgens Cor een factor die bijdroeg aan zijn criminele gedrag, of juist een factor die dit had kunnen voorkomen? Leg uit waarom.
Een factor die het juist had kunnen voorkomen: zijn relatie met zijn moeder is hecht en zij heeft hem juist waarden en normen bijgebracht. Zij is volgens hem geen reden geweest voor zijn criminele verleden.
Opdracht 3
a) Cor beschrijft twee van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld. Welke twee strafbare feiten?
Hij heeft iemand ontvoerd en met geweld gedwongen om te betalen (afpersing).
b) Gaat het hierbij om overtredingen of misdrijven? Leg uit waarom.
Het zijn allebei een misdrijven: een ernstige vorm van misdaad waar een zwaardere straf (1 jaar hechtenis) op staat en waar de dader een strafblad voor krijgt
c) Welke straf heeft Cor uiteindelijk gekregen voor deze misdaden?
5 jaar en 10 maanden gevangenisstraf.
d) De vrienden van Cor noemen snel geld verdienen een reden om crimineel te worden. Toch zullen veruit de meeste mensen niet voor de criminaliteit kiezen. Waarom niet, denk je?
Omdat het niet past bij hun waarden en normen, omdat ze bang zijn gepakt en gestraft te worden. Omdat ze de misdaad niet nodig hebben, omdat ze een baan hebben.
Cor neemt Danny mee naar een kennis die nog steeds in de criminaliteit zit (minuut 5.05 tot 6.50).
Opdracht 4
a) Deze man vertelt over zijn misdaden. Welke misdaad noemt hij?
Hij verkoopt wapens.
b) Is dit een misdrijf of overtreding?
Een misdrijf.
c) Hoe is deze jongen in de misdaad terecht gekomen, volgens hemzelf?
Kattenkwaad liep uit tot erger, in de gevangenis maakte hij foute vrienden en kwam hij in de schulden. De misdaad was de enige mogelijkheid volgens hem, ook het enige waar hij goed in is.
d) Welke twee factoren die bijdragen aan de kans om crimineel te worden, passen bij de redenen die hij noemt?
Foute vrienden en een onveilige opvoeding.
Danny vraagt aan Cor en zijn producent of het verhaal van de jongens wel geloofwaardig is.
Opdracht 5
a) Waarom twijfelt Danny aan het verhaal?
Hij denkt dat de jongens misschien overdrijven om stoer te doen, zo denkt Danny dat de pistolen die hij zag ‘slechts’ alarmpistolen waren.
b) Waarom denk je dat de jongens hierover zouden willen liegen?
Stoerdoenerij/overdrijven.
c) Geloof jij de jongens?
Bijvoorbeeld: Ik denk dat de jongens stoer doen omdat die pistolen waarschijnlijk niet echt zijn. Of: Ik denk wel dat ze de waarheid spreken, maar geen echte pistolen wilden laten zien voor het geval het interview met Danny een valstrik van de politie zou zijn.
d) Zijn daders een betrouwbare bron bij onderzoek naar misdaad?
Nee, niet helemaal in ieder geval. Daders zijn bang om gepakt te worden en kunnen dus meestal niet helemaal eerlijk zijn over hun misdaden.
Dit tv-programma besteedt aandacht aan criminaliteit. Hóé de media iets weergeeft, heeft effect op de kijkers. Zij vormen hierdoor een bepaald beeld van criminaliteit. Ook déze aflevering zorgt ervoor dat kijkers een beeld vormen over criminaliteit.
Opdracht 6
a) Danny bevraagt Cor over zijn redenen om wapens etc. in zijn videoclips te laten zien. Waarom doet Cor dit?
Hij wilde aandacht voor zijn muziek, maar ook mensen laten zien wat er speelt (dit noemen we bewustwording).
b) Waarom laat Danny Cor en de andere criminelen zien?
Eigenlijk om dezelfde redenen: hij zegt dat hij mensen wil laten zien wat er speelt in de criminele wereld, maar hij wil natuurlijk ook dat mensen naar zijn programma kijken.
c) Verheerlijkt Cor crimineel gedrag met zijn muziek? Wat vindt hijzelf en wat vind jij? Beschrijf dit in een paar zinnen.
Cor vindt van niet. Hij vindt dat hij mensen juist waarschuwt dat misdaad alleen stress en straf oplevert en dat je beter een opleiding kunt volgen. Maar zijn clips laten wel zien dat je met misdaad geld kunt verdienen en dat het misschien zelfs wel het begin van een rapcarrière zou kunnen betekenen. De vraag is of zijn fans echt luisteren naar zijn boodschap of vooral onder de indruk van de beelden zijn.
d) Stel dat er veel aandacht is in de media voor ernstige criminaliteit. Dit kan ervoor zorgen dat mensen angstiger worden voor criminaliteit. Leg dit uit.
Door het zien van veel criminaliteit kunnen mensen denken dat er meer criminaliteit is dan er daadwerkelijk is, en dat deze criminaliteit meestal heel gewelddadig is.
e) Wat vind jij: heeft de aandacht voor criminaliteit in deze uitzending van Danny op Straat ook negatieve gevolgen?
Bijvoorbeeld: Ik denk dat deze uitzending jongeren op het idee kan brengen de criminaliteit in te gaan. Of: Deze uitzending kan bijdragen aan het idee dat er veel gewelddadige misdaad is. Of: Danny doet zijn best om te laten zien dat misdaad niet loont en hoe mensen uit de misdaad kunnen stappen.
Met deze kijkopdracht gaan we op een andere manier de lesstof doornemen. In de televisieserie Splinter in de Politiek onderzoekt Splinter Chabot samen met politici, actievoerders en journalisten hoe de Nederlandse politiek werkt. Deze aflevering gaat over het bereiken van je idealen: kun je dat het eigenlijk wel het beste doen via de politiek? Je kunt natuurlijk de hele aflevering kijken als je dat leuk vindt, maar de vragen gaan over het gedeelte dat begint na 9.35.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen uit welke fases het politieke besluitvormingsproces bestaat.
Weten wat de verhouding tussen het kabinet en het parlement is.
Uitleggen hoe je standpunten kunt indelen op de links/rechts-as en de progressief/conservatief-as.
Opdracht 1
a) Wat is een ideaal? Leg uit in twee zinnen.
Een ideaal is iets wat voor jou heel belangrijk is en wat je graag bereikt ziet worden. Idealen in de politiek gaan over hoe de samenleving eruit zou moeten zien.
b) Waarom is de politiek een goede plek om je idealen te bereiken? Gebruik het begrip ‘macht’.
In de politiek kun je zelf voorstellen maken om dingen te veranderen of te verbeteren en mag je stemmen over de voorstellen van anderen. Als politicus heb je dus macht waarmee je kunt proberen je idealen te bereiken.
Splinter praat met Esther Ouwehand, zij is de fractievoorzitter van een politieke partij in de Tweede Kamer.
Opdracht 2
a) Van welke politieke partij is Esther Ouwehand de fractievoorzitter?
De Partij voor de Dieren.
b) Zit haar partij in de regering? En in de Tweede Kamer?
Nee, de Partij van de Dieren zit niet in de regering, maar wel in de Tweede Kamer.
c) Is het makkelijker om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming als je een regeringspartij bent? Leg uit.
Als regeringspartij is het meestal makkelijker om jouw politieke voorstellen gedaan te krijgen: samen hebben de regeringspartijen een meerderheid om hun plannen goedgekeurd te krijgen en ministers die de plannen kunnen uitvoeren.
d) Esther Ouwehand is Tweede Kamerlid. Zit zij in het kabinet of in het parlement? Leg je antwoord uit.
Ze zit in het parlement, want het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. Esther Ouwehand is geen minister en is daarom geen lid van het kabinet.
Opdracht 3
a) Welke idealen noemt Esther Ouwehand tijdens het interview?
Iets doen voor de wereld, het liefst voor het milieu of dierenrechten.
b) Als je kijkt naar deze idealen, zijn deze idealen conservatief of progressief? Leg uit.
Progressief. De Partij voor de Dieren wil verbetering zien in hoe wij met het milieu en dierenrechten omgaan.
c) Hoe zet zij zich daar in de politiek voor in?
Zij stelt veranderingen voor beleid voor. In het programma noemt ze als voorbeeld het verbod op onverdoofd slachten.
d) Is de politiek volgens haar de juiste plaats om dingen te veranderen?
Ze ziet de politiek als noodzakelijk om dingen te veranderen, maar het gaat wel heel langzaam. Daarom is het belangrijk dat er activisme is: jongeren zijn veel verder als het om het denken over dierenrechten gaat.
Splinter spreekt met Marleen de Rooy (rond minuut 14.00). Zij is politiek verslaggever voor de NOS in Den Haag. Ze houdt bij welke beloften politici in de Tweede Kamer maken en wat er van die beloften terecht komen. Ze gebruikt daarvoor onder andere een boek met berekeningen die gemaakt zijn van de verkiezingsprogramma’s. Ze geeft het voorbeeld van partijen die roepen 180.000 extra verpleegkundigen aan het bed te willen, terwijl die niet te vinden zijn.
Opdracht 4
a) Waarom denk je dat politici zo’n verkiezingsbelofte maken terwijl het bijna onmogelijk is om dat doel te bereiken?
Omdat het hun ideaal is en omdat ze denken daarmee kiezers te winnen.
b) Wat denk jij dat de kiezers vinden als een grote verkiezingsbelofte niet waar wordt gemaakt?
Bijvoorbeeld: De kiezers voelen zich dan waarschijnlijk bedrogen. Of: Kiezers zullen de politici (of de politiek) minder snel geloven met de volgende verkiezing.
Opdracht 5
a) Wat is een compromis?
Een beslissing waarbij niemand volledig zijn zin krijgt: alle partijen krijgen een deel van hun wensen vervuld, maar moeten ook een deel van hun wensen opgeven.
b) Waarom is het in de politiek belangrijk om compromissen te sluiten?
In Nederland heeft geen enkele partij meer dan de helft van de zetels in de Tweede Kamer. Partijen moeten dus met elkaar overleggen en vaak compromissen sluiten om tot beslissingen te komen.
c) Waarom kun je in de politiek niet zo makkelijk hele grote verkiezingsbeloften uitvoeren? Gebruik het begrip ‘compromis’.
Omdat je moet samenwerken met andere partijen en compromissen moet sluiten. De andere partijen moeten het dan ook goed vinden dat jouw grote verkiezingsbelofte waargemaakt wordt, terwijl zij misschien hele andere dingen belangrijk vinden.
Splinter spreekt met Tim Hofman (rond 15.30). Tim maakte een televisieprogramma over kinderen die uit Nederland gezet dreigden te worden. Daarna is hij een petitie begonnen om ervoor te zorgen dat deze kinderen niet uitgezet zouden worden (de verruiming van het kinderpardon).
Opdracht 6
a) Is de politiek de beste manier om dingen te veranderen volgens Tim?
Antwoord: Niet altijd. Je moet per onderwerp kijken waar je de dingen het beste mee kunt veranderen. Soms heb je daarbij de politiek nodig, zoals bij het kinderpardon. Tim werkt zelf het liefste buiten de politiek om zijn idealen te verwerkelijken.
b) Welke fase van politieke besluitvorming heeft Tim Hofman beïnvloed met zijn tv programma over het kinderpardon?
De eerste fase: agendavorming. Door zijn programma en de petitie heeft hij het kinderpardon op de agenda in de Tweede Kamer gekregen.
Op het einde van de aflevering (rond 21.30) spreekt Splinter met Lodewijk Asscher. Asscher is fractievoorzitter geweest van een partij in de Tweede Kamer.
Opdracht 7
a) Van welke partij was Lodewijk Asscher fractievoorzitter?
De PvdA.
b) Is de politiek volgens Lodewijk Asscher een goede plek om je idealen te bereiken? Leg uit.
Ja, de politiek is de perfecte plek om dingen te veranderen. Die veranderingen gaan wel langzaam en in kleine stappen. Maar ook die kleine stappen kunnen volgens hem voor mensen veel betekenen (hij noemt als voorbeeld de schoonmakers van overheidsgebouwen die nu een vast contract krijgen).
c) Wat vind jij? Is de politiek een goede plek om je idealen te bereiken? Zou je zelf politicus willen zijn?
Bijvoorbeeld: Ja, want je hebt als politicus meer macht dan andere inwoners in Nederland. Of: Nee, in de politiek moet je vaak compromissen sluiten, en daardoor kun je niet al je idealen bereiken.
Met de kijkopdracht gaan we op een andere manier de lesstof doornemen. Bekijk van het programma ‘Tygo in de jeugdcriminaliteit’ aflevering 4: Stroeft – vastzitten . In deze aflevering spreekt Tygo jongeren die in de problemen zijn gekomen met de politie of een straf moeten uitzitten. Beantwoord daarna de vragen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de kenmerken zijn van het jeugdstrafrecht.
Weten welke straffen en maatregelen opgelegd kunnen worden.
Uitleggen met welke doelen bepaalde straffen en maatregelen worden opgelegd.
Uitleggen wat het verschil is tussen preventief en repressief beleid.
Vanaf minuut 15:15 onderzoekt Tygo wat mensen vinden van criminele jongeren en hoe we met ze omgaan. Hij legt ook uit welke straffen we hebben voor jeugdcriminelen in Nederland.
Opdracht 1
a) De meeste mensen vinden dat jongeren strenger gestraft mogen worden.
Willen deze mensen een meer preventief beleid of een meer repressief beleid? Leg uit.
De meesten will een (strenger) repressief beleid: ze willen de jeugdcriminelen strenger straffen.
b) In les 8 heb je over de zeven doelen van straffen en maatregelen geleerd. Kies één doel van straf dat jij bij ‘preventief beleid’ vindt passen. Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Het doel afschrikking/preventie moet ervoor zorgen dat mensen geen illegale dingen wíllen gaan doen. Of: Met het doel heropvoeding/resocialisatie proberen we te zorgen dat mensen geen crimineel leven meer gaan leiden.
c) In les 6 heb je geleerd over jeugdstrafrecht. Gebruik die les en wat `Tygo uitlegt om de volgende vragen te beantwoorden.
Waarom worden jongeren vaak lichter bestraft dan volwassenen?
Omdat ze in Nederland als ‘ontoerekeningsvatbaar’ worden gezien: ze zijn nog kind en kunnen daarom soms nog niet de juiste keuzes maken.
d) Wat is de zwaarste straf voor jongeren en wat is het precies? Leg uit in een paar zinnen.
De PIJ-maatregel is de zwaarste straf voor jongeren. Dit is een gevangenisstraf én een tbs-behandeling. Deze straf kan tot wel zeven jaar duren.
Rond minuut 1:57 ontmoeten we Nick, een jongen van 18 die vaak in de problemen komt. Hij vindt het moeilijk om controle te hebben over zijn gedrag. Nick krijgt begeleiding van de reclassering en heeft ook een begeleider van Jeugdzorg.
Opdracht 2
In les 4 heb je over de reclassering geleerd.
a) Wat is het doel van de reclassering?
De reclassering moet zorgen dat daders na hun straf niet direct weer de criminaliteit in gaan: Het doel is om recidive (herhaling) te voorkomen.
b) Nadat de politie langs is geweest bij Nick en hij tekeer is gegaan tegen de politie, krijgt hij een straf van zijn begeleider.
Wat is de straf die Nick krijgt?
Hij mag een maand lang geen vrienden op bezoek krijgen.
c) Denk jij dat de straf heeft geholpen bij Nick? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want na een week foute dingen te doen heeft Nick wel zijn huis schoongemaakt en lijkt het beter te gaan met hem. Of: Nee, hij is gelijk drugs gaan gebruiken uit boosheid en dus doet hij nog meer wat niet goed is voor hem.
Tygo gaat langs bij Germaine (vanaf minuut 5:20), een 18-jarige jongen die al sinds zijn dertiende in de criminaliteit zit.
Opdracht 3
a) Welke hoofdstraffen heeft Germaine gekregen in zijn leven?
Een gevangenisstraf, een geldboete en een taakstraf.
b) Hoe noemen we het opnieuw plegen van strafbare feiten en wat betekent het?
Recidive. Dat betekent herhaling.
c) Germaine blijft criminele dingen doen en heeft het gevoel dat hij niet kan stoppen met het criminele leven.
Wat zijn redenen dat Germaine dit blijft doen, volgens hem?
Hij heeft geld nodig om te overleven. Hij heeft foute mensen om zich heen die hem uitdagen om slechte dingen te doen. Elke keer dat hij wat doet wordt het erger en is het moeilijker om te stoppen.
Rond minuut 17:44 ontmoeten we Dirk. Zijn 16-jarige zoon werd neergestoken door andere jongeren en is aan zijn verwondingen overleden. Drie jongens zijn hiervoor veroordeeld.
Opdracht 4
Dirk is duidelijk niet tevreden met de straf van ten minste één van de betrokken jongeren.
a) Kijk opnieuw naar de zeven doelen van straffen in les 8.
Kies één van de doelen en leg uit dat, voor Dirk, dat doel niet gehaald is.
Bijvoorbeeld: Vergelding – volgens Dirk heeft één van de drie daders niet genoeg hoeven boeten voor zijn daad.
Of: Beveiliging van de samenleving – één van de daders heeft maar twee weken vastgezeten en heeft daarna nog iemand vermoord. De samenleving is niet beschermd geweest tegen hem.
Rond minuut 20:45 gaat Tygo naar de grootste jeugdinrichting in Spijkenisse. Daar ontmoet hij een 19-jarige jongen die met de PIJ-regel vastzit voor geweldsdelicten.
Opdracht 5
a) Wat is het verschil tussen een gevangenis en een jeugdinstelling? Noem twee verschillen.
Er zijn veel meer gevangenen in een normale gevangenis. Een jeugdinstelling heeft een eigen school waar jongeren een diploma kunnen halen. In een jeugdinstelling moeten jongeren gelijk in therapie en krijgen ze veel begeleiding.
b) Hoe is het voor de jongen om vast te zitten? Schrijf op wat hij zegt.
Het is veel langdradiger (saai). Het blijft lang in dezelfde cirkel. Er blijft steeds hetzelfde gebeuren en ik kom niet vooruit, lijkt het soms.
c) Denkt de jongen dat gevangenisstraffen de oplossing zijn? Leg uit in je eigen woorden wat hij zegt.
Hij denkt dat gevangenisstraffen niet echt helpen. In de gevangenis maak je sneller foute connecties met anderen die ook delicten hebben gepleegd.
d) Tygo spreekt ook nog even met Corinne Peeters, de directrice van de jeugdinstelling.
Wat is volgens Corinne het belangrijkste wat ze kunnen bieden en wat moeten de jongeren zelf doen?
De instelling kan de jongeren alle mogelijke kansen bieden zoals therapie, begeleiding en een opleiding. Het is aan de jongeren om die kansen te pakken.
Vanaf minuut 29:30 gaat Tygo langs bij een open jeugdinrichting.
Opdracht 6
a) Wat is een ‘open gevangenis’? Leg uit in een paar zinnen.
Jongeren mogen overdag de deur uit voor school of werk maar slapen wel in de open gevangenis. Ze hebben daar een eigen ‘kamer’ die in de avond op slot gaat.
b) Wie bepaalt dat je in een open jeugdinstelling wordt gezet?
De rechter.
c) Wie kan er niet meer in een open jeugdinstelling worden geplaatst?
Jongeren die al verhard zijn: jongeren die al voor een leven in de criminaliteit gekozen hebben.
d) Wat leren de jongeren in een open jeugdinstelling?
Ze leren om binnen onze samenleving een toekomst op te bouwen.
Alleen voor docenten
De volgende vraag kun je ook klassikaal nabespreken, of er een discussievorm aan koppelen.
Opdracht 7
Na het kijken van deze aflevering heb je vast wel ideeën over hoe we als samenleving het beste kunnen omgaan met jeugdcriminelen.
Wat denk je dat we al wel goed doen in Nederland met het jeugdstrafrecht, en wat kan beter?
Stel, je bent verdacht van een ernstig misdrijf en je moet naar de rechter. Wat zou je aantrekken? Een net pak, of een gescheurde broek met vlekken? Kun je de ingewikkelde woorden van de rechter goed begrijpen, denk je? En kunnen je ouders een dure advocaat betalen?
Het is oneerlijk, maar wel de waarheid: al deze factoren hebben invloed op jouw straf. Dat zul je zien in deze keuzeopdracht over klassenjustitie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat klassenjustitie is.
Weten wat de vier oorzaken zijn van klassenjustitie.
Uitleggen wat Black Lives Matter te maken heeft met klassenjustitie.
A. Wat is klassenjustitie?
Mensen hebben geen gelijke kansen in het leven. Sommige mensen zijn kansarm. Zij hebben minder kansen dan kansrijke mensen. Dit komt vaak door hun baan, inkomen en machtspositie. Kijk maar:
Kansarm
Je hebt weinig kansen in het leven. Je hebt dan vaak een laag inkomen, je hebt weinig macht en je kent geen invloedrijke mensen.
Kansrijk
Je hebt veel kansen in je leven. De kans is groot dat je een hoog salaris hebt, dat je een baan hebt waarin je veel macht hebt en dat je bevriend bent met invloedrijke mensen.
Als kansarme mensen verdacht zijn van een misdrijf en naar de rechter moeten, worden zij soms harder gestraft dan kansrijke mensen. En kansarme mensen worden soms strenger behandeld door de politie en de officier van justitie.
Als dit gebeurt, dan noemen we dit klassenjustitie. Met het woord justitie bedoelen we namelijk: iedereen die ervoor zorgt dat mensen zich aan de wet houden, dus de politie, de rechters en de officieren van justitie (ofwel: het OM). En het woord klasse verwijst naar de kansarme mensen.
Hieronder zie je vier voorbeelden van klassenjustitie.
Vier voorbeelden van klassenjustitie:
Een bouwvakker wordt door de politie opgepakt vanwege het stelen van een hamer, maar een bankier gaat vrijuit voor het stelen van een pen.
Iemand met een baan krijgt van de rechter een taakstraf, zodat hij zijn baan niet verliest. Maar iemand zonder baan krijgt, voor hetzelfde misdrijf, een gevangenisstraf.
Een zwarte man wordt veroordeeld voor een misdrijf, maar een witte man in een vergelijkbare situatie wordt vrijgesproken.
Een arm iemand, die een gratis advocaat krijgt toegewezen, krijgt een hogere straf dan iemand met een dure advocaat.
Klassenjustitie is eigenlijk verboden, want het is in strijd met artikel 1 van de Grondwet. Hieronder zie je wat er in artikel 1 staat:
Artikel 1: Gelijke behandeling en discriminatieverbod
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Mensen moeten dus gelijk behandeld worden. Discriminatie op welke grond dan ook is niet toegestaan. Een rechter, een politieagent en een officier van justitie mogen kansarme mensen dus niet discrimineren.
Opdracht 1
a) Leg in je eigen woorden uit wat klassenjustitie is.
Bijvoorbeeld: Klassenjustitie is de ongelijke behandeling van kansarme mensen door de politie en de rechter.
b) Waarom is klassenjustitie verboden?
Klassenjustitie is een vorm van ongelijke behandeling. Dat is verboden in artikel 1 van de Grondwet.
c) Hoe denk je dat klassenjustitie ontstaat?
Bijvoorbeeld: Misschien ziet een kansarme man er minder netjes uit, of kan hij geen goede advocaat betalen.
Opdracht 2
Eén van de bekendste moordzaken van Nederland was de moord op de 14-jarige Theo Mastwijk in 1960. In deze zaak was er sprake van klassenjustitie.
a) Zoek de zaak op via internet. Noem twee redenen waarom er in deze zaak sprake was van klassenjustitie.
De twee rijke verdachten mochten tijdens hun gevangenisstraf op vakantie; één van de verdachten mocht thuis nog even in bad voordat hij gearresteerd werd; deze verdachte werd in een luxe auto met zijn vader naar het politiebureau gereden tijdens zijn arrestatie; tijdens hun straf mocht één van de daders wiskunde- en natuurkundelessen volgen op de universiteit.
b) Lees de vier voorbeelden van klassenjustitie in het rijtje hierboven.
Kun je een eigen voorbeeld van klassenjustitie bedenken?
Bijvoorbeeld: De politie houdt je sneller aan op straat als je er slordig uitziet. Of: Iemand die zelf Rechten gestudeerd heeft kan zichzelf beter verdedigen en krijgt minder straf dan iemand die niet gestudeerd heeft.
B. Oorzaken van klassenjustitie
Klassenjustitie is dus verboden. Waarom gebeurt het dan toch? Klassenjustitie gaat vaak niet expres. Het is meestal niet de bedoeling van rechters om iemand ongelijk te behandelen. Rechters doen het ook niet bewust: het gebeurt vaak zonder dat ze het zelf doorhebben. Het gebeurt dus meestal onbedoeld en onbewust.
Er zijn vier oorzaken van klassenjustitie.
De vier oorzaken van klassenjustitie
Verdachten met een hoger inkomen kunnen een duurdere advocaat betalen, die zich veel met de zaak kan bezighouden.
Rechters zijn zelf kansrijke mensen. Hun persoonlijke situatie lijkt dus vaak op die van de kansrijke verdachten. Ze hebben daardoor zelf meer begrip voor kansrijken en vaker vooroordelen over kansarmen.
Kansarmen begrijpen politierapporten en een rechtszaak vaak minder goed en daardoor zijn ze nerveuzer voor de rechter dan een kansrijk persoon. Daardoor kunnen ze zich minder goed verdedigen.
Rechters houden rekening met de toekomst van een verdachte. Een kansrijke verdachte met een baan krijgt minder vaak straf, want de rechter wil de toekomst van diegene niet verpesten door een gevangenisstraf te geven.
Opdracht 3
Bekijk vier oorzaken van klassenjustitie hierboven.
a) Welke oorzaak is het meest schadelijk, denk je?
Bijvoorbeeld: De laatste oorzaak, want als je al geen goede toekomst voor je hebt, dan kan een gevangenisstraf het echt helemaal verpesten. Of: De eerste, want het zou bij de rechter niet uit moeten maken hoeveel geld je hebt .
b) Is er een oorzaak die makkelijk te verhelpen is? Welke oorzaak, en hoe kunnen we die verhelpen?
Bijvoorbeeld: Ja, er moet meer geld van de overheid naar gratis advocaten. Of: De rechters moeten meer letten op hun vooroordelen.
De noodkreet van de sociale advocatuur
Ook de minder rijken moeten in staat zijn hun recht te halen bij de rechter. Zij kunnen dit momenteel bewerkstelligen door een sociaal advocaat in te schakelen: een advocaat die deels gefinancierd wordt door de overheid. De vraag is echter hoelang dit nog een optie is. De sociale advocatuur kampt met overuren, werkdruk en weinig financiële middelen.
Meerdere advocaten moeten daardoor stoppen met de sociale advocatuur. ‘Veertig procent van de mensen in Nederland is niet of nauwelijks in staat uit eigen buidel een advocaat te bekostigen. We willen toch niet in een land leven waar alleen mensen die heel rijk zijn juridisch kunnen worden bijgestaan? Maar daar stevenen we op deze manier wel op af.’ zegt SP-Kamerlid Michiel van Nispen.
a) Wat is een sociaal advocaat?
Een sociaal advocaat is een advocaat die grotendeels door de overheid betaald wordt. Zo kunnen ook arme mensen een advocaat krijgen.
b) Waarom gaan steeds meer sociaal advocaten stoppen met het werk?
Sociale advocaten maken veel overuren en hebben een te hoge werkdruk.
c) Leg uit dat dit kan leiden tot klassenjustitie.
Als er meer sociaal advocaten stoppen, hebben de overgebleven sociaal advocaten het drukker, dus dan hebben ze minder tijd voor het goed verdedigen van hun verdachten.
d) Welke oorzaak van klassenjustitie herken je in de tekst?
De eerste oorzaak.
C. Black Lives Matter
Ken je de Black Lives Matter beweging? Deze beweging ontstond in 2013 in de VS, nadat de (blanke) politieagent George Zimmerman was vrijgesproken van moord op Trayvon Martin, een ongewapende zwarte jongen van 17. Black Lives Matter verzet zich tegen politiegeweld en tegen oneerlijke straffen voor mensen met een zwarte of bruine huidskleur.
De Black Lives Matter beweging zegt dat zwarte mensen, vaker dan blanke mensen, te maken hebben met klassenjustitie: zij worden vaker oneerlijk behandeld door politie en rechters. De kans is bijvoorbeeld drie keer zo groot dat een ongewapende zwarte Amerikaan wordt neergeschoten door de politie, vergeleken met ongewapende witte Amerikanen.
Hieronder lees je nog meer feiten over de ongelijke behandeling van zwarte Amerikanen:
Zwarte verdachten worden ruim twee keer vaker door de Amerikaanse politie doodgeschoten dan witte verdachten.
Zwarte Amerikanen worden twee keer vaker aangehouden voor verkeerscontrole dan witte Amerikanen.
Bij verkeerscontroles hebben zwarte Amerikanen ongeveer driemaal zoveel kans om gefouilleerd te worden. Dat terwijl witte Amerikanen vaker illegale spullen bij zich hebben.
De moord op een zwarte Amerikaan wordt minder vaak opgelost dan de moord op een witte Amerikaan.
Onschuldige zwarte Amerikanen hebben zevenmaal meer kans dan witte Amerikanen om, onterecht, schuldig te worden bevonden voor moord.
Belastingdienst geeft toe: toch sprake van etnisch profileren
Ruim 11.000 mensen met een dubbele nationaliteit zijn door de Belastingdienst strenger gecontroleerd dan andere Nederlanders. Er werd gekeken naar de tweede nationaliteit om te bepalen of er een verhoogde kans was op fraude.
De Belastingdienst bevestigt dit na onderzoek van RTL Nieuws en Trouw. Het is voor het eerst dat wordt toegegeven dat tweede nationaliteit bij de Belastingdienst een ‘indicator’ was en dat onderscheid is gemaakt tussen Nederlandse burgers. Ook werd naar alle mensen met een Ghanese achtergrond een onderzoek gestart.
a) Wat heeft Black Lives Matter te maken met klassenjustitie?
Black Lives Matter zegt dat zwarte mensen ongelijk behandeld worden door politie en rechters, en wil dat dit stopt.
b) Lees de tekst hierboven.
Werden mensen met een andere afkomst door de Nederlandse Belastingdienst ongelijk behandeld? Leg uit.
Ja, er was sprake van klassenjustitie, want bij de Belastingdienst werden mensen met een tweede nationaliteit en Ghanese mensen anders behandeld dan mensen met alléén een Nederlandse nationaliteit.
Opdracht 6
Zoek via internet één van de volgende zwarte Amerikanen op: Trayvon Martin; Michael Brown; Rekia Boyd; George Floyd.
a) Omschrijf in twee zinnen hoe deze Amerikaan om het leven is gekomen.
Bijvoorbeeld: George Floyd kwam in 2020 om het leven. Een agent zette zijn knie 8 minuten lang op de nek van Floyd en daardoor overleed hij.
b) Wat was hij/zij aan het doen op het moment dat hij/zij om het leven kwam?
George Floyd probeerde in een winkel met vals geld te betalen.
c) Wat is er gebeurd met de agent in dit verhaal? Is de agent vervolgd, of ging de agent vrijuit?
De agent is veroordeeld voor 22,5 jaar cel.
d) Zoek een klasgenoot die een ander persoon heeft gekozen bij vraag a.
Vergelijk jullie twee verhalen met elkaar. Wat valt jullie op?
Bijvoorbeeld: Mijn klasgenoot heeft gekozen voor de zaak van Michael Brown in 2014. Wat me opvalt is dat de agent vrijuit ging. De stad heeft wel een schadevergoeding van 1.5 miljoen dollar betaald aan de nabestaanden.
Hoe kunnen we er nou voor zorgen dat klassenjustitie niet meer voorkomt? Als alle mensen in Nederland zich bewust zijn van de vooroordelen die zij hebben, zal er minder ongelijke behandeling plaatsvinden.
Het is ook belangrijk dat politie en rechters les krijgen over hoe ze klassenjustitie kunnen tegengaan. Gelukkig wordt hier inmiddels meer aandacht aan besteed in hun opleidingen. Bovendien is het belangrijk dat wetenschappers hier onderzoek naar blijven doen, zodat de Nederlandse overheid nieuwe wetten hierover kan maken als dat nodig is.
Opdracht 7
a) Wat kun jij zelf doen om ongelijke behandeling tegen te gaan?
Bijvoorbeeld: Ik kan me bewust zijn van vooroordelen. Of: Ik kan mijn vrienden erop wijzen als ze vooroordelen gebruiken.
b) Wat kan de Nederlandse overheid doen om klassenjustitie tegen te gaan?
Bijvoorbeeld: De overheid kan de opleidingen van rechters en politieagenten verbeteren. Of: De overheid kan meer geld uitgeven aan sociale advocaten.
Je hebt vast wel eens gehoord van een gameverslaving. Niet iedereen die een spel speelt is direct verslaafd. Wanneer ben je dit wél? Zorg dit dan ook voor problemen? Kun je hier ook weer vanaf komen? Deze vragen gaan we behandelen tijdens deze keuzeopdracht.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat gameverslaving is.
Uitleggen wat de problemen zijn van gameverslaving.
Weten of je zelf risico loopt gameverslaafd te worden.
Uitleggen wat je kunt doen als je gameverslaafd bent en hier vanaf wilt komen.
A. Wat is gameverslaving?
Sinds 2018 is gameverslaving een officiële verslaving volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dit is de organisatie die ook veel in het nieuws was tijdens de coronapandemie. Omdat het dus redelijk nieuw is, wordt er ook nog veel onderzoek naar gedaan en zijn er ook verschillende ideeën over.
Veel deskundigen zeggen op dit moment dat je gameverslaafd bent als je zes maanden of langer meer dan drie uur per dag gamet. Daarbij wordt er ook wel gekeken of het je verder lukt om je leven op orde te hebben. Lukt het nog om naar school te gaan, om met vrienden af te spreken of om andere afspraken na te komen? Als deze dingen niet meer lukken door het gamen, dan lijkt het erop dat er sprake is van gameverslaving.
Opdracht 1
a) Sinds wanneer wordt gameverslaving door de WHO gezien als een officiële verslaving?
2018
b) Wanneer ben je volgens veel deskundigen gameverslaafd?
Als je meer dan 3 uur per dag gamet en hierdoor andere afspraken niet meer nakomt.
c) Wanneer vind jij dat je gameverslaafd bent?
Bijvoorbeeld: Als je je afspraken niet meer nakomt door het gamen.
a) Waarom zijn de meeste spellen gratis?
De spelers moeten de game zo leuk gaan vinden dat ze extra’s willen kopen.
b) Klik op ‘De harde cijfers’.
Noem twee positieve effecten die gamen kan hebben.
1. Hand/oog coördinatie
2. Creativiteit
3. Probleemoplossend vermogen.
c) Klik op ‘De verslaving expert’.
Wat is er veranderd op het gebied van spellen?
Vroeger kocht je een spel en kon je dat uitspelen zodat je daarna weer een nieuw spel ging kopen. Nu is het de bedoeling om zo lang mogelijk bij één spel te blijven.
B. Waarom is gameverslaving een probleem?
Iemand die gameverslaafd is, vergeet anderen dingen die belangrijk zijn in het leven. Gamen is immers het belangrijkste en hier wordt tijd voor gemaakt. Voldoende slaap, school, vriendschappen, familie enzovoort worden minder belangrijk. Uiteindelijk kan het zover komen dat het dagelijks leven alleen nog maar bestaat uit gamen.
Als je hele leven uit gamen bestaat, vergeet je de rest er omheen. Je doucht (bijna) niet meer, eet ongezond, beweegt te weinig, kunt schulden krijgen enzovoort. Hierdoor kun je allerlei emotionele, psychische en lichamelijke problemen krijgen, kijk maar:
a) Wat is de uitkomst?
Bijvoorbeeld: ‘Laag risico’.
b) Ben je het eens met de uitkomst?
Bijvoorbeeld: Ja, ik speel best vaak games dus ik moet uitkijken. Of: Nee, ik vind dat ik niet zo veel speel, anderen spelen veel meer.
c) Waarom ben je het wel/niet eens met de uitkomst?
Bijvoorbeeld: Ik kan goed zelf bepalen wanneer ik moet stoppen dus er is echt geen risico.
C. Wat kun je doen als je verslaafd bent en hier vanaf wilt komen?
In Nederland zijn er veel organisaties die je kunnen helpen bij een verslaving. Bij veel van deze organisaties kun je ook terecht voor een gameverslaving. Vaak hebben verslavingen overeenkomsten met elkaar en daar is veel kennis over. Vaak zijn er ook ex-verslaafden werkzaam bij zo’n organisatie. Zij weten nog beter hoe een verslaafde zich voelt aangezien ze dit zelf ook meegemaakt hebben.
Om van een verslaving af te komen, moet je afkicken. Hier kunnen de organisaties je bij helpen. In sommige gevallen kom je ook in een kliniek terecht. Hier woon je dan tijdelijk en krijg je veel hulp om van je verslaving af te komen.
Hoe behandel je iemand met een gameverslaving?
Jellinek geeft op hun website een beeld van hoe de behandeling van een gameverslaafde eruit ziet. Meestal bestaat een behandeling uit vier gesprekken. De gamers gaan in gesprek en behandelen daarbij zes punten. Hierdoor krijgen ze weer controle over hun gamegedrag.
Zes punten om controle over je gamegedrag te krijgen
1. Het benoemen van de voor- en nadelen
Aan gamers wordt gevraagd om zoveel mogelijk voor- en nadelen van het gamen te noemen. Ook worden de voor- en nadelen van het minderen of stoppen opgeschreven.
2. Het maken van afspraken
Aan gamers wordt gevraagd een aantal afspraken te maken. Bijvoorbeeld: Ik game ’s avonds niet meer. Of: Ik vertel een aantal andere gamers dat ik alleen in het weekend speel.
3. Het bepalen van een doel
Aan gamers wordt gevraagd om een doel te kiezen. Dat doel kan zijn stoppen met gamen, of niet langer dan 2 uur per dag spelen.
4. Het bijhouden van speelgedrag
Aan gamers wordt gevraagd om bij te houden hoe lang zij spelen en op welke tijden. Door het speelgedrag bij te houden, kunnen gamers zien of ze hun doel halen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de Game Uren Kaart.
5. Het uitvinden wat riskante situaties zijn
Aan gebruikers wordt gevraagd om op te schrijven wat lastige situaties zijn. Dat kan bijvoorbeeld zijn: als je uit school komt, als je niet kunt slapen, of als je baalt van iets.
6. Het maken van een actieplan
Aan gebruikers wordt gevraagd om op te schrijven hoe zij met die riskante situaties omgaan. Dus: Wat doe je als je uit school komt? Wat kun je nog meer doen, behalve gamen?
Opdracht 5
a) Zoek op internet drie verschillende organisaties die kunnen helpen bij gameverslaving.
Bijvoorbeeld:
1. Brijder
2. Hervitas
3. Trimbos
4. Solutions
5. Wij zijn broer
6. Jellinek
b) Bij punt 2 hierboven wordt het voorbeeld gegeven om ook anderen bij de afspraak te betrekken.
Waarom kan dit handig zijn?
Bijvoorbeeld: Zo helpen anderen je ook herinneren aan je afspraak.
c) Wat zijn voor jou andere dingen die je doet in plaats van gamen?
Bijvoorbeeld: Afspreken met vrienden, sporten, huiswerk maken, winkelen enz.
Opdracht 6
a) Waarom wilde de familie van Victor dat hij geholpen werd?
Bijvoorbeeld: Ze maakten zich zorgen om Victor.
b) Wat doet Victor om van zijn verslaving af te komen?
Bijvoorbeeld: Hij leert weer dat andere dingen ook leuk kunnen zijn om te doen.
c) Wat kun jij doen als je hulp nodig hebt bij gameverslaving? Dit kan zijn voor jezelf maar ook voor anderen.
Bijvoorbeeld: Contact opnemen met een organisatie die hulp biedt. Of: Met diegene het gesprek aangaan en je zorgen overbrengen.
Hoe je met andere mensen omgaat, wordt voor een groot deel bepaald door je waarden en normen. Maar wat zijn dat eigenlijk? Heeft iedereen dezelfde waarden en normen, of kan dat verschillen per persoon? En hoe verschillen waarden en normen qua tijd en plaats? We gaan het onderzoeken!
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat waarden en normen zijn.
Weten dat waarden en normen verschillen per tijd.
Weten dat waarden en normen verschillen per plaats.
A. Wat zijn waarden?
Waarden zijn dingen die je niet kunt aanraken, maar die wél heel belangrijk voor je zijn. Het zijn een soort idealen: iets wat je iedereen zou gunnen, wat de wereld veel beter maakt. Niet iedereen heeft dezelfde waarden: de één vindt bijvoorbeeld vriendschap heel belangrijk terwijl de ander het veel belangrijker vindt om rust te hebben.
Opdracht 1
In de video hierboven doet YouTuber Johal alsof hij blind is. Hij vraagt aan mensen in een rijke buurt of hij met zijn kraslot (waar een prijs van 500 dollar op is gevallen) iets heeft gewonnen.
a) Welke waarde past bij de mensen die Johal vertellen dat hij iets heeft gewonnen?
Eerlijkheid of behulpzaamheid.
b) Waarom zeggen sommige mensen dat hij geen geld heeft gewonnen?
Omdat ze zelf het geld willen inpikken.
c) Wat zou jij doen?
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ik zou eerlijk zijn, want liegen tegen een blinde man is niet netjes. Of: Ik zou het geld zelf willen houden.
d) Sommige rijke mensen liegen tegen Johal. Maar een zwerver helpt hem wél, door te zeggen dat hij heeft gewonnen.
Waarom is dat opmerkelijk?
De zwerver heeft het geld waarschijnlijk veel harder nodig dan de rijke mensen, en toch vindt hij eerlijk zijn belangrijker dan het geld. Bij de rijke mensen zou je misschien verwachten dat ze het geld niet nodig hebben en dus niet zouden hoeven liegen. Maar zij vinden het geld belangrijker dan eerlijkheid.
Waarden kunnen soms botsen: niet iedereen vindt hetzelfde belangrijk. Je ouders vinden gezondheid misschien belangrijk en willen dat je voldoende fruit eet; maar jij trekt waarschijnlijk liever een zak chips open, vanwege de waarde gemak of plezier. En misschien vind jij vertrouwen in een vriendschap het belangrijkst, terwijl je klasgenoot zijn vrienden uitzoekt op hun gevoel voor humor.
Opdracht 2
In de situaties hieronder botsen telkens twee waarden met elkaar. Welke twee waarden zijn dat? En welke van die twee waarden vind jij het belangrijkst?
a) In sommige dorpen zijn de winkels op zondag dicht. Zo kun je naar de kerk gaan en hoeven winkelmedewerkers niet te werken. Maar even leuk shoppen met je vrienden is er dan niet bij.
Rust/geloof botsen met plezier. Plus: eigen keuze voor belangrijkste waarde.
b) De overheid wilde dat alleen nog mensen die ingeënt zijn tegen corona, of ervan zijn genezen, naar het café en de bioscoop mochten. Sommige mensen wilden niet ingeënt worden, maar wilden ook niet buitengesloten worden.
Gezondheid versus vrijheid/gelijkheid. Plus: eigen keuze voor belangrijkste waarde.
c) Al jaren is er discussie of vuurwerk moet worden verboden, omdat er ieder jaar veel mensen gewond raken en er veel overlast en schade door vuurwerk is. Maar voor veel mensen hoort vuurwerk echt bij Oud en Nieuw.
Veiligheid versus traditie/plezier. Plus: eigen keuze voor belangrijkste waarde.
Hieronder zie je een aantal voorbeelden van waarden:
B. Wat zijn normen?
Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen: als je je zo gedraagt, dan kun je jouw waarde bereiken. Bij de waarde vriendschap hoort bijvoorbeeld de norm dat je altijd klaar wilt staan voor je vrienden. Bij de waarde rust hoort dan weer dat je niet teveel mensen om je heen wilt hebben.
Bij een waarde passen meerdere normen, kijk maar:
Waarde: Geloof
Norm 1: Je gaat elke zondag naar de kerk.
Norm 2: Je bidt voor het eten.
Norm 3: Je hebt geen seks voor het huwelijk.
Waarde: Betrouwbaarheid
Norm 1: Je houdt je aan je afspraken.
Norm 2: Je bent altijd op tijd.
Norm 3: Je liegt nooit.
Sommige normen vind je misschien belangrijker dan andere. Kijk eens naar de normen die passen bij betrouwbaarheid. Misschien vind jij het belangrijk om niet te liegen, maar kom je wel soms te laat. Dat kan. Mensen verschillen dus soms van mening over welke norm het belangrijkst is bij welke waarde.
Opdracht 3
a) Bekijk de afbeelding met de waarden. Welke drie waarden vind jij belangrijk? Noem bij elke waarde ook een norm.
Bijvoorbeeld:
Respect: Ik respecteer iedereen, ook mensen die anders zijn dan ik.
Liefde: Ik vertel vaak aan mijn vriend(in) dat ik van hem/haar hou.
Zelfstandigheid: Ik wil graag zelf bepalen hoe laat ik naar bed ga.
b) Welke normen horen bij de volgende waarden?
1. Eerlijkheid
2. Gezondheid
3. Behulpzaamheid
4. Beleefdheid
5. Geloof
1. Bijvoorbeeld: Niet liegen.
2. Bijvoorbeeld: Veel sporten, gezond eten.
3. Bijvoorbeeld: Iemand die hulp nodig heeft helpen, niet alleen aan jezelf denken.
4. Bijvoorbeeld: U zeggen tegen ouderen, iemand aankijken als je met diegene praat.
5. Bijvoorbeeld: Je bidt, je gaat naar de kerk/moskee/tempel, je vloekt niet.
Doe hieronder de waarden-quiz. Beslis welke normen het beste bij jou passen, en zie welke waarde belangrijk is voor jou!
0%
1. Een hoog salaris is belangrijker dan plezier in je baan.
2. Je beste vriend komt 20 minuten te laat. Vind je dit vervelend?
3. Als jij iets goed kan, wil je graag dat anderen dit van jou weten.
4. Dingen die gevaarlijk zijn, zoek jij automatisch op.
5. Iemand op straat laat zijn tas vallen en er rollen allemaal boodschappen uit. Help je diegene met spullen oprapen?
6. Jij vindt het leuk om nieuwe hobby's of sporten uit te proberen.
7. Jij stelt saaie klusjes altijd héél lang uit.
8. Je moet kiezen:
9. Je moet kiezen:
10. Je moet kiezen:
11. Je moet kiezen:
12. Je moet kiezen:
13. Je moet kiezen:
(Extra) Waarden en normen
Vriendelijkheid
De waarde vriendelijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Dat we rekening met elkaar houden en goed met elkaar omgaan, vind jij erg belangrijk.
Avontuurlijk
De waarde avontuurlijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Je vindt het leuk om de spanning op te zoeken en af en toe een beetje risico te nemen in het leven.
Plezier
De waarde plezier komt bij jou duidelijk naar voren. Dat jij het leuk hebt, net als de mensen om je heen, is voor jou belangrijk.
Succesvol
De waarde succesvol komt bij jou duidelijk naar voren. Presteren en mooie resultaten halen vind jij belangrijk. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Macht
De waarde macht komt bij jou duidelijk naar voren. Jij hebt respect voor mensen met macht en zelf vind je het ook belangrijk om de touwtjes in handen te hebben.
Veiligheid
De waarde veiligheid komt bij jou duidelijk naar voren. Jij vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Risico's ga je graag uit de weg.
C. Waarden en normen verschillen per tijd, plaats en subcultuur
Wat mensen belangrijk vinden en hoe je je hoort te gedragen, dat verandert steeds. Ieder tijdperk heeft zo zijn eigen waarden en gedragsregels. Vroeger was het christelijke geloof in Nederland een heel belangrijke waarde, en droegen bijna alle vrouwen een rok. Nu is vrijheid een belangrijke waarde, en de meeste mensen dragen de kleding die zij zelf willen. Ook rijkdom was vroeger belangrijk: rijke mannen mochten stemmen op het parlement, en arme mensen niet. Nu is gelijkheid belangrijk en iedereen heeft stemrecht.
Laten we eens inzoomen op Nederland in de jaren ’50. Toen was 98% van alle getrouwde vrouwen huisvrouw en gingen dingen er heel anders aan toe dan nu. Kijk maar:
Ik zou GILLEND GEK worden als ik een huisvrouw in de jaren vijftig was
Het huishouden duurde natuurlijk veel langer dan drie uur. Het huishouden in de jaren vijftig was de Heilige Missie van de huisvrouw, dus dat werd bloedserieus genomen. Anders was je bestaan helemáál zinloos. In 1955 bleek uit een onderzoek naar tijdsbesteding dat de vrouw gemiddeld 62 uur per week kwijt was aan huishoudelijke taken.
Je mocht als getrouwde vrouw niet voor de overheid werken. Pas in 1955 kwam er eind aan het feit dat vrouwen in overheidsfuncties (zoals het onderwijs) werden ontslagen, omdat ze na hun huwelijk toch huisvrouw en -moeder zouden worden. Eindelijk konden vrouwen gewoon door blijven werken en hun eigen geld verdienen. Als er tenminste door de familie en de buren geen schande van gesproken werd.
Erger nog: voor de wet was een vrouw hetzelfde als een kind, zwakzinnige of misdadiger. Vóór 1956 kon een getrouwde vrouw geen auto of huis kopen, bankrekening openen of andere wettelijke handelingen verrichten zonder schriftelijke toestemming van haar man. Gehuwde vrouwen mochten zelf geen beslissingen nemen en werden in het wetboek in één adem genoemd met misdadigers, zwakzinnigen en kinderen.
a) Welke waarden herken je in dit verhaal?
Familie/gezin, gehoorzaamheid, netheid, zorgzaamheid
b) Wat waren de normen voor vrouwen in die tijd?
Niet werken, het huishouden doen, voor je familie zorgen, naar je man luisteren.
c) Tegenwoordig vinden veel vrouwen andere waarden belangrijk, zoals zelfstandigheid en gelijkheid.
Welke normen kun je bij die waarden verzinnen?
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Bij zelfstandigheid hoort zelf beslissingen kunnen nemen, of voor jezelf kunnen zorgen of je eigen geld verdienen. En bij gelijkheid hoort bijvoorbeeld: het huishouden delen met je huisgenoten, evenveel werken als mannen, dezelfde dingen mogen van de wet als mannen.
Waarden en normen verschillen dus per persoon en veranderen ook met de tijd. Maar ze zijn ook gebonden aan de cultuur waarin je leeft. Wat in Nederland netjes en beleefd is, is in China of Marokko juist heel onbeleefd en andersom. Kijk maar:
Nederland
China
Marokko
Tafelmanieren
Je eet met mes en vork.
Een boer laten, betekent dat je het eten lekker vindt.
Je eet alleen met je rechterhand.
Beleefdheid
Je kijkt iemand aan als je tegen diegene praat.
Als de waarheid onaardig is, dan is het beleefd om te liegen.
Het is onbeleefd om ouderen recht aan te kijken.
Laten we eens onderzoeken hoe anders de waarden en normen in een ander land kunnen zijn. We gaan ons plaatsen in de schoenen van een ondernemer en we gaan ons voorbereiden op een trip als zakenmensen naar Japan.
Opdracht 5
Lees hier een aantal tips over zakendoen in Japan.
a) Noem vier normen die horen bij zakendoen in Japan.
Meerdere antwoorden mogelijk. Bijvoorbeeld: Geen haast hebben, op de juiste plek gaan zitten, visitekaartjes mee hebben en op de juiste manier aangeven, kadootjes pas na afloop openmaken, buigen, schoenen uittrekken in tempels, op tijd komen.
b) Kun je op basis van die normen twee waarden bedenken die belangrijk zijn in Japan? Je mag het ook opzoeken op internet.
Bijvoorbeeld: Respect, status, stiptheid, orde, harmonie.
c) Volgens de Japanse waarden is de groep veel belangrijker dan het individu. Wat jij zélf vindt, is dus minder belangrijk dan wat bijvoorbeeld jouw familie wil.
Is dat in Nederland ook zo? Geef een voorbeeld bij je antwoord.
Nee, in Nederland is het individu juist heel belangrijk. Een belangrijke waarde in Nederland is juist vrijheid: iedereen mag veel voor zichzelf bepalen.
Behalve per tijd en per plaats, kunnen normen en waarden ook nog afhankelijk zijn van de groep waar jij bij hoort. In Nederland leven veel verschillende culturen samen en iedere subcultuur heeft zijn eigen manier van met elkaar omgaan. Waarden en normen verschillen dus ook per subcultuur.
Bekijk onderstaande video over hoe het is om jong én joods te zijn in Nederland.
Opdracht 6
a) Welke waarde is voor deze jongeren heel erg belangrijk?
Het joodse geloof. Of de joodse cultuur.
b) Welke normen herken je, die anders zijn dan de normen van niet-joodse Nederlandse jongeren?
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: trouwen met een joodse partner, je kinderen joods opvoeden, meedoen in een joodse jeugdorganisatie, het geïnteresseerd zijn in Israel.
c) Boas vertelt hoe het is om joods te zijn en om antisemitisme te bestrijden.
Vanuit welke waarde doet hij dat? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Begrip, hij wil dat mensen begrijpen hoe het is om als jood gediscrimineerd te worden. Of: Veiligheid, hij wil dat mensen minder gemeen doen tegen joden zodat hij en anderen veiliger zijn.
d) Jan zegt rond minuut 1.10 dat hij zich het meest verbonden voelt met mensen met dezelfde normen en waarden als hij. Dat hebben we bijna allemaal.
Waarom is dat zo, denk je?
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Omdat je dan hetzelfde tegen belangrijke onderwerpen aankijkt. Of: Omdat je elkaar dan goed begrijpt.
Het is nu meer dan twee jaar geleden dat Poetin Oekraïne is binnengevallen en de oorlog tussen Rusland en Oekraïne is nog steeds actueel. Misschien heb je hier wel vragen over. Waarom is die oorlog ooit begonnen? Hoe verloopt de oorlog? En wat heeft Nederland met deze oorlog te maken? Daar gaat deze keuzeopdracht over.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten waarom de oorlog in Oekraïne is ontstaan.
Weten welke invloed de oorlog heeft gehad op zowel Rusland als Oekraïne.
Weten hoe andere landen hebben gereageerd op de oorlog.
A. Waarom viel Poetin Oekraïne binnen?
Vroeger hoorde Oekraïne bij de Sovjet-Unie. Dat was een groep landen die samen één regering hadden. De Russen waren de baas over de Sovjet-Unie en dus ook de baas over Oekraïne. De Sovjet-Unie viel in 1991 uit elkaar en Oekraïne werd een onafhankelijk land. Maar Oekraïne was nog steeds erg gericht op Rusland. De laatste jaren richtte Oekraïne zich steeds meer op het Westen: ze willen graag bij de Europese Unie en minder invloed van Rusland in hun eigen land. Om zich te beschermen tegen Moskou willen ze zelfs bij de NAVO.
Wat is precies die NAVO? De NAVO is een groep landen die heeft beloofd om elkaar te beschermen met hun legers. De NAVO is ooit ontstaan om deze landen te beschermen tegen de Sovjet Unie. De meeste EU-landen zitten ook in de NAVO, net als Nederland. Dat Oekraïne bij de NAVO wil, betekent dus dat ze nóg minder met Rusland te maken willen hebben.
Opdracht 1
a) Noem 10 landen die bij de NAVO horen. Maak gebruik van Google.
Albanië; België; Bulgarije; Canada; Denemarken; Duitsland; Estland; Finland; Frankrijk; Griekenland; Hongarije; IJsland; Italië; Kroatië; Letland; Litouwen; Luxemburg; Montenegro; Nederland; Noord-Macedonië; Noorwegen; Polen; Portugal; Roemenië; Slovenië; Slowakije; Spanje; Tsjechië; Turkije; Verenigd Koninkrijk; Verenigde Staten van Amerika; Zweden.
b) Waarom wil Oekraïne bij de NAVO?
Oekraïne wil bij de NAVO zodat ze beschermd worden tegen het leger van Rusland.
c) Wat vindt Rusland ervan dat Oekraïne bij de NAVO wil, denk je?
Rusland wil dit niet, want Rusland wil invloed houden in Oekraïne.
Rusland wil veel invloed houden in Oekraïne en is in 2014 zelfs al een keer Oekraïne binnengevallen om een gebied (de Krim) af te pakken. Dit deden ze omdat ze hoopten Oekraïne bang te maken en er zo voor te zorgen dat ze een bondgenoot van Rusland zouden blijven. Dat heeft niet gewerkt: de meeste Oekraïners zijn steeds meer voor Europa en tegen Rusland. Daarom is Rusland meer dan twee jaar geleden Oekraïne binnengevallen.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven. In de video hierboven zie je een speech van de president van Rusland, Vladimir Poetin.
Leg in twee zinnen uit waarom Poetin Oekraïne is binnengevallen.
Bijvoorbeeld: Rusland wil invloed houden in Oekraïne. Bovendien vindt Poetin dat Oekraïne eigenlijk bij Rusland hoort.
B. Hoe is de situatie nu in Oekraïne en in Rusland?
De oorlog duurt nu langer dan twee jaar en hij duurt nog steeds voort. Er wordt gevochten in de oostelijke regio’s in Oekraïne. Er zijn tientallen duizenden soldaten van beide landen gedood en ongeveer evenveel Oekraïense burgers zijn gewond of gedood door beschietingen of luchtaanvallen. Het is in tijden van oorlog vaak lastig vast te stellen om hoeveel slachtoffers het precies gaat. Dit artikel legt uit hoe dat komt. Ongeveer 6,3 miljoen mensen zijn Oekraïne ontvlucht sinds 24 februari 2022 tot 22 oktober 2023.
Op deze kaart hieronder kun je zien welke gebieden gewonnen en verloren zijn door beide landen in 2023:
Opdracht 3
Er wordt nog steeds elke dag gevochten in Oekraïne. Zoek op het internet naar het laatste nieuws over de oorlog. Noteer het laatste nieuws in een paar zinnen.
Ook in Rusland is er veel gebeurd. Sommige mensen steunen de “speciale militaire operatie” in Oekraïne. Zij zeggen bijvoorbeeld dat Oekraïne de oorlog is begonnen en dat de Russen zichzelf alleen maar verdedigen.
Maar ook ín Rusland zijn er groepen mensen die kritiek hebben op de oorlog, zoals je hier kunt lezen:
Honderden antioorlogsdemonstranten opgepakt in Rusland, ook elders protesten
Meer dan zestienhonderd mensen zijn donderdag in Rusland opgepakt bij demonstraties tegen de invasie in buurland Oekraïne. Dat meldt de organisatie OVD-Info, die al jarenlang protesten en arrestaties in Oost-Europa bijhoudt.
De Russische autoriteiten hebben mensen gewaarschuwd om niet te gaan demonstreren. Zij kunnen rekenen op zware straffen. Een mensenrechtenactivist in Moskou, Marina Litvinovitsj, werd gearresteerd voor haar woning, nadat ze had opgeroepen te protesteren tegen de oorlog in Oekraïne.
a) Wat vindt de Russische bevolking van de oorlog?
Een deel van de bevolking is het niet eens met de oorlog en protesteert ertegen.
b) Mag je vrij je mening uiten als je in Rusland woont?
Nee, je kunt worden opgepakt als je demonstreert tegen het beleid van Poetin.
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) In maart 2024 zijn er presidentsverkiezingen in Rusland. De tegenstander van Poetin, Nadezjdin, mag niet meedoen aan de verkiezingen. Waarom niet?
Voorbeeld: duizenden handtekeningen die nodig waren van de Russische bevolking om Nadezjdin mee te laten doen aan de verkiezingen zijn ongeldig volgens de Russische regering.
b) De andere presidentskandidaten voor de verkiezingen in maart gaan waarschijnlijk ook niet winnen en zijn dus geen gevaar voor Poetin. Hoe kan het dat deze kandidaten geen kans maken denk je?
Voorbeeld: Poetin wil er alles aan doen dat deze kandidaten niet winnen. Hij wil Rusland zo houden als hij het wil en als de andere kandidaten winnen veranderen zij dat misschien.
C. Hoe gaan andere landen om met de oorlog?
De meeste landen reageren boos op Rusland. Ze vinden dat het Russische leger zo snel mogelijk moet stoppen met de aanvallen. De president van Rusland, Vladimir Poetin, lijkt dit niet van plan.
De afgelopen jaren hebben veel landen economische sancties tegen Rusland uitgevaardigd. Tot nu toe helpen die maatregelen niet echt. Rusland heeft economisch wel last van de sancties, maar Poetin heeft genoeg middelen om het lang vol te houden en hij lijkt niet te willen buigen voor de dwang van andere landen.
Opdracht 6
a) Wat zijn economische sancties?
Een soort straf van andere landen, waarmee ze de Russische economie raken.
b) Kun je voorbeelden van economische sancties tegen Rusland noemen?
Bijvoorbeeld: Niet meer handelen met Russische bedrijven; Geen geld meer lenen aan Rusland; Ervoor zorgen dat Russische politici niet meer bij hun buitenlandse geld kunnen komen.
c) Welke landen doen mee met de sancties?
Onder andere de VS, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Frankrijk.
d) Wat is het effect van de sancties op de landen die ze geven aan Rusland?
Het is ook slecht voor hun economie. Bovendien zijn veel van deze landen bang dat Rusland hen gaat straffen, door bijvoorbeeld geen gas meer aan ze te leveren.
Ondanks de economische sancties, duurt de oorlog nog steeds voort. Daarom heeft de president van Oekraïne, Zelensky, aan westerse landen gevraagd om meer hulp, in de vorm van tanks en gevechtsvliegtuigen.
Nederland is Oekraïne, net als andere landen, militair te hulp geschoten met zowel gevechtsvliegtuigen, als met tanks. Kijk maar eens naar de video hieronder:
Oekraïne is geen lid van de NAVO en de Europese Unie, dus Nederland en andere landen hoeven niet te vechten. Dit kan veranderen als Rusland ook andere landen aanvalt, zoals Polen of andere landen die lid zijn van de EU of NAVO. Dat heeft te maken met artikel 5 van het NAVO-verdrag. De kans dat Rusland andere EU- of NAVO-landen aanvalt, lijkt op dit moment klein.
Poetin heeft wel gedreigd om zijn kernwapens in te zetten. Er zijn vaker landen die dreigen om hun kernwapens in te zetten, maar dit gebeurt bijna nooit. Als Poetin daadwerkelijk kernwapens zal gebruiken, dan start hij een oorlog met alle NAVO-landen. Tegen al die landen kan hij niet op, dus waarschijnlijk zal hij dit niet riskeren.
Opdracht 7
a) Hoe hebben andere landen gereageerd op de oorlog? Leg uit.
Rusland heeft geen NAVO-land aangevallen, dus NAVO-landen hoeven nog niet te vechten. Veel landen hebben wel economische sancties ingezet en leveren wapens aan Oekraïne.
b) Wat gaat de NAVO doen, denk je?
NAVO-landen zullen in de landen die wel NAVO-lid zijn meer militairen neerzetten. Waarschijnlijk gaat de NAVO pas vechten als Rusland dreigt NAVO-landen aan te vallen of als de situatie in Oekraïne heel gevaarlijk wordt voor andere landen.
c) Wat houdt artikel 5 van het NAVO-verdrag in?
Artikel 5 houdt in dat NAVO-landen een aanval op één lidstaat beschouwen als een aanval op alle lidstaten. Dat betekent dat lidstaten de aangevallen lidstaat op dat moment bijstaan.
Rusland en Oekraïne liggen ver bij ons vandaan. Dat kun je ook zien op deze kaart. Tussen Nederland en Oekraïne liggen een heleboel NAVO-landen, waarvan Finland en Zweden er vorig jaar nog bij zijn gekomen . Deze landen beschermen elkaar tegen Rusland.
Opdracht 8
Zoals je hierboven kunt lezen zijn Zweden en Finland net lid geworden van de NAVO.
Sinds het uitbreken van de oorlog hebben ze de aanvraag gedaan om lid te mogen worden van de NAVO. Waarom wilden ze dit zo graag, denk je?
Zweden en Finland zijn bang dat zij misschien ook worden aangevallen door Rusland. Lidmaatschap bij de NAVO zorgt ervoor dat alle andere NAVO-landen zullen meevechten als je wordt aangevallen door een ander land. In deze tijd is het fijn om die zekerheid te hebben.
Alleen voor docenten
De volgende opdracht is een voorbereidende opdracht voor een klassengesprek. Je kunt opdracht a) ter voorbereiding individueel laten maken, en vervolgens een klassengesprek voeren over de vraag: “Moeten we bang zijn voor oorlog in Nederland?”
Opdracht 9
Beantwoord eerst de volgende drie vragen. Voer vervolgens samen met je docent en je klas een klassengesprek over de vraag: Moeten we bang zijn voor een oorlog in Nederland? Gebruik de argumenten die je bij vraag 1, 2 en 3 hebt opgeschreven.
a) Ben jij bang voor een oorlog in Nederland?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het best eng. Je weet toch niet wat Rusland gaat doen. Of: Nee, ik denk niet dat we gaan meevechten en dat we echt in oorlog komen.
b) Kun je uitleggen waarom sommige mensen bang zijn voor oorlog in Nederland?
Bijvoorbeeld: Als Nederland andere NAVO-landen gaat beschermen, dan kan het zijn dat Poetin boos op ons wordt; Rusland heeft kernwapens en dat is toch best eng.
c) Kun je uitleggen waarom er waarschijnlijk geen oorlog in Nederland komt?
Bijvoorbeeld: Oekraïne ligt ver weg van Nederland; De andere NAVO-landen zullen ons beschermen; We vechten nu zelf niet in Oekraïne, dus Rusland heeft weinig reden om ons aan te vallen.
In de oorlog van Rusland met Oekraïne gaat het vooral om de president van Rusland, Vladimir Poetin. Hij is sinds 2000 de machtigste man in Rusland en het lijkt erop dat hij zijn persoonlijke wens van een groot Rusland wil volbrengen.
Wat is de achtergrond van deze oorlog? We beantwoorden deze vraag in deze keuzeopdracht.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de Sovjet-Unie is.
Weten wat de Koude Oorlog was.
Uitleggen wat Poetin met oorlog in Oekraïne wil bereiken.
A. Wat was de Sovjet-Unie?
De Sovjet-Unie was de naam van een enorm grote samenwerking van landen. Naast Rusland, waren nog 14 andere landen onderdeel van de Sovjet-Unie: Oekraïne, Wit-Rusland, Estland, Letland, Litouwen, Moldavië, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Turkmenistan. In 1991 telde de Sovjet-Unie 293 miljoen inwoners.
In de Sovjet-Unie was één politieke partij de baas, de communistische partij. De Sovjet-Unie was dus een communistische staat.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is een kenmerk van het communisme?
Bijvoorbeeld: Mensen zijn allemaal gelijk aan elkaar, iedereen moet evenveel verdienen. Strenge straffen, weinig vrijheden.
b) De Sovjet-Unie bestaat niet meer, maar er zijn nog landen die communistisch zijn. Zoek op internet naar nog twee communistische landen.
Bijvoorbeeld: China, Cuba, Laos, Noord-Korea en Vietnam.
c) Wat denk jij? Lijkt Rusland nog steeds op een communistisch land? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want zij hebben een dictator en iedereen moet luisteren naar hem. De dictator heeft communistische ideeën. Of: Nee, want Poetin is een gekozen leider.
Vanaf 1990 wilden steeds meer Sovjetlanden meer zeggenschap over hun eigen land. De bevolking protesteerde steeds vaker tegen de leiders van de Sovjet-Unie. Ze wilde meer vrijheden zoals in het Westen van Europa. Uiteindelijk viel in 1991 de Sovjet-Unie uit elkaar.
B. Wat was de Koude Oorlog?
Na de Tweede Wereldoorlog werd de macht over Duitsland verdeeld over vier landen: De Verenigde Staten, Frankrijk, Engeland én de Sovjet-Unie. Dit leidde tot twee partijen: Het ‘Oostblok’ met de Sovjet-Unie aan de ene kant en het ‘Westblok’ met de andere drie landen aan de andere kant. Beide partijen hadden, en hebben, andere ideeën over hoe de wereld eruit zou moeten zien.
a) Noem twee verschillen tussen het leven in het westen en het oosten van Duitsland.
West-Duitsland werd een democratie en snel opgebouwd met behulp van Amerika. In Oost-Duitsland had één politieke partij alle macht. Demonstraties werden zwaar bestraft. Mensen waren armer in Oost-Duitsland.
b) Wat spraken de landen af toen ze de NAVO oprichtten?
Dat ze elkaar helpen als één van hen wordt aangevallen.
c) De Sovjet-Unie en andere Oostbloklanden maakten ook zo’n soort afspraak met elkaar. Hoe heet deze samenwerking?
Het Warschaupact.
d) Waarom bleven beide “blokken” atoomwapens maken?
Om te zorgen dat de een niet sterker zou worden dan de ander. Atoomwapens konden de wereld vernietigen.
De twee partijen kregen ruzie. Bang dat het Westblok het Oostblok zou aanvallen, en andersom. Daardoor ontstond “de Koude Oorlog”. Er was niet “echt” oorlog: er werd namelijk niet gevochten. Maar er was wel een strijd tussen deze twee partijen. Beide partijen verzamelden veel wapens en de legers stonden klaar om aan te vallen.
Het Westblok richtte daarom de NAVO op. De NAVO is een samenwerking tussen “Westerse landen” op het gebied van defensie. De landen die lid zijn van de NAVO, hebben beloofd elkaar te beschermen als ze worden aangevallen. Nederland is ook lid van de NAVO.
Opdracht 3
a) Is Oekraïne lid van de NAVO?
Nee, Oekraïne wil het graag, maar is geen lid van de NAVO.
b) Op welke manier zie je dat de NAVO nu actief is in de oorlog van Oekraïne en Rusland?
Bijvoorbeeld: Alle landen leveren militaire hulp aan de grenzen met Rusland.
C. Wat wil Poetin bereiken?
Nu we weten wat de Sovjet-Unie, de Koude Oorlog en de NAVO zijn, kunnen we de grote vraag beantwoorden. Waarom is Poetin deze oorlog begonnen?
Vladimir Poetin is groot fan van de Sovjet-Unie: één groot Rusland. Tijdens de Koude Oorlog werkte hij bij de geheime dienst van de Sovjet-Unie. Hij maakte het uit elkaar vallen van de Sovjet-Unie van dichtbij mee.
Steeds meer landen van de voormalige Sovjet-Unie zoeken aansluiting bij het Westblok. Hierdoor neemt de invloed die Rusland op deze landen heeft, af. Volgens Vladimir Poetin horen deze landen bij de “Russische wereld” en zouden ze meer naar Rusland moeten kijken, in plaats van naar de Europese Unie of Amerika.
Opdracht 4
Bekijk de bovenstaande video.
a) Wat wordt bedoeld met de “Russische wereld”?
Mensen die zich Rus voelen of Russisch spreken.
b) Wat wil Poetin volgens jou nu bereiken?
Hij wil een nieuwe Sovjet-Unie. Hij vindt dat hij ‘zijn’ volk moet beschermen.
Oekraïne is, na het uit elkaar vallen van de Sovjet-Unie een onafhankelijk land geworden, dat steeds meer de samenwerking met de Europese Unie opzoekt.
Poetin is hierover erg boos. In 2014 bezet hij met militairen het Oekraïens gebied de Krim. Ook steunt Rusland mensen in het Oosten van Oekraïne die bij Rusland willen horen. Eigenlijk is de oorlog tussen deze landen dus al veel langer bezig.
Opdracht 5
Poetin heeft drie eisen gesteld:
1. Alle NAVO-troepen moeten weg uit Oost-Europa.
2. Oekraïne mag nooit bij de NAVO.
3. Het westen moet de Russische invloedssferen erkennen.
a) Als je door de ogen van Poetin kijkt, zijn deze eisen dan logisch?
Bijvoorbeeld: Ja, hij wil graag dat landen in Oost-Europa bij Rusland horen. Of: Nee, er is altijd al strijd geweest tussen Oost- en West-Europa.
b) Waarom kiezen veel inwoners van voormalige Sovjetlanden voor samenwerking met West-Europa?
Dat levert ze meer vrijheden en welvaart op.
Over een paar jaar heb je waarschijnlijk je vmbo-diploma op zak. En weer een paar jaar later heb mogelijk zelfs een mbo-opleiding afgerond. En dan ga je natuurlijk aan het werk! Eindelijk een fulltime inkomen. Toch?
Maar wat nou als het niet lukt om een baan te vinden? Dan kom je terecht in de bijstand. De bijstand, wat is dat eigenlijk?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom de bijstand is ontstaan.
Weten wat het verschil is tussen de bijstand en de participatiewet.
Uitleggen wat de voor- en nadelen zijn van participatieplicht.
A. Wat is de bijstand?
Als je arm was in de middeleeuwen, was je afhankelijk van de liefdadigheid van rijke mensen en van het christelijk geloof. De kerken probeerden namelijk de zorg voor de armen te regelen, en rijke mensen gaven soms geld aan de kerk of aan de arme burgers zelf.
Maar dit geld was niet genoeg, en er bestond grote armoede onder burgers. Nederland werd in de 20e eeuw een verzorgingsstaat en daarom werd in 1965 een nieuwe wet ingevoerd: de bijstandswet. Deze wet zei dat alle burgers die geen werk hadden, recht hadden op bijstand (een geldbedrag per maand). De overheid moest hiervoor zorgen.
Deze wet is door de jaren heen aangepast, maar hij bestaat nog steeds. Iedere volwassene zonder werk, heeft dus recht op bijstand. In deze tabel kun je zien hoeveel geld je ontvangt als je in de bijstand zit:
Opdracht 1
Deze opdracht maak je in duo’s. Je gaat uitzoeken of je makkelijk kunt rondkomen van de bijstand.
a) Download deze tabel en probeer alle bedragen zo goed mogelijk in te schatten. Je vult de tabel in voor een gezin met twee kinderen. Gebruik Google als dat nodig is. Tip: Je kunt de tabel invullen door links op “invullen en ondertekenen” te klikken, of door de tabel over te schrijven in je schrift.
b) Klaar? Klik op deze link en kijk hoe dit gezin probeert rond te komen.
c) En? Kan dit gezin makkelijk rondkomen van de bijstand?
Nee, dit gezin komt per maand 170 euro tekort.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Zou jij kunnen leven van de bijstand, denk je?
Bijvoorbeeld: Ja makkelijk, want ik kan heel goed besparen en heb geen dure hobby’s. Of: Nee, want ik ben gewend dat ik veel dingen kan kopen.
b) Op welke (luxe) producten of diensten zou jij moeten besparen als je in de bijstand zou zitten?
Bijvoorbeeld: Op make-up, of kleding. Of games.
c) Als je in de bijstand zit, heb je geen werk en dus weinig structuur in je dag. Hoe zou jij daarmee omgaan?
Bijvoorbeeld: In de corona-lockdowns vond ik het heel moeilijk om geen structuur in mijn dag te hebben, dus ik zou dat heel zwaar vinden. Of: Ik denk dat ik me wel zou vermaken.
B. Bijstand of participatiewet?
Het lijkt allemaal heel makkelijk: je verdient geen geld, dus vraag je bijstand aan. En je hoeft lekker niet te werken! Maar zo simpel is het niet. Sinds 2015 is een nieuwe wet aangenomen: de participatiewet. Deze wet zegt dat als je bijstand ontvangt, je dan tóch moet “participeren” in de samenleving. Dat betekent dat je iets terug moet doen om bijstand te ontvangen. Dit lees je ook in onderstaande tekst:
Arbeidsplicht bij bijstandsuitkering
U moet zich voor uw bijstandsuitkering houden aan bepaalde arbeidsverplichtingen. Dit zijn:
– u moet aangeboden werk aanvaarden en zien te behouden; – u moet zich op verzoek inschrijven bij een uitzendbureau; – u moet bereid zijn om maximaal 3 uur per dag te reizen als dit nodig is om werk te krijgen; – u moet bereid zijn om te verhuizen als het niet mogelijk is om binnen 3 uur reizen per dag werk te vinden; – u moet meewerken aan de ondersteuning die uw gemeente u oplegt of aanbiedt gericht op arbeidsinschakeling.
a) Wat betekent participeren? Gebruik Google als je het niet weet.
Participeren betekent: meedoen.
b) Vat in twee zinnen het artikel hierboven samen.
Bijvoorbeeld: De participatiewet houdt in dat mensen met een bijstandsuitkering alsnog moeten zoeken naar een baan. En ze moeten een baan aannemen als de gemeente dat van hen wil.
Wat betekent dit nou precies voor iemand in de bijstand? Die moet een “tegenprestatie” doen om de bijstand te ontvangen. Bijvoorbeeld meerdere keren per week solliciteren naar werk, of vrijwilligerswerk aannemen. Of een opleiding of cursus volgen, als de gemeente zegt dat dit nuttig is voor de “arbeidsinschakeling”. Soms moet je zelfs een baan aannemen die helemaal niet bij je past. Kortom: de hele week op de bank chillen gaat hem niet worden.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Wat vinden de bijstandsontvangers in het filmpje van het vrijwilligerswerk?
De meesten vinden het heel leuk om te doen, en ze vinden het logisch om iets terug te doen voor een ander.
b) De wethouder van de gemeente Rotterdam wil dat mensen in de bijstand verplicht iets terugdoen. Waarom vindt hij dat?
De wethouder wil dat de belastingbetaler het systeem rechtvaardig vindt. En hij vindt het logisch dat iemand iets terugdoet voor een uitkering.
c) Hoe denkt de wethouder van Amsterdam hierover?
De wethouder van Amsterdam vraagt mensen om vrijwilligerswerk te doen, maar hij wil niemand verplichten, want hij wil alleen enthousiaste vrijwilligers.
C. Participatieplicht: waarom eigenlijk?
Het klinkt misschien niet leuk: verplicht vrijwilligerswerk doen, verplicht cursussen volgen, verplicht solliciteren of een vervelende baan aannemen. Toch heeft de participatieplicht een aantal voordelen voor degene die de bijstand ontvangt. Kijk maar:
Zingeving voor de bijstandsontvanger
Als je de hele dag niet werkt en niet naar school gaat, heb je het gevoel dat je niets nuttigs doet. En je hebt weinig structuur in je dag. Daar kun je ongelukkig van worden.
Afstand naar de arbeidsmarkt verkleinen
Als je een lange periode niet werkt, wordt het steeds moeilijker om werk te vinden. Als je vrijwilligerswerk of cursussen doet, en als je blijft solliciteren, kom je misschien toch aan een baan.
Daarnaast wil de overheid graag dat iedereen participeert. Waarom? De overheid betaalt de bijstand uit belastinggeld. Dit kun je zien in de poster van de Miljoenennota hieronder:
Opdracht 5
Bekijk de poster van de Miljoenennota hierboven.
a) Hoeveel geld geeft de overheid uit aan de bijstand? Waar kun je dat zien?
De overheid geeft 12,0 miljard uit aan de bijstand en de participatiewet. Dit kun je zien onder het kopje “sociale zekerheid”.
b) Waar komt dit geld vandaan, denk je?
Uit de belastingen die mensen betalen aan de overheid.
We hebben net gekeken naar de voordelen van de participatiewet voor de mensen die bijstand ontvangen. Maar ook voor de betaler van de bijstand, de overheid, heeft de participatieplicht voordelen. Kijk maar:
Kosten voor bijstandsuitkeringen drukken
Als mensen participatieplicht hebben, is de afstand naar de arbeidsmarkt voor hen kleiner. Ze vinden dan misschien sneller weer een baan. Dan hoeft de overheid minder geld aan de bijstand uit te geven.
Tegemoet komen aan de belastingbetalers
Sommige belastingbetalers vinden het misschien oneerlijk dat mensen in de bijstand “gratis geld” ontvangen. De participatiewet zorgt ervoor dat mensen in de bijstand ook iets moeten terugdoen in ruil voor de uitkering.
Opdracht 6
a) Mag de overheid iemand in de bijstand dwingen om een baan aan te nemen die hij helemaal niet leuk vindt? Wat vind jij?
Bijvoorbeeld: Ik vind van wel, want anders is de bijstand net gratis geld. Of: Nee, ik vind dat je alleen een interessante en leuke baan aan zou moeten nemen.
b) Bedenk een argument waarom iemand in de participatiewet soms níét gedwongen zou moeten worden om een baan te zoeken.
Bijvoorbeeld: Iemand die zorg moet dragen voor zijn/haar kinderen of bijvoorbeeld voor zijn zieke ouders, heeft misschien geen tijd voor een baan.
c) Stel je voor dat je zelf werkloos raakt. Zou je zelf graag vrijwilligerswerk gaan doen in ruil voor bijstand? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, ik zou wel wat nuttigs willen doen voor andere mensen. Of: Nee, ik zou mijn tijd liever in andere dingen steken.
Energizer
De lessen over debatteren beginnen allemaal met een energizer. Energizers zijn doe-opdrachtjes die je met de klas doet om je op te warmen voor een debat, maar ook om een debat-skill te oefenen.
Energizer: Zip, Zap, Zop, Boink!
Deze energizer gebruiken we om goed te leren luisteren, op te letten, snel na te denken en ergens op te reageren. Dit is heel handig tijdens een debat!
Je staat met je klas in een kring. Eén iemand begint het spel. Diegene houdt zijn armen gestrekt naar voren met zijn handen tegen elkaar en geeft zo de beurt aan iemand anders. Je gebruikt de volgende commando’s: Zip: Je geeft de beurt door naar links. Zap: Je geeft de beurt door naar rechts. Zop: Je geeft de beurt door naar iemand die tegenover je staat. Boink: Je kruist je armen voor je borst en degene waar de beurt vandaan kwam, krijgt de beurt terug.
Je bent af als je niet binnen twee tellen reageert in jouw beurt.
1.1. Wat is debatteren?
Heb jij weleens een discussie thuis? Bijvoorbeeld hoe laat je thuis moet zijn of over de hoogte van je zakgeld? Je verzint dan allerlei redenen of argumenten om jouw ouders te overtuigen van jouw gelijk. Eigenlijk debatteer je dan al een beetje, want een discussie is bijna hetzelfde als een debat. Het verschil tussen een discussie en een debat is dat er bij een debat spelregels zijn en er, naast bijvoorbeeld je ouders, een derde partij is die jij moet overtuigen van jouw gelijk. Deze partij is bijvoorbeeld een jury of, zoals in de Tweede Kamer, de voorzitter.
Opdracht 1
Over welke onderwerpen discussieer jij thuis wel eens?
Opdracht 2
Wat is het verschil tussen een discussie en een debat?
Het verschil tussen een discussie en een debat is dat er bij een debat spelregels zijn en er, naast bijvoorbeeld je ouders, een derde partij is die jij moet overtuigen van jouw gelijk.
1.2. Waarom is debatteren belangrijk?
Met debatteren leer je veel skills die je niet alleen nu, maar ook later kunt gebruiken in het dagelijks leven. Hieronder staan er een aantal.
Presenteren. Je leert jezelf te presenteren voor een groep. Dit doe nu bij andere vakken misschien al, maar straks op het mbo of tijdens een sollicitatiegesprek moet je dit ook doen. Dat kan spannend zijn en tijdens het debat wen je daar al aan.
Algemene kennis. Je leert iets over onderwerpen waar je weinig van af weet.
Mening vormen. Je leert een mening te vormen over onderwerpen waar je nog nooit over nagedacht hebt. Handig om thuis indruk mee te maken.
Luisteren. Je leert goed te luisteren naar elkaar. Goed luisteren naar wat iemand zegt is zo makkelijk nog niet. En je oefent met reageren op de ander.
Inleven. Je leert jezelf in te leven in een ander. Je leert dat sommige mensen ergens heel anders over denken dan jij en je oefent hoe je daar op een respectvolle manier mee omgaat.
Opdracht 3
Waarom denk jij dat debatteren een handige skill is om te gebruiken in je dagelijkse leven?
1.3. Stelling en argument
Debatteren doe je altijd aan de hand van een stelling. Een stelling is een uitspraak van iemand waar je eigenlijk meteen op wil reageren en jouw mening over wil geven. Die mening geef je dan aan de hand van argumenten, oftewel: redenen waarom jij het eens of juist oneens bent met de stelling.
Stelling
Een uitspraak van iemand waar je eigenlijk meteen op wil reageren en jouw mening over wil geven.
Argument
Reden waarom jij het eens of juist oneens bent met de stelling.
Opdracht 4
Lees de volgende zinnen en noem telkens of de zin een voorbeeld is van een argument of van een stelling. Leg ook uit waarom!
a) “Op school mag je overal je telefoon gebruiken.”
Deze zin is een voorbeeld van een stelling. Het is namelijk een uitspraak waar jij meteen op wilt reageren en, heel belangrijk, de uitleg (het argument) ontbreekt in de zin.
b) “Online lessen zijn beter dan lessen in een klaslokaal, want je wordt zo niet afgeleid door andere leerlingen om je heen.”
Deze zin is een voorbeeld van een argument. Er wordt in de zin namelijk uitgelegd waarom online lessen beter zijn dan lessen in een klaslokaal. Deze uitleg noem je een argument.
c) “Sociale media hebben een positieve invloed op jongeren.”
Deze zin is een voorbeeld van een stelling. Het is namelijk een uitspraak waar jij meteen op wilt reageren en, heel belangrijk, de uitleg (het argument) ontbreekt in de zin.
1.4. De spelregels van een debat
Je weet nu wat een debat is, wat een stelling en argumenten zijn en waarom debatteren een belangrijke skill is om te leren. Debatteren is eigenlijk elkaar dissen, maar dan op een nette manier en daar horen spelregels bij. Er zijn veel verschillende vormen van debatteren, maar wij gebruiken het Lagerhuisdebat.
Bij het Lagerhuisdebat staan twee groepen, de voorstanders en de tegenstanders, tegenover elkaar. Zij moeten een stelling verdedigen of aanvallen. Het debat wordt geleid door een debatleider. Van de debatleider mag je pas iets zeggen als je gaat staan en contact maakt met de jury. De jury is meestal jouw docent. Jij legt heel duidelijk uit waarom jij voor of tegen de stelling bent, en dan ga je weer zitten.
Tijdens het debat heb je een aantal acties die jij kunt inzetten. Als je gaat staan, zeg je steeds tegen de debatleider welke actie je inzet. Dit doe je omdat het debat zo voor de jury heel makkelijk te volgen is. Het hele debat praat je altijd, net als in de Tweede Kamer, via de debatleider. Zo wordt het debat nooit te persoonlijk. Hieronder zie je welke acties je allemaal in kunt zetten tijdens het debat (actie) en hoe dat eruitziet in de praktijk (uitvoering).
Actie
Uitvoering
Een nieuw argument inbrengen
‘Ik wil graag een nieuw argument inbrengen, namelijk…’ Zorg ervoor dat je goed luistert naar wat al gezegd is tijdens het debat en niet een argument herhaalt van jouw teamgenoot.
Reageren op je tegenstander
‘Ik wil graag reageren op mijn tegenstander’. Herhaal wat jouw tegenstander heeft gezegd, waarom jij het hier niet mee eens bent en waarom jouw argument veel beter is.
Een vraag stellen
‘Ik wil graag een vraag stellen aan mijn tegenstander, namelijk…’ Een vraag die jij zou kunnen stellen aan jouw tegenstander is bijvoorbeeld waar de informatie vandaan komt die zij gebruiken in een argument.
Jouw teamlid aanvullen/versterken
‘Ik wil mijn teamlid graag aanvullen/versterken’. Deze actie gebruik je wanneer jij nog een voorbeeld kunt geven bij het argument van jouw teamlid of wanneer je het argument nog sterker kunt maken.
Opdracht 5
a) Waarom moet je altijd aangeven welke actie je inzet als je gaat staan tijdens een debat?
Omdat dit voor zowel de debatleider als de jury duidelijkheid geeft in het debat.
b) Waarom praat je in een debat nooit rechtstreeks tegen je tegenstanders, maar altijd via de debatleider?
Je praat in een debat altijd via de debatleider en niet rechtstreeks naar je tegenstanders, omdat het debat anders te persoonlijk wordt.
c) Een actie die je tijdens het debat kunt inzetten is een vraag stellen. Welke vraag kun je vaak in een debat inzetten?
Een vraag die je vaak tijdens een debat kunt stellen is de volgende: ‘waar heb je de informatie uit je argument gevonden?’ Of: ‘wat is de bron van jouw informatie die je net gaf?’
Opdracht 6
Het kan gebeuren dat je tijdens een debat niet meer weet wat je moet zeggen, omdat al jouw argumenten al zijn genoemd of omdat je even vastloopt in je hoofd. Wat zijn acties die je in deze situatie altijd in kunt zetten tijdens het debat?
Wanneer je vastloopt tijdens een debat kun je altijd proberen om een vraag te stellen. Bijvoorbeeld waar de tegenstander de informatie vandaan heeft gehaald. Ook kun je jouw medestander of teamlid versterken of aanvullen.
Nu je weet wat een debat is, waarom debatteren belangrijk is om te leren, wat stellingen en argumenten zijn en wat de spelregels van een debat zijn, gaan we in de volgende les kijken naar de basis van een debat: een stelling.
Energizer
De lessen over debatteren beginnen allemaal met een energizer. Energizers zijn doe-opdrachtjes die je met de klas doet om je op te warmen voor een debat, maar ook om een debat-skill te oefenen.
Energizer: Reeksen
Deze energizer gebruiken we om je goed te leren luisteren, snel na te denken en ergens op te reageren. Dit is heel handig tijdens een debat!
Je docent loopt door de klas noemt een categorie, bijvoorbeeld ‘fruit’. De docent wijst een leerling aan die een voorbeeld geeft van fruit, en gaat daarna door naar de volgende leerling.
2.1. De opbouw van een stelling
“Alle scholieren moeten voortaan ook op zaterdag naar school”
“Je mag overal op school jouw telefoon gebruiken”
“Over gevoelige onderwerpen mag je grappen maken”
Hierboven staan drie voorbeelden van stellingen. De stellingen hierboven bestaan uit één zin, zijn nooit een vraag en nodigen je direct uit om erop te reageren.
Een stelling is het onderwerp van het debat. Het is belangrijk om goed naar de stelling te kijken, want een slechte stelling kan je hele debat verpesten! Wat is nu een goede stelling?
Kenmerken van een goede stelling
De stelling bestaat uit één zin en is kort maar krachtig.
De stelling is nooit een vraag. De stelling begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
De stelling is neutraal. Dit betekent dat er in de stelling geen argumenten voor of tegen staan.
De stelling nodigt je meteen uit om ervoor of ertegen te zijn. Laat woorden als ‘verboden’, ‘niet’ of ‘afschaffen’ weg. Dit werkt verwarrend.
Opdracht 1
a) Lees de volgende stelling: “Eenden zijn niet beter dan duiven.”
Kijk naar de kenmerken van een goede stelling. Is dit een goede stelling? Leg uit waarom dit wel of juist niet een goede stelling is!
Dit is geen goede stelling omdat er een ontkenning (het woordje ‘niet’) in staat. Dit kan heel verwarrend zijn.
b) “Meisjes zijn beter dan jongens als het gaat om huiswerk plannen voor school en dan vooral leerwerk indelen per dag vlak voor een leertoets.”
Kijk naar de kenmerken van een goede stelling. Is dit een goede stelling? Leg uit waarom dit wel of juist niet een goede stelling is!
Nee. De stelling is veel te lang. Dit kan heel verwarrend zijn.
Opdracht 2
Bedenk nu zelf een goede stelling. Denk aan de kenmerken die bij een goede stelling horen.
Eigen antwoord leerling, bijvoorbeeld:
Vrouwelijke profvoetballers moeten even veel geld verdienen als mannelijke profvoetballers.
2.2. Een stelling ontleden
Kijk eens naar het verschil tussen de volgende twee stellingen:
Leerlingen moeten voortaan ook op zaterdag naar school.
Leerlingen mogen voortaan ook op zaterdag naar school.
Opdracht 3
Wat is het verschil tussen de twee stellingen hierboven?
In stelling 1 staat het woord ‘moet’, dat verwijst naar een plicht. In stelling 2 staat het woord ‘mag’, dat verwijst naar een keuze.
Het is dus belangrijk om goed de stelling van het debat te lezen en te kijken welke woorden belangrijk zijn. Bij opdracht 3 is er een belangrijk verschil in de stelling tussen de woorden ‘moet’ en ‘mag’. Dit maakt van de stelling een plicht of een keuze.
2.3. Een stelling ontleden: groepen mensen
Tijdens het ontleden van een stelling kijk je ook welke personen er allemaal met de stelling te maken hebben. Dit is nuttig omdat je dan precies weet waarover je debatteert. Ook kun je dit later te gebruiken wanneer je argumenten gaat verzinnen.
Opdracht 4
Welke personen hebben te maken met de volgende stelling?
“Alle leerlingen moeten voortaan ook op zaterdag naar school.”
Scholieren, docenten, ouders, de overheid, schoonmakers.
2.4. Een stelling ontleden: waarden en belangen
Nu je een stelling hebt ontleed en weet welke groepen mensen ermee te maken hebben, kun je je ook afvragen welke waarden of belangen deze groepen mensen bij de stelling hebben. Waarden zijn bepaalde zaken die mensen heel belangrijk vinden in hun leven. Belangen zijn zaken waar jij voordeel uithaalt.
Waarden
Zaken die mensen heel belangrijk vinden in hun leven.
Belangen
Zaken waar jij voordeel uithaalt.
Dus wie vindt wat nu precies belangrijk in de stelling? Laten we dat eens gaan uitzoeken.
Opdracht 5
a) Kijk eens naar de volgende stelling:
“Meer politie op straat vergroot de veiligheid voor burgers in een stad.”
Welke groepen mensen hebben met deze stelling te maken? Tip: er staan er een paar letterlijk in de stelling zelf.
Politieagenten, burgers, de gemeente, criminelen
b) Kijk eens naar je antwoord bij a. Noem nu bij elke groep een waarde of belang.
Bijvoorbeeld: Burgers hebben veiligheid als waarde/belang. Burgers kunnen zich veiliger voelen als er meer politieagenten op straat rondlopen.
Politieagenten. Waarde/belang: werkgelegenheid. Meer agenten op straat betekent meer werk voor de politie.
Burgers. Waarde/belang: veiligheid. Burgers kunnen zich veiliger voelen als zij meer politie op straat zien.
De gemeente. Waarde/belang: betaalbaarheid. Meer politieagenten inzetten kost de gemeente geld. Misschien zijn er andere, goedkopere manieren om de veiligheid in een stad te verzekeren (denk aan camera’s).
Criminelen. Waarde/belang: geld, vrijheid. Als er meer politieagenten op straat zijn, is de kans aanwezig dat een crimineel eerder wordt opgepakt. Dit verkleint weer zijn kans op geld en vrijheid (hij kan in de gevangenis belanden).
Je hebt nu gelezen wat de kenmerken zijn van een goede stelling en hoe je een stelling moet ontleden. In de volgende les ga je leren hoe je een argument herkent, hoe je goede argumenten kunt verzinnen en hoe je die toepast in het debat.
Uitleggen hoe je een goed argument kunt verzinnen voor in een debat.
Weten hoe je de AUB-methode kunt toepassen.
Alleen voor docenten
Energizer
De lessen over debatteren beginnen allemaal met een energizer. Energizers zijn doe-opdrachtjes die je met de klas doet om je op te warmen voor een debat, maar ook om een debat-skill te oefenen.
Energizer: Telrondje
Deze energizer leert je goed luisteren, concentreren, oogcontact zoeken en timen. Belangrijke skills voor tijdens het debatteren.
De klas wordt verdeeld in tweetallen. Jij en je klasgenoot gaan staan en jullie gaan samen tot drie tellen. Eén van jullie start met het getal ‘één’, de ander reageert met ’twee’ en ten slotte sluit jij of de ander af met ‘drie’. Je spreekt níét af wie er begint met tellen. Als je tegelijk start, ben je af. Dan begin je opnieuw.
Wanneer dit lukt, gaan we het moeilijker maken. Dit keer speelt de hele klas mee en tellen jullie tot tien. Opnieuw spreek je niet af wie er begint met tellen!
3.1. Argumenten herkennen
Om een debat te kunnen voeren, moet er eerst worden afgesproken wie de voor- of tegenpartij is. Je neemt een standpunt in (ben je voor of ben je tegen?). Vanuit één van deze twee standpunten ga je argumenten bedenken die passen bij de stelling Argumenten zijn redenen waarom jij het eens of oneens bent met de stelling van een debat. Er is dus een verschil tussen een argument en een standpunt. Dat zie je hieronder aan de hand van de stelling ‘kinderen moeten voortaan ook op zaterdag naar school.’
Standpunt:
Argument:
Ik vind dat leerlingen voortaan ook op zaterdag naar school moeten.
…omdat leerlingen doordeweeks dan kortere lesdagen hebben.
Opdracht 1
Wat is het verschil tussen een standpunt en een argument?
Een standpunt is iets wat je vindt of doet. Een argument is waaróm jij dit vindt of doet.
Maar hoe herken je nu een argument? Een argument herken je meestal aan een aantal (signaal)woorden die ergens in een zin staan. De meest gebruikte zijn:
Omdat
Want
Daarom
Om die reden
Voor derde jaar op rij versoepelt Slob eindexameneisen
Minister Slob zegt nu dat de scholen dit jaar weliswaar niet in lockdown gingen, maar dat leerlingen geen normale schooltijd hebben gehad omdat ze bijvoorbeeld in quarantaine moesten en klassen soms tijdelijk thuis moesten blijven.
Daarom heeft hij in overleg met de scholen besloten dat er voldoende ruimte komt voor herkansingen en het spreiden van examens. “Op die manier krijgen alle leerlingen de kans om hun middelbareschoolperiode op een goede manier af te sluiten.”
Welke signaalwoorden kun jij in de tekst vinden die een argument aanduiden?
Omdat, daarom, op die manier.
3.2. Argumenten verzinnen
Nu je weet hoe je een argument herkent, wil je natuurlijk zelf ook argumenten in de strijd gooien. Want met goede argumenten is de kans groot dat jij het debat wint! Maar hoe verzin jij nu goede argumenten waarmee jij jouw tegenstander met z’n mond vol tanden laat staan?
3.2.1. Stelling ontleden: groepen mensen
Bij les 2.2. heb je geleerd hoe je een stelling kunt ontleden. Je kijkt dan welke groepen mensen er allemaal met het onderwerp van de stelling te maken hebben. Dit is niet alleen handig om hiermee het onderwerp van de stelling te begrijpen, maar ook om goede argumenten te verzinnen.
Kijk eens naar de volgende stelling:
‘Alle kinderen moeten voortaan ook op zaterdag naar school.’
Je kunt nu een aantal groepen mensen bedenken die met de stelling te maken hebben. Bijvoorbeeld: leerlingen, docenten, maar ook de ouders van de leerlingen en natuurlijk de overheid die dit plan moet invoeren.
Nu je de mensen weet die met de stelling te maken hebben, ga jij je proberen te verplaatsen in die personen. Wat zou jij als docent van dit plan vinden? Als de scholen voortaan op zaterdag open gaan, moeten dus niet alleen leerlingen, maar ook jij, als docent, een dag in de week langer werken.
Opdracht 3
Kijk eens naar de volgende stelling:
“Vuurwerk moet worden toegestaan tijdens oud en nieuw.”
Bedenk nu welke groepen mensen met deze stelling te maken hebben.
Voorbeelden van groepen die met de stelling te maken hebben zijn: vuurwerkverkopers, (huis)dieren, jongeren die vaak vuurwerk afsteken.
3.2.2. Stelling ontleden: waarden en belangen
Je hebt geleerd argumenten te verzinnen door naar een stelling te kijken en deze te ontleden en te kijken welke groepen mensen met de stelling te maken hebben. Als je dit gedaan hebt, kun je ook naar de stellingen kijken en je afvragen welke waarden of belangen deze groepen mensen bij de stelling hebben.
Daarmee bedoelen we eigenlijk dat je naar de stelling kijkt met steeds een andere bril op. Je probeert je dus in te leven in verschillende personen die met de stelling te maken hebben. Als je de stelling over vuurwerk van opdracht 3 bekijkt, kun je argumenten verzinnen die te maken hebben met de waarde milieu. Maar je kunt de stelling ook bekijken vanuit het belang van de economie. Dan denk je bijvoorbeeld aan winkels die geen vuurwerk meer kunnen verkopen als dit wordt verboden tijdens oud en nieuw.
Om een voorbeeld te geven van een aantal waarden en belangen die mee kunnen spelen tijdens een debat, volgt hier een rijtje:
Economie
Heeft de stelling te maken met geld?
Milieu
Heeft de stelling te maken met de natuur?
Gezondheid
Heeft de stelling te maken met gezondheid?
Veiligheid
Heeft de stelling te maken met de bescherming van jou en je omgeving?
Vrijheid
Heeft de stelling te maken met vrijheid?
Gelijkheid
Heeft de stelling te maken met gelijke behandeling?
Religie
Heeft de stelling te maken met het geloof van iemand?
Opdracht 4
Kijk eens naar de volgende stelling:
“De verkoop van alcohol aan jongeren tussen de 16 en 18 jaar moet legaal worden.”
Probeer nu vanuit drie verschillende waarden of belangen argumenten te verzinnen voor deze stelling. Dat mogen argumenten voor of tegen de stelling zijn.
Argumenten voor de stelling:
Vrijheid. Jongeren moeten de vrijheid hebben om zelf te beslissen om alcohol te kopen.
Zelfstandigheid. Jongeren zijn oud en wijs genoeg om zelfstandig te beslissen of alcohol kopen wijs is.
Argumenten tegen de stelling:
Gezondheid. Alcohol is erg slecht voor de gezondheid van jongeren.
3.3. Argumenten toepassen: de AUB-methode
Je kunt nu argumenten herkennen en je kunt ze verzinnen. Nu wil je natuurlijk ook jouw verzonnen argument gebruiken. Een veel gebruikte en handige manier hiervoor is de AUB-methode. De afkorting AUB staat voor:
A
Argumentatie: geef je argument.
U
Uitleg: leg uit waarom dit het beste argument van de wereld is.
B
Bijvoorbeeld: geef ter verduidelijking een voorbeeld bij jouw argument.
Opdracht 5
Nu je de AUB-methode kent, ga je de methode toepassen. Dit ga je doen aan de hand van de volgende stelling:
“Je docent toevoegen op social media moet kunnen.”
Bedenk nu een argument waarom je het eens bent met deze stelling, én een argument als je tegen deze stelling zou zijn. Gebruik daarbij de AUB-methode. Denk aan de tips die we je gegeven hebben om argumenten te verzinnen!
Argument voor de stelling:
A: Om een goede band te krijgen of behouden met je docent, kun je je docent toevoegen op social media.
U: Een goede band met je docent is belangrijk, omdat je je dan prettiger voelt in de les en je daardoor meer opsteekt.
B: Als je jouw docent volgt op Instagram kun je je inleven in het leven van je docent. Dit is van belang voor de band met je docent.
Argument tegen de stelling:
A: Een docent heeft recht op een privéleven.
U: Een docent ziet elke dag al veel leerlingen en wil niet altijd alles delen met leerlingen.
B: Een docent schermt zijn Instagram-account af voor leerlingen, omdat daar privéfoto’s op staan die niet voor leerlingen bedoeld zijn.
Je hebt tot nu toe een hoop geleerd en je bent bijna klaar om écht te gaan debatteren! Het enige dat je nu nog moet leren is hoe je overtuigend kunt debatteren en presenteren. Dat leer je in de laatste les van ‘debatteren kun je leren.’
Uitleggen hoe je een argument overtuigend kunt presenteren.
Alleen voor docenten
Energizer
De lessen over debatteren beginnen allemaal met een energizer. Energizers zijn doe-opdrachtjes die je met de klas doet om je op te warmen voor een debat, maar ook om een debat-skill te oefenen.
Energizer: Tell Sell Spel
Deze energizer leert jou om te overtuigen door middel van je houding en stemgebruik. De inhoud van het debat is hier niet zo van belang.
Je gaat aan de rest van de groep leerlingen in jouw klas iets verkopen. Het maakt niet uit wat, als je maar jouw klasgenoten ervan kunt overtuigen dat dit het béste product ter wereld is. Leg in jouw pitch uit wat het product kan, waar je het kunt kopen, hoeveel het kost en misschien heb je nog wel een ’twee halen, één betalen’ aanbieding?!
Een voorbeeld van zo’n pitch vind je in de video bovenaan de pagina.
4.1. Je argument overtuigend presenteren
In de video hierboven (en als je de energizer hebt gedaan met de klas) kun je zien dat overtuigen en presenteren niet alleen te maken heeft met de inhoud. Je kunt een hoop onzin “verkopen” met de juiste overtuiging, maar hoe doe je dat precies?
Tot nu toe heb je vooral geleerd hoe je overtuigend over kunt komen als het gaat om de inhoud: argumenten gebruiken in jouw debat. Presenteren gaat meer om de vorm: kom je ook overtuigend over met jouw houding? Hierbij moet je vooral letten op twee zaken: houding en stemgebruik. Je gaat nu leren waar je precies op moet letten om overtuigend over te komen.
4.1.2. Houding (non-verbaal)
Een zelfverzekerende houding is belangrijk bij een debat. Je laat daarmee zien dat jij gelooft in wat je zegt. In de debatwereld noemen ze dat ook wel: be the argument. Dit laat je zien aan de manier waarop jij overkomt in het debat. Bij een overtuigende houding gebruik je bijna je gehele lichaam en heb je soms niet eens woorden (non-verbaal) nodig. Denk hierbij aan de volgende tips:
Sta rechtop met je schouders naar achteren en met twee voeten plat op de grond.
Maak alléén oogcontact met de jury, niet met jouw tegenstanders. Dit hoort ook bij de debatregels. Je moet de jury overtuigen, niet jouw tegenstanders.
Gebruik non-verbale communicatie. Hiermee bedoelen we dat je overtuigt zonder woorden (non-verbaal) te gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van handgebaren of alleen al jouw gezichtsuitdrukking.
Opdracht 1
Waarom is het zo belangrijk dat je tijdens een debat alleen oogcontact maakt met de jury en juist niet met jouw tegenstanders?
Omdat jij de jury moet overtuigen van jouw gelijk. Jouw tegenstanders gaan het in een debat nooit eens zijn met jouw mening.
Opdracht 2
a) Om non-verbaal gedrag te herkennen, gaan we oefenen met een aantal fragmenten uit de serie Friends.
Bekijk het eerste fragment uit de serie Friends – vanaf 0.16 sec – 0.30 sec.
Hoe reageert Ross op Rachel in het fragment met gebruik van non-verbaal gedrag?
Ross maakt gebruik van gezichtsuitdrukking en laat zo het publiek zien wat hij van de boodschap van Rachel vindt.
b) In het tweede fragment – 0.35 – 0.48 sec – gebruikt Joey, de persoon links, heel duidelijk non-verbaal gedrag. Waar maakt hij gebruik van?
Joey maakt duidelijk gebruik van zijn ogen in het fragment.
c) Bekijk het fragment van 1.11 min – 1:25 min. Hoe laten Rachel en Danny aan elkaar zien dat ze elkaar leuk vinden?
Zij laten zien dat zij elkaar leuk vinden door middel van hun lichaamstaal: lang aankijken en lachen.
4.1.3. Stemgebruik (verbaal)
Naast je houding is de manier waarop je jouw stem gebruikt (verbaal) ook een onderdeel van jouw presentatie. We geven hieronder tips hoe jij zo overtuigend mogelijk overkomt met gebruik van je stem:
Intonatie: Dit betekent dat je op sommige woorden meer de nadruk legt dan op andere woorden. Met een goede intonatie praat je niet te saai op dezelfde toon (dit heet: monotoon), houd je de aandacht van de luisteraar beter vast en kom je ook overtuigender over.
Articulatie: Dit betekent dat je jouw woorden goed uitspreekt en niet te veel binnensmonds praat. Als je goed articuleert, ben je goed verstaanbaar en kom je overtuigender over.
Spreektempo: Praat niet te snel. Als je zenuwachtig bent, ga je soms vanzelf sneller praten. Probeer een rustig spreektempo aan te houden, zodat iedereen je makkelijk kan volgen.
Spreekvolume: Als je spreken voor een groep moeilijk vindt en je ook wat verlegen bent, dan praat je misschien wat zacht. Probeer hard genoeg te praten zodat iedereen jou kan verstaan. Maar let op: wie het hardst schreeuwt, heeft niet meteen het meest gelijk.
Opdracht 3
Bekijk nog eens de video van Friends van 2.50 min – 3.08 min. Op welke manier laat Ross verbaal – de persoon rechts in het fragment – zien dat hij verandert van gedachten?
Door zijn stemgebruik. Van heel boos naar heel vrolijk.
Opdracht 4
a) Ga nu zelf aan de slag! Maak tweetallen en oefen eens met het uitspreken van de volgende zin: “Debatteren is echt het allerleukste dat we doen op school.”
Spreek de zin eerst uit op een monotone manier.
Hoe ging dit? Geloofde degene die jouw zin hoorde wat je zei? Als het goed is komt deze zin monotoon niet overtuigend over.
b) Spreek de zin nu uit met veel intonatie.
Hoe ging dit? Geloofde degene die jouw zin hoorde wat je zei? Als het goed is komt deze zin met veel intonatie overtuigend over.
c) Spreek nu de zin uit terwijl je binnensmonds en heel zacht praat.
Hoe ging dit? Geloofde degene die jouw zin hoorde wat je zei? Als het goed is komt deze zin niet overtuigend over als je binnensmonds en zacht praat.
d) Spreek nu de zin uit terwijl je goed articuleert en iets harder spreekt.
Hoe ging dit? Geloofde degene die jouw zin hoorde wat je zei? Als het goed is komt deze zin overtuigend over als je goed articuleert en harder spreekt.
e) Vertel nu eens aan je klasgenoot wat je aankomend weekend gaat doen en doe dit op een zo hoog mogelijk spreektempo, dus zo snel mogelijk.
Was dit te volgen voor de luisteraar en kwam dit overtuigend over? Een goede tip is om net iets trager te praten dan je denkt dat goed is. Zo kan iedereen je goed volgen.
4.2. Overige tips: LDS, AAA en KISS
Je kunt nu argumenteren met goede argumenten en overtuigen met je presentatie. Wil je nóg beter worden in het debatteren, dan volgen er hier nog andere tips die handig inzetbaar zijn tijdens het debat.
LDS
L
Luisteren: luister goed naar wat je tegenstander zegt.
D
Denken: denk na welk argument jij kunt gebruiken als reactie op jouw tegenstander.
S
Spreken: geef nu je argument. Denk aan de AUB-methode uit de vorige les.
AAA
A
Aandacht: vraag de aandacht van de jury als je wilt spreken. In onze spelregels staat dat je opstaat als je iets wilt zeggen.
A
Argument: geef je argument en geef er een voorbeeld bij.
A
Afsluiting: jouw argument heeft een kop en een staart. Sluit je argument ook netjes af in een grammaticaal kloppende zin.
KISS
De laatste afkorting die wij als tip meegeven is KISS. Dit staat voor Keep It Short & Simple. Hiermee bedoelen we dat je jouw argument kort, maar krachtig uitlegt. Maak er dus geen lang en warrig verhaal van. Zowel de jury als jouw tegenstander raken dan de boodschap van jouw argument kwijt.
Opdracht 5
Welke tip vind jij het meest nuttig om overtuigend te presenteren? Kies uit LDS, AAA en KISS. Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind KISS het nuttigst, omdat ik het altijd moeilijk vind om kort te spreken. KISS is een goede reminder mijn argument kort en krachtig te houden.
Nu weet je alles over debatteren. Het is dus tijd om een écht debat te gaan voeren!
Alleen voor docenten
De docent maakt twee teams én kiest een jury. Het team links van de jury zijn de voorstanders, het team rechts de tegenstanders.
De docent is de debatleider. De debatleider houdt de tijd in de gaten en geeft tijdens het debat aan wie mag spreken.
Na afloop van het debat…
Ben jij gekozen als jurylid? Dan kies jij na afloop van het debat welk team het debat gewonnen heeft.
Bepaal bij iedere stap of het team Goed, Voldoende of Onvoldoende scoort.
Stap 1: Kies een stelling
Stap 2: Bereid je argumenten voor
Stap 3: Oefen je houding en stemgebruik
Stap 4: Leg je argumenten uit
Stap 5: Debatteren maar!
Stap 1. Kies een stelling
Kies een goede stelling die voldoet aan de vier kenmerken uit les 2. Zorg dat de stelling te maken heeft met verschillende groepen mensen, die allemaal andere waarden en belangen hebben.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Jullie stelling bestaat uit één zin en de stelling is géén vraag. De stelling is neutraal; er staat geen voor- of tegenargument in. De stelling nodigt uit om op te reageren.
Voldoende
Jullie stelling is niet helemaal duidelijk. Er staat een voor- of tegenargument in of de stelling nodigt niet echt uit om op te reageren.
Onvoldoende
Jullie hebben geen stelling.
Stap 2. Bereid je argumenten voor
Bedenk drie goede argumenten die je kunt gebruiken in het debat. Schrijf de argumenten op volgens de AUB-methode uit les 3. Bereid dus per argument een uitleg en een voorbeeld voor.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Jullie hebben drie argumenten verzonnen. Alle argumenten hebben jullie gebruikt volgens de AUB-methode.
Voldoende
Jullie hebben drie argumenten verzonnen. De AUB-methode is deels te herkennen in je argumenten.
Onvoldoende
Jullie hebben minder dan drie argumenten. De AUB-methode is niet te herkennen in je argument(en).
Stap 3. Oefen je houding en stemgebruik
Oefen je argumenten. Let hierbij op je verbale en non-verbale communicatie zoals je hebt geleerd in les 4. Je kunt elkaar tips geven over de houding en het stemgebruik van de ander. Doe dit altijd op een respectvolle manier.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je staat rechtop op twee voeten en je gebruikt passende handgebaren. Je gebruikt je stem en gezichtsuitdrukking op verschillende manieren om je punt te maken. Hierdoor kom je heel overtuigend over.
Voldoende
Of je staat niet rechtop of je gebruikt geen handgebaren. Je gezichtsuitdrukking past soms bij je verhaal en je gebruikt je stem niet altijd goed. Je komt soms overtuigend over.
Onvoldoende
Jouw non-verbale houding en je stemgebruik voldoet niet aan de eisen en je komt niet overtuigend over.
Stap 4. Je argumenten uitleggen
Bekijk met je team nog even de acties uit les 1. Hiermee kun je namelijk aankondigen wat je gaat zeggen en maak je duidelijk aan de jury wat je gaat doen. Gebruik ook de spreektips uit les 4: LDS, AAA en KISS.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je maakt gebruik van alle acties tijdens het debat: brengt nieuwe argumenten in, reageert op de tegenstanders, stelt vragen en vult je teamgenoot aan. Daarbij maak je ook nog gebruik van LDS, AAA en KISS.
Voldoende
Je maakt gebruik van een aantal acties tijdens het debat. Je gebruikt LDS of AAA of KISS.
Onvoldoende
Je hebt niets of maar één keer iets gezegd in het debat. Je hebt dus amper gebruik gemaakt van de acties en je mist ook LDS, AAA of KISS.
Stap 5: Debatteren maar!
Het debat gaat beginnen! Maar wat waren ook alweer de regels van een debat? Hierboven heel kort de spelregels op een rij.
Een debat duurt meestal 8 minuten. Als je iets wil zeggen, dan ga je staan. Je docent is de debatleider. De jury zal jullie na afloop van het debat beoordelen!
De laatste jaren is er veel om te doen geweest: de zware criminaliteit rondom de handel in drugs. Het proces tegen Ridouan T., de mocromaffia, de moorden op Peter R. de Vries en Derk Wiersum. Het lijkt soms alsof de drugswereld de dienst uitmaakt in ons land. Maar is dat wel zo? Is het echt zo’n groot probleem in Nederland? Waarom houdt dat ons zo bezig? En welke rol spelen jongeren in dit probleem? Laten we dat eens beter bekijken!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen waarom de drugshandel in Nederland zo groot is.
Ik kan toelichten waarom er zoveel aandacht is voor zware misdaad.
Ik kan beschrijven welke rol jongeren spelen in de drugscriminaliteit.
Ik kan de negatieve bij-effecten van de drugshandel in Nederland beschrijven.
A. Nederland narcostaat?
Als je sommige media mag geloven, heeft Nederland de strijd tegen de drugsbendes verloren. We zijn volgens hen een narcostaat geworden: net als in bijvoorbeeld Colombia en Mexico maken de boeven steeds vaker de dienst uit. Wat merken we daar eigenlijk van? Een kwart van de Nederlanders zegt dat zij in hun wijk drugsgebruik en drugshandel zien. En 90% van alle georganiseerde misdaad in Nederland (dus misdaden waarbij meer mensen samenwerken met elkaar) heeft te maken met drugs.
Opdracht 1
Bekijk bovenstaande video van Nieuwsuur.
a) Welke redenen worden er genoemd waarom de drugshandel in Nederland zo groot is?
Goede infrastructuur (goede wegens, havens, luchthavens en internet), een internationale bevolking (dus veel contacten met het buitenland) en wijken met kansarme jongeren die makkelijk te ronselen zijn voor de criminaliteit. Ook hebben we genoeg leegstaande gebouwen op het platteland (voor opslag) en een ingewikkeld financieel systeem (waardoor het makkelijk is om geld weg te sluizen).
b) Welke voorbeelden worden er in het filmpje gegeven om aan te tonen dat we de drugshandel niet meer onder controle hebben?
Aanslagen op media, de aanslagen op advocaat Derk Wiersum en journalist Peter R. de Vries. Drugshandel is overal op straat zichtbaar.
B. Waarom is er zoveel aandacht voor zware misdaad?
In de media is er heel veel aandacht voor moord, doodslag, drugscriminaliteit en zwaar geweld. Terwijl uit de misdaadcijfers blijkt dat andere soorten misdrijven veel vaker voorkomen in Nederland.
Opdracht 2
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Wat komt vaker voor: zware misdaad zoals drugsmisdrijven, moord en vuurwapenmisdrijven, of lichte criminaliteit zoals diefstal en inbraak?
Lichte criminaliteit komt veel vaker voor dan zware criminaliteit.
b) Hoe groot is drugscriminaliteit in vergelijking met andere vormen van criminaliteit?
Drugsmisdrijven zijn maar 2% van alle in Nederland geregistreerde misdrijven.
Opdracht 3
Drugscriminaliteit en andere zware criminaliteit komt dus veel minder voor dan lichte criminaliteit.
Waarom is er, denk je, dan toch zoveel aandacht in de media voor zware misdaad?
Zware misdaad krijgt altijd meer aandacht dan lichtere vormen. Dit komt omdat men zware misdaad natuurlijk erger vindt, maar ook omdat zware misdaad ervoor zorgt dat we ons onveilig voelen. Zo kan een relatieve kleine categorie misdrijven een grote invloed op de maatschappij hebben.
Aanslag Peter R. de Vries is ook een politieke moord
Nederland werd de afgelopen jaren opgeschrikt door twee moorden op onschuldige burgers die betrokken waren bij het proces tegen de mocromaffia en hun leider Ridouan Taghi. in 2019 werd de advocaat van de kroongetuige (de meest belangrijke getuige) tegen de mocromaffia, Derk Wiersum, doodgeschoten voor zijn huis. Een jaar later werd Peter R. de Vries, misdaadjournalist en adviseur van dezelfde kroongetuige, in een parkeergarage neergeschoten.
De afschuwelijke en laffe moord op Peter R. de Vries moet niet alleen gezien worden als – waarschijnlijk – een criminele afrekening om hem het zwijgen op te leggen. (…) In dit perspectief is de moord op hem, hoewel waarschijnlijk uitgevoerd door twee verdachten met een criminele achtergrond, een politieke moord.
Met de aanslag op Peter R. de Vries is een poging gedaan het vrije woord, de vrijheid van journalistiek en de vrijheid om iemand te steunen of te adviseren, te vermoorden. Uiteraard is de moord ook een aanslag op de rechtsstaat, zoals dat ook gold voor de moord op advocaat Derk Wiersum die kroongetuige Nabil B. bijstond.
Politici en media spreken bij deze twee moorden ook wel over politieke moorden of terroristische aanslagen. Waarom is dat, denk je?
Het lijkt bij deze moorden niet alleen te gaan om het doden van deze personen, maar ook om een signaal af te geven aan de maatschappij: laat ons onze gang gaan en sta ons niet in de weg, want we pakken je genadeloos.
C. Welke rol spelen jongeren?
Steeds meer jongeren raken betrokken bij drugscriminaliteit, en sommige jongeren zijn kwetsbaarder dan anderen om ingelijfd te worden bij een drugsbende. In de volgende afbeelding kun je zien hoeveel jongeren er per gemeente gevoelig zijn om in de drugscriminaliteit te belanden:
Opdracht 5
Bekijk de video van Nieuwsuur nogmaals. Beschrijf in een paar zinnen hoe jongeren betrokken raken bij drugsbendes.
Jongeren worden vaak eerst benaderd of ze een pakketje willen rondrijden (als een soort koerier). Dat lijkt makkelijk geld verdienen. Die pakketjes worden steeds groter. Dan wordt soms gevraagd om iemand weg te brengen en om de hoek te wachten: dan zijn ze opeens de chauffeur van iemand die een liquidatie (moord op concurrerende crimineel) of aanslag heeft gepleegd. Zo komen ze er steeds dieper in terecht.
‘Cokesnuiver, er kleeft bloed aan je handen’Gisterenmorgen werd in Amsterdam op klaarlichte dag, in de straat waar hij woonde en in het bijzijn van zijn vrouw, Derk Wiersum doodgeschoten. Hij was de advocaat, die kroongetuige Nabil B. bijstond in het liquidatieproces Marengo rond het criminele kopstuk Ridouan Taghi. Wiersum was naast advocaat ook rechter.
(…) In Amsterdam wordt elk jaar voor 75 miljoen euro weggesnoven. En niet alleen door verslaafden, maar door recreatieve drugsgebruikers die dat lekker vinden.
En hen wil ik meegeven: als je van plan bent om een gram coke te scoren voor het weekend, denk dan aan Derk Wiersum, maar vooral aan zijn vrouw en zijn kinderen, denk aan al die onschuldige mensen die nog vermoord gaan worden en aan hoe fijn het voelt als er geen bloed aan je handen kleeft.
a) In de laatste alinea komt de mening van de schrijver duidelijk naar boven. Wat vindt de schrijver?
Drugsgebruikers zijn medeschuldig aan het geweld dat ontstaat door de bendes die in drugs handelen.
b) Wat vind jij: ben je als drugsgebruiker verantwoordelijk voor de drugscriminaliteit?
Bijvoorbeeld: Ja, want als je nu drugs gebruikt kun je nagaan dat daar drugsbendes bij betrokken zijn. Je zorgt er dan inderdaad voor dat zij geld verdienen en dat die criminaliteit blijft bestaan. Of: Ik vind dat drugs gewoon te koop moeten zijn net als sigaretten: dan kunnen criminelen er geen geld meer mee verdienen.
Je gaat deze les met je leerlingen klassenregels maken. Deze verwerken ze in een poster. Op de mooiste poster zetten alle leerlingen hun handtekening. Hang de poster op in de klas. Je kunt aan het kiezen van de poster ook nog een leuke werkvorm koppelen.
In Nederland maken we afspraken met elkaar. Afspraken over regels in je familie of regels op school. Er zijn ook regels die voor iedereen gelden, deze staan opgeschreven in de wet. In deze les leer je wat de Grondwet is en hoe je zelf regels kunt maken voor jouw klas.
Jip! Heb jij dat filmpje op TikTok gezet? roept Yous. Hoezo? vraagt Jip, dat is toch lachen? Ja heus, maar niet als mijn moeder dit ziet! Je moeder gaat echt niet op jouw TikTok kijken hoor, antwoordt Jip. Ze volgt je niet eens. Hoe weet jij dat? vraagt Yous, heb jij soms in mijn telefoon gekeken? We zijn toch vrienden? antwoordt Jip. Jawel, zegt Yous, maar ik heb recht op privacy, dat staat in de Grondwet. Dus misschien moeten we duidelijke regels afspreken over social media. Maar haal nu eerst dat filmpje weg, alsjeblieft.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan voorbeelden geven van geschreven en ongeschreven regels in Nederland.
Ik kan vier belangrijke wetten uit de Grondwet noemen.
Ik kan samen met de klas regels bedenken.
1.1. Geschreven en ongeschreven regels
In Nederland zijn veel regels. Soms staan ze opgeschreven in een wet. Dit noemen we geschreven regels. Er zijn regels die niet op papier staan, maar waar je je toch aan houdt. Dit zijn ongeschreven regels.
Voorbeelden ongeschreven regels
Je eet je avondmaaltijd met mes en vork.
Je wacht in de rij voor de kassa, tot je aan de beurt bent.
Je spreekt ouderen aan met u.
Opdracht 1
a) Kun je een voorbeeld bedenken van een geschreven regel?
Bijvoorbeeld: Ik moet op school voor half negen binnen zijn. Of: Ik moet wachten voor een rood verkeerslicht.
b) Waarom zijn er geschreven regels?
Bijvoorbeeld: Zodat je kan zien wat de afspraak is en iedereen zich eraan kan houden.
c) Is afspraken maken belangrijk als je met veel mensen bent?
Bijvoorbeeld: Ja, als je afspraken maakt weet iedereen wat er verwacht wordt.
Opdracht 2
a) Welke afspraken zijn er bij jou in huis? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: 1. We leggen onze telefoon weg tijdens het eten. 2. Ik moet elke dag de tafel dekken. 3. Ik help mee met koken.
b) Welke regels zijn er bij jou op school? Noem er twee.
Bijvoorbeeld: 1. In de aula moet je eigen rotzooi opruimen. 2. Iedereen heeft corvee. 3. Je hebt je spullen in orde.
c) Zijn de regels op school geschreven regels?
Bijvoorbeeld: Ja, ze staan de schoolgids. Of: Nee, dit wordt je verteld door de mentor.
Geschreven regel of ongeschreven regel? Weet jij ze allemaal?
0%
Geen rotzooi op straat gooien.
Foto: Pexels
Correct!Wrong!
Verplicht naar school.
Foto: Pixabay
Correct!Wrong!
Geld teruggeven als je dat van iemand hebt geleend.
Foto: Pixabay
Correct!Wrong!
Geen jointje roken op straat.
Foto: Chase Fade
Correct!Wrong!
De deur voor iemand openhouden die achter je komt.
Foto: Pexels
Correct!Wrong!
(BS/OB) 1. Klassenregels - (on)geschreven regels
Alles fout!
Je hebt alles fout. Dat kan niet. Dat kan gewoon niet. Opnieuw!
Al die regeltjes
Het is ook niet altijd even duidelijk wat nu wel of niet mag.
Alles goed!
Je wist ze allemaal. Held!
1.2. De Grondwet
Sommige geschreven regels vinden we zó belangrijk, dat we ze hebben vastgelegd in de Grondwet. Dit zijn de basisregels over hoe we willen samenleven. Alle inwoners van Nederland hebben dezelfde rechten (wat je mag doen) en plichten (wat je moet doen). De belangrijkste hiervan hebben we vastgelegd in de Grondwet. Het eerste artikel van de NederlandseGrondwet vinden we misschien wel onze belangrijkste regel:
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
De Nederlandse Grondwet
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven en beantwoord daarna de vragen.
a) Wat is de belangrijkste wet in Nederland?
De Grondwet.
b) Wat is het belangrijkste artikel in deze wet?
Artikel 1. Je mag niet discrimineren (iedereen in Nederland wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld).
c) Ben jij wel eens gediscrimineerd? Geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ja, ik wordt vaker gecontroleerd of in de gaten gehouden in de supermarkt. Mijn vriend niet. Of: Nee, ik heb geen last van discriminatie.
d) Hoe voelde dat?
Bijvoorbeeld: Rot. Je voelt je anders.
In de Grondwet van Nederland staan op dit moment maar liefst 142 artikelen! Alle andere wetten die bedacht worden moeten voldoen aan de Grondwet. Hieronder zie je nog vier belangrijke wetten uit de Nederlandse Grondwet:
Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting.
Artikel 6: Vrijheid van godsdienst of levensovertuiging.
Artikel 21: De overheid moet zorgen dat we goed en veilig kunnen leven.
Artikel 114: Verbod op de doodstraf.
Opdracht 4
Gebruik internet voor deze opdracht.
a) Wat staat er in artikel 6 over de vrijheid van godsdienst?
Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
b) Omschrijf in je eigen woorden wat dit artikel betekent.
Bijvoorbeeld: Iedereen mag zijn eigen godsdienst hebben.
c) Waarover gaan artikel 12 en 13 van de Grondwet?
Artikel 12 gaat over dat niemand zomaar je huis in mag gaan en artikel 13 gaat over dat niemand zomaar brieven van andere mensen mag openmaken.
d) Dit zijn dus belangrijke rechten die mensen hebben.
Waarom zijn dit belangrijke rechten, denk je?
Bijvoorbeeld: Omdat hiermee de overheid en andere mensen jouw eigendommen moeten respecteren. Iedereen heeft recht op privacy.
e) Nog eentje. Zoek naar artikel 96. Waar gaat dit over?
De Staten-Generaal moet toestemming geven om een ander land de oorlog te verklaren.
1.3. Regels in de klas
Wetten die de overheid maakt, gelden natuurlijk ook op school. Een minister kan dus een wet maken, waar iedereen zich op school aan moet houden.
Telefoonverbod op school: wie zit daarop te wachten?
Geen telefoons in de klas, ook niet als de leraar die wil gebruiken in zijn les en misschien zelfs niet tijdens de pauze. Het Ministerie van Onderwijs wil mobiele telefoons niet meer toestaan in de les, maar lang niet alle scholen blijken enthousiast over dat plan.
NOS Stories liet 50 middelbare schoolbestuurders door het hele land een vragenlijst invullen. Iets meer dan de helft ziet niets in een landelijk verbod. Het meest gehoorde tegenargument: “Dat bepalen we zelf wel.” Directeuren geven aan geen sturing vanuit de politiek te willen als het aankomt op de eigen schoolregels.
Lees de bron hierboven en beantwoord dan de vragen.
a) Waar gaat deze tekst over?
De minister van Onderwijs wil een wet maken die telefoontjes verbiedt op scholen.
b) Wat zeggen directeuren hierover?
Dat ze zelf liever schoolregels maken.
c) Wat vind jij?
Bijvoorbeeld: Ja. Het zorgt voor superveel afleiding. Iedereen zit altijd op de telefoon. En de school doet er niet veel mee. Of: Nee! Laat het leraren zelf beslissen of ze met mobieltjes in de klas willen werken.
Opdracht 6
a) Welke afspraken vind jij belangrijk in de klas? Bedenk er drie.
Bijvoorbeeld: 1. Je mag iets tegen de leraar zeggen, als hij boos is. 2. We moeten naar elkaar luisteren. 3. Als je iets leent, geef je het ook terug. 4. Stil zijn bij het maken van een toets. 5. Je mag een flesje water op je bank als het warm is.
b) Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot. Zijn ze verschillend?
Bijvoorbeeld: Ja, we hebben totaal andere dingen opgeschreven. Of: Nee, we vinden beiden respect heel erg belangrijk.
c) Vergelijk je antwoorden met de klas. Noem de top vijf van jullie belangrijkste afspraken in de klas.
Bijvoorbeeld: 1. We moeten naar elkaar luisteren. 2. Als je iets leent, geef je het ook terug. 3. Je mag iets tegen de leraar zeggen, als hij boos is. 4. Stil zijn bij het maken van een toets. 5. Je mag een flesje water als het warm is.
1.4. Aan de slag: Regels op een poster
Je gaat met je groepje de top 5 regels in de klas (uit opdracht 6) op een poster schrijven. Iedereen kan dan zien wat de regels zijn en zich eraan houden. Samen kiezen jullie de mooiste poster. Deze komt in de klas te hangen.
Wat heb je nodig?
Een groepje van drie of vier leerlingen.
Pen en papier (of laptop met Word).
Stiften en potloden.
A3 papier.
Schaar en lijm.
Vijf regels.
Wat ga je doen?
Stap 1
Typ of schrijf de vijf regels op A3-papier. Zorg dat de regels leesbaar zijn van een afstand.
Stap 2
Zorg dat de poster leuk is om naar te kijken. Versier hem met kleuren en plaatjes.
Stap 3
Vergelijk alle posters van de klas. Welke is het beste gelukt?
Stap 4
Zet allemaal je handtekening op de poster. Hiermee zeg je dat je het eens bent met deze regels. Zoek een goede plek in de klas om de poster op te hangen.
Wat heb ik geleerd?
a) Waarom maken we regels met elkaar?
Door regels te maken, weet je wat er van je verwacht wordt.
b) Welke van de vier wetten uit de Grondwet vind jij het belangrijkst?
Bijvoorbeeld: Vrijheid van meningsuiting.
c) Welke klassenregel is het hardst nodig?
Bijvoorbeeld: We luisteren naar elkaar.
d) Bekijk de klassenposter. Ga jij je aan de regels in de klas houden? Schrijf op waarom wel of niet.
Bijvoorbeeld: Ja, ik ga mijn best doen, maar ik vind het wel moeilijk.
Je leerlingen gaan met elkaar “in debat”. Je bepaalt zelf de vorm die het beste bij je leerlingen past: Je kunt kiezen voor tweetallen, groepen of klassikaal. De focus ligt op goede argumenten en naar elkaar luisteren.
Jouw mening is waar, jij denkt dat je gelijk hebt! Je mag zeker een mening hebben en daarvoor staan. Maar vinden anderen dat ook? Soms is het moeilijk om iemand te overtuigen van jouw mening. Je hebt meer kans als je goede argumenten (redenen) hebt. In deze les leer je goede argumenten bedenken bij jouw mening.
Jip en Yous zijn op een feestje. Hoe later het wordt, hoe gezelliger het is. Dan biedt iemand hen een sigaret aan. Nee dank je, zegt Yous, ik rook niet. Roken is echt heel slecht voor je gezondheid. Nou, dat valt wel mee, vindt Jip, er gaan meer mensen dood aan alcohol dan aan tabak. O ja? vraagt Yous, waar heb je dat vandaan? Dat denk ik gewoon, zegt Jip, jij kent toch ook die verhalen over comazuipen? Daar wil ik het nog wel eens met jou over hebben, antwoordt Yous, en dan hoor ik graag echte argumenten. Maar nu eerst lekker feesten!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan een goed argument bedenken bij een mening.
Ik kan naar andere meningen luisteren.
2.1. Meningsverschillen
Jij vindt iets, iemand vindt iets heel anders. Je bent het niet met elkaar eens, dan heb je een meningsverschil. Je mag het niet eens zijn met anderen, dat maakt niet uit.
Opdracht 1
Bekijk het verhaal van Jip en Yous nog eens.
a) Waar gaat het over?
Ze hebben een meningsverschil of je wel of niet mag roken.
b) Welke verschillende meningen hebben Jip en Yous?
1. Roken is niet gezond.
2. Er gaan meer mensen dood aan drank, dan aan roken.
c) Wat vind jij?
Bijvoorbeeld: Ik ben het eens met roken is niet gezond. Of: Ik ben het eens met drank is net zo slecht.
Je vindt het belangrijk vindt dat anderen het met je eens zijn. Dan moet je goed uit kunnen leggen waarom je iets vindt. Yous zegt in de strip: “Dan hoor ik graag goede argumenten.” Een argument is een reden waarom je iets vindt. Een goed argument moet waar zijn en gaan over het onderwerp.
Een argument moet waar zijn.
Een argument moet gaan over het onderwerp.
Opdracht 2
Wat is jouw favoriete voetbalclub? Bedenk een goed argument.
Bijvoorbeeld: Mijn favoriete club is FC Barcelona. Ik vind het leuk dat er vaak Nederlanders voor de club spelen.
a) Kies jouw club en bedenk een goed argument.
Bijvoorbeeld: Ik ben fan van Feyenoord. Zij winnen de meeste wedstrijden.
b) Zijn jouw klasgenoten het met jou eens?
Bijvoorbeeld: Nee, ze hebben allemaal andere clubs.
c) “Ajax is mijn favoriete club, want ik vind Amsterdam een mooie stad.” Wat klopt er niet aan dit argument?
Het argument (Amsterdam is een mooie stad) gaat niet over het onderwerp (voetbalclub).
2.2. Oefenen met argumenten
Goede argumenten bedenken, dat kun je leren. Door een gesprek te voeren bijvoorbeeld. Je speelt een gesprek na, je doet alsof je ergens voor (eens) of tegen (oneens) bent. We noemen dit gesprek een debat.
In een debat probeer je elkaar te overtuigen met goede argumenten. Hieronder zie je een stelling met argumenten voor en tegen.
Via mijn telefoon leer ik de wereld kennen. Ik hoef dus niet op reis.
Argument voor: Je kan via internet elke plek op de wereld bekijken.
Argument tegen: Als je naar een land toe gaat, leer je een land pas echt kennen.
Opdracht 3
“Ouders of verzorgers mogen meekijken in je telefoon om je in de gaten te houden.”
a) Bedenk een argument voor de stelling hierboven.
Bijvoorbeeld: Ouders zijn verantwoordelijk. Of: Kinderen kunnen gekke dingen doen.
b) Bedenk een argument tegen de stelling hierboven.
Bijvoorbeeld: Kinderen hebben recht op privacy. Of: Kinderen weten meer van sociale media dan ouders.
c) Iemand kan zeggen: “Ouders zijn verantwoordelijk voor je tot je 18 jaar bent, dus ook voor je mobiel.”
Reageer hierop en gebruik een goed argument.
Bijvoorbeeld: Ik ben het hier niet mee eens. Verantwoordelijkheid betekent niet dat een kind zijn privacy moet opgeven. Het kan ook op een andere manier.
d) Iemand zou ook kunnen zeggen: “Als een kind haatberichten naar mensen stuurt, dan kunnen de ouders hier niets aan doen.”
Reageer hierop en gebruik een goed argument.
Bijvoorbeeld: Ik ben het hier niet mee eens. Ouders moeten hierover met hun kinderen in gesprek gaan.
Opdracht 4
“Online kun je ook prima vriendschappen onderhouden.”
a) Bedenk een argument voor de stelling hierboven.
Bijvoorbeeld: Je kunt via de telefoon of pc ook met elkaar communiceren: videochat, gamen, voiceberichten, teksten. Makkelijker met meerderen tegelijkertijd.
b) Bedenk een argument tegen de stelling hierboven.
Bijvoorbeeld: Vriendschap draait om vertrouwen. Daarvoor moet je iemand in de ogen kunnen kijken.
c) Iemand kan zeggen: “Het voorkomt ook eenzaamheid bij kinderen.”
Reageer hierop en gebruik een goed argument.
Bijvoorbeeld: Eens, als je geen vrienden kan maken op school, dan lukt dat online misschien wel. Of: Oneens, als je niet op internet kan, dan heb je opeens geen vrienden meer en ben je weer alleen.
d) Iemand zou ook kunnen zeggen: “Dan hoef je ook nooit meer buiten te komen en dat is ook niet goed voor je.”
Reageer hierop en gebruik een goed argument.
Bijvoorbeeld: Eens, als je alleen maar op je telefoon of achter de pc zit dan kom je ook niet meer buiten. Of: Oneens, je kunt met een online vriend heus wel een keer buiten afspreken.
2.3. Luisteren naar de ander
Je doet alsof je me wilt horen, maar je wilt me helemaal niet horen (Waarom luister je niet?) Ik loop hier al mijn gevoelens te uiten, maar wordt gewoon niet geluistert (Waarom luister je niet?) Nee ik praat niet tegen mezelf want je luistert toch naar me? (Waarom luister je niet?)
Bron: Nonchelange
Je bent enthousiast over jouw mening. Je wilt graag dat anderen naar jouw mening luisteren. De ander wil ook dat je luistert.
Opdracht 5
a) Vind jij luisteren moeilijk?
Bijvoorbeeld: Ja, want ik heb zelf allemaal leuke verhalen te vertellen. Of: Nee, ik ben nieuwsgierig naar andere verhalen.
b) Hoe zorg je ervoor dat je naar elkaar kunt luisteren?
Bijvoorbeeld: Je hand opsteken als je iets wilt zeggen. Of: De ander blijven aankijken en luisteren, tot zij echt klaar is.
Opdracht 6
Werk voor deze opdracht samen met twee of drie klasgenootjes.
Jij en twee of drie klasgenootjes gaan staan en jullie gaan samen tot tien tellen. Eén van jullie start met het getal ‘één’, de ander reageert met ’twee’ en zo ga je verder met ‘drie’ tot je bij tien bent. Je spreekt níét af wie er begint met tellen. Als je tegelijk start, ben je af. Dan begin je opnieuw.
Wanneer dit lukt, gaan we het moeilijker maken. Jullie mogen nu tellen tot twintig. Opnieuw spreek je niet af wie er begint met tellen! Tot hoeveel kunnen jullie samen tellen?
2.4. Aan de slag: Voor of tegen?
Hieronder staan vijf stellingen (meningen). Je bent voor of tegen.
Stelling 1: “Katten moeten verboden worden in Nederland.”
Stelling 2: “Ongezond eten moet duurder worden, gezond eten goedkoper.”
Stelling 3: “Pesten moet strafbaar worden.”
Stelling 4: “Zondag moet een sociale media vrije dag worden.”
Stelling 5: “Vuurwerk moet worden verboden tijdens oud en nieuw.”
Wat heb je nodig?
Een groepje (van vier) om mee samen te werken.
Voldoende rode en groene kaartjes.
A4-vel.
Wat ga je doen?
Stap 1
Kies met je groepje een stelling. Schrijf deze bovenaan het A4-vel.
Stap 2
Bedenk of je voor of tegen bent. Pak het juiste kaartje. Rood is tegen (oneens). Groen is voor (eens).
Stap 3
Bedenk een goed argument. Schrijf je argument op het rode of groene kaartje.
Stap 4
Eén leerling vertelt zijn argument. De anderen luisteren. Dit wisselt steeds.
Wat heb ik geleerd?
a) Waaruit bestaat een goed argument?
Het moet waar zijn en gaan over het onderwerp.
b) Moet je altijd gelijk hebben?
Bijvoorbeeld: Nee, er mogen ook andere meningen zijn.
c) Waarom is het belangrijk om goed te luisteren?
Dan weet je wat de mening van de ander is.
d) Hoe ging het debat?
Bijvoorbeeld: Ik vond het leuk om zo met elkaar in gesprek te zijn.
De klas organiseert een verkiezing voor klassenvertegenwoordiger. Dit mogen er natuurlijk ook twee zijn. Zorg dat je een stembiljet hebt gemaakt, of met de leerlingen gaat maken.
Nederland is een democratie. Dat betekent dat wij in Nederland mensen kiezen die namens ons beslissingen nemen. In deze les leer je welke verkiezingen er zijn en ga je zelf een verkiezing organiseren.
Jip en Yous lopen op het Binnenhof in Den Haag. Kijk Yous, daar loopt de minister-president. Hij is de belangrijkste persoon in Nederland. Maak snel een foto. Nee Jip, zegt Yous. Ik maak liever een foto van de koning. Hij is toch de baas van Nederland? Jip en Yous komen er niet uit en vragen het aan een voorbijganger: Wie is eigenlijk de baas in Nederland? Wij allemaal, antwoordt deze. Want Nederland is een democratie. Dus eigenlijk heeft iedereen een beetje invloed op de regels in Nederland. Zoek het maar eens op!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet welke verkiezingen er zijn voor de gemeente, provincie, land en Europese Unie.
Ik weet wat de politiek voor ons regelt.
Ik kan beschrijven hoe verkiezingen verlopen.
3.1. Wie is de baas?
Opdracht 1
a) Ken je deze meneer?
Dit is Mark Rutte. Hij is de minister-president van Nederland.
b) Denk je dat hij de enige leider is van Nederland?
Nee, Mark Rutte bestuurt het land samen met andere ministers.
c) Hoe is deze meneer de leider van Nederland geworden?
Zijn partij (VVD) heeft de meeste stemmen gekregen bij de verkiezingen voor het land.
Omdat het bij het maken van een nieuwe wet niet mogelijk is de mening van alle Nederlanders te vragen, kiezen alle Nederlanders van 18 jaar en ouder een volksvertegenwoordiger.
a) Wat is democratie? Leg uit in je eigen woorden.
Alle mensen mogen meedenken en meebeslissen over het land.
b) Wat is een volksvertegenwoordiger?
Een persoon die namens jou en anderen in de politiek zit.
c) Vind jij het goed dat Nederland een democratie is? Waarom vind je dat?
Bijvoorbeeld: Ik vind het goed, want dan mag ik meebeslissen over wat er in Nederland gebeurt. Of: Mij maakt het niets uit, want ik heb geen interesse in politiek.
Een land heeft wetten waar iedereen zich aan moet houden. Er worden steeds nieuwe wetten gemaakt. Deze wetten worden gemaakt door mensen die wij in Nederland hebben gekozen om beslissingen voor ons te nemen.
Als je 18 jaar of ouder bent mag je stemmen. Je mag dan stemmen op een persoon die jij goed vindt. Je hoeft aan niemand te vertellen op wie je hebt gestemd.
Hoi, ik ben Annan (21)
Ik vind democratie belangrijk. Ik woon en werk in Den Bosch. Ik heb al drie keer mogen stemmen: voor de gemeente, voor de provincie en voor de Tweede Kamer!
Er zijn verschillende verkiezingen voor iedere bestuurslaag. Als je bijvoorbeeld in de gemeente Rotterdam woont, woon je in de provincie Zuid-Holland, in Nederland en in Europa. Elke bestuurslaag heeft een eigen bestuur. Hiervoor mag je stemmen.
Verkiezingen per bestuurslaag
Gemeente
Iedere vier jaar zijn er Gemeenteraadsverkiezingen.
Provincie
Iedere vier jaar zijn er Provinciale Statenverkiezingen.
Land
Iedere vier jaar zijn er Tweede Kamerverkiezingen. In de Tweede Kamer zitten de mensen die meebeslissen over het land.
Europa
Iedere vijf jaar zijn er Europese Parlementsverkiezingen.
Opdracht 3
a) Voor welke verkiezingen heeft Annan mogen stemmen?
Voor de gemeenteraadsverkiezingen, voor de Provinciale Statenverkiezingen en voor de Tweede Kamerverkiezingen.
b) Voor welke gemeente en provincie mocht Annan stemmen?
Voor de gemeenteraadsverkiezingen van Den Bosch en voor de Provinciale Statenverkiezingen van de provincie Noord-Brabant.
c) Denk jij dat je ook gaat stemmen als je dat mag? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: Ik denk van wel, omdat het belangrijk is om mee te beslissen. Of: Nee, ik denk niet dat het voor mij belangrijk is.
3.2. Wat regelt de politiek voor ons?
Wat doet de gemeente? Bijvoorbeeld:
De gemeente zorgt voor veiligheid op straat.
De gemeente zorgt voor goede verlichting op straat.
De gemeente helpt bij een ramp.
De gemeenteraad controleert of alles goed gaat.
Wat doet de provincie? Bijvoorbeeld:
De provincie zorgt voor snelwegen en treinverbindingen.
De provincie zorgt voor natuurgebieden.
De provincie controleert het geld bij de gemeente.
De Provinciale Staten controleren of alles goed gaat.
Wat doet het land? Bijvoorbeeld:
Het land zorgt voor nieuwe wetten.
Het land overlegt met andere Europese landen.
Het land zorgt voor voldoende huizen, voldoende werk en goede zorg.
De Tweede Kamer controleert of alles goed gaat.
Wat doet de Europese Unie? Bijvoorbeeld:
De Europese Unie zorgt voor economische samenwerking.
De Europese Unie zorgt voor milieuwetten en voedselveiligheid.
De Europese Unie overlegt met landen als Amerika en China.
Het Europees Parlement controleert of alles goed gaat.
Hoi, ik ben Stephanie (15) en ik zit in 3-havo.
Ik woon in Apeldoorn. De komende jaren worden veel nieuwe huizen gebouwd door de gemeente. Als ik naar Utrecht wil met de trein, kan ik over de treinbanen die worden betaald door de provincie. Nu ik ziek ben en geen baantje meer heb, krijg ik gelukkig een uitkering. Die wordt door de landelijke regering betaald in euro’s. De euro is onderdeel van onze gemeenschappelijke afspraken in de Europese Unie. Als ik buiten Europa op vakantie wil, heb ik een paspoort nodig, dat ik kan aanvragen bij de gemeente.
Opdracht 4
Lees de bron hierboven. Beschrijf wat de politiek per bestuurslaag doet.
a) Wat doet de gemeente?
Nieuwe huizen bouwen, paspoort aanvragen.
b) Wat doet de provincie?
De provincie zorgt voor goede treinbanen.
c) Waar zorgt de landelijke regering voor?
Uitkeringen verzorgen en uitbetalen.
d) Waar zorgt de Europese Unie voor?
De euro wordt als betaalmiddel genoemd. De EU maakt afspraken en beleid voor alle landen die aangesloten zijn bij de Europese Unie (EU).
3.3. Verkiezingen
Opdracht 5
a) Wat vind jij belangrijk dat de politiek regelt? Noem drie dingen.
Bijvoorbeeld: Wetten tegen dierenmishandeling. Oplossing voor zwerfafval. Betere opvang voor vluchtelingen.
b) Zou jij het zelf interessant vinden om je met deze onderwerpen bezig te houden?
Bijvoorbeeld: Ja, het lijkt me leuk om iets te kunnen betekenen. Of: Nee, dat laat ik graag aan anderen over.
c) Stel je zou de politiek in gaan. Bij welke bestuurslaag zou je dat dan doen? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: De gemeente. Dan kan ik ook iets betekenen in mijn dorp.
d) Is de politiek iets voor jou?
Bijvoorbeeld: Ja. Ik ga graag in discussie en ik heb leuke ideeën. Of: Nee, mij niet gezien.
De verkiezingen in Nederland verlopen altijd op dezelfde manier.
Volgorde van de verkiezingen
Mensen melden zich aan als kandidaat.
Er komt een lijst met alle kandidaten.
Iedereen van 18 jaar en ouder mag stemmen.
De stemmen worden geteld.
Het aantal stemmen per kandidaat wordt bekend gemaakt.
De kandidaat met de meeste stemmen heeft gewonnen.
a) Wat is de eerstvolgende verkiezing?
Bijvoorbeeld: De Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2023, of daarna 6 juni 2024 de Europese Parlementsverkiezingen.
b) Waarvoor zijn deze verkiezingen?
Bijvoorbeeld: Voor het kiezen van de Tweede Kamer van het land, of die van 6 juni 2024 voor de Europese Unie.
3.4. Aan de slag: Verkiezing voor klassenvertegenwoordiger
Je gaat een verkiezing organiseren in je eigen klas. Wie wordt jullie klassenvertegenwoordiger?
Wat heb je nodig?
Stap 1 en 2 doe je in je eentje.
Pen en papier ter voorbereiding.
Stembiljetten (lijsten met de namen en invulvakjes).
Iedereen uit de klas meldt zich aan als kandidaat. Je bereidt een speech (verhaaltje) voor van één minuut waarin je je voorstelt als kandidaat voor klassenvertegenwoordiger.
Wat ga je doen?
Stap 1
Bedenk vijf redenen waarom jij een goede klassenvertegenwoordiger bent. Vind je het lastig? Overleg met je klasgenoot naast je.
Stap 2
Maak een speech van minimaal vijf zinnen waarin jij aan de klas uitlegt waarom ze jou moeten kiezen als klassenvertegenwoordiger. Vertel bijvoorbeeld wat jij belangrijk vindt om te regelen als jij klassenvertegenwoordiger bent.
Stap 3
Iedereen in de klas houdt de speech.
Stap 4
Noteer alle namen onder elkaar op een A4 (kandidatenlijst) en plaats achter elke naam een invulvakje. Kopieer dit stembiljet voor alle leerlingen.
Stap 5
Iedereen uit de klas vult het stembiljet in. Let op! Je mag maar één kandidaat kiezen. Kleur het invulvakje achter deze naam rood.
Stap 6
De stemmen worden geteld. Diegene met de meeste stemmen is dit schooljaar de klassenvertegenwoordiger. Gefeliciteerd!
Wat heb ik geleerd?
a) Waarom noemen we Nederland een democratie?
Wij hebben verkiezingen. We stemmen op mensen die namens ons beslissingen nemen in de politiek.
b) Noem een voorbeeld van wat de gemeente doet voor jou.
Bijvoorbeeld: Ze zorgen voor goede fietspaden naar school.
c) Hoe vond je de verkiezingen in de klas verlopen?
Bijvoorbeeld: Het verliep heel goed en we hebben een fijne klassenvertegenwoordiger. Of misschien liep iets niet zo goed?
d) Hoe belangrijk is het voor jou dat je invloed hebt op beslissingen?
Bijvoorbeeld: Heel belangrijk, dan vind ik het eerlijker. Of, Niet zo belangrijk, ik doe gewoon mee.
In deze les gaan leerlingen zelf een handtekeningenactie organiseren. Bedenk van tevoren of je wilt dat dit buiten of binnen school gebeurt. Stuur hierop bij het doen van de “Aan de slag”.
Je mag in Nederland een mening hebben en daar mag je voor uitkomen. Dat staat in de Grondwet van Nederland. Soms moet je actievoeren om je mening nog duidelijker te laten horen. In deze les leer je hoe je actie kan voeren.
Jip en Yous spreken elk weekend af met vrienden op het pleintje achter school. Maar nu staat daar ineens een groot hek. ‘Hier bouwt de gemeente een nieuwe gymzaal’, lezen ze. Een nieuwe gymzaal? Ik dacht het niet, zegt Jip. Dit is onze plek. Die mogen ze niet zomaar afpakken, we moeten de gemeente tegenhouden, Yous! Ja, maar hoe? vraagt Yous. Laten we een handtekeningenactie houden. Dan vragen we al onze vrienden om te tekenen en het bericht te delen op hun insta. En daarmee stappen we zo snel mogelijk naar de gemeente, zegt Jip, hopelijk zijn we nog niet te laat!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet verschillende manieren om actie te voeren.
Ik kan uitleggen hoe ik een handtekeningenactie organiseer.
4.1. Jouw dorp of wijk
Opdracht 1
Als je het niet weet, zoek je het antwoord op internet op.
a) Wie is de burgemeester van jouw gemeente?
Bijvoorbeeld: Ahmed Aboutaleb van Rotterdam, Femke Halsema van Amsterdam, Sybrand Buma in Leeuwarden of Theo Weterings in Tilburg.
b) Waar staat het gemeentehuis?
Bijvoorbeeld: In het centrum. In de Kerkstraat, of achter het buurthuis.
Opdracht 2
Ben je tevreden over jouw dorp of wijk?
a) Worden er leuke dingen georganiseerd voor jouw leeftijd?
Bijvoorbeeld: Ja, de jongerenwerkers houden regelmatig toernooien. Of: Nee, er wordt voor ons niets georganiseerd.
b) Zijn er voldoende plekken waar je met elkaar kan chillen?
Bijvoorbeeld: Ja, er is een plek waar alle jongeren terecht kunnen. Of: Nee, we worden overal weggejaagd.
c) Zijn er voldoende sportmogelijkheden in jouw dorp of wijk?
Bijvoorbeeld: Nee, het is ver fietsen naar de eerste sporthal. Of: Ja, er zijn verschillende gymzalen in de buurt.
d) Wie is er verantwoordelijk voor deze zaken?
De gemeente.
De gemeente moet goed zorgen voor alle mensen die er wonen. Dit doen ze bijvoorbeeld door te zorgen voor veiligheid en het helpen van zieke of arme mensen. Ze bemoeien zich ook met onderwijs.
De gemeente heeft veel verschillende taken, maar ze doet niet alles zelf. Neem het ophalen van huisvuil of het aanleggen van straten. De gemeente moet ervoor zorgen dat het gebeurt, maar het werk zelf is meestal uitbesteed aan particuliere bedrijven en organisaties.
Uitkeringen verstrekken, maar ook kijken of je mensen aan werk kan helpen.
Onderwijs faciliteren.
Leerplicht controleren.
Ondersteuning aan zieke mensen of mensen met een beperking.
Straten, fiets,- en voetpaden aanleggen.
Sportvelden en zwembaden faciliteren.
Opdracht 3
Bekijk de lijst hierboven.
a) Merk jij op school iets van de leerplichtambtenaar?
Bijvoorbeeld Ja, op school hoor je er regelmatig over. Of: Alleen op de vrijdag voor de vakantie. Of: Nee, nooit iets.
b) Noem een punt van de bovenstaande lijst die je bij jou in de wijk of dorp slecht geregeld vindt.
Bijvoorbeeld: De sportvelden. Die zijn heel ouderwets, de toiletgebouwen en kleedruimtes zijn heel vies.
4.2. Actie voeren
Basisscholen in Brunssum houden protest tegen hitte in de klas
Leraren en leerlingen van twee basisscholen in Brunssum (Limburg) protesteren deze week tegen de hitte in hun klaslokalen. Het wordt op warme dagen, zelfs 30 graden in de klas.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de huisvestiging van basisscholen in Nederland. Volgens de ouders en de scholen belooft de gemeente al vijf jaar dat het probleem wordt aangepakt, maar gebeurt dat niet. Vorig jaar organiseerden ouders ook al een handtekeningenactie.
a) Wie is er verantwoordelijk voor het schoolgebouw?
De gemeente.
b) Vind je dat een goed idee?
Bijvoorbeeld: Ja, want het gaat vaak om veel geld, de school heeft dit geld niet zelf. Of: Nee, want de gemeente weet niks van onderwijs af.
c) Wat deden de leerlingen en ouders toen ze niet blij waren met de hitte op school?
Ze gingen actie voeren.
Als je het ergens niet mee eens bent, dan mag jij je mening geven. Als het goed is wordt er naar je geluisterd. Maar als er niet naar je geluisterd wordt, wat kun je dan doen?
Foto: Adobe Stock Prostock-studio (links), Adobe Stock Nikolay (rechts)
Dan mag je in Nederland actie voeren. Denk bijvoorbeeld aan:
Handtekeningactie
Protesteren of demonstreren
Een post maken op sociale media
Staken
Foto: Jessica Glow
Opdracht 5
Bekijk de foto hierboven.
a) Wie is dit?
Greta Thunberg
b) Waarvoor voert zij actie?
Voor het klimaat.
c) Hoe voert zij actie?
Ze begon met het staken op school voor het klimaat. Maar ze is ook heel actief op sociale media.
d) Hebben haar acties succes?
Bijvoorbeeld: Ja, want dankzij haar is er meer aandacht voor het klimaat. Of: Nee, want het klimaatprobleem is nog niet opgelost.
4.3. Handtekeningenactie
Als jij vindt dat de gemeente het niet zo goed doet, of je bent het niet eens met wat er in je gemeente gebeurt, kun je dan wat doen?
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is er aan de hand?
De gemeente wil een brug weghalen. De buurtbewoners zijn het er niet mee eens en voeren actie.
b) Hoe voeren ze actie?
Ze verzamelen handtekeningen.
c) Welke problemen in jouw dorp of wijk zouden met actie voeren opgelost kunnen worden?
Bijvoorbeeld: Er worden te weinig leuke dingen georganiseerd. Of: Er zijn niet voldoende chillplekken.
Een goede manier om actie te voeren is om een handtekeningenactie te starten. Je vraagt mensen wat zij vinden. Als ze het met je eens zijn, zetten ze een handtekening op je jouw lijst. Als je heel veel handtekeningen hebt, kun je ze aanbieden bij de gemeente of op je school.
Mag iedereen een handtekeningenactie starten? Het petitierecht is het recht van een burger, of een groep burgers, om een verzoek in te dienen. Dat doen ze dan bij officiële instanties zoals de regering. Dat noem je dan een petitie of verzoekschrift. Het petitierecht is in veel landen, ook in Nederland, wettelijk vastgelegd.
Je gaat een handtekeningenactie organiseren in jouw dorp of wijk. Of misschien wil je iets op jouw school veranderen? Je gaat met een groepje aan de slag. Samen kies je een thema waar je een handtekeningenactie voor gaat starten.
Wat heb je nodig?
Een groepje van maximaal vijf leerlingen.
Laptop met Word.
Hier zijn alvast wat ideeën:
We willen een GSA groep op school opzetten, wie steunt ons?
We willen meer verlichting op het fietspad waar we fietsen als we naar school komen.
We willen een veilige oversteekplaats voor onze school.
We willen een proefwerkweek van maximaal 10 toetsen.
Wat ga je doen?
Stap 1
Je bedenkt met je groep een onderwerp waar jij je voor gaat inzetten. Kijk goed op je school of er iets is wat je kunt verbeteren. Of: misschien wonen jullie in dezelfde gemeente en is je iets opgevallen wat veranderd moet worden.
Stap 2
Maak in Word een document waarop mensen hun handtekening kunnen zetten. Zet bovenin je standpunt, daaronder een invulveld voor handtekeningen. Zorg dat mensen hun achternaam, datum en handtekening kunnen zetten.
Met deze lijst ga je mensen vragen of ze je willen steunen door een handtekening te zetten.
Stap 3
Zorg dat je over de volgende dingen hebt nagedacht:
1. Bedenk wat argumenten zijn waarom mensen een handtekening moeten zetten.
2. Bedenk waar je gaat staan om mensen te benaderen.
3. Bedenk waar je de handtekeningen kan inleveren.
Stap 4
Je gaat op pad om mensen te benaderen. Je probeert zoveel mogelijk mensen te overtuigen van je actie. Succes met je actie!
Stap 5
Is het gelukt met de handtekeningen? Zijn het er veel? Tijd om ze in te leveren. Maak een afspraak bij de gemeente of de directie van jouw school.
Stap 6
Wat is de uitkomst van het gesprek bij de gemeente of de directie van jouw school? Hebben jullie met deze handtekeningenactie je doel bereikt?
Wat heb ik geleerd?
a) Noem twee verantwoordelijkheden van de gemeente.
Bijvoorbeeld: Goede schoolgebouwen, veilige straten of een toffe chillplek.
b) Hoe ging het actie voeren?
Bijvoorbeeld: Het ging super! We hebben heel veel handtekeningen opgehaald. Of: Helaas waren er heel weinig mensen die het eens waren met ons.
c) Zijn de handtekeningen ingeleverd? Gaat er iets mee gebeuren?
Bijvoorbeeld: Ja, we hebben ze bij gemeente of op school ingeleverd. Ze gaan ernaar kijken. Of: Nee, we hebben het bij de docent ingeleverd.
d) Denk je dat actie voeren helpt om je doel te bereiken?
Bijvoorbeeld: Ja, zo krijgt het in ieder geval aandacht. Of: Nee, er wordt toch niet naar mij geluisterd.
In deze les gaan leerlingen zelf een nepnieuwsartikel schrijven met behulp van nieuwsgenerator.nl. Dit kan misschien wat moeilijk zijn, dus kijk van tevoren even goed hoe de website werkt.
Nieuws dat niet waar blijkt te zijn. Heb jij het wel eens meegemaakt? Iedereen kan nieuwtjes delen via sociale media maar zijn ze dan ook allemaal waar? In deze les leer je wat nepnieuws is.
OMG, Ronnie Flex is dood! Jip is helemaal van slag en laat het bericht zien aan Yous. Kijk, hier staat het. Yous leest het nu ook: Rapper Ronnie Flex moet zijn optreden met de dood bekopen. Dit moeten we meteen aan onze vrienden vertellen, Jip! Snel delen ze het bericht op hun socials. Meteen komt er reactie. Haha, jullie bericht klopt dus niet. Ronnie Flex was net nog live op tv. Dit is nepnieuws en jullie zijn erin getrapt. Oef, ik ben wel blij dat het niet waar is, reageert Jip. Ik ook, zegt Yous, maar voortaan gaan we wel eerst even checken of het klopt.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet wat nepnieuws is.
Ik kan nepnieuws herkennen.
Ik kan op vier manieren controleren of nieuws betrouwbaar is.
5.1. Wat is nepnieuws?
In Nederland mag je zeggen en schrijven wat je wilt. Dat noemen we de vrijheid van meningsuiting. Iedereen kan doen alsof zijn mening de waarheid is. Omdat we alles mogen schrijven wat we willen, lezen we dus ook dingen die niet waar blijken te zijn.
In de video hoor je dat het soms moeilijk is om nepnieuws te herkennen. Nepnieuws is nieuws dat niet waar is. Het is gemaakt om je voor de gek te houden.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom denken kinderen dat sommige foto’s of filmpjes nep zijn? Noem twee redenen.
1. Het filmpje is wazig. 2. De foto staat niet op andere websites.
b) Waarom zouden mensen nepnieuws maken?
Als grap, bijvoorbeeld de website speld.nl. Om je over om ergens op te klikken.
c) Waar ligt volgens jou de grens dat nepnieuws strafbaar wordt?
Bijvoorbeeld: Wanneer je iemand bedriegt of oplicht.
In Nederland wordt vooral nepnieuws verspreid om geld te verdienen. Hoe meer mensen op een artikel klikken, hoe meer geld de makers krijgen vanwege de getoonde advertenties. En een pakkende, sensationele kop levert vaak veel ‘clicks’ op. En dus veel geld. We noemen dit clickbait.
a) Wat is volgens jou een clickbait?
Een pakkende sensationele kop met als doel je te laten klikken. Je krijgt dan een een ander verhaal te zien, dan de kop suggereert.
b) Waarom gebruiken mensen clickbaits?
Om je te verleiden om te klikken en naar een website te gaan.
c) Ben jij wel eens clickbait tegengekomen op sociale media?
Bijvoorbeeld: Ja, er zijn veel accounts op Instagram die je proberen te lokken naar websites.
5.2. Hoe kan ik nepnieuws herkennen?
Nepnieuws is te controleren. Dit doe je door naar de feiten te kijken. Feiten zijn te controleren, want feiten zijn zaken die je kunt bewijzen. In een nieuwstekst zitten feiten, anders is het een tekst met alleen meningen.
1. Grootste brand in dierentuin ooit
In de Beekse Bergen woedt een enorme uitslaande brand. Het park is misschien wel volledig verwoest. Alle dieren zijn in gevaar door de giftige gassen die vrijkomen. De rook is tot ver in de omtrek zichtbaar.
De brandweer heeft meerdere voertuigen, eenheden en een hoogwerker ingezet. Ook wordt er extra water aangevoerd. Waarschijnlijk is de dierentuin de komende tijd gesloten.
2. Hoofdgebouw vakantiepark Beekse Bergen door brand verwoest
Een grote brand heeft het hoofdgebouw van het vakantiepark Beekse Bergen in Hilvarenbeek verwoest. De brand was het gevolg van een gaslek dat vermoedelijk ontstond bij werkzaamheden. Niemand raakte gewond.
Brandweerlieden moesten rekening houden met de opslag van chloor voor het zwembad. Als deze stof in brand zou vliegen zou dat voor giftige lucht kunnen zorgen.
Opdracht 3
Even oefenen. Hierboven staan twee nieuwsberichten die gaan over een brand in de Beekse Bergen.
a) Welk bericht is waar?
Het tweede bericht.
b) Noem redenen waaraan je dat kan zien.
Het eerste bericht bevat meer meningen: “misschien” en “waarschijnlijk”. Ook is het eerste bericht sensationeler, dan de tweede. Het tweede bericht is feitelijker.
c) Kun je dit nieuws ook op internet controleren?
Ja, als je zoekt op “brand Beekse Bergen” dan krijg je verschillende nieuwsberichten.
d) Waren de dieren van de Beekse Bergen in gevaar?
Nee, de brand was op het vakantiepark en niet in de dierentuin. Wel zijn er een aantal dieren naar het binnenverblijf gebracht.
Afbeelding: Methode M
Opdracht 4
Kijk naar de afbeelding hierboven.
a) Wat valt jou op aan de afbeelding hierboven?
Bijvoorbeeld: Een bekende Nederlander. Het gaat over geld verdienen. De logo’s zijn van de NOS. Er staan spelfoutjes in. Het ziet er raar uit.
b) Waarom werken zullen nepnieuws-berichten?
Omdat het gaat over geld verdienen. Daar zijn veel mensen geïnteresseerd in.
c) Waaraan zou je direct moeten zien dat het nepnieuws is?
Het is niet de echte website van de NOS, of het ziet er allemaal net niet netjes genoeg uit.
b) Hoe kun je dit controleren?
Als je zoekt op internet naar “crypo Enzo Knol” kom je geen nieuwsartikel tegen dat hier op lijkt.
5.3. Dit is nep!
Je wil natuurlijk voorkomen dat je zelf in nepnieuws trapt. Om te controleren of nieuws echt is, moet je heel goed opletten. Gebruik deze tips:
Lees verder dan alleen de kop: waar gaat het artikel eigenlijk over?
Let op waar de informatie vandaan komt: is het een serieuze website?
Let op de datum: is het geen oud nieuws?
Let op de afbeelding: is deze wazig of bewerkt?
Foto: Adobe Stock, beast01
Opdracht 5
a) Ben jij zelf wel eens in nepnieuws getrapt?
Bijvoorbeeld: Ja, op sociale media kom ik regelmatig een nepbericht tegen.
b) Hoe kwam je erachter dat het nepnieuws was?
Bijvoorbeeld: Toen ik doorklikte bleek er niets van te kloppen.
c) Welke van de vier bovenstaande tips kwam je tegen in dat bericht?
Bijvoorbeeld: Er stonden allemaal spelfouten in. Het was geen serieuze website.
Opdracht 6
De laatste check. Herken jij de tekenen van nepnieuws? Geef bij de voorbeelden aan of je vooral denkt aan “nep” of aan “echt” nieuws.
a) De titel heeft veel uitroeptekens!!!!!
Nepnieuws. In een serieus nieuwsbericht zie je zelden meerdere uitroeptekens.
b) Op de website rondom het artikel wordt veel reclame gemaakt.
Nepnieuws. Veel reclame op een website, betekent dat de makers geld willen verdienen. De clickbaits zijn er om je te lokken, de artikelen om je zolang mogelijk op de website te houden.
c) In het nieuwsbericht wordt een bron genoemd.
Echt nieuws. In een serieus artikel wordt altijd aan bronvermelding gedaan. Ze kunnen iemand citeren, of vertellen waar ze de feiten vandaan hebben.
d) In de nieuwskop staat geen enkel feit.
Nepnieuws. Een serieus artikel bevat een kop die al duidelijk vertelt waar het verhaal over gaat.
5.4. Aan de slag: Zelf nepnieuws maken
Je mag nu zelf een nepnieuwsbericht maken met behulp van de nieuwsgenerator. Zorg dat je de tips hierboven er juist wél in stopt.
Wat heb je nodig?
Een tweetal.
Laptop met internet.
De vier tips hierboven.
Wat ga je doen?
Stap 1: Kies een onderwerp
Bedenk met je klasgenoot iets wat niet echt gebeurd is.
Stap 2: Maak een nieuwskop
Bedenk een aantrekkelijke nieuwskop die mensen nieuwsgierig maakt.
Ga op de afbeelding staan om zelf een afbeelding uit te kiezen. Zoek er één die past bij je bericht.
Stap 5: Inleiding aanpassen
Kies rechtsboven voor “Aanpassen” en schrijf een korte pakkende inleiding. Vul hem eventueel aan met extra tekst. Klik op aanmaken.
Stap 6: Deel de link van jouw artikel
Deel jouw artikel met je klasgenoten en de docent.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat is nepnieuws?
Bijvoorbeeld: Verzonnen nieuwsberichten.
b) Hoe kun je controleren of iets echt of nep is?
Bijvoorbeeld: Door na te denken waar gaat dit artikel eigenlijk over? Of: Is dit geen oud nieuws?
c) Zijn er mensen in jouw nepnieuwsbericht getrapt?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb het mijn ouders/verzorgers laten lezen. Die vonden het net echt.
d) Trap jij de volgende keer minder makkelijk in nepnieuws? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, ik weet nu beter waar ik op kan letten. Of: Nee, als het er mooi uitziet klik ik toch.
Leerlingen gaan een eigen waardenkaart maken. Zorg ervoor dat je (ansicht)kaarten hebt, waar leerlingen zelf creatief mee aan de slag gaan. Je kunt de kaarten bij elkaar ophangen in de klas.
Let op: De tweede video over elkaar groeten duurt 5 minuten, je kunt hem na 4 minuten stopzetten.
Hé, wat is dit? roept Yous tijdens een wandeling met Jip in hun dorp. Het lijkt wel een kabouterhuisje. Doe niet zo raar Yous, antwoordt Jip. Kabouters bestaan niet. Wat is het dan wel? vraagt Yous. Laten we het opzoeken. Jip maakt een foto en zoekt op Google. Kijk Yous, het is een kapelletje. Een kapelletje, wat is dat nu weer? Een plaats waar je een kaarsje voor iemand kunt branden, net als in de kerk, antwoordt Jip. Ik vind het maar raar, zegt Yous. Nou, ik vind het juist heel mooi, antwoordt Jip. Ik ga meteen een kaarsje opsteken voor mijn zieke tante. Heb je een muntje?
“Gek”, zegt Yous. Jip vindt het “mooi”. Jip en Yous hebben niet dezelfde mening. Ze hebben andere waarden en normen. In deze les leer je dat waarden en normen per cultuur kunnen verschillen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan voorbeelden noemen van waarden en normen.
Ik kan uitleggen wat cultuur met waarden te maken heeft.
Ik kan uitleggen dat waarden en normen verschillend kunnen zijn.
6.1. Waarden
Waarden en normen, je hebt er misschien wel eens van gehoord. Maar wat bedoelen we ermee? Een waarde is iets wat we belangrijk vinden. Bijvoorbeeld: Je vindt netheid een belangrijke waarde, dus je wast je handen als je naar de wc bent geweest. Dat is de norm (gedragsregel) die bij de waarde hoort.
Voorbeelden van waarden met normen:
Behulpzaam. Je vindt het belangrijk om mensen te helpen, dus ik help papa met de afwas.
Eerlijkheid. Je mag niet liegen, dus ik vertel altijd eerlijk wat ik op school heb gedaan.
Veiligheid. Je vindt het belangrijk dat je veilig bent, dus ik zorg voor goede fietsverlichting.
Gelijkheid. Je vindt het belangrijk dat iedereen gelijk wordt behandeld, dus ik kijk niet naar huidskleur.
Vriendschap. Je vindt het belangrijk om goed met vrienden om te gaan, dus we gaan vaak leuke dingen doen.
0%
1. Je vindt het belangrijk dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
2. Je helpt graag mensen in je omgeving, ook al ken je ze niet.
3. Je bent altijd op zoek naar nieuwe dingen om te ontdekken.
4. Je vindt het belangrijk om dingen te doen die je plezier geven.
5. Je laat graag zien waar je goed in bent.
6. Je vindt het belangrijk om veel geld te verdienen.
7. Je zorgt ervoor dat je nooit in de buurt van gevaar komt.
8. Je moet kiezen:
9. Je moet kiezen:
10. Je moet kiezen:
11. Je moet kiezen:
12. Je moet kiezen:
13. Je moet kiezen:
14. Tot slot. Mijn kamer is:
(BS/OB) Welke waarde past bij jou?
Vriendelijkheid
De waarde vriendelijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Dat we rekening met elkaar houden en goed met elkaar omgaan, vind jij erg belangrijk.
Avontuurlijk
De waarde avontuurlijk komt bij jou duidelijk naar voren. Je vindt het leuk om de spanning op te zoeken en af en toe een beetje risico te nemen in het leven.
Plezier
De waarde plezier komt bij jou duidelijk naar voren. Dat jij het leuk hebt, net als de mensen om je heen, is voor jou belangrijk.
Succesvol
De waarde succesvol komt bij jou duidelijk naar voren. Presteren en mooie resultaten halen vind jij belangrijk. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Macht
De waarde macht komt bij jou duidelijk naar voren. Jij hebt respect voor mensen met macht en zelf vind je het ook belangrijk om de touwtjes in handen te hebben.
Veiligheid
De waarde veiligheid komt bij jou duidelijk naar voren. Jij vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Risico's ga je graag uit de weg.
Opdracht 1
Doe de quiz hierboven.
a) Wat kwam er bij jou uit?
Bijvoorbeeld: Vriendelijkheid.
b) Welke norm past daarbij?
Bijvoorbeeld: Bij vriendelijkheid past de norm: Ik groet altijd mensen op straat. Of: Plezier: Ik ga vaak voetballen met vrienden.
c) Wat had je klasgenoot? Klopt dat volgens jou?
Bijvoorbeeld: Mijn klasgenoot had succesvol. Ik vind dat niet passen. Of: Plezier, dat klopt, zij maakt overal grapjes over.
Iedereen groeit op met andere waarden. Geloof is voor veel mensen in de wereld een belangrijke waarde. Zij geloven in iets. Een God. In Groenland gelooft 98% van de mensen in God, in Nederland 46% (cijfers van 2019). In Groenland gaat daarom bijna iedereen wekelijks naar de kerk. Dat is in Nederland anders.
Percentage gelovigen in Nederland verder gedaald
Katholieken en protestanten vormen nog wel de grootste religieuze groepen in Nederland: 20 procent noemt zich katholiek en 15 procent noemt zich protestants. De groep moslims bleef met 5 procent nagenoeg even groot.
a) Noem een waarde die past bij het christelijke geloof en die ook past bij het islamitische geloof.
Bijvoorbeeld: Naastenliefde. Beide geloven vinden het belangrijk dat je geeft om je medemensen.
b) Noem een waarde waarin het islamitische geloof verschilt van het christelijke geloof.
Bijvoorbeeld: Bij de christenen staan ze meer voor de liefde aan god. Terwijl moslims meer staan voor gehoorzaamheid aan god.
c) Zijn er ook waarden die universeel zijn, dus gelden voor alle mensen in de wereld?
Bijvoorbeeld: Liefde, vriendschap, respect of eerlijkheid.
d) Welke waarden vind jij zelf het allerbelangrijkste? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: Respect. Want ik vind het belangrijk dat mensen mij serieus nemen.
6.2. Cultuur
Waarden verschillen per cultuur. Jouw omgeving bepaalt welke waarden en normen je meekrijgt.
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is een cultuur?
Een groep mensen met dezelfde waarden, normen en gewoonten.
b) Uit welke cultuur kom jij?
Bijvoorbeeld: Uit de Syrische cultuur. Of: Marokkaanse cultuur. Of: Nederlandse cultuur.
c) Noem drie voorbeelden uit jouw cultuur.
Bijvoorbeeld: Gastvrijheid. Of: Vrijheid. Of: We hebben geen schoenen aan in het huis. Of: We eten in de middag warm. Of: We eten in de middag altijd een boterham.
Opdracht 4
Binnen een cultuur bestaan er subculturen. Kleine groepjes die allemaal hun eigen cultuur hebben.
a) Tot welke subculturen hoor jij?
Bijvoorbeeld: Van je land, van je geloof, van jouw familie, van je school, van je sportclub.
b) Zijn de verschillen tussen die subculturen van jou groot?
Bijvoorbeeld: Ja, de cultuur van mijn familie is heel anders dan die van Nederland. Of: Nee, het lijkt allemaal een beetje op elkaar.
6.3. Wat is normaal?
Je leert binnen jouw cultuur de belangrijkste waarden en normen. Die vindt je dan normaal. Wanneer je vreemd gedrag vertoont, noemen we dit abnormaal.
Opdracht 5
a) Noem twee voorbeelden van normaal gedrag.
Bijvoorbeeld: Op tijd komen bij je afspraak. Of: In de zomer in korte broek lopen. Of: Regelmatig handen wassen. Of: Twee keer dag je tanden poetsen.
b) Noem twee voorbeelden van abnormaal gedrag.
Bijvoorbeeld: Je hond schoppen als hij niet luistert. Of: Kauwgom onder de tafel plakken. Of: Roddelen. Of: Wakker zijn in het midden van de nacht.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Hoe groet jij je vrienden?
Bijvoorbeeld: Met een boks en een knuffel.
b) Welke groet zou jij absoluut niet doen?
Bijvoorbeeld: Een kus op de mond. Of: Alleen een knik geven.
c) Op minuut 3.07 zegt de interviewer: “Stel je geeft je vader een kus op de mond.” Hoe reageert die jongen?
Hij zegt dat hij daarna niet meer geïnterviewd kan worden.
d) Wat heeft dit met zijn cultuur te maken?
Dat het niet normaal is om je vader zo te begroeten.
6.4. Aan de slag: Jouw waarden
Je maakt een mooie kaart waarop jouw drie belangrijkste waarden staan. Deze kaart maak je nog persoonlijker door erop te tekenen of mooie plaatjes toe te voegen.
Wat heb je nodig?
Je werkt in je eentje.
Kaarten van stevig karton.
Lijm, schaar en stiften.
Tijdschriften om teksten, kleuren en afbeeldingen te knippen
Laptop met Word om te printen.
Voorbeelden van waarden die je kunt gebruiken: Creativiteit, gezondheid, geluk, geloof, kennis, plezier, vrolijkheid, rijkdom, sportiviteit, status, trouw, veiligheid, vrede, zelfstandigheid, zelfverzekerdheid, zorgzaamheid.
Wat ga je doen?
Stap 1
Bedenk drie waarden die jij het belangrijkste vindt.
Stap 2
Schrijf drie waarden op je kaart. Maak de kaart mooi, met kleurtjes, tekeningen of plaatjes.
Stap 3
Vergelijk jouw waarden met die van je klasgenoten. hebben jullie veel hetzelfde?
Stap 4
Leg alle kaarten van de klas bij elkaar. Wat valt jullie op?
Wat heb ik deze les geleerd?
a) Noem een waarde die bij jou past.
Bijvoorbeeld: Zorgzaamheid.
b) Wat is jouw norm bij deze waarde?
Bijvoorbeeld: Ik help mijn broertjes of zusjes.
c) Waarin verschilt jouw cultuur met die van een klasgenoot?
Bijvoorbeeld: Ik kom uit Nederland en ik eet boterhammen als lunch. Mijn klasgenoot komt uit Indonesië en eet noedels als lunch.
d) Leg uit dat waarden kunnen verschillen.
Bijvoorbeeld: Niemand heeft precies dezelfde waarden, iedereen is anders opgegroeid.
Je gaat met je leerlingen een overleg oefenen waarbij er verschillende belangen zijn. Iedere groep bedenkt vanuit zijn perspectief een oplossing en brengt dit tijdens het overleg in. Zo proberen ze er samen uit te komen. De leerlingen hebben misschien wat extra hulp nodig bij het bedenken van oplossingen.
Bij de video over de NAVO en Oekraïne kan je misschien wat extra informatie geven door een kaart met NAVO-landen te laten zien.
Een telefoon hebben is fijn. Je hebt contact met anderen. Je ouders hebben er voordeel bij dat ze je kunnen bereiken. Jij hebt er voordeel bij dat je anderen makkelijk kunt bereiken. Je hebt er dus belang bij dat je een telefoon hebt. In deze les zien we dat de belangen bij iedereen verschillend kunnen zijn.
Ach Jip, stop die telefoon nou eens weg, zegt Yous. Zo krijg je toch helemaal niks mee van onze wandeling. Kijk eens wat een prachtige bloemen! Nog heel even Yous, iedereen is aan het reageren op de klassenapp. O kijk, gym gaat morgen niet door. JIP! roept Yous nu hard. Ja wat?! Van schrik laat Jip de telefoon vallen. O, Yous! Hij doet niks meer. Hopelijk is hij niet kapot. Mag ik even op jouw telefoon kijken? vraagt Jip met een zielig gezicht. Nee Jip, mijn telefoon blijft voorlopig in mijn zak. Eerst gaan we wandelen. Het lijkt wel of je verslaafd bent aan dat ding! zegt Yous geïrriteerd. Wie, IK? vraagt Jip.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat belangen zijn.
Ik kan uitleggen dat belangen voor iedereen anders kunnen zijn.
Ik kan meedenken over een oplossing.
7.1. Wat is jouw belang?
Een belang is een voordeel. Jij hebt er belang bij dat school niet te lang duurt, want je wilt nog afspreken en sporten. Andere mensen kunnen andere belangen hebben. De school wil dat jij les krijgt in Nederlands, rekenen en ga zo maar door. Het belang van je school is dat alle vakken in je lesrooster passen.
Zou iemand van 80 jaar zich nog druk maken over de pauzes op school, denk je? En maak jij je wel eens druk over de gezondheid van een 80-jarige?
Opdracht 1
Belangen zijn dus niet voor iedereen hetzelfde.
a) Bedenk drie belangen die passen bij jouw leeftijd.
Bijvoorbeeld: Veilige route van en naar school. Een bijbaantje hebben en daarvoor goed betaald krijgen. Fijne gratis sportvoorzieningen.
b) Bedenk drie belangen van een 60-jarige.
Bijvoorbeeld: Goedkoop openbaar vervoer. Een gratis cursus over internet. Goede artsen.
c) Wat is het verschil tussen de belangen van iemand van jouw leeftijd en die van een 60-jarige?
Bijvoorbeeld: Een 60-jarige wil een rustig leven, lekker fietsen en wandelen. Jongeren willen feesten en herrie maken.
Wist je dat er in Nederland ruim 2 miljoen mensen met een handicap leven? Je verwacht dat alles goed voor hen is geregeld maar de waarheid is helaas anders. Deze groep verliest nog altijd véél meer levenskwaliteit dan nodig is.
Mensen met een handicap zijn zes keer vaker werkeloos en bijna een kwart van de mensen leeft in armoede. Veel ouders met een gehandicapt kind krijgen vroeg of laat een burn-out en maar liefst één op de twee jongeren met een handicap is eenzaam. Er is dus nog heel veel werk aan de winkel.
a) Wat is het belang van iemand met een beperking?
Bijvoorbeeld: Mee kunnen doen in de maatschappij door wel te kunnen werken. Of: Goed openbaar vervoer. Of: Goede ondersteuning.
c) Heb je ooit stilgestaan bij de belangen van deze groep mensen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb een vader die in een rolstoel zit, dus ik heb er regelmatig mee te maken. Of: Nee, ik was me hier niet van bewust.
Er zijn meer organisaties in Nederland die opkomen voor de belangen van een bepaalde groep mensen. Dit noemen we een belangengroep.
Opdracht 3
Ga op zoek naar drie belangengroepen. Noteer de naam en wat de organisatie doet. Bijvoorbeeld: De ANWB, deze groep komt voor alle weggebruikers en helpt je met pech onderweg.
1. Eerste belangengroep:
2. Tweede belangengroep:
3. Derde belangengroep:
1. Bijvoorbeeld: Vereniging Eigen Huis. Voor alle mensen in Nederland die een eigen huis bezitten, door bijvoorbeeld te zorgen dat mensen samen zonnepanelen kunnen kopen waardoor ze goedkoper aan te schaffen zijn.
Of: Stichting voor Blinden en Slechtzienden. Zij zorgen dat er braille-aanduidingen op verpakkingen komen.
2. Bijvoorbeeld: De Consumentenbond. Deze groep zorgt voor alle consumenten en zorgt ervoor dat er eerlijk gehandeld wordt.
3. Bijvoorbeeld: ROVER. Zij komen voor alle reizigers in het openbaar vervoer op.
7.2. Verschillende belangen
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Oekraïne wil lid worden van de NAVO. Wat is het belang van Oekraïne?
Dan staan ze sterker in de oorlog tegen Rusland.
b) Voorlopig gebeurt dit niet. Wat is het belang van de NAVO-landen?
Dat ze niet mee willen vechten in de oorlog tegen Rusland.
c) Estland, Letland en Litouwen willen dat Oekraïne snel lid wordt van de NAVO. Wat zou het belang zijn van deze landen?
Zij liggen aan de grens met Rusland en voelen zich bedreigd.
c) Waarom gaan de wereldleiders hierover met elkaar in gesprek?
Ze zoeken een oplossing.
Of het nou om speelafspraakjes, snoep, schermtijd of opruimklusjes gaat: het is gemakkelijk om in een machtsstrijd met je kind verwikkeld te raken. Hoe kun je beter samenwerken?
a) Bij welke onderwerpen heb jij thuis andere belangen dan je ouders?
Bijvoorbeeld: Schermtijd, huiswerk, afspreken, kleding en ga zo maar door.
b) Hoe komen jullie dan vaak tot een oplossing?
Bijvoorbeeld: Mijn ouders krijgen altijd hun zin. Of: We luisteren naar elkaar en iedereen past zich aan.
7.3. De speeltuin
In Vlissingen lag een leeg stuk grond. De ouders met kleine kinderen vonden het belangrijk dat daar een speeltuintje kwam. Buurtbewoners wilden liever extra parkeerplaatsen.
Met een handtekeningenactie kregen de ouders van kleine kinderen 1200 handtekeningen voor de speeltuin bij elkaar. De gemeente heeft een prachtig speeltuintje aangelegd. De ouders met kleine kinderen waren erg blij, de buurtbewoners erg teleurgesteld.
Maar toen kwam er overlast omdat jongeren het een fijne plek vinden om te chillen. De gemeente kreeg daarover klachten van ouders met kleine kinderen en buurtbewoners.
Foto: Cottonbro
Opdracht 6
Lees de bron hierboven.
a) Welke vier groepen zijn er?
1. Ouders met kleine kinderen. 2. Buurtbewoners. 3. Jongeren. 4. Gemeente.
b) Welke belang hebben de jongeren denk je?
Bijvoorbeeld: Zij willen een fijne plek om te chillen.
c) Wat is het belang van de gemeente?
Bijvoorbeeld: De gemeente wil geen overlast.
d) Wat kan de gemeente doen?
Bijvoorbeeld: Laat de groepen met elkaar in gesprek gaan.
7.4. Aan de slag: Groepen in gesprek
De verschillende groepen komen bij elkaar op het gemeentehuis. Ze gaan met elkaar in gesprek. Je gaat dit naspelen. Op zoek naar een oplossing: Voor iedereen een veilige plek en geen klachten.
Wat heb je nodig?
Vier groepen.
Een tafel met vier stoelen in het midden.
Papier en pen voor elke groep.
De docent heeft de klas verdeeld in vier groepen: 1. de ouders met kleine kinderen, 2. de buurtbewoners, 3. de jongeren en 4. de gemeente.
Wat ga je doen?
Stap 1
Bedenk met je groep wat je gaat zeggen tijdens het gesprek. Bedenk oplossingen en schrijf deze op.
Stap 2
Kies iemand die namens de groep naar het overleg toe gaat.
Stap 3
De leraar opent het overleg en laat iedere groep aan het woord. De rest luistert.
Stap 4
De leraar trekt een conclusie. De groep gaat hierover met elkaar in overleg. Ben je het met de conclusie eens?
Stap 5
Kies iemand die naar de vergadertafel gaat. En vertel waarom je het wel of niet eens bent.
Stap 6
Zijn jullie eruit? Goed gedaan! Zijn jullie er nog niet uit? Ga opnieuw in gesprek.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat is een belang?
Een belang is iets waar je voordeel bij hebt.
b) “Belangen zijn voor iedereen hetzelfde.” Leg uit in minimaal twee zinnen waarom dit wel of niet het geval is.
Bijvoorbeeld: Een belang heeft vaak te maken met de groep waar je bij hoort. Een 80-jarige heeft andere belangen dan een 15-jarige.
c) Waarom is het goed om met elkaar in gesprek te gaan?
Bijvoorbeeld: Misschien kun je een oplossing vinden die voor iedereen goed is.
d) Hoe ging het overleg over de speeltuin?
Bijvoorbeeld: Goed, we zijn er met elkaar uitgekomen. Of: Niet goed, we hebben geen oplossing gevonden.
Je leerlingen gaan aan de slag met het maken een presentatie over een vrijwilligersorganisatie. Deze leveren ze bij jou in. Jij kan ervoor kiezen om ze ook nog klassikaal af te spelen. Uiteraard kun je deze opdracht uitbreiden door gezamenlijk stil te staan bij bijvoorbeeld De Voedselbank, het Leger des Heils of Stichting Met je Hart.
Let op: De video van Beau kan je na twee minuten al stopzetten.
Iets voor een ander doen, dat noemen we sociaal zijn. Je kunt zelf mensen helpen, maar er zijn ook organisatie die dit doen. In deze les leer je organisaties kennen die iets voor een ander doen.
Jip en Yous doen mee aan een project op school over armoede. Eigenlijk best erg hè, Jip? zegt Yous. Dat er mensen zijn die geen geld hebben om brood te kopen. Hoezo? vraagt Jip. In ons land is toch niemand echt arm? Nou, dat klopt niet helemaal hoor, Jip. Wat dacht je bijvoorbeeld van de daklozen? zegt Yous. Maar zij kunnen toch hulp krijgen als ze willen? reageert Jip. Soms zijn hun problemen zo groot, dat ze zich afsluiten voor de maatschappij, zegt Yous, dan is het toch heel mooi dat zij gratis brood krijgen? Zo hebben ze toch iets te eten. Dat noemen we nou sociaal zijn.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan voorbeelden geven van sociaal zijn.
Ik kan voorbeelden noemen van mensen die hulp nodig hebben.
Ik weet dat er organisaties zijn die mensen helpen.
8.1. Wat is sociaal?
Iets voor een ander doen kan veel betekenen voor iemand. Het is een kleine moeite en je doet iemand een groot plezier. En hopelijk krijg je er zelf ook een fijn gevoel van. Dan ben je sociaal.
Voorbeelden van sociaal zijn
Iemand een handje helpen, door bijvoorbeeld boodschappen te dragen.
Zorgzaam zijn voor anderen, door bijvoorbeeld een lief berichtje te sturen.
Gezelligheid brengen, door bijvoorbeeld op bezoek te gaan bij eenzame mensen.
Behulpzaam zijn, door bijvoorbeeld op te staan voor een ouder iemand in de bus.
Opdracht 1
a) Vind jij het belangrijk om mensen te helpen?
Bijvoorbeeld: Ik denk het wel, ik sta altijd voor de ander klaar. Of: Nee, ik heb het te druk om met anderen bezig te zijn.
b) Welk voorbeeld van sociaal zijn past bij jou? Geef hiervan een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Gezelligheid brengen. Ik ga iedere week langs bij oma, sinds opa is overleden. Of: Behulpzaam zijn. Ik laat de hond uit voor de buurvrouw.
8.2. Ongelijkheid
Als we altijd sociaal zouden zijn, dan worden voedsel, kleding en onderdak eerlijk verdeeld en wordt iedereen rechtvaardig behandeld. Met rechtvaardig bedoelen we eerlijkheid, volgens de wet of volgens je gevoel. Bijvoorbeeld: “In een rechtvaardige wereld gaat niemand dood van de honger.”
Op 1 januari 2020 telde Nederland naar schatting ruim 36 duizend daklozen.
a) Wat vind je ervan dat zoveel mensen geen huis hebben?
Bijvoorbeeld: Je vindt het zielig, want iedereen moet in een huis kunnen wonen. Of: Je vindt het prima, want iedereen moet voor zichzelf zorgen.
b) Vind jij dat we deze mensen moeten helpen?
Bijvoorbeeld: Ja, want niet iedereen kan er zelf iets aan doen. Of: Nee, want het is vaak door eigen fouten dat mensen geen huis hebben.
c) Weet jij nog meer voorbeelden van ongelijkheid of onrechtvaardigheid?
Bijvoorbeeld: Arme mensen worden anders behandeld.
Opdracht 3
a) Wat doet de voedselbank?
De voedselbank geeft gratis boodschappen aan mensen die het niet kunnen betalen.
b) Kirsten gaat ook naar de voedselbank. Waarom heeft zij geen geld voor boodschappen?
Er zijn hoge prijzen, ze heeft schulden en een kind om voor te zorgen.
c) Vind jij het terecht dat Kirsten naar de voedselbank mag? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, misschien kan ze er niks aan doen dat ze schulden heeft. Of: Nee, ze kan ook (meer) gaan werken.
d) Hoe helpen producenten van voedsel de voedselbank?
Door producten aan de voedselbank te geven.
“Oog voor voedsel, hart voor mensen”
Wist je dat niemand honger hoeft te hebben als we voedseloverschotten aan hen geven? Dat is goed voor mens en milieu.
De 13.000 vrijwilligers bij de voedselbanken geven elke week eten aan mensen die dat tijdelijk hard nodig hebben. Bedrijven, instellingen, overheden en particulieren helpen met geld, voedsel en diensten.
d) Hoe komt de voedselbank aan de producten?
Bijvoorbeeld: Producten die over zijn worden geschonken door supermarkten of rechtstreeks van de leveranciers. Er zijn ook bedrijven en organisaties die geld schenken aan de voedselbank waar eten van gekocht kan worden
8.3. Mensen helpen
Opdracht 5
Bekijk de eerste twee minuten van de video hierboven.
a) Hoe helpt Beau de daklozen in Amsterdam?
Hij geeft ze 10.000 euro en telefoonnummers van hulpverleners.
b) Wat vinden jullie ervan dat dit op televisie komt?
Bijvoorbeeld: Ik vind het goed, want dan zie je hoe groot het probleem is. Of: Ik vind dat dit niet op televisie hoeft te komen. Dit is privé.
c) Beau doet dit voor een televisieprogramma. Kennen jullie organisaties waar daklozen terecht kunnen?
Bijvoorbeeld: Het Leger des Heils. Of: Gemeentelijke opvangplek.
Mensen die andere mensen helpen doen dit vaak vrijwillig. Ze krijgen er niks voor betaald. De stichting “met je hart” is een vrijwilligersorganisatie.
Foto: Pexels (links), Andrea Piacquadio (rechts)
Vrijwilligers zijn onmisbaar voor Met je hart. Als vrijwilliger maak je samen ontmoetingen mogelijk voor ouderen in jullie gemeenten. Het aantal eenzame ouderen neemt verder toe als we niets doen. Daarom wil Met je hart groeien en daar kun jij als enthousiaste vrijwilliger bij helpen.
a) Je kunt bij deze organisatie vrijwilliger worden. Wat zou jij leuk vinden om te doen?
Bijvoorbeeld: Je kunt koken voor “Eet met je hart”. Of: Een wandeling maken, Of: met de speciale fiets samen met een gehandicapte een fietstocht maken.
c) Zou dit type vrijwilligerswerk iets voor jou zijn? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het best leuk om te koken voor ouderen. Of: Nee, ik heb het veel te druk om dit soort dingen te doen.
8.4. Aan de slag: Maak een presentatie
Je hebt kennisgemaakt met organisaties die iets voor een ander doen. Er zijn nog meer organisaties die iets voor een ander doen. Bijvoorbeeld de Cliniclowns of de Wensambulance.
Je gaat in deze opdracht een presentatie maken waarin je meer vertelt over zo’n organisatie.
Wat heb je nodig?
Tweetallen.
Laptop.
Wat ga je doen?
Stap 1
Kies een vrijwilligersorganisatie.
Stap 2
Kies een presentatievorm: een Sway, Prezi, PowerPoint of een vlog. Let op: Je presentatie moet 3 minuten duren.
Stap 3
Geef antwoord op de volgende vragen:
– Wie is deze organisatie?
– Wat doet deze organisatie?
– Waar doet deze organisatie dat?
– Wanneer doet deze organisatie dat?
– Waarom doet deze organisatie dat?
– Hoe doet deze organisatie dat?
Stap 4
Verwerk de antwoorden in je presentatie. Wees creatief met de opmaak. Weten je klasgenoten nu voldoende over deze organisatie?
Stap 5
Klaar met je presentatie? Lever deze in bij je docent.
Wat heb ik geleerd?
a) Wanneer ben jij voor het laatst sociaal geweest? Wat deed je toen?
Bijvoorbeeld: Ik nam de gymtas mee van een klasgenootje, die zij was vergeten.
b) Welke groepen mensen hebben extra hulp nodig?
Bijvoorbeeld: Arme mensen, dakloze mensen en eenzame mensen.
c) Bij welke vrijwilligersorganisatie zou jij je willen aansluiten en waarom?
Bijvoorbeeld: Bij de Wensambulance, het is mooi om iemand te kunnen helpen die nog maar kort te leven heeft.
d) Ben je tevreden over jouw presentatie?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vond hem de beste van de klas. Of: Nou, eigenlijk had ik het achteraf wel iets mooier kunnen maken.
Je leerlingen gaan een poster maken met de tips uit deze les tegen online pesten. Wij kiezen ervoor om dit via Word te doen, maar het kan ook op papier. Misschien leuk om de posters op te hangen in de school.
Het onderwerp pesten is natuurlijk groter dan één les bij burgerschap. Je kunt bijvoorbeeld drie lessen besteden aan ieder onderwerp (wat is pesten/online pesten/gevolgen van pesten) door overal langer bij stil te staan.
Pesten en plagen, het gebeurt overal. Is het grappig of echt niet meer om te lachen? Deze les gaat over het verschil tussen plagen en pesten. En wat je kan doen als je gepest wordt.
Jip en Yous fietsen samen naar school. Onderweg zien ze een groepje kinderen rond een jongen met een bril staan. Ze roepen scheldwoorden naar de jongen en trappen tegen zijn fiets. De jongen krimpt in elkaar en probeert zijn fiets op te pakken. Laten we hem helpen, Jip, zegt Yous. Nee joh, antwoordt Jip, zij zijn met veel meer. Straks pakken ons ook nog. Die jongen heeft hulp nodig, zegt Yous. Durven ze wel met z’n allen tegen één? Bel je broer en laat hem zijn vrienden meenemen. Kunnen ze zelf eens meemaken hoe het voelt om gepest te worden. En nu erop af!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan het verschil tussen plagen en pesten uitleggen.
Ik weet wat ik kan doen tegen online pesten.
Ik kan gevolgen van pesten noemen.
9.1. Wat is pesten?
Als je geplaagd wordt, kun je altijd terugplagen. Daar ontstaan geen problemen door. Plagen is niet gemeen, plagen is voor alle partijen grappig. Om plagen kun je lachen, en niet iedere keer is dezelfde aan de beurt. Plagen is ook meestal één tegen één en is makkelijk te stoppen. Het is niet zo dat je met plagen niet op hoeft te letten. Als dezelfde persoon lang of veel geplaagd wordt, dan kan het zijn dat de ontvanger het niet meer leuk vindt. En dan is het pesten geworden.
In Nederland wordt één op de vijf kinderen gepest. Dat is veel! Kinderen die gepest worden krijgen vaak buikpijn of hoofdpijn. Ze hebben geen zin meer om naar school te gaan. Maar er is wel een verschil tussen plagen en pesten.
Plagen
Grappig bedoeld. Plagen is niet iedere keer dezelfde persoon aan de beurt. Meestal één tegen één. Makkelijk te stoppen.
Pesten
Gemeen bedoeld. Steeds dezelfde persoon. Met z’n allen tegen één. Moeilijk te stoppen.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom pest iemand?
Bijvoorbeeld: Om indruk te maken op de groep. Dat doet zij door anderen te kwetsen, te pesten of bang te maken.
b) Heb jij zelf wel eens iemand gepest? Of ken jij een pester?
Bijvoorbeeld: Ja, in groep 8 heb ik samen met iemand een jongen gepest door hem buiten te sluiten in de pauzes. Of: Nee, ik denk het niet, het was meer plagen.
c) Hoe reageerde de gepeste?
Bijvoorbeeld: Hij werd verdrietig en kwam niet graag meer in de pauze. Of: Hij ging naar de leraar, maar die deed niet zoveel.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven en beantwoord daarna de vragen.
a) Wat zegt Niels over wat er met je gebeurt als je gepest wordt?
Dat het pijnlijk is en dat je gaat denken dat het aan jou ligt.
b) Hoe werkt pesten volgens Niels?
De pester duwt iemand naar beneden om zelf er beter van te worden. Je denkt dat je groeit in de groep. Maar de pester handelt om zelf hoger te komen. Het heeft niet met de gepeste te maken, maar zegt alles over de pester.
c) Wie heeft volgens Niels vooral hulp nodig, de pester of de gepeste?
Niels zegt dat vooral de pester een probleem maakt. De gepeste heeft steun nodig, want gepest worden is vreselijk. Daar kom je alleen niet uit. Maar diegene die pest heeft ook hulp nodig om een andere manier te leren om zich goed te voelen. Een pester gebruikt de gepeste om zichzelf beter te voelen.
9.2. Online pesten
Opdracht 3
a) Wat zijn haatreacties?
Bijvoorbeeld: Scheldwoorden. Stomme reacties op foto’s. Lullige stickers of emoji’s.
b) Sommige pesters bedoelen het vooral grappig. Waarom is het dan toch pesten?
Omdat het online harder bij je binnen kan komen.
c) Wat kun jij doen als je online gepest wordt?
Erover praten met iemand die je vertrouwt. Stuur de pester een persoonlijk bericht. De persoon blokkeren.
Tips tegen online pesten
Privé. Zet je profiel op privé en voeg geen mensen toe die je niet kent. Ook al ben je nieuwsgierig!
Verzamel bewijs. Maak screenshots en sla ze op, daarmee leg je vast wat er gebeurt.
Praat erover. Bijvoorbeeld met je ouders, leraren, of vrienden. Je hoeft het niet alleen op te lossen!
Confronteer. Stuur de pester een persoonlijk berichtje en vraag waarom hij dit doet.
a) Stel je voor. Op TikTok verschijnen er bij jouw video’s steeds haatreacties. Wat kun je doen?
Bijvoorbeeld: Accounts ontvolgen en profiel op privé zetten.
b) Een klasgenoot heeft een lelijke foto van jou gemaakt in de aula en stuurt deze via Snap door. Wat kun je doen?
Bijvoorbeeld: Die persoon confronteren. Persoonlijk aanspreken en zeggen dat je het niet leuk vindt.
c) Op Instagram heb je last van vervelende DM’s van dezelfde persoon. Je vriendin heeft er ook last van. Wat kun je doen?
Bijvoorbeeld: De persoon rapporteren en daarna blokkeren. Vervolgens vraag je aan je vriendin dit ook te doen.
9.3. De gevolgen van pesten
Pesten kan heel nare gevolgen hebben voor de gepeste kinderen. Ze kunnen zich somber of verdrietig voelen. En zelfs als ze volwassen zijn, kunnen ze hun hele leven last hebben van het feit dat ze als kind gepest zijn.
Opdracht 5
a) Wat zijn gevolgen van pesten?
Bijvoorbeeld: Je bent verdrietig, voelt je eenzaam en onbegrepen. Je krijgt buikpijn en hoofdpijn en wilt niet meer naar school.
b) Ben jij zelf wel eens gepest? Wat voelde jij toen?
Bijvoorbeeld: Ja. Ik wilde niet meer naar school.
c) Wat heeft jou geholpen?
Bijvoorbeeld: Ik heb erover gepraat met de leraar. En uiteindelijk ook met de pester. Daarna was het goed.
d) Iemand in de aula wordt gepest. Wat kun je doen?
Bijvoorbeeld: De situatie bespreken met je mentor of met je docenten. Of: Zelf ingrijpen, door er iets van te zeggen.
Opdracht 6
Scholen moeten verplicht optreden tegen pesten. Op de website van de overheid lezen we: “Scholen moeten zorgen voor een sociaal veilige omgeving en moeten pesten tegengaan”.
a) Werd er op jouw basisschool veel gepest?
Bijvoorbeeld: Nee, daar werd heel streng op gelet door de leraren. Of: Ja, daar werd een klasgenootje gepest.
b) Wordt er op jouw middelbare school veel gepest?
Bijvoorbeeld: Ja, daar is veel minder toezicht. Of: Nee, eigenlijk zie ik het hier ook niet vaak.
c) Wat doet jouw school tegen pesten?
Bijvoorbeeld: Er zijn lessen over pesten. Er is een ‘pestprotocool’, hierin staat wat de mentor moet doen als er gepest wordt in de klas.
9.4. Aan de slag: Een poster maken
Bekijk de tips tegen online pesten hierboven nog een keer. Je gaat hierover een A3-poster maken. Je werkt alleen.
Wat heb je nodig?
Je werkt in je eentje.
Laptop met Word.
Wat ga je doen?
Stap 1
Stel je Word-document in op A3-formaat. Kies drie tips uit deze les.
Stap 2
Maak de poster op. Gebruik verschillende lettertypes, lettergroottes, kleuren. Denk eraan: een poster moet opvallen!
Stap 3
Zoek minimaal 1 afbeelding die bij deze tips passen.
Stap 4
Laat de poster zien aan een klasgenoot. Heeft zij nog tips?
Stap 5
Print de poster en lever hem in bij je leraar.
Wat heb ik geleerd?
a) Noem twee verschillen tussen pesten en plagen.
1. Grappig/gemeen. 2. Niet iedere keer dezelfde/wel steeds dezelfde persoon. 3. Makkelijk te stoppen/moeilijk te stoppen.
b) Wat kun jij doen tegen online pesten?
Bijvoorbeeld: Het bericht rapporteren. Of: Je profiel beter afschermen.
c) Heb je jouw profiel op privé staan?
Ja? Super! Nee? Ga uitzoeken hoe je dit wel kunt doen.
d) Hoe ging het maken van de poster? Was het moeilijk of juist makkelijk?
Bijvoorbeeld: Ik vond het makkelijk, ik vind het leuk om posters te maken. Of: Ik vond het best lastig, want ik kon geen goede afbeeldingen vinden.
Je leerlingen gaan aan de slag met het onderwerp afval scheiden. Ze maken een Kahoot waarin ze producten sorteren. Je kunt de leukste quizzen met de klas gezamenlijk doen. Als je niet weet hoe je een Kahoot maakt, bekijk je met de klas deze video of deze video op YouTube.
Suggestie: Wil je langer met dit onderwerp bezig zijn? Dan kun je leerling een eigen product “laten upcyclen”. Bekijk hiervoor opdracht 4.
We gooien met zijn allen heel veel afval weg. Dat is niet goed voor het milieu. In deze les gaan we kijken hoe je afval kan scheiden en hoe je milieubewuster kunt leven.
Yous en Jip lopen op het strand. Ze verzamelen mooie schelpen om er een ketting van te maken. Dan ziet Jip een groen glimmend steentje liggen. Jip bukt zich om het op te rapen en roept dan heel hard au! Oppassen Yous, het is glas! Van een kapot flesje. Wie laat hier nu zo zijn rotzooi achter? Er liggen hier allemaal lege blikjes en chipszakken, zegt Yous. Laten we alles bij elkaar vegen en in de afvalbak stoppen. Maar die zit al helemaal vol, ziet Jip. Dan halen we een plastic zak en gooien we het thuis weg. Als iedereen dat eens zou doen, zucht Jip.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan voorbeelden geven van milieubewust leven.
Ik weet of ik milieubewust bezig ben.
Ik weet hoe afval gerecycled kan worden.
10.1. Milieubewust leven
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Wat vind je van deze manier van leven?
Bijvoorbeeld: Ik vind het knap! Tesse doet veel moeite om plastic afval te beperken. Of: Overdreven, alsof dit iets bijdraagt aan de hoeveelheid afval van mensen.
b) Waarom wilde Tesse een plastictariër worden?
Tesse maakt zich zorgen om de plastic soep, want al het plastic is slecht voor de aarde.
c) Hoe leeft Tesse plasticvrij? Noem twee voorbeelden uit de video.
1. Eigen bakjes meenemen naar de winkel. 2. Geen lolly’s en chips meer eten.
d) Lijkt het jou makkelijk om plasticvrij te leven?
Bijvoorbeeld: Nee, want je moet best veel opgeven. En je moet moeite doen om langs verschillende winkels te gaan. Of: Ik denk dat dat mij wel zou lukken als ik dat echt belangrijk zou vinden.
Afval scheiden en minder afval maken, dat is milieubewust leven. Roepen je ouders in de winter, als de verwarming aan is, ook naar je: “Doe die deur dicht!” of “Doe de lamp uit!”? Die van mij wel. Kijk samen naar de voorbeelden van milieubewust zijn.
Tips voor milieubewust leven
De verlichting niet onnodig laten branden.
Minder lang (warm) douchen.
Vaker met de fiets gaan, in plaats van dat je gebracht wordt met de auto.
Water besparen, door de kraan niet te lang open te laten staan.
Regenwater opvangen, om je planten mee water te geven.
Herbruikbare boodschappentasjes gebruiken.
Opdracht 2
a) Welke tips pas jij al toe?
Bijvoorbeeld: Ik fiets altijd. En ik doe de lampen altijd uit.
b) Kun jij nog meer tips bedenken?
Bijvoorbeeld: Afval scheiden. Niets op de grond gooien. Minder spullen kopen, of juist tweedehands.
c) Is jouw school milieubewust? Hoe zie je dat?
Bijvoorbeeld: Aparte prullenbakken voor papier en restafval. Of: Verlichting gaat automatisch uit in de klas.
10.2. Recyclen
In het lijstje hierboven zag je allemaal voorbeelden waarmee je bewuster met het milieu kunt omgaan. We kunnen ook milieubewuster omgaan met ons afval:
Afval scheiden levert veel op. Materialen als papier, glas, plastic en batterijen kunnen voor een groot deel hergebruikt worden. Dat bespaart nieuwe grondstoffen, energie en geld.
We sorteren dus een hoop afvalproducten, omdat onderdelen worden hergebruikt. Maar er is ook restafval, wat gebeurt daarmee? In de video zie je wat er dan gebeurt.
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven.
a) Wat gebeurt er met restafval?
Het wordt verbrand.
b) Wat gebeurt er met de slak?
Het ijzer wordt eruit gehaald en de rest wordt gebruik voor wegen.
c) Wordt restafval nu ook hergebruikt?
Ja.
Afval voorkomen in het kort
De gemiddelde Nederlander maakt heel wat trips naar de vuilnisbak. Elk jaar heeft elke Nederlander ongeveer 490 kilo afval weggegooid. Afval gescheiden inleveren is goed voor het milieu, maar nog beter is om afval te voorkomen.
Om je afvalberg te verminderen, is niet altijd veel nodig. Denk bijvoorbeeld aan een meeneembeker, in plaats van wegwerpbekertjes als je koffie afhaalt. Of een eigen boodschappentas meenemen, in plaats van het telkens kopen van plastic tassen. Dat scheelt niet alleen afval, maar ook geld. Ook met herbruikbaar picknickservies, een nee/nee- of nee/ja-sticker tegen reclamedrukwerk en minder printen kan jouw afvalberg behoorlijk verkleinen.
En als je uitgekeken bent op bepaalde spullen, die nog wel goed zijn, kun je ze misschien delen, weggeven of als tweedehands item verkopen. Zo heeft iemand anders er voordeel van en belandt het niet in de vuilnisbak.
a) Waarom is het goed om restafval te voorkomen?
Dat is beter voor het milieu. Dan wordt er minder van dat type product gemaakt.
b) Welke tips staan hiervoor in de bron?
Meeneembeker, eigen boodschappentas, een nee-nee-sticker, herbruikbaar picknickservies, spullen als tweedehands weggeven of juist kopen.
c) Welke tips pas jij al toe?
Bijvoorbeeld: een eigen boodschappentas, of ik koop spullen op Marktplaats.
Opdracht 5
a) Hieronder staan drie woorden die te maken hebben met hergebruik. Zoek op internet naar de betekenis.
1. Circulair.
2. Refurbished.
3. Upcycling.
1. Circulair betekent dat producten en materialen worden hergebruikt en gerecycled in plaats van weggegooid.
2. Refurbished betekent dat een product is opgeknapt, gerepareerd en getest, zodat het weer in een goede staat verkeert en opnieuw kan worden gebruikt.
3. Upcycling betekent het creatief hergebruiken van materialen of producten die anders als afval zouden worden beschouwd, om ze een nieuwe functie of waarde te geven.
b) Zou jij een refurbished iPad of iPhone kopen?
Bijvoorbeeld: Ja, het is veel goedkoper en hij doet het net zo goed. Of: Nee, ik vind een nieuw product veel mooier.
d) Als je iets van thuis wat je niet meer gebruikt zou moeten upcyclen of refurbishen, wat zou je dan doen?
Bijvoorbeeld: Ik zou van mijn sieraden nieuwe sieraden willen maken. Of: Ik zou mijn oude laptop een tweede leven willen geven.
10.3. Hoe recycle jij?
Opdracht 6
a) Ligt er veel afval op straat in jouw omgeving? Wat vind je daarvan?
Bijvoorbeeld: Ja, er liggen vaak lege chipszakken op straat. Dat vind ik stom. Of: Nee, het is best wel schoon al.
b) Scheiden jullie thuis het afval?
Bijvoorbeeld: Ja, we hebben verschillende bakken. Of: Nee, we hebben een grote vuilnisbak.
c) Stel je hebt frietjes gehaald. Waar gaan de lege bakjes in?
Bijvoorbeeld: Alles gaat in de vuilnisbak. Of: Het plastic scheiden we van het papier.
d) Kan jij milieubewuster leven?
Bijvoorbeeld Nee, want ik doe de boodschappen niet zelf. Of: Ja, ik kan beter afval scheiden dan ik nu doe.
Wat moet waar in?
Een batterij
Inleverpunt voor batterijen.
Aluminiumfolie
PMD-bak of zak
Kapotte trui
Textielbak
Leeg flesje nagellak
Glasbak
Pizzadoos
Restafval
Blikje cola
Statiegeld
Chipszak
PMD-bak of zak
10.4. Aan de slag: Maak een Kahoot over afval scheiden
Bekijk de tabel hierboven. Je gaat nu zelf vragen maken over afval scheiden. Weten jouw klasgenoten in welke bak welk afval moet? Bijvoorbeeld: Wat doe je met een leeg flesje nagellak? Antwoord: In de glasbak.
Gebruik afscheidingswijzer.nl.
Wat heb je nodig?
Tweetallen.
Laptop met internet.
Bron: recyclingmagazine.nl
Wat ga je doen?
Stap 1
Ga naar de website van Kahoot en maak een account aan.
Stap 2
Bedenk de eerste vraag. Zoek een afbeelding erbij. Vul vier antwoordmogelijkheden in. Kruis het juiste antwoord aan.
Stap 3
Maak nog minimaal vier nieuwe vragen aan, zoals bij stap 2.
Stap 4
Test de quiz eerst zelf.
Stap 5
Lever de link bij je docent in.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat is voor jou een goede tip om milieubewuster te leven?
Bijvoorbeeld: Onverpakte producten kopen.
b) Vind jij dat je milieubewust leeft?
Bijvoorbeeld: Ja, Ik scheid mijn afval en ik breng mijn kleding naar de kringloopwinkel. Of: Nee, ik deed eigenlijk nog niet zoveel.
c) Vond je het moeilijk om de Kahoot te maken?
Bijvoorbeeld: Nou, het was best wel lastig om goede vragen te bedenken.
d) Hadden jouw klasgenoten veel vragen goed van jouw quiz?
Bijvoorbeeld: Nee, ze scoorden superslecht. Of: Ze deden het best goed.
Je leerlingen gaan aan de slag met het bereken van kosten. Dit doen ze eerst bij opdracht 6 eerst voor hun eigen levensonderhoud, daarna nog een keer voor een dagje Efteling in vergelijking met de Apenheul. Mogelijk hebben je leerlingen extra hulp nodig bij het zoeken op internet. De antwoorden bij opdracht 6 vind je hier.
De video over crypto is misschien wat lang. Je kunt er ook een groepsgesprek van maken, als je zelf al enige voorkennis hebt.
Lekker werken en geld verdienen! Mooie dromen hebben die je waar wilt maken? Hoeveel geld heb je daarvoor nodig? Wat moet je allemaal betalen? In deze les leer je wat je allemaal wel en niet kan doen.
Ik wil later rijk worden, zegt Yous. Zo rijk dat ik nooit meer hoef te werken. Meen je dat nou, Yous? vraagt Jip. Ja, zegt Yous, jij niet dan? Hmm, dat lijkt me eigenlijk nogal saai, antwoordt Jip. Ik vind het best gezellig met mensen om me heen. Ik zou me maar vervelen thuis. Yous knikt: Ik ga natuurlijk wel eerst een paar jaar werken, maar dan zorg ik dat ik een hele goede baan krijg met een hoog salaris. Word eens wakker, Yous, zegt Jip. Straks beginnen we gewoon onderaan hoor, met ons vakantiebaantje. Dromen mag hè, Jip. Maak me maar wakker als de vakantie begonnen is.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet hoe ik aan geld kan komen.
Ik weet dat niet iedereen evenveel geld heeft.
Ik kan een kostenberekening maken.
11.1. Geld verdienen
Je hebt geld nodig om te kunnen leven. Meestal ga je werken om geld te verdienen. Dan moet je eerst betalen wat noodzakelijk is: kleding, eten en drinken. Heb je daarna nog geld over, wat ga je daar dan mee doen? Sparen voor vakantie of wil je liever een nieuwe scooter of e-bike kopen? Misschien heb je aan het einde van de maand geen geld over, maar geld tekort? Dat kan ook. Iedereen doet het anders.
Foto: Engin Akyurt
Opdracht 1
a) Stel dat je €10.000 hebt. Waar zou jij je geld aan uitgeven?
Bijvoorbeeld: Een vette e-bike, een vakantie en mooie kleren.
b) Zou je alles meteen uitgeven? Waarom wel of niet?
Bijvoorbeeld: Nee, ik zou ook een groot bedrag sparen voor later. Of: Ja, ik leef nu!
c) Wat doen jouw klasgenoten met hun geld?
Bijvoorbeeld: Eén iemand gaat zijn geld uitgeven bij de MacDonalds. Of: De ander geeft het aan zijn ouders/familie . Of: Uitgeven aan sporten.
Hoe kom je aan geld?
Zakgeld/leefgeld.
Werken.
Familie.
Sparen en beleggen.
Spullen verkopen.
Lenen.
Uitkering.
Opdracht 2
Bekijk de lijst hierboven.
a) Weet jij nog meer manieren om aan geld te komen?
Bijvoorbeeld: Statiegeld inleveren. Of: Klusjes doen.
b) Hoe kom jij aan geld?
Bijvoorbeeld: Ik krijg zakgeld/leefgeld. Of: Ik heb een bijbaantje. Of: Ik krijg soms geld van opa en oma.
c) Welke manieren om aan geld te komen zou je niet zo snel doen?
Bijvoorbeeld: Lenen, dat geld moet ook weer terug. Of: Beleggen, bijvoorbeeld met crypto, dat vind ik spannend.
Opdracht 3
Bekijk de bovenstaande video.
a) Wat zijn cryptomunten?
Een digitale vorm van betalen. Je koopt crypto met geld en hoopt dat het in waarde stijgt.
b) Wat is het verschil tussen de waarde van digitaal geld (crypto) en gewoon geld?
De waarde van crypto kan snel veranderen. Daardoor loop je sneller een financieel risico.
c) Hoe denk jij over crypto?
Bijvoorbeeld: Ik vind het mooi dat je op deze manier snel geld kan verdienen, maar het is eigenlijk gewoon een spel. Of: Ik vind het spannend en ik snap dit niet en doe er niet aan mee.
11.2. Iedereen evenveel?
Hoewel Nederland tot de rijkste landen van Europa behoort, is ook in Nederland steeds meer armoede.
Wist je dat… » Bijna 1 miljoen Nederlanders in armoede leven » 1 op de 12 kinderen opgroeit in armoede » Veel mensen die leven in armoede een betaalde baan hebben
a) Hoe raken mensen in armoede?
Mensen belanden vaak in armoede door ingrijpende gebeurtenissen zoals het verliezen van een baan of gezondheidsproblemen. Dit kan leiden tot schulden of minder inkomen. Als er maandelijks meer geld uitgaat dan er binnenkomt, ontstaan er problemen.
b) Wat is menstruatie-armoede?
Dat er geen geld is om menstruatieproducten te kopen.
c) Wat zijn gevolgen van armoede?
Je hebt minder kans op een opleiding. Je krijgt
gezondheidsproblemen, zoals stress.
Je doet minder goed mee aan de maatschappij, daardoor word je eenzamer.
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is het probleem van Alya?
De moeder van Alya heeft geen werk, want ze heeft problemen aan haar rug. Hierdoor groeit Alya op in armoede.
b) Hoe komen ze aan geld?
De moeder heeft een laag inkomen. En Alya krijgt geld van Stichting Leergeld.
c) Vind jij dat je genoeg geld hebt?
Bijvoorbeeld: Ja, ik kan prima leven, maar ik zou best wat extra geld willen hebben voor mooie spullen. Of: Nee, we hebben het thuis best moeilijk.
d) Sommigen krijgen geld van hun familie. Bijvoorbeeld: bij doodgaan, of als er heel geld is. Vind jij dat eerlijk?
Bijvoorbeeld: Ja, want dat geld is ooit zelf verdiend. Of: Nee, daardoor krijg je grote verschillen.
11.3. Leven is duur
Als je straks 18 jaar bent en alles zelf moet betalen, heb je veel kosten. Denk aan:
a) Wat is het minimumloon voor een 18-jarige die full-time werkt?
Iemand van 18 jaar verdient minimaal €1034,70 per maand.
b) Wat kost een ziektekostenverzekering per maand?
Bijvoorbeeld: €125 euro per maand.
c) Wat kost jouw telefoon per maand?
Bijvoorbeeld: €25 euro met een telefoon. Of: €10 euro voor een Sim Only-abonnement.
d) Stel je geeft 8 euro per dag uit aan eten en drinken. Wat kost je dat dan per maand (30 dagen)?
30 * 8 = €240 euro per maand.
e) Wat geef jij per maand uit aan kleding?
Bijvoorbeeld: € 134 euro per maand.
f) Tel alle kosten bij elkaar op. Trek het af van je maandloon. Wat houd je over?
Bijvoorbeeld: Wij komen uit op 1034,70 – 524 = € 510,70.
g) Welke kosten komen er mogelijk nog bij als je 18 bent?
Bijvoorbeeld: Kosten van een kamer. Benzinekosten voor auto of scooter. Vakantie.
Als je het goed is houd je een beetje geld over. Dit kun je uitgeven aan leuke dingen. Zoals sporten, de bioscoop. sushi of een dagje uit. Maar hoe duur is dat?
11.4. Aan de slag: Uitstapje in Nederland
Bereken de kosten voor een dag Efteling met vier personen en vergelijk deze met een dag dierenpark Apenheul. Het gezin bestaat uit twee volwassenen en twee kinderen van zeven en negen jaar oud. Denk ook aan parkeergeld, souvenirs en lunch.
Wat heb je nodig?
Je werkt in je eentje.
Laptop met internet.
De website van de Efteling (www.efteling.nl).
De website van de Apenheul (www.apenheul.nl).
Wat ga je doen?
Stap 1
Zoek op de website van de Efteling naar de ticketkosten.
Hoeveel geld ben je kwijt voor de entreetickets op een drukke dag?
Stap 2
Zoek op wat de parkeerkosten zijn bij de Efteling.
Stap 3
In het pannenkoekenhuis Polle willen de kinderen een pannenkoek met Nutella. De ouders nemen een pannenkoek met champignons, ui, tomaat en kaas.
Stap 4
In de Bazaar bij de Fata Morgana willen de kinderen een souvenir van elk € 15 euro.
Stap 5
Tel jouw kosten van de Efteling bij elkaar op. Wat kost de Efteling?
Stap 6
Doe dit nu voor Apenheul:
– De entreetickets voor 4 personen (2 volwassenen, 2 kinderen).
– De parkeerkosten.
– De prijzen van het eten staan niet op de website. Ga uit van dezelfde kosten als van de Efteling.
– Een knuffel van een aap kost €9,-, voor beide kinderen dus €18 euro.
Stap 7
Beantwoord de volgende drie vragen:
1. Welke attractiepark is goedkoper?
2. Waar zit het verschil in?
3. Hoe zou je een dagje uit goedkoper kunnen maken?
Wat heb ik geleerd?
a) Op welke manier kom jij later aan geld?
Bijvoorbeeld: Werken, sparen en spullen verkopen.
b) Zijn er veel kinderen zoals Alya, denk je?
Bijvoorbeeld: Ja, ik denk het wel. Of: Nee, bij mij in de buurt niet.
c) Ga je liever naar de Efteling of liever naar Apenheul? En maakt geld daarbij nog iets uit?
Bijvoorbeeld: Liever naar de Efteling, deze is wel duurder door de entreeprijs maar je krijgt er meer voor terug en daarom ga ik liever naar de Efteling.
d) Vind jij het leven duur?
Bijvoorbeeld: Ja, je moet veel geld uitgeven aan dingen die moeten. Een leuk dagje uit is ook duur.
In deze les is er geen grote opdracht. We noemen drie maatschappelijke problemen, waarvoor de leerlingen oplossingen kunnen bedenken. Gebruik het klassengesprek om voorkennis te activeren.
Je kunt de opdrachten klassikaal doen, maar het is ook leuk om de klas te splitsen in groepen en ze ieder een maatschappelijk probleem te geven.
In ons land zijn soms problemen, die je niet gelijk kunt oplossen. Er hebben veel mensen mee te maken en we zijn het niet altijd eens over de oplossing. Dit noemen we een maatschappelijk probleem. Drugs is bijvoorbeeld een maatschappelijk probleem, waarvoor we de beste oplossing eigenlijk nog niet weten. In deze les kom je drie maatschappelijke problemen tegen, waarvoor jullie ideeën mogen bedenken.
Heb je dat gehoord Jip, van die gasten die gepakt zijn bij de kluisjescontrole? vraagt Yous. Nee, zegt Jip, wat was er dan aan de hand? Ze hadden pillen verstopt in hun kluisje. Op het etiket stond vitaminepillen, maar de drugshonden sloegen alarm. Die pillen waren voor de handel. Daar kun je veel geld mee verdienen, antwoordt Yous. Stomme gasten, vindt Jip. Die pillen zijn helemaal niet zo onschuldig en het is wel heel erg dom om ze in je kluisje te verstoppen. Inderdaad, zegt Yous. En ze waarschuwen er overal voor. Echt dom!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat een maatschappelijk probleem is.
Ik kan voorbeelden noemen van een maatschappelijke problemen.
12.1. Zwerfafval
Zwerfafval is een probleem voor het milieu, kan leiden tot gevaarlijke situaties en is slecht voor de gezondheid. Zwerfafval is afval dat mensen achterlaten op plekken waar het niet thuishoort, zoals langs wegen en in wateren. Dit is een breed maatschappelijk probleem dat we graag willen oplossen.
Er ligt vaak rommel op straat. Als het een dag lekker weer is geweest, liggen de parken en de stranden vol. Overal liggen lege flesjes, zakjes en verpakkingen. Soms liggen er zelfs hele barbecues, tenten en slaapzakken. In deze opdracht denk je na over de rommel die achtergelaten wordt in een park. Wat kunnen jullie bedenken als oplossing?
Foto’s: Lara Yameson/Suzy Hazelwood
Opdracht 1
a) Laat jij wel eens iets liggen op straat?
Bijvoorbeeld: Ja, ik laat wel eens een chipszakje “per ongeluk” vallen. Of: Nee, dat stop ik in mijn jaszak en gooi ik thuis weg.
b) Wat vind je ervan als er veel zwerfafval op straat ligt?
Bijvoorbeeld: Stom, het is slecht voor het milieu. Of: Ik let er niet op.
c) Staan er genoeg prullenbakken volgens jou?
Bijvoorbeeld: Ja, er staat toch altijd wel iets in de buurt. Of: Nee, daarom is er zwerfafval.
d) Wie moet ervoor zorgen dat er geen zwerfafval komt?
Bijvoorbeeld: De gemeente die moet het opruimen. Of: Mensen zelf, we moeten geen afval op straat gooien.
Opdracht 2
a) Wat is het maatschappelijk probleem?
Bijvoorbeeld: Dat er zwerfafval op straat ligt.
b) Wie moeten het probleem oplossen?
Bijvoorbeeld: De gemeente en de mensen zelf. Of: De BOA’s. Of: De bewoners.
c) Bedenk minimaal twee ideeën om het probleem op te lossen.
Bijvoorbeeld: 1. Controleren of mensen bij weggaan hun afval opruimen. Anders krijgen ze een boete. 2. Meer prullenbakken langs de weg. 3. Waarschuwingsborden plaatsen.
12.2. Geweld tegen hulpverleners
Het gebeurt vaak dat hulpverleners zoals de politie of ambulancepersoneel te maken krijgen met geweld. Hulpverleners worden uitgescholden of er wordt naar ze gespuugd, gegooid of geslagen.
Foto: Mikhail Nilov
In de binnenstad van Leeuwarden is vannacht een agent meerdere keren in zijn gezicht geslagen door een 22-jarige vrouw. De vrouw is aangehouden, de politie geeft aan dat de agent ‘flinke hoofdpijn’ heeft. “Agressie en geweld tegen haar medewerkers of andere hulpverleners is onacceptabel.
a) Noem drie voorbeelden van hulpverleners.
Bijvoorbeeld: De politie, de brandweer en de ambulance. Maar ook BOA’s, EHBO’ers en beveiligers.
b) Heb jij of een vriend wel eens hulp gehad van een hulpverlener?
Bijvoorbeeld: De ambulance is geweest toen ik aangereden werd op mijn fiets. Of: De BOA’s spraken ons aan in het park.
c) Ben jij wel eens boos geweest op een hulpverlener?
Bijvoorbeeld: Nee, ik ben nog nooit in deze situatie geweest. Of: Ja, ik was erg geschrokken toen een vriend een ongeluk kreeg. Daarom werd ik boos, toen ze er niet snel genoeg waren.
d) Heb je wel eens gezien dat er geweld werd gebruikt tegen hulpvereners?
Bijvoorbeeld: Nee, gelukkig niet. Of: Ja, ze gooiden stenen naar de politie.
Opdracht 4
a) Wat is het maatschappelijk probleem?
Bijvoorbeeld: Er wordt geweld gebruikt tegen mensen die komen hulpverlenen.
b) Wie moeten het probleem oplossen?
Bijvoorbeeld: De politie, of mensen die erbij zijn, of de mensen die geweld gebruiken, of de scholen.
c) Bedenk minimaal twee ideeën om het probleem op te lossen.
Bijvoorbeeld: 1. Hulpverleners moeten nooit alleen zijn, altijd met meer. 2. Uitleggen wat hulpverleners doen, zodat mensen het begrijpen. 3. Strengere straffen voor de mensen die geweld tegen een hulpverlener gebruiken. 4. Mensen moeten elkaar helpen tegen boosheid.
12.3. Armoede in Nederland
Armoede in Nederland neemt toe. Het aantal mensen dat tijdelijk of langdurig in armoede leeft, groeit. De voedselbank helpt de mensen die het financieel echt even niet redden door ze tijdelijk te voorzien van voedselpakketten.
Steeds meer mensen hebben niet genoeg geld om elke maand eten te kunnen kopen. Dat zijn mensen die van minder dan 200 euro per maand moeten leven. Ze kunnen dan een voedselpakket krijgen van de Voedselbank.
Foto: Peter Wassing/Voedselbankennederland.nl
Opdracht 5
a) Ken jij iemand die naar de Voedselbank gaat?
Bijvoorbeeld: Ja, mijn buurvrouw gaat daar naartoe. Of: Wij maken er zelf gebruik van. Of: Nee, ik ken niemand die dat doet.
b) Zijn er nog meer plekken waar je terecht kan als je arm bent?
Bijvoorbeeld: De gemeente. Of: Stichting Leergeld.
c) Wat vind jij ervan dat er arme mensen zijn in Nederland?
Bijvoorbeeld: Jammer, maar soms is het hun eigen schuld. Of: Ja, ik vind het erg, dit zou niet mogen in Nederland.
d) Wat denk je dat armoede met iemand doet?
Bijvoorbeeld: Ik denk dat iemand zich schaamt. Ze worden misschien wel depressief of ziek. Komen daardoor ook moeilijk aan werk. Kinderen worden buitengesloten op school, omdat ze niet de juiste kleren of schoenen hebben.
Opdracht 6
a) Wat is het maatschappelijk probleem?
Er leven steeds meer mensen in Nederland in armoede.
b) Wie moeten het probleem oplossen?
Bijvoorbeeld: De regering. Of: Mensen zelf. Of: Mensen uit de omgeving.
c) Bedenk minimaal twee ideeën om het probleem op te lossen.
Bijvoorbeeld: 1. Uitkeringen verhogen. 2. Huren omlaag. 3. Gratis kinderopvang. 4. Goedkoper eten. 5. Minder belasting betalen. 6. Families, vrienden en buren moeten elkaar helpen.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat is een maatschappelijk probleem?
Bijvoorbeeld: Een probleem waar niet direct een oplossing voor is en veel mensen mee te maken hebben.
b) Kende jij een van de problemen uit deze les?
Bijvoorbeeld: Ja, er is veel zwerfafval op school. Of: Ik ken mensen die in armoede leven.
c) Had jij snel een idee als oplossing voor de maatschappelijke problemen?
Bijvoorbeeld: Ja, wij hadden direct goede ideeën. Of: Nee, we waren het niet met elkaar eens.
d) Hoe ging de samenwerking in je groepje of de klas?
Bijvoorbeeld: Het ging goed, want iedereen kon een idee bedenken. Of: Uiteindelijk heb ik alles alleen moeten doen.
Je gaat met de klas de klassenapp goed instellen. Dit kan op Whatsapp of Teams. Het doel is dat leerlingen nadenken over de afspraken die ze met elkaar willen maken. Door de app samen in te stellen, creëer je bewustwording en verantwoordelijkheid voor wat er gedeeld wordt.
Denk van te voren na welke beheerder(s) je voor deze groep ziet en of je er zelf ook in gaat.
Telefoon, telefoon en nog eens telefoon! De hele dag zie je mensen kijken op hun telefoon. Deze les gaat over het gebruik van social media en hoe je daar samen afspraken over kunt maken.
Kun jij me helpen, Yous? vraagt Jip. Ik heb ruzie op de app met mijn voetbalteam. Ruzie? vraagt Yous. Waarover? Niks bijzonders, antwoordt Jip, ik heb alleen gezegd dat ik geen zin heb om zaterdag mee te gaan naar die barbecue. Maar ze willen dat iedereen erbij is. Ik kreeg zelfs vannacht nog allemaal berichtjes dat ik echt moet komen. Ik kon er niet van slapen. Toen heb ik mijn telefoon uitgezet. En nu hebben ze me geblokt en kan ik niet meer reageren. Nou, zo’n ruzie los je echt niet op met je telefoon, zegt Yous. Je moet ze persoonlijk spreken. Zal ik met je meegaan?
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik denk na over wat ik wel of niet deel op sociale media.
Ik weet wat wel en niet kan in een groepsapp.
13.1. We delen alles
Je ziet een ongeluk en maakt een filmpje omdat anderen het wel interessant kunnen vinden. Je deelt het filmpje en binnen no-time hebben honderden mensen het gedeeld. De ouders van het kind zien het filmpje nog vóór de politie hen kan vertellen dat hun kind in het ziekenhuis ligt. Was dat filmen een goed idee?
‘Filmpje of foto delen van ongeluk: 21.000 euro boete of de cel in’
Omstanders die foto’s of filmpjes online zetten van slachtoffers van een ongeluk, moeten een boete van wel 21.000 euro of zelfs celstraf kunnen worden opgelegd.
a) Kijk jij wel eens video’s van ongelukken?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het altijd wel spannend om te zien. Of: Nee, ik kan daar niet zo goed naar kijken.
b) Wat vind jij van mensen die slachtoffers filmen bij een ongeluk?
Bijvoorbeeld: Ik vind het niet gepast. Of: Het is niet zo heel erg.
c) Zou jij het filmpje zelf delen?
Bijvoorbeeld: Nee, ik vind dat niet nodig. Of: Ja, mijn vrienden vinden dit soort video’s ook gaaf.
d) Er staat een boete op het filmen van slachtoffers. Vind je dat een goed idee?
Bijvoorbeeld: Ja, want hierdoor gaan mensen misschien sneller helpen in plaats van filmen. Of: Nee, mensen zijn vaak zelf ook geschrokken.
13.2. Sociale media
Het is superleuk om korte filmpjes te delen en om te kijken wat anderen maken. Dat kan makkelijk en snel. Bijna alle jongeren, 96%! maakt gebruik van sociale media om informatie met elkaar te delen.
Opdracht 2
a) In welke groepsapps zit jij? Hoeveel zijn het er en met welke groepen?
Bijvoorbeeld: De groepsapp van de klas, die van de sportvereniging, en een app met een paar vrienden van school.
b) Worden daar wel eens foto’s van mensen van buiten de groepsapp gedeeld?
Bijvoorbeeld: Ja, we plaatsen wel eens grappige video’s van anderen.
c) Wordt er wel eens gescholden of haatberichten in de groepsapp geplaatst?
Bijvoorbeeld: Ja, dat is grappig. Of: Nee, het blijft best netjes.
d) Krijg jij ’s nachts veel berichten op de groepsapp?
Bijvoorbeeld: Ja, er is altijd wel iemand die nog wakker is. Of: Nee, het is dan stil.
Op sociale media wordt makkelijk gedeeld, soms zonder na te denken. Materiaal dat jij gedeeld hebt, blijft vaak heel lang op het internet staan. En iets dat je deelt als 14-jarige, is misschien niet meer zo grappig als je 30 jaar oud bent.
Wanneer je gaat solliciteren checkt jouw baas even jouw naam op internet. Wat zal hij vinden van dit soort foto’s?
Foto: Pixabay
Het opzetten van de juiste veiligheidsinstellingen op sociale media
Houd er rekening mee dat de meeste van deze platforms standaard accounts voor openbaar instellen, dus je moet de privacy-instellingen zelf aanpassen om dit in privé te veranderen.
a) Op welke sociale media zit jij?
Bijvoorbeeld: TikTok, Snapchat, BeReal en Instagram.
b) Heb jij jouw account op privé staan? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: Ja, ik wil niet dat iedereen mijn foto’s of video’s kan zien. Of: Nee, ik heb een openbaar account.
c) Denk jij altijd goed na voordat je iets deelt?
Bijvoorbeeld: Nee, ik doe soms dingen spontaan. Of: Jawel, ik zet er bijna niks op.
d) Heb je wel eens spijt gehad van iets wat je hebt gedeeld?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb ooit een lelijke foto geplaatst en die werd door vrienden doorgestuurd. Of: Nee, ik denk er al goed over na.
Foto: Pexels, Magnus Mueller
“We zijn blij dat ouders nu vanaf hun eigen telefoon de privacyinstellingen van het TikTok-account van hun kinderen kunnen beheren. Toon belangstelling voor de filmpjes die ze maken en kijken en praat ook over de reacties die ze elkaar geven op TikTok.”
a) Wat is er volgens de bron hierboven veranderd?
Ouders kunnen nu het Snapchat-account van kinderen beheren.
b) Is het een goed idee dat ouders met hun kinderen mee kunnen kijken?
Bijvoorbeeld: Ja, hierdoor weten ze wat er speelt en kunnen ze ruzies voorkomen. Of: Nee, dit is ook privacy. Ouders hoeven dit niet te zien.
c) Tonen jouw ouders belangstelling voor je sociale media?
Bijvoorbeeld: Mijn ouders hebben geen belangstelling, maar vinden wel dat ik er te veel opzit. Of: Mijn ouders kijken mee, dat is prima, want ik doe er toch niets geks mee.
13.3. De groepsapp
Het kan in een groepsapp ook wel eens fout gaan. Om dat te voorkomen, kun je afspraken met elkaar maken. Hieronder staan een paar voorbeelden van afspraken:
Foto: Pexels, Fauxels (links) Charlotte May (rechts)
Tips voor de groepsapp
Niet schelden.
Niet na 22:00 uur appen. Slapen is voor iedereen belangrijk.
Geen privéberichten in een groepsapp.
Heb geduld. Stuur geen vraagtekens.
Geen losse berichtjes achter elkaar. Maak er één bericht van.
Je profielfoto is herkenbaar.
Opdracht 5
Bekijk de lijst met afspraken hierboven.
a) Hoe laat gaat jouw telefoon op stil?
Bijvoorbeeld: Om 22:00 uur. Of: Nooit.
b) Wat vind jij hierboven een goede tip?
Bijvoorbeeld: Geen privéberichten in de groepsapp. Ik vind dat niet nodig.
c) Welke tip vind je overbodig?
Bijvoorbeeld: Die profielfoto. Het is leuk om een ander plaatje te kiezen.
d) Maken jullie zelf afspraken over de groepsapp?
Bijvoorbeeld: In de sportvereniging wel, maar die van de klas niet.
Vaak wordt een klassenapp opgericht om snel met elkaar zaken te kunnen regelen. Bijvoorbeeld om door te geven dat er een les uitvalt of als er nieuws is van de mentor. Hoe gedraag jij je in de klassenapp? Speel de quiz:
0%
Zes berichtjes achter elkaar: Hallo........ Hoe laat....... Waar spreken we af....... Wie gaat er mee..... Huiswerk klaar?..... Halloooooo zeg.
Na 23:00 uur app je niet in een groepsapp.
Je kan best een vraag stellen aan één persoon in een groepsapp.
Mijn profielfoto is...
Je kan best "????????" sturen als iemand niet snel reageert.
Kun je negatieve reacties op elkaar geven in een groepsapp?
Een bericht met alleen maar emoji's is gezellig in de groepsapp.
In de groepsapp is het leuk te delen wat mijn cijfer voor een toets is.
(BS/OB) 13. Sociale media afspraken
O.. o. o... dit gaat niet goed!
Jij zit 24/7 achter de telefoon. Geen snap die je mist, geen appje waar jij niet op reageert. 🔥 💥 🥷 zijn je favoriete emoji's.
Buzz.. buzz.. buzz...
Jouw telefoon gaat continu af, maar dat betekent dat je hem op dat moment niet vast hebt! Je hebt een hoop bij te lezen. 👍 😘 👌 zijn je favoriete emojis.
Sorry.. niet gezien!
Al die groepsapps, daar heb je niet zo'n zin in. Bijlezen, nee daar doe ik niet aan mee. Soms mis je wat en dat is prima. 🙏 🙈 😅 zijn je favoriete emoji's.
13.4. Aan de slag: Afspraken voor de klassenapp
Je gaat nu samen met de klas afspraken maken voor jullie klassenapp.
Wat heb je nodig?
Je werkt klassikaal.
Whatsapp, Teams of andere app voor een klassenapp.
Afspraken voor de klassenapp.
Een of meerdere beheerders.
Wat ga je doen?
Stap 1
Kies wie er beheerder wordt voor de klassenapp. Bijvoorbeeld de klassenvertegenwoordiger.
Stap 2
Als er nog geen klassenapp is, maakt de beheerder de groep aan.
Stap 3
Kies een naam voor de groepsapp. Het moet een naam zijn die voor iedereen leuk is om te lezen.
Stap 4
Kies een passende groepsafbeelding. Bijvoorbeeld een leuke selfie van de klas.
Stap 5
Bekijk de tips hierboven. Welke afspraken willen jullie voor de klassenapp maken?
Stap 6
Zet de afspraken in de omschrijving van de klassenapp.
Wat heb ik geleerd?
a) Deel jij zelf vaak foto’s of filmpjes?
Bijvoorbeeld: Ja, ik stuur van alles door naar vrienden. Of: Nee, ik kijk alleen.
b) Hoe komt het delen van de video’s over bij familieleden van slachtoffers?
Bijvoorbeeld: Ik denk dat ze schrikken. Ze verwachten het niet, want ze zitten ook zelf voor de lol op Instagram.
c) Ga jij, na deze les, nog eens naar de privé-instellingen van je sociale media kijken?
Bijvoorbeeld: Nee, het stond al goed. Of: Ja, ik heb er toch nog eens over nagedacht.
d) Welke afspraken hebben jullie in de klassenapp gemaakt?
Bijvoorbeeld: Niet appen na 22:00 uur. Of: Alleen serieuze berichten plaatsen.
e) Denk je dat jij je hieraan kan houden?
Bijvoorbeeld: Ja. Ik kan alles. Of: Nou, soms mag het best wel grappig zijn.
Je staat deze les stil bij ruzie maken. Je moet hiervoor de video van Het Familiediner helemaal bekijken. De video komt terug bij opdracht 3 en opdracht 5 (daarin gaan ze de ruzie zelf oplossen).
Overal waar mensen samenkomen, spelen of werken, komen ruzies voor. Mensen zijn het niet altijd met elkaar eens. Deze les gaat over ruzies en hoe je daarmee om kunt gaan.
Yous en Jip zijn dikke vrienden, maar soms hebben ze woorden. Jip vindt dat Yous de laatste tijd veel te weinig eet. Je blijft echt niet in leven hoor, op twee blaadjes sla en een appel per dag. Dat is gewoon niet meer gezond. Nou, en jij dan? snauwt Yous terug. Jij wil het liefst elke dag een ijsje halen in de stad, alsof dat zo gezond is! Jip en Yous komen er niet uit, want allebei vinden ze dat ze gelijk hebben. Komen jullie naar beneden? roept de moeder van Jip. We gaan eten. Ik heb stamppot met worst gemaakt. Eet je mee, Yous? Hmmm, lekker stamppot, zegt Yous.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet dat ruzie bij het leven hoort.
Ik kan drie reacties op ruzie noemen.
Ik weet hoe ik een ruzie kan oplossen.
Foto: Jan Krukaw
14.1. Ruzie
Ruzie maken is niet prettig, maar het is normaal en hoort bij het leven. Belangrijk is hoe je ermee omgaat. Om ruzies niet erger te maken of om ruzie te voorkomen, is het goed om dit te weten:
Verschil mag er zijn.
Niet iedereen is en denkt hetzelfde als jij.
Je hoeft niet met iedereen vrienden te zijn.
Meestal gaat het in een ruzie om gelijk krijgen. Je vindt iets en je vindt ook nog eens dat die ander dat ook moet vinden! Je denkt: Ik heb gelijk en ik wil dat die ander dat snapt. Maar de andere partij denkt precies hetzelfde, dat maakt het zo moeilijk.
Opdracht 1
a) Heb je vaak ruzie?
Bijvoorbeeld: Ja, ik wil graag dat anderen naar mij luisteren. Of: Nee, ik ga het vaak uit de weg.
b) Vind je ruzie vervelend?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb daar altijd veel verdriet van. Of: Het maakt me tegenwoordig niets meer uit.
c) Hoe los jij een ruzie op?
Bijvoorbeeld: Ik wacht tot de ander zijn excuus aanbiedt. Of: Ik loop weg en dan komt het vaak wel goed.
Ben je geen ruziemaker? En ben je eerder geneigd om conflicten te vermijden?
Besef dan dat je maar voor even een onaangenaam moment vermijdt. Dat je daarbij bovendien tegelijk je emoties, je persoonlijkheid of je belangen miskent.
Bovendien is de kans groot dat het conflict onderhuids doorwerkt, complexer en heviger wordt en uiteindelijk toch escaleert in een ruzie of strijd.
Ga een conflict niet uit de weg, maar ga het tijdig aan. In conflict zitten contactkansen. Door het constructief aan te gaan leer je elkaar beter kennen.
a) Zoek op internet naar de betekenis van conflictvermijdend zijn.
Conflictvermijdend zijn betekent dat je iets uit de weg gaat, omdat je bang bent voor de gevolgen.
b) Herken je dit gedrag bij jezelf of juist bij iemand anders?
Bijvoorbeeld: Ja, ik houd zelf helemaal niet van ruzie, dus ik ga dat uit de weg.
c) Waarom is ruziemaken dan toch goed?
Omdat het vaak uiteindelijk goed komt, of omdat het oplucht om het te zeggen.
14.2. Reageren op ruzie
Foto: Liza Summer
Er zijn drie manieren om te reageren op een ruzie.
Je wordt boos.
Je loopt weg.
Je gaat op zoek naar een oplossing.
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven.
a) Waar gaat de ruzie over?
Opa Henk heeft ruzie met broer Rein over het maken van een spiegel.
b) Hoe reageerden de broers tijdens de ruzie?
Opa Henk noemde Rein een klootzak. En broer Rein loopt daarop weg.
c) Hoe wil kleindochter Zonne de ruzie oplossen?
Zij nodigt Henk en Rein uit voor een diner.
d) Waarom komt Rein niet?
Hij vindt dat Henk de eerste stap moet zetten. Hij is nog boos.
e) Wat vind jij?
Bijvoorbeeld: Ik vind het jammer voor Zonne dat Rein niet komt opdagen. Of: Ik snap Rein wel.
14.3. Ruzies oplossen
Je leert in je leven steeds beter om te gaan met ruzies. Belangrijk is dat je leert om je te verplaatsen in het gevoel van de ander. Daardoor begrijp je de ander beter. Dat kan helpen als je het niet met elkaar eens bent.
Het is prettig om een ruzie op te lossen. Als het jullie samen niet lukt, kun je iemand vragen om te helpen. Deze persoon kan de volgende vragen stellen:
Foto: Jens Platteeuw/Klascement.net
Opdracht 4
Bekijk de poster hierboven.
a) Wat is de eerste vraag die je moet stellen?
Wat is er gebeurd.
b) Waarom is het belangrijk dat je naar iemands gevoel vraagt?
Dan weten de ruziemakers hoeveel last ze van de ruzie hebben.
c) Waarom moet je beide ruziemakers laten vertellen wat ze hebben gedaan?
Meestal zijn er twee verschillende verhalen, dan horen ze van elkaar hoe ze erover denken.
d) Hoe kun je de ruzie oplossen?
Bijvoorbeeld: Je kunt de ruziemakers zelf met oplossingen laten komen. Of: Je laat ze sorry zeggen. Of: Elkaar troosten met een knuffel.
Foto: William Fortunato
Opdracht 5
Deel de klas op in drietallen. Een iemand is opa Henk, de ander broer Rein én iemand is kleindochter Zonne. Wissel telkens van rol.
Zonne gebruikt de poster hierboven om de ruzie tussen de broers op te lossen.
14.4. Aan de slag: Elfje maken
Je maakt een kort gedichtje over ruzie. We noemen het een Elfje omdat je elf woorden gebruikt in een vaste volgorde.
Het onderwerp is een ruzie. Misschien over een ruzie die je kortgeleden hebt gehad.
Stap 2
Bedenk elf woorden en verdeel ze als volgt:
Regel 1: één woord
Regel 2: twee woorden
Regel 3: drie woorden
Regel 4: vier woorden
Regel 5: één woord
Stap 3
Zet de woorden in de tabel op het werkblad. Ging het goed? Bedenk dan nog een Elfje.
Wat heb ik geleerd?
a) Hoe los jij ruzies met vrienden meestal op?
Bijvoorbeeld: Ik zeg meestal gelijk sorry. Of: We lossen ze niet op en gaan gewoon door.
b) Wie uit de video van het Familiediner begrijp je het beste?
Bijvoorbeeld: Broer Rein, Opa Henk moet de eerste stap zetten. Of: Zonne, ik zou ook willen dat het is opgelost.
c) Hoe hebben jullie de ruzie tussen Henk en Rein opgelost?
Bijvoorbeeld: We hebben Rein beter laten uitleggen waarom hij zo boos is. Opa Henk begreep het toen beter.
d) Hoe ging het schrijven van het Elfje?
Bijvoorbeeld: Slecht, ik ben niet zo goed met taal. Of: Super, ik heb er twee gemaakt.
Leerlingen gaan oefenen met voor zichzelf opkomen door leren “nee” te zeggen. Dit doen ze met een rollenspel in groepjes van drie. Je kunt er ook voor kiezen om het telkens klassikaal te doen. Dan vervult de docent de rol van coach.
De video over de IK-boodschap (Voor jezelf opkomen) duurt wat lang en vergt misschien extra concentratie. Je kunt als docent ook zelf de uitleg geven over de IK-boodschap.
‘Nee’ zeggen is moeilijk als het je vrienden zijn die iets van je willen. Je wilt graag aardig zijn, maar soms heb je geen tijd of zin om mee te doen. In deze les leer je manieren om voor jezelf op te komen.
Jip en Yous zijn met school op kamp. Vandaag is het sportdag. Ze mogen kiezen uit een puzzelfietstocht of wildwaterkanoën. Hé Yous, zullen wij samen in de kano gaan? vraagt Jip. Dat lijkt me nou echt geinig! Maar Yous heeft andere plannen. Uuuh…. ik ga liever fietsen. Aah toe, Yous, kom nou mee… Nee, ik wil niet kanoën, want dat vind ik eng. Ik ga fietsen. Je kunt beter iemand anders vragen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan groepsdruk herkennen.
Ik kan opkomen voor mezelf.
Ik kan op een goede manier nee zeggen.
15.1. Groepsdruk
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
Wat doe jij als al je vrienden willen afspreken en jij eigenlijk geen zin hebt?
Bijvoorbeeld: Dan ga ik meestal toch mee. Ik ben bang dat ik iets mis.
Tegen je vrienden ingaan kan moeilijk zijn. Soms doen je vrienden dingen waar jij het eigenlijk niet mee eens bent. Stiekem vapen of alcohol drinken bijvoorbeeld. Je doet misschien toch mee, ook al wil je het niet. We noemen dit: groepsdruk. Het gevoel dat je iets moet doen, om erbij te horen.
Herken je dat? Zeg je nee of doe je mee? Speel de quiz.
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Foto: MART PRODUCTION
Hij of zij wil jou zoenen, gewoon terugzoenen voor de fun.1/7
Foto: Anna Shvets
Een pilletje MDMA gewoon een keer proberen?2/7
Haar een beetje voor de gek houden, is leuk toch?3/7
Foto: Scott Web
Een extra steen door het raam is hier geen probleem.4/7
Foto: Caio
Wat snoepjes jatten bij de Jamin moet kunnen.5/7
Foto: Ruslan Alekso
Vapen achter het schoolplein.6/7
Foto: Topdrinks
Shotjes Flügel op een feestje.7/7
Results
1
Hij of zij wil jou zoenen, gewoon terugzoenen voor de fun.
2649
2
Een pilletje MDMA gewoon een keer proberen?
570
3
Haar een beetje voor de gek houden, is leuk toch?
1560
4
Een extra steen door het raam is hier geen probleem.
3144
5
Wat snoepjes jatten bij de Jamin moet kunnen.
3441
6
Vapen achter het schoolplein.
1164
7
Shotjes Flügel op een feestje.
3144
Opdracht 2
a) Heb jij wel eens iets met vrienden gedaan wat je eigenlijk niet wilde?
Bijvoorbeeld: Ik ben wel eens meegegaan met een vriendin naar jongens. terwijl ik daar niet op zat te wachten. Of: Iedereen dronk een flugel, dus ik deed mee.
b) Hoe vond jij dat?
Bijvoorbeeld: Erg ingewikkeld. Ik wist niet hoe ik snel weer weg kon komen.
c) Is er op jouw sportclub sprake van groepsdruk?
Bijvoorbeeld: Ja, als je niet op tijd komt of je best doet, dan val je snel buiten de groep.
d) Wat zijn de gevolgen van groepsdruk?
Bijvoorbeeld: Je krijgt er buikpijn van, gaat zweten en krijgt klamme handen. Of: Je kunt er niet van slapen.
15.2. Voor jezelf opkomen
Je weet niet altijd of je zin hebt om ergens aan mee te doen. Of je vindt het spannend om tegen iemand in te gaan. Maar opkomen voor jezelf is soms nodig. Hoe doe je dat? Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “Ik weet het nu even niet. Ik wil erover nadenken.” De IK-boodschap helpt je daarbij. Bekijk de video.
Opdracht 3
In de video hierboven zie je hoe je op kunt komen voor jezelf en welke stappen je daarin kunt zetten. Je geeft aan dat je iets niet wilt, je vertelt waarom je dat niet wilt en geeft ook een tip aan de ander wat je dan wel wilt. Pas deze tactiek toe bij de onderstaande situaties.
a) Een leerling uit een andere klas geeft jou elke keer een duw als jullie elkaar tegenkomen op de trap. Wat kun je zeggen?
Bijvoorbeeld: Ik vind het niet leuk. Stop daarmee.
b) Een klasgenoot wil altijd jouw huiswerk overschrijven. Dat vind je niet fijn. Wat doe je?
Bijvoorbeeld: Ik wil niet meer dat je mijn huiswerk overschrijft. Ik vind het niet fijn. Dat moet je zelf doen.
c) Je staat bij de winkel in de rij en iemand dringt voor. Hoe zeg je dit netjes?
Bijvoorbeeld: Sorry. Ik stond voor u in de rij. Ik vind het niet fijn dat u voordringt. Laat u mij even voor.
d) Die ene persoon in de klas die jou steeds “per ongeluk expres” aanraakt. Hoe zeg je er wat van?
Bijvoorbeeld: Ik wil niet dat je mij aanraakt. Dat vind ik vervelend. Stop daarmee.
Opdracht 4
a) Denk je dat de IK-boodschap je kan helpen in vervelende situaties?
Bijvoorbeeld: Ja, ik had er nooit zo over nagedacht. Of: Nee, dat durf ik op dat moment toch niet.
b) Wat zou helpen om beter voor jezelf op te komen?
Bijvoorbeeld: Door de IK-boodschap te oefenen. Eerst bij mensen die ik vertrouw.
c) Hoe zeg je “nee” tegen vrienden?
Bijvoorbeeld: Door te zeggen dat je het ook lastig vindt, maar toch nee zegt.
d) Wat doe je als vrienden je dan toch dwingen?
Bijvoorbeeld: Zijn het dan wel vrienden? Misschien denken er anderen net zo over. Praat erover met elkaar. Of: Je loopt weg.
15.3. Nee zeggen
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) Herken jij jezelf in één van deze mensen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik ben ook heel slecht in nee zeggen. Of: Ik zeg gewoon dankjewel, maar nee.
b) Waarom zeg je soms toch “ja” tegen vrienden, als je “nee” bedoelt?
Bijvoorbeeld: Je wilt iemand niet kwetsen. Of: Je bent bang om je vrienden te verliezen.
c) Wat vind jij een goede tip uit de video (minuut 1.43) om “nee” te zeggen?
Bijvoorbeeld: Even goed nadenken. Of: Weten waarom je nee zegt.
Vaak accepteren mensen een nee prima, mits je verder eerlijk, respectvol en duidelijk blijft. Als je smoesjes gaat verzinnen, dan wordt dat toch vaak opgemerkt. Bovendien geeft het jezelf ook geen prettig gevoel als je smoesjes verzint: aan de ene kant omdat je zelf heel goed in de gaten hebt dat je je een beetje laf opstelt door niet gewoon eerlijk te zijn en aan de andere kant omdat je het zelf ook niet prettig vindt als iemand jou met smoesjes afscheept.
Als je vrienden sigaretten roken en jij er één krijgt aangeboden. Dan zeg jij: “Nee. Ik rook niet. Ik vind het niet lekker.”
Als iemand jou wil zoenen en jij hebt geen zin. Dan zeg jij: “Nee. Ik heb geen fix met jou.”
Foto’s” Pexels
Opdracht 6
Bedenk een situatie waarbij je het moeilijk vond om nee te zeggen. Omschrijf de situatie.
Bijvoorbeeld: We waren met vieren. Twee jongens en twee meisjes. Mijn vriendin ging met een jongen naar de Mac, daardoor bleef ik achter. Dat wilde ik niet. Ik vond het toen heel lastig om nee te zeggen.
15.4. Aan de slag: Oefenen met “Nee!” zeggen
Het is fijn om te oefenen met iemand die je goed kent. Je voelt je zekerder als je jezelf iets al een paar keer hebt horen zeggen.
Je gaat nu in de klas oefenen met ‘nee’ zeggen. Bij iedere situatie heb je een “speler”, “tegenspeler” en een “coach” nodig. Je bent dus met drieën. Je wisselt in elke situatie van rol zodat iedereen oefent met ‘nee’ zeggen.
Wat heb je nodig?
Groepjes van drie leerlingen (of klassikaal).
De vijf situaties zoals hieronder beschreven.
Ruimte waar je vrij kan staan en bewegen.
De IK-boodschap op het bord of op papier.
Situatie 1: Je vrienden hebben vapes gekocht en gaan die samen roken. Ze vragen je of je ook een vape wil proberen. Hoe zeg je nee?
Situatie 2: Iemand vertelt je dat hij verliefd op je is, maar daar heb je helemaal geen zin in. Hoe ga je nee zeggen?
Situatie 3: Je vriendin wil dat je meehelpt haar kamer te verven, maar je hebt geen zin. Hoe zeg je nee?
Situatie 4: De populaire leerlingen spreken af om met zijn allen niet naar de les te gaan, maar jij wilt wel gaan. Hoe zeg je nee?
Situatie 5: Je oma vraagt om vanmiddag boodschappen te doen, maar je hebt afgesproken met vrienden. Hoe zeg je nee?
Wat ga je doen?
Stap 1
Kies een situatie hierboven. En verdeel de rollen: speler, tegenspeler en de coach.
Stap 2
De speler is de verteller van de IK-boodschap. De tegenspeler is de ontvanger. Speel de situatie na, je mag improviseren. De coach luistert.
Stap 3
Na afloop vertelt de coach of je de IK-boodschap hebt gevolgd en geeft je nog tips.
Stap 4
De tegenspeler kan het de speler steeds moeilijker maken, door in eerste instantie nog een keer aan te dringen.
Stap 5
Oefen nu de situatie die je hebt omschreven bij opdracht 6. Overleg met je groepje wie welke rol heeft.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat is groepsdruk?
Bijvoorbeeld: Wanneer je het moeilijk vindt om tegen een groep in te gaan.
b) Kun jij makkelijk tegen groepsdruk ingaan?
Bijvoorbeeld: Nee, ik ga altijd met iedereen mee. Of: Soms, ik doe vooral waar ik zelf zin in heb.
c) Wat heb je onthouden van de IK-boodschap?
Bijvoorbeeld: Je moet zeggen wat je niet fijn vindt en wat je wel prettig vindt.
d) Hoe ging het oefenen met nee zeggen?
Bijvoorbeeld: Goed, maar dit is geen echte situatie. Of: We hebben vooral gelachen, maar er ook wel iets van opgestoken.
Leerlingen gaan oefenen met “het spijt me” zeggen. Dit doen ze met twee rollenspellen, eerst in groepjes van drie, en daarna in viertallen. Je kunt er ook voor kiezen om het klassikaal te doen. Dan vervult de docent de rol van coach.
Er is iets mis gegaan, je hebt iemand pijn gedaan, ruzie gemaakt met je zus of broer of iets kapot gemaakt. Moest je dan sorry zeggen van je ouders? Deze les gaat over dat sorry zeggen belangrijk is.
Heb jij gisteravond mijn fiets geleend, Jip? vraagt Yous. Ja klopt, ik had een lekke band en moest op tijd bij de voetbaltraining zijn. Yous is niet blij. Jip had de fiets zomaar meegenomen. Nu zit de fiets onder de modder en het licht doet het ook niet meer. Jip! Zo breng je toch geen fiets terug? Jip schrikt. De fiets ziet er inderdaad niet al te best uit. Sorry Yous, je hebt gelijk. Ik zal vanmiddag nog je fiets helemaal in orde maken. En voortaan zal ik netjes vragen of ik hem mag lenen. Dat is je geraden, knikt Yous.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet dat ik soms “sorry” moet zeggen.
Ik kan op een goede manier “sorry” zeggen.
16.1. Erken de fout
“Ons onderzoek heeft uitgewezen dat het toegeven van de fout het allerbelangrijkst is. Zeg dat het jouw fout is, dat jij degene bent die iets verkeerd heeft gedaan. Daarnaast is het belangrijk dat je het goedmaakt en bereid bent om actie te ondernemen om dat te doen.
Iemand is boos op jou en jij wilt het weer goedmaken. Dan zeg je sorry. Het is belangrijk om je fout toe te geven.
Geef toe dat het gek was wat je deed.
Geef toe dat je actie dom was.
Geef toe dat je dat beter niet had kunnen zeggen.
Opdracht 1
Bekijk de video.
a) Dylan zegt op verschillende manieren sorry. Welke manier werkt het beste?
10. De waarheid zeggen
b) Waarom werkt de rest niet?
Hij geeft zijn fout niet toe.
c) Wat doet Dylan daarna fout?
Hij meent het niet, want hij zoent nog een keer met het meisje.
Foto’s: Victoria Borodinova/Alleksana
“Voordat je aan de slag gaat met die excuusbrief of -mail: excuses aanbieden doe je live. Geen mail, geen Whatsapp, geen snap, geen telefoontje. Excuses maken doe je live! Als het even kan, doe je het in levende lijve. Face to face. Onder vier ogen”
a) Waarom is het fijn om je excuus via de app te doen?
Bijvoorbeeld: Dan is het minder ongemakkelijk.
b) Maar waarom is het belangrijk om face-to-face excuus te maken?
Bijvoorbeeld: De ander kan de ernst van je boodschap aflezen aan je lichaamstaal, vooral aan je ogen. Tijdens het maken van excuses is het belangrijk om serieus te kijken.
Opdracht 3
a) Wat zijn excuses?
Dat je sorry zegt.
b) Bedenk drie situaties waarin je sorry moet zeggen.
Bijvoorbeeld: 1. Als je iemand pijn hebt gedaan. 2. Als je domme dingen hebt gezegd. 3. Als je iemand gepest hebt. 4. Als je een grote mond tegen je ouders/verzorgers/leraar hebt gehad. 5. Als je een glas omstoot op visite.
b) Wanneer heb jij voor het laatst sorry gezegd?
Bijvoorbeeld: Toen ik vergeten was dat ik eigenlijk had afgesproken.
c) Hoe heb je toen excuses gemaakt?
Bijvoorbeeld: Ik had een berichtje gestuurd.
d) Waar moet je op letten als je excuses maakt?
Bijvoorbeeld: Doe het serieus.
16.2. Sorry zeggen
Het kan zijn dat je iets doms doet, omdat je niet goed nadacht. Je baalt ervan en wilt sorry zeggen. Je geeft jouw fout toe. Kun je verder nog ergens op letten?
Om iets goed te maken is een aantal dingen belangrijk:
Kies het juiste moment.
Geef toe dat je fout zat.
Kijk de ander aan.
Wees eerlijk.
Timing.
Timing
De excuses van de Duitse oud-minister van Milieu voor een vakantie tijdens de overstromingen in het land liepen spaak op de timing. “Je moet de indruk wekken dat je iets te herstellen hebt, en je moet uitleggen wat er is gebeurd. Maar [zijn] uitleg duurt enorm lang. Hoe meer uitleg je geeft, hoe meer je de indruk wekt dat je aan het goedpraten bent.”
Ook de excuses van rapper Lil’ Kleine na de mishandeling van zijn vriendin vielen niet goed. “Het ergste is dat hij zegt: ‘Ik was mezelf niet’. Daarmee ontken je iedere verantwoordelijkheid”, zegt Janssen. Ook Lil’ Kleines retraite helpt niet: “Je moet duidelijk lijden en dat doe je niet in Thailand.” Een goed excuus is dus meer dan alleen de juiste woorden op papier krijgen: zolang je het niet meent, komt het nooit helemaal geloofwaardig over.
a) Wat wordt er bedoeld met timing?
Timing is hoe en wanneer je excuses maakt. Hoe lang je over de excuses doet.
b) Bekijk de bron hierboven. Wat is geen goede timing?
De Duitse minister bleef maar praten, zijn excuus was niet kort en krachtig. En Lil’ Kleine legde de excuses buiten zichzelf en hij ging op vakantie.
c) Wanneer is de timing goed?
Als je het kort na het voorval doet en wanneer de ander er ook klaar voor is.
Opdracht 5
De klas wordt opgedeeld in drietallen. Een iemand zegt sorry, de ander ontvangt de excuses en een iemand is de coach.
Hieronder staat een situatie die je naspeelt. De rol van de coach is om aan het eind te vertellen wat er goed of fout ging. Wissel steeds van rol.
Stel je hebt de telefoon van je klasgenoot geleend en nu zit er een extra krasje op. Het spijt je echt! Hoe zeg je sorry?
16.3. Bilal zegt sorry
Hieronder lees je het verhaal van Bilal Wahib. Hij heeft ook sorry moeten zeggen omdat hij heel veel spijt had van een domme actie.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Wat vind je van de actie van Bilal Wahib, dat hij een minderjarige vroeg om zijn piemel te laten zien?
Bijvoorbeeld: Erg dom, want het is strafbaar.
b) Vind jij dat Bilal eerlijk overkomt?
Bijvoorbeeld: Jawel, hij zegt dat hij fout zit. Of: Nee, hij heeft het teveel over zichzelf.
c) Bilal heeft de jongen niet zelf gezien, maar alleen met de ouders gesproken. Wat vind je daarvan?
Bijvoorbeeld: Ik snap dat ouders hun zoon in bescherming nemen. Of: Zo kan Bilal de jongen niet aankijken, wanneer hij excuses maakt.
16.4. Aan de slag: “Het spijt me” zeggen
Je gaat in viertallen oefenen met sorry zeggen. Dit doe je met de situatie van Bilal Wahib. Eén iemand is Bilal, je hebt de ouders en de coach. Je wisselt steeds van rol, zodat iedereen oefent met ‘het spijt me’ zeggen.
Wat heb je nodig?
Groepjes van vier leerlingen (of klassikaal).
Ruimte waar je vrij kan zitten en bewegen.
Ben je Bilal? Bedenk dan of je zenuwachtig of juist stoer over wilt komen.
Ben je de ouders? Bedenk dan of je boos op Bilal bent, of dat je juist verdrietig bent? Kun je zijn excuses accepteren of maak je het hem moeilijk?
Wat ga je doen?
Stap 1
Verdeel de rollen. Wie is Bilal? Wie speelt de ouders en wie is de coach?
Stap 2
Bedenk voor jezelf wat je gaat zeggen. Neem als Bilal de tijd om goed na te denken hoe je het spijt me zegt. Spreek als ouders af hoe je reageert op de excuses. De coach let op de dingen die belangrijk zijn bij sorry zeggen.
Stap 3
Speel de situatie na. Je mag improviseren!
Stap 4
Na afloop vertelt de coach over wat goed ging en geeft je nog tips.
Stap 5
Wissel van rol en oefen nogmaals.
Wat heb ik geleerd?
a) Wat vind jij het belangrijkste bij excuses maken?
Bijvoorbeeld: Toegeven dat ik fout zit.
b) Zeg jij makkelijk sorry? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: Ik vind het lastig om sorry te zeggen, want ik ben een beetje eigenwijs. Of: Ik vind het niet erg om sorry te zeggen, soms doe ik gewoon iets doms.
c) Denk je dat de ouders de excuses van Bilal meteen accepteerden?
Bijvoorbeeld: Nee, Bilal bleef stoer. Of: Jawel, hij deed zijn best.
d) Hoe ging het naspelen van de situatie met Bilal?
Bijvoorbeeld: Moeilijk, we gingen te veel grapjes maken. Of: Goed, het lukte ons om dit serieus te doen.
Je leerlingen oefenen een sollicitatiegesprek op twee manieren. Dit doen ze in drietallen: een sollicitant, de baas en de coach. Iedere leerling is een keer de sollicitant. Je kunt de voorbereiding voor de situaties het beste klassikaal doen.
Je kunt er ook voor kiezen om dit klassikaal te doen. Je bent dan zelf de coach.
Soms kom je in een situatie terecht die je niet kent. Of een situatie die je heel spannend vindt. Je gaat iets nieuws doen. Durf je dat aan of doe je het toch maar niet? In deze les ga je nadenken over oplossingen.
Kijk Yous, er is een Open Podium. Zullen we meedoen? Wil je optreden voor een publiek, Jip? Met een jury en zo? Dat durf ik niet hoor. Ach Yous, doe niet zo flauw. Jij kunt echt heel mooi zingen en ik begeleid je wel op mijn gitaar. Nee Jip, ik wil best zingen, maar ik zou me geen raad weten op zo’n groot podium. Ga jij maar alleen met je gitaar. Ik durf ook niet alleen, bekent Jip. En ik heb zoiets ook nog nooit gedaan. Maar één keer moet de eerste zijn, toch? Toe, ga nou mee Yous… Nou vooruit dan Jip, maar wel eerst goed oefenen!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet dat zelfvertrouwen belangrijk is.
Ik kan me voorbereiden op een onbekende situatie.
17.1. Onbekende situaties
Stel je voor: Je koopt een telefoon met korting. Dan kom je thuis en ontdek je dat je geen korting hebt gehad.
Stel je voor: Je werkt al een tijdje in de horeca, maar je wilt er eigenlijk mee stoppen.
Stel je voor: Iedereen moet een presentatie doen bij Nederlands en jij moet als eerste.
Opdracht 1
Bekijk de situaties hierboven.
a) Wat doe je bij situatie 1?
Bijvoorbeeld: Je gaat terug naar de winkel.
b) Wat doe je bij situatie 2?
Bijvoorbeeld: Je maakt een afspraak om te vertellen dat je ontslag neemt.
c) Wat doe je bij situatie 3?
Bijvoorbeeld: Je houdt de presentatie.
Opdracht 2
a) Welke situatie vind jij het spannendst?
Bijvoorbeeld: Het nemen van ontslag.
b) Waarom vind jij dat spannend?
Bijvoorbeeld: Ik ben bang dat mijn baas boos wordt. Of: Ik voel me er ongemakkelijk bij.
c) Ga jij wel eens spannende situaties uit de weg?
Bijvoorbeeld: Ja, ik vraag het dan altijd aan mijn vader. Of: Nee, ik vind dat ik het zelf moet doen.
d) Als je bang bent voor de reactie van de ander. Wat kun je dan doen?
Bijvoorbeeld: Hulp vragen. Of: Situatie oefenen.
17.2. Zelfvertrouwen
Soms ben je bang dat mensen jou stom vinden. Je voelt je onzeker en weet niet hoe je kunt reageren op de ander.
Opdracht 3
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is zelfvertrouwen?
Zeker weten dat je iets kan.
b) Waarom had Roué geen zelfvertrouwen?
Hij vergeleek zichzelf met zijn leeftijdsgenoten. Hij zag er anders uit.
c) Wat was zijn eerste reactie?
Hij durfde niet meer mee te basketballen. Hij bleef binnen.
d) Roué is anders gaan denken. Hoe kreeg hij zelfvertrouwen?
Hij keek in de spiegel en zag zijn goede eigenschappen: hij is altijd vrolijk en kan mensen aan het lachen maken.
a) Kies drie tips die jou zouden kunnen helpen.
Bijvoorbeeld: 3. Ken je positieve eigenschappen, 4. Kijk constructief naar kritiek, 12. Voer zelfbewust telefoongesprekken
b) Kies nu één van deze drie tips uit en leg uit waarom je deze gekozen hebt.
Bijvoorbeeld: Omdat ik vaak negatief over mijzelf ben.
c) Welke tip uit de lijst pas jij al toe en lukt jou goed? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: 13. Denk positiever. Ik sta vrolijk in het leven!
17.3. Durven
Misschien durf je niet. Je krijgt een vervelend gevoel krijgt als je iets onbekends gaat ondernemen. De één durft meer, dan de ander.
0%
Je durft een onbekende persoon aan te spreken en een gesprek te beginnen.
Je durft een moeilijke discussie aan te gaan met een volwassenen.
Je durft een nieuwe hobby of sport uit te proberen, ook al ben je bang dat je het totaal niet kan.
Je durft een presentatie te geven tijdens de pauze in de aula van de school.
Je durft te huilen als je voelt dat het moet.
Je durft nee te zeggen tegen dingen die niet goed voor je zijn, ook al is het moeilijk.
(BS/OB) 17. Durven
Jij durft!
Jij hebt genoeg zelfvertrouwen. Wat goed. Je gaat geen situatie uit de weg.
Je denkt er wat langer over na.
Jij gaat relaxt door het leven. Soms zijn dingen nog wat spannend, maar je bent goed op weg!
Kom op! Je kunt het best.
Jij vindt dingen vaak nog wat spannend. Je kunt best wat meer zelfvertrouwen gebruiken.
Opdracht 5
a) Wat vind jij van de uitslag van de quiz?
Bijvoorbeeld: Ik herken mezelf er in. Of: Nee, er klopt niks van.
b) Waar krijg jij zelfvertrouwen door?
Bijvoorbeeld: Door het samen te doen. Of: Door me goed voor te bereiden.
c) Welke eigenschappen heb je nodig om iets onbekends te ondernemen?
Bijvoorbeeld: Durven. Of: Makkelijk kunnen praten.
d) Heb jij die eigenschappen?
Bijvoorbeeld: Ja. Ik kan goed praten. Of: Nee, ik vind het moeilijk om de juiste woorden te vinden.
17.4. Aan de slag: Solliciteren
Je gaat voor het eerst solliciteren. Het helpt om goed voorbereid op nieuwe situaties af te stappen.
Je gaat in drietallen oefenen. Eén iemand gaat solliciteren, je hebt de baas en de coach. Je wisselt steeds van rol, zodat iedereen oefent.
Wat heb je nodig?
Groepjes van drie (of klassikaal).
Situatie 1: Het telefoongesprek. Je ziet bij de supermarkt een advertentie hangen: “Vakkenvuller gevraagd”. Er staat een telefoonnummer bij. Jij wil graag in aanmerking komen voor dit baantje.
Situatie 2: Het sollicitatiegesprek. Je hebt een uitnodiging gekregen voor een sollicitatiegesprek en de baas vraagt je iets over jezelf te vertellen. Wat ga je dan zeggen?
Wat ga je doen?
Stap 1
Verdeel de rollen. Wie is de sollicitant? Wie is de baas en wie is de coach?
Stap 2
Bereid je voor op de eerste situatie. Schrijf op wat je wilt zeggen.
Stap 3
Speel de situatie.
Stap 4
Na afloop vertelt de coach over wat goed ging en geeft je nog tips.
Stap 5
Wissel van rol.
Stap 6
Bereid je voor op situatie 2. En herhaal de stappen.
Wat heb ik geleerd?
a) Heb jij voldoende zelfvertrouwen?
Bijvoorbeeld: Nou, dat mag best wat meer zijn.
b) Wat zijn jouw sterke eigenschappen?
Bijvoorbeeld: Ik maak mensen aan het lachen. Of: Ik ben goed in het helpen van anderen.
c) Wat is de beste tip als je iets onbekends gaat ondernemen?
Bijvoorbeeld: Gewoon durven! Of: Vraag hulp! Of: Vertrouw op jezelf!
d) Hoe ging het sollicitatiegesprek?
Bijvoorbeeld: Het telefoongesprek was het lastigste. Of: Het ging niet goed, we moesten alleen maar lachen.
Je leerlingen gaan een lid van de GSA-groep interview. Dit kan op de eigen school of een school in de buurt zijn. Het is slim om dit zelf als docent al te organiseren. De leerlingen kunnen vast extra hulp gebruiken bij het voorbereiden van het interview.
Als de docent en de school het toelaten, kunnen de leerlingen het gesprek opnemen met hun telefoon om later uit te werken. Anders maken de leerlingen met pen en papier aantekeningen.
Tip: Je kunt de aan de slag ook vervangen door een gastles over dit onderwerp.
Iemand met blauw haar? Of allerlei tattoos! Een jongen met een rok. Of meisje met stoere kleren. Lach jij iemand uit? Of sta je ervoor open? In deze les duiken we in de regenboog.
O! roept Yous. Heb je dat gezien?! Wat? vraagt Jip. Dat bericht op Facebook. Over dat meisje dat zomaar is aangevallen, omdat ze niet wilde zeggen of ze een jongen of een meisje is. Ik ben wie ik ben en jij mag zijn wie jij wilt zijn, zei dat meisje. En toen viel die gast haar aan. Echt niet normaal, antwoordt Jip. Het is maar goed dat op onze school de regenboogvlag hangt. Dan voelt tenminste iedereen zich welkom. En wat maakt het nu uit of je een jongen of een meisje bent? Hihi, grinnikt Yous. Ja hè, Jip?
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet wat genderneutraal opvoeden is.
Ik kan uitleggen wat de GSA is.
18.1. Iedereen is anders
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is er gebeurd?
Frédérique is in elkaar geslagen, omdat ze niet wilde zeggen of ze een jongen of een meisje is.
b) Wat vind jij daarvan?
Bijvoorbeeld: Heel erg! Hoe kan iemand dit nu doen.
c) Frédérique zegt: “Ik ben wie ik ben. En jij mag zijn wie jij wilt zijn.” Zou jij dit ook durven?
Bijvoorbeeld: Ja, ik zou me ook uitspreken. Of: Nee, dat had ik echt niet durven zeggen.
Je ziet in het straatbeeld steeds vaker jongeren die er anders uitzien dan je gewend bent. Misschien denk jij ook wel eens: Is dit nu een jongen of een meisje? Maar is dat wel belangrijk?
Foto: Adobe Stock, Juan
Opdracht 2
Bekijk de afbeelding hierboven.
a) Ken jij iemand die er anders uitziet?
Bijvoorbeeld: Ja in de klas zit een jongen met blauw haar en nagellak.
b) Wat vind jij daarvan?
Bijvoorbeeld: Ik vind het wel grappig. Of: Ik vind het niet echt mooi.
c) Maakt het voor jou uit hoe iemand eruit ziet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand er zo uitziet, neem ik hem niet zo gauw serieus. Of: Nee, dat maakt niets uit. Hoe je eruit ziet zegt niets over hoe je vanbinnen bent.
d) Zou jij zo naar school durven komen?
Bijvoorbeeld: nee, ik denk het niet. Of : Ja, dat zou ik best doen.
18.2. Genderneutraal opvoeden
Dat meisjes met poppen spelen en roze dragen en jongens met auto’s spelen en blauw dragen, daar zijn genderneutraal opvoedende ouders het niet mee eens. Dit zou een erg zwart-wit beeld schetsen van hoe de jongen-meisje rolverdeling zou moeten zijn en zou een kind niet de vrijheid geven om zich volledig te ontwikkelen tot wie hij of zij wilt zijn.
Genderneutraal opvoeden wil zeggen dat je geen onderscheid maakt voor je kind. Je ziet het kind als een mens. Je voedt je kind op tot een mens. Dan maakt het niet uit of het een jongen of een meisje is.
Opdracht 3
Bekijk hierboven de video.
a) Hoe is Adine op het idee gekomen om vrachtwagenchauffeur te worden?
Haar vader zat ook op de vrachtwagen. Dit wilde zij ook.
b) Vind je vrachtwagenchauffeur vooral een beroep voor mannen?
Bijvoorbeeld: Eigenlijk wel, je ziet vooral mannen die dit doen. Of: Nee hoor, vrouwen kunnen ook prima vrachtwagenchauffeur zijn.
c) De ouders van Adine dachten dat dit wel over zou waaien. Wat zouden jouw ouders/verzorgers zeggen?
Bijvoorbeeld: Die zouden het niet goedkeuren. Of: Die vinden dat je mag worden wat je wil.
d) Ben jij genderneutraal opgevoed?
Bijvoorbeeld: Nee, ik kreeg altijd barbies of juist auto’s. Of: Ja, ik mocht zelf mijn speelgoed uitzoeken.
Opdracht 4
Wat vind jij van genderneutraal opvoeden?
Bijvoorbeeld: Grappig en goed, dat wil ik ook zo doen later. Of: Dom, want jongens zijn jongens, dat verandert niet met genderneutraal opvoeden.
18.3. De regenboog op jouw school?
De regenboogvlag is een symbool van de LHBTI+-gemeenschap. Deze letters staan voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transseksueel en intersekse.
Foto: Marta Branco
Yara Jaidy: ‘Mijn lichaam is een mix’
Yara is intersekse. Ze groeide op als jongen, maar haar lichaam heeft mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken. Eén op de honderd mensen wordt geboren met een lichaam dat niet voldoet aan de gangbare definities van man of vrouw, bleek vorig jaar uit Deens onderzoek. Volgens belangenorganisatie NNID wonen in Nederland zo’n 190.000 interseksepersonen.
a) Waar komt de regenboogvlag vandaan?
Activist Gilbert Baker ontwierp de vlag voor de Gay Freedom Day Parade in San Francisco.
b) Waar staan de kleuren van de regenboogvlag voor?
Voor de verschillende waarden en doelen van de LHBTI+-gemeenschap.
c) Wat betekent intersekse?
Bijvoorbeeld: Dan heb je zowel vrouwelijke als mannelijke lichaamskenmerken.
d) Je ziet vaak een + achter LHBTI. Waarvoor is die plus bedoeld?
De + betekent dat er nog andere (seksuele) voorkeuren zijn.
Ik heb het mijn ouders verteld omdat ik verder wilde met mijn homoseksualiteit. Ik wilde me ontwikkelen. Ze schrokken heel erg. Ik was de jongen die met een leuk meisje thuis zou komen. Uiteindelijk zeiden ze dat ik het wel mocht zijn, maar ik mocht er niets mee doen. Mijn ene zus schold me uit voor vieze vuile rothomo. Ik ben met de nek aangekeken. Op mijn 16e ben ik het huis uitgegaan, niet omdat ik wilde maar om te kunnen zijn wie ik ben.
a) Kun je op jouw school zijn wie je bent?
Bijvoorbeeld: Jawel, ik val op jongens/meisjes en dat is oké op school. Of: Nee, je moet je aanpassen aan de rest.
b) Hangt er een regenboogvlag bij jou op school?
Bijvoorbeeld: Nee, die hangt er nog niet. Of: Jazeker, die hangt bij de ingang.
De GSA is een groep scholieren die vindt dat iedereen op hun school de vrijheid heeft te kunnen zijn wie ze zijn, zonder zich daarvoor te hoeven schamen of te verantwoorden.
Je leerlingen gaan negen stellingen onderzoeken. Download dit werkblad. Ze moeten uitleggen of er sprake is van een feit of een vooroordeel en het antwoord onderbouwen. Je kunt deze opdracht ook klassikaal doen.
Iedereen heeft vooroordelen. Je hebt een mening over iemand, maar klopt die mening wel? Of praat je anderen na? In deze les ga je nadenken over vooroordelen.
Mijn zus zoekt een stageplaats bij een autobedrijf, zegt Yous, maar geen enkele garage wil haar aannemen. Ja dat snap ik wel, antwoordt Jip. Hoe bedoel je? Nou, jouw zus ziet er niet bepaald uit als een automonteur. Hoe zien die er dan uit volgens jou? vraagt Yous nieuwsgierig. Zonder lang haar en gelakte nagels, antwoordt Jip meteen. Weet je Jip, dat is nou discriminatie. Hoe mijn zus eruit ziet, zegt toch niks over wat ze kan. En ze kan echt sleutelen! Weet je nog dat ze jouw moeders scooter gemaakt heeft? Geen vooroordelen graag! O ja, zegt Jip, dat klopt. Misschien kan ze zonder foto solliciteren? Leuke verrassing voor dat bedrijf!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat een vooroordeel is.
Ik kan uitleggen wat discriminatie is.
Ik heb nagedacht over mijn vooroordelen.
19.1. Vooroordelen
Een vooroordeel is een mening over iets of iemand, zonder dat je dit doet op basis van feiten.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Welke vooroordelen worden genoemd over Chinezen? Noem er twee.
1. Chinezen kunnen niet autorijden. 2. Ze eten hond. 3. Ze kunnen goed rekenen.
b) Welke vooroordelen worden genoemd over Marokkanen? Noem er twee.
1. Marokkanen zijn agressief. 2. Ze stelen fietsen.
c) Wat kan het gevolg zijn van vooroordelen hebben over iemand?
Dat je iemand discrimineert.
d) “Ik zit mezelf de hele dag alleen maar te bewijzen.” Wat bedoelt hij daarmee?
Dat hij vooral wil laten zien dat hij niet aan de vooroordelen voldoet.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Pete Wu gebruikt het woord “stereotype”. Zoek de betekenis op.
Een stereotype is een overdrijving, een uitvergroting als kenmerk voor een hele groep.
b) Van welk stereotype-beeld heeft Pete last?
Van het beeld dat wij van Chinezen hebben. Bijvoorbeeld: Mensen die geen Nederlands spreken en ook vaak een beetje gek doen.
c) Wat was het gevolg van dit stereotype?
Dat Pete zelf ook dacht dat andere Chinezen zo waren. Hij deed vooral zijn best om niet op dit stereotype te lijken.
Opdracht 3
a) Wanneer wordt een stereotype een vooroordeel?
Bijvoorbeeld: Als je denkt dat dit stereotype-beeld voor iedereen geldt.
b) Kun je nog een ander stereotype-beeld bedenken?
Bijvoorbeeld: Marokkanen dragen schoudertasjes. Of: Homoseksuelen zijn vrouwelijk. Of: Nederlanders letten op hun centen.
c) Waarom is het niet handig als je stereotypen voor waar aanneemt?
Bijvoorbeeld: Omdat dit natuurlijk niet voor iedereen geldt.
d) Heb jij wel eens last gehad van een stereotype of vooroordeel over jou?
Bijvoorbeeld: Ja, mensen denken vaak dat ik een nerd ben omdat ik mijn huiswerk maak.
19.2. Discriminatie
Vaak is een vooroordeel negatief. Je vult in dat oude mensen niet met telefoons om kunnen gaan, of dat blonde meisjes dom zijn. Je denkt of zegt iets zonder dat je het hebt onderzocht. Soms leidt dit zelfs tot discriminatie.
Vooroordeel
Oordelen over iemand zonder dat je de persoon kent.
Discriminatie
Mensen ongelijk behandelen in gelijke situaties.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Wat vind jij van het verhaal van Ismail?
Bijvoorbeeld: Ik vind het verdrietig dat hij op deze manier wordt behandeld.
b) Welk vooroordeel heeft de agent over Ismail en zijn vriend?
Bijvoorbeeld: Dat deze jongens iets gedaan hebben, of willen doen, wat niet mag.
c) Is er ook sprake van discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja, want alleen Ismail en zijn vriend worden staande gehouden. De andere witte jongens mogen doorlopen.
d) Hoe zou jij het vinden als je als enige staande wordt gehouden?
Bijvoorbeeld: Ik zou er bang of boos van worden.
Opdracht 5
a) Weet je nog wat er in artikel 1 van de Grondwet staat? Zoek het op internet op als je het niet meer weet.
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
b) Leg artikel 1 van de Grondwet uit in je eigen woorden.
Je mag iemand niet ongelijk behandelen in een gelijke situatie.
19.3. Jouw vooroordelen
Je hebt in deze les geleerd over vooroordelen en discriminatie. Maar hoe zit het eigenlijk met jóúw vooroordelen? Doe de quiz en kom erachter!
0%
Er komt een nieuwe leerling in de klas. Hij ziet er totaal anders uit dan de rest. Wat denk je?
Een klasgenoot vertelt dat hij twee vaders heeft. Wat denk je?
De nieuwe docent zit in een rolstoel. Wat denk je?
Er staat een nieuwe docent voor de klas. Ze vertelt openlijk dat ze veel last heeft van ADHD, maar dat het nu goed gaat. Wat denk je?
In de ramadan kan een leerling niet meedoen met de kookles. Wat denk je?
De nieuwe docent is ouder dan 65 jaar. Wat denk je?
(BS/OB) 19. Vooroordelen
Wat een vooroordelen heb jij!
Je scoort wel heel erg hoog op alle vooroordelen. Tijd om er eens goed over na te denken.
Nou, die vooroordelen vallen bij jou reuze mee.
Je hebt wel een paar vooroordelen, maar het kan veel erger.
Opdracht 6
Doe de quiz hierboven.
a) Wat was de uitslag?
Bijvoorbeeld: Ik had veel vooroordelen. of: Ik had bijna geen vooroordelen.
b) Ben jij je bewust van jouw vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Vaak niet. Ik denk er niet over na.
c) Denk je er nu al anders over?
Bijvoorbeeld: Ja, nu sta ik erbij stil en ga ik erop letten.
d) Hoe kun je ervoor zorgen dat je geen vooroordelen hebt?
Bijvoorbeeld: Door van tevoren goed na te denken, voordat ik iets roep.
19.4. Aan de slag: Vooroordelen onderzoeken
Iedereen heeft vooroordelen. Hoe kijk jij naar de volgende situaties? Zijn dit feiten of vooroordelen?
Wat heb je nodig?
Groepjes of klassikaal.
Een pen.
Het werkblad van je docent.
Wat ga je doen?
Stap 1
Lees de eerste stelling voor.
Stap 2
Overleg met je groepje of het een feit of een vooroordeel is. Of beide.
Stap 3
Schrijf onder de stelling op wat jullie denken. Leg goed uit waarom.
Stap 4
Lees de volgende stelling voor. Steeds iemand anders leest voor en schrijft jullie antwoord op.
Stap 5
Bespreek in de klas wat jullie hebben opgeschreven.
Wat heb ik geleerd?
a) Welk vooroordeel over jouw achtergrond vind je het ergste?
Bijvoorbeeld: Dat wij lui/zuinig/lawaaierig/agressief zouden zijn.
b) Is er bij het verhaal van Jip en Yous ook sprake van discriminatie?
Bijvoorbeeld: Ja, want de zus krijgt geen stage door dit vooroordeel.
c) Ben je geschrokken van je eigen vooroordelen?
Bijvoorbeeld: Nou, best wel. Ik had niet door dat ik ze hard kan oordelen.
d) Hoe ging het onderzoeken van de vooroordelen in jouw groepje. Waren jullie het snel eens?
Bijvoorbeeld: Het ging goed. We waren het snel eens.
Je leerlingen gaan een moodboard maken over het leven van Eva Eikhout. Wij kiezen ervoor om dit op papier te laten uitwerken, maar het kan natuurlijk ook digitaal.
Let op: In de eerste opdracht gaan we de klas indelen op uiterlijke verschillen. Wees alert bij dit onderdeel, zodat het voor iedereen veilig is.
We kijken naar elkaar, en we oordelen makkelijk over een ander. Is dat oordeel wel terecht? Als iemand in een rolstoel zit, zal die wel niet veel kunnen. Of kunnen we verder kijken dan dat? In deze les een aantal voorbeelden van hoe het óók kan.
Jip en Yous moeten een opdracht maken over gelijkwaardigheid. Wat is dat eigenlijk, gelijkwaardigheid? vraagt Yous. Dat we hetzelfde zijn, antwoordt Jip. Maar we zijn toch niet hetzelfde? zegt Yous verbaasd. Jip somt op: We hebben allebei krullen. Zitten allebei op sport. En we houden allebei van ijs met slagroom. Dat klopt, antwoordt Yous, maar we zijn ook verschillend. Jij zit op voetbal en ik op tennis. Jij hebt bruin haar en ik ben blond. En ik lust geen chocoladeijs maar dat is jouw lievelingssmaak. Gelijkwaardig, maar toch verschillend, dat is interessant, zegt Jip, we krijgen vast een goed cijfer voor deze opdracht!
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik weet dat mensen verschillend zijn.
Ik weet wat gelijkwaardigheid is.
Ik weet hoe je kunt omgaan met iemand die er anders uit ziet.
20.1. Mensen zijn verschillend
Al snel leren we ook dat er een heleboel verschillende soorten mensen zijn: vertrouwd en niet vertrouwd, ‘kindjes’ en ‘grote mensen’, jongens en meisjes, ooms en tantes, buurjongens en buurmeisjes en kinderen die op een andere school zitten. We gaan de mensen om ons heen indelen. Eerst vaak op basis van opvallende eigenschappen in iemands uiterlijk (bril, haarkleur, lichaamslengte) en later ook op karakter (sloom, sportief). Onbewust nemen we al snel een aantal basiscategorieën over: sekse, leeftijd en huidskleur horen daar bij.
We plaatsen alles in hokjes, ook mensen. Hiermee leren we orde aanbrengen in de wereld. Op de wereld leven we met miljoenen mensen en we verschillen in lengte, huidskleur en haartype. Er bestaan duizenden verschillen.
Het project Humanae van kunstenaar Angélica Dass is een visuele weergave van een indeling op huidskleur. Ze heeft foto’s gemaakt van mensen uit 20 verschillende landen en 36 verschillende steden over de hele wereld. Hieronder is een deel van haar kunstwerk te zien:
Bron: Angélica Dass
Opdracht 1
Kijk eens rond in de klas naar de verschillen in lengte, huidskleur, oogkleur en haarkleur. Voer met je klas de opdrachten uit:
a) Ga op volgorde van klein naar groot staan.b) Wissel. Ga op volgorde van donkere – naar lichte huidskleur staan.c) Wissel. Deel je klas in op oogkleur. Wie heeft er blauwe, bruine, groene of grijze ogen? Zijn er nog andere kleuren ogen?d) Wissel. Ga op volgorde van lichte naar donkere haarkleur staan.
Mensen indelen in hokjes, dat doen we allemaal. Het helpt ons de wereld te ordenen. We staan er niet altijd bij stil, maar kloppen deze hokjes eigenlijk wel?
Als je oordeelt over iemand op basis van lengte, huidskleur, oogkleur of haarkleur dan kan dit leiden tot vooroordelen. Een persoon met paarse haren, die moet ik niet. Een zwarte man, die vertrouw ik niet. Een blonde vrouw, die is dom.
Opdracht 2
a) Welke indeling vond je het lastigst? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: Die op huidskleur, want het voelt ongemakkelijk.
b) Waar stond jij bij deze indeling?
Bijvoorbeeld: Ik ben donkerder, dus ik stond bijna aan het begin.
c) Hoe voelde dit voor jou?
Bijvoorbeeld: Ik vond het spannend. Of: Ik vond het niet leuk, iedereen noemde mij als eerste. Of: Het maakte mij niet zoveel uit.
d) Zijn er ook hokjes in jullie klas?
Bijvoorbeeld: Ja, we hebben een groepje alto’s met zwarte kleren en blauwe haren. Veel meisjes hebben blond haar en dragen dezelfde soort kleding.
20.2. Gelijkwaardigheid
Ieder mens heeft eigen kwaliteiten. De een leert graag in de praktijk, de ander zit liever met zijn neus in de boeken. De een geeft makkelijker een presentatie voor de klas dan de ander. De een is sportiever dan de ander.
Denken in verschillen zit in ons systeem. We krijgen het mee in onze opvoeding. We leren al vroeg dat iemand die iets beter kan, meer ‘waard’ is. Maar is dat wel zo?
Is iemand die beter kan voetballen dan jij meer waard? Of ben je meer waard als je goed uit je hoofd kunt leren? Iets beter kunnen of weten dan een ander gaat meestal maar over een bepaald onderwerp. Niemand is overal goed in. Iedereen heeft dus ook dingen die hij niet zo goed kan. Dit zegt niks over wat je waard bent.
Bijvoorbeeld: ik weet veel van huidverzorging, omdat ik in die richtingen ooit veel heb geleerd, en nog steeds aan het leren ben. Maar ik snap bijvoorbeeld niet waarom iemand buitenspel staat bij het voetballen, om maar iets te noemen.
a) Wat zijn jouw kwaliteiten?
Bijvoorbeeld: Ik ben goed in wiskunde, of goed in gym, of ik kan mooi tekenen.
b) Waar ben je niet zo goed in?
Bijvoorbeeld: Ik kan niet goed zingen, of ik vind de Franse taal heel lastig, of ik durf niet goed voor een groep te praten.
c) Hebben je ouders je geholpen bij het ontwikkelen van je kwaliteiten?
Bijvoorbeeld: Ja, ik mocht op muziekles, of ze hielpen me met mijn huiswerk.
d) Hebben je ouders snel hun oordeel klaar?
Bijvoorbeeld: Nee, ze hebben geen uitgesproken mening, of ja, ze vinden het belangrijk dat iemand goed kan leren.
Ondanks verschillen, ben je als mens gelijk aan ieder ander. We zijn gelijkwaardig.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven over Eva en Noor Berkhout.
a) Noem een verschil én een overeenkomst tussen Eva en Noor.
Een verschil is dat Eva een lichamelijke beperking heeft en Noor niet. Een overeenkomst is dat ze allebei lang blond haar hebben.
b) Hoe merk je dat de zussen zichzelf als gelijkwaardig zien?
Bijvoorbeeld: Ze zeggen dat Noor, zonder beperking, niet per se een makkelijker of leuker leven heeft dan Eva.
c) Noem een voorbeeld dat Noor, Eva als haar grote zus ziet.
Ze kan allemaal kaartjes regelen voor festivals.
d) Wat kan Eva beter dan Noor, volgens Noor?
Eva is veel spontaner als ze ergens nieuw is dan Noor.
20.3. Omgaan met verschillen
Als je in een rolstoel zit, omdat je net als Eva lichamelijk beperkt bent, denken mensen vaak dat je iets niet kan. Hoe kijk jij naar iemand in een rolstoel?
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven van Rosanne en beantwoord de vragen.
a) Wat gebeurde er met Rosanne toen ze vier jaar was?
Ze kreeg een dwarslaesie en kwam in een rolstoel terecht.
b) Woont Rosanne alleen?
Ja, Rosanne woont zelfstandig, maar krijgt hulp aan huis.
c) Hoe komt Rosanne in en uit bed?
Er komt iemand aan huis, om haar in en uit bed te helpen met behulp van een tillift.
d) Wat vind je van het leven van Rosanne?
Bijvoorbeeld: Ik vind haar dapper dat ze toch naar festivals gaat, en dat ze een rijbewijs heeft en een baan. Of: Ik vind haar toch best zielig dat ze van alles wil, maar altijd beperkt wordt door de rolstoel waarin ze moet zitten.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven van Vesper en beantwoord de vragen.
a) Hoe lang zit Vesper al in een rolstoel?
Vesper zit al haar hele leven in een rolstoel, want ze is geboren met cerebrale parese.
b) Hoe reageren mensen op straat op Vesper? Wat vindt Vesper daarvan?
Mensen kijken Vesper vaak gek aan. Dat vindt Vesper heel vervelend, want ze wil het liefst gelijk worden behandeld als andere mensen.
c) Waar loopt Vesper nog meer tegenaan in het dagelijkse leven?
Veel plekken zijn niet gemakkelijk toegankelijk voor Vesper. Ze kan met haar rolstoel niet makkelijk de stoep af. En ze kan niet in alle speeltuinen spelen.
20.4. Aan de slag: Een dag van Eva
Hoe ziet je leven van alledag eruit als je een beperking hebt? Kun je je daar iets bij voorstellen? Je gaat moodboard over het leven van Eva. Jij gaat onderzoeken hoe haar dagelijkse leven eruit ziet.
Bron: Mama.be
Wat heb je nodig?
Je werkt in je eentje.
De website van Eva Eikhout, of zoek haar online op.
Deel je moodboard in met de bezigheden van Eva op een willekeurige dag.
Gebruik de volgende bezigheden:
-Eva heeft ergens hulp bij nodig.
-Eva heeft nieuwe kleding nodig.
-Eva gaat werken.
-Eva gaat uit.
-Eva komt weer thuis.
Stap 2
Zoek bij alle bezigheden de antwoorden.
Stap 3
Zoek er passende afbeeldingen bij.
Stap 4
Zorg voor een mooie indeling op je papier. Verdeel de plaatjes en schrijf korte teksten tot de indeling naar je zin is.
Stap 5
Controleer of alle bezigheden erin zitten.
Stap 6
Plak alles netjes vast en maak je moodboard klaar om te laten zien aan de rest van de klas.
Wat heb ik geleerd?
a) Ken jij mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking?
Bijvoorbeeld: Ja, mijn nichtje heeft reuma en mijn oom zit in een rolstoel.
b) Wat is gelijkwaardigheid volgens jou?
Bijvoorbeeld: Dat je niet minder bent, als je iets niet kan. Dat iedereen kwaliteiten heeft.
c) Wat is je opgevallen bij Rosanne, Christel of Eva uit de les?
Bijvoorbeeld: Dat ze zo positief in het leven staan.
d) Zou je goed bevriend kunnen zijn met Rosanne, Christel of Eva?
Bijvoorbeeld: Ja hoor, want het lijken me leuke meiden. Of: Ik zou dat toch lastig vinden.
GroenLinks is een ecologische-progressieve partij, opgericht in 1990. Op dit moment heeft GroenLinks 8 zetels in de Tweede Kamer. De partij staat voor duurzaamheid en solidariteit.
Tijdens de komende Tweede Kamerverkiezingen gaat GroenLinks samenwerken met de Partij van de Arbeid door met één kandidatenlijst mee te doen aan de verkiezingen. Er komen dus kandidaten van beide partijen op de lijst.
Lijsttrekker PVDA-GROENLINKS: Frans Timmermans
Frans (62 jaar) is de lijsttrekker van de gezamenlijke lijst tussen de PvdA en GroenLinks. Hij was tot kortgeleden de vicevoorzitter van de Europese Commissie, waar hij zich bezighield met het behalen van klimaatdoelen. Daarvoor was hij minister van Buitenlandse Zaken. Hij heeft Frans gestudeerd, maar spreekt daarnaast ook Duits, Engels, Russisch, Italiaans en Limburgs.
Jesse Klaver is de fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer. Behalve Jesse zitten ook Lisa Westerveld en Kauthar Bouchallikht in de fractie. Je kent mogelijk ook Femke Halsema als burgemeester van Amsterdam.
Standpunten GroenLinks-PvdA
Klimaat
Goedkoper reizen met openbaar vervoer buiten de spits.
Fractie Den Haan is een afsplitsing van de partij 50Plus. 50Plus kwam in 2021 met 1 zetel in de Tweede Kamer, maar door onenigheid binnen de partij besloot Liane den Haan met 50Plus te breken en voor zichzelf te beginnen. Ze zegt te blijven opkomen voor het belang van oudere mensen.
Liane den Haan (55 jaar) is de partijleider en enig lid van Fractie-Den Haan. Ze heeft besloten om zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023.
Standpunten Fractie-Den Haan
Pensioenen
Pensioenleeftijd van 67 naar 65 jaar, vakantiegeld voor ouderen.
Gezondheidszorg
Euthanasie ook voor geestelijk lijden, eerste hulp in de wijk.
BIJ1 is een linkse partij opgericht in 2016. Ze hebben 1 zetel behaald tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. De partij staat voor het tegengaan van racisme en voor rechten van de LHBTI+-gemeenschap.
Op dit moment zit Sylvana Simons namens BIJ1 in de Tweede Kamer. Ze heeft aangegeven zich niet opnieuw verkiesbaar te willen stellen en toe is aan wat meer rust.
Standpunten BIJ1
Gelijkwaardigheid
Strenge aanpak van racisme.
Werken
Minimumloon naar 14 euro. AOW-leeftijd terug naar 65.
Politiek is overal om jou heen. Jij moet naar school, vanwege de leerplichtwet. Als je ziek bent, dan mag je gratis naar de huisarts, want de overheid zorgt voor goede gezondheidszorg. En als je ouders stoppen met werken, dan krijgen ze AOW: gratis geld van de overheid.
In de module Politiek en beleid bespreken we hoe het politieke systeem in Nederland werkt. Bovendien leren we hoe de overheid plannen maakt om zaken of wetten in Nederland te veranderen. Met deze plannen proberen ze maatschappelijke problemen op te lossen. Deze plannen noemen we ook wel: beleid.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke rol de overheid op verschillende terreinen speelt.
Uitleggen welke kenmerken een rechtsstaat heeft.
Uitleggen welke kenmerken een dictatuur heeft en de verschillen tussen een democratie en dictatuur uitleggen.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Noem twee verschillen tussen de 19e eeuw en nu.
Bijvoorbeeld: Vroeger was er meer armoede dan nu. Of: Vroeger was er sprake van kinderarbeid in Nederland. Of: Er was te weinig eten en woonruimte voor arbeiders.
b) Hoe was het om te leven in de 19e eeuw, denk je?
Bijvoorbeeld: Best zwaar, want de leefomstandigheden waren niet goed.
c) Waarom heeft deze video te maken met politiek?
Bijvoorbeeld: Het gaat over wetten die de afgelopen eeuw zijn ingevoerd. Of: Er komen verschillende politieke stromingen aan bod.
d) Noem een sociale wet die sinds de 19e eeuw is ingevoerd.
Bijvoorbeeld: Het kinderwetje van Van Houten, de wet tegen kinderarbeid. Of: De wet van algemeen kiesrecht.
1.1. Zaken van algemeen belang
Sommige dingen zijn voor álle mensen in Nederland belangrijk. Als deze dingen niet geregeld zouden worden, dan hebben alle mensen in Nederland daar last van. Deze dingen noemen we dus: zaken van algemeen belang.
Opdracht 2
a) Kun jij drie dingen opnoemen die voor álle mensen in Nederland belangrijk zijn?
Bijvoorbeeld: Goede zorg, voldoende huizen, veiligheid op straat, goed onderwijs voor iedereen en volle schappen in de supermarkten.
b) Schrijf bij jouw drie antwoorden bij vraag a), waaróm ze voor iedereen belangrijk zijn.
Bijvoorbeeld: Zonder goede zorg zouden er teveel mensen ziek worden. Als er te weinig huizen zijn, komen er teveel daklozen. Zonder goed onderwijs gaat de economie er op achteruit.
Bij opdracht 2 heb je een aantal zaken van algemeen belang genoemd. Zaken van algemeen belang zijn bijvoorbeeld: veiligheid voor alle burgers, schoon drinkwater en goede wegen.
Daarnaast is Nederland een verzorgingsstaat. Dat betekent dat de overheid zorgt voor de welvaart en welzijn van de burgers. Dus: de overheid zorgt dat de burgers veilig en gezond zijn en blijven, en voldoende inkomen hebben om rond te kunnen komen.
Foto: Beeldbank RWS
de overheid moet zorgen voor
Goede zorg.
Gratis onderwijs.
Voldoende (huur)huizen.
Voldoende werkgelegenheid.
Een eerlijk loon voor iedereen die werkt.
Uitkeringen voor iedereen die niet kan werken.
Zorg, onderwijs, huizenbouw, werk, loon en uitkeringen zijn allemaal zaken van algemeen belang.
Opdracht 3
Als je niet kunt werken, krijg je een uitkering. Leg uit dat dit niet alleen belangrijk is voor werklozen, maar voor alle mensen in Nederland.
Iedereen kan werkloos raken, dus het is voor iedereen belangrijk dat er dan uitkeringen zijn. Zonder uitkeringen zouden werklozen extreem arm worden.
Komt u als zelfstandig ondernemer in financiële problemen door de coronacrisis? De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is een uitkering voor zelfstandig ondernemers die door de coronacrisis in financiële moeilijkheden zijn gekomen. U vraagt de Tozo aan bij de gemeente waar u woont.
a) Wat is de overbruggingsregeling genaamd de “Tozo”? Gebruik Google als dat nodig is.
Tozo is een uitkering voor zzp-ers die door de coronacrisis minder inkomsten hadden.
b) Leg uit dat de Tozo een zaak van algemeen belang is.
Tozo zorgt ervoor dat mensen genoeg geld hebben om te overleven. Het is voor iedereen belangrijk dat er niet teveel armoede is in Nederland. Teveel armoede kost de overheid geld en is slecht voor de economie.
c) Welke andere belangrijke zaken organiseerde de overheid tijdens de coronacrisis?
Bijvoorbeeld: De mogelijkheid om je te laten testen op corona. Of: Goede zorg in de ziekenhuizen voor ernstig zieke mensen.
1.2. Wat is de overheid?
In het stuk hierboven hebben we het steeds over “de overheid”. Maar wat is de overheid eigenlijk? Wie behoren er tot de overheid, wie maken de beslissingen in ons land en hoe werkt dat dan?
De overheid is een verzamelnaam voor alle mensen die ons land besturen. Sommige van die mensen maken beslissingen over het land als geheel. Andere mensen behoren tot het bestuur van een provincie, of van een gemeente. Nederland heeft namelijk drie bestuursniveaus of bestuurslagen:
bestuurslagen
Het bestuur van het land (dit noemen we het Rijk).
Het bestuur van de provincies.
Het bestuur van de gemeenten.
Het bestuur van het Rijk zorgt er dus voor dat de verzorgingsstaat goed functioneert, ze proberen maatschappelijke problemen op te lossen en houden zich bezig met zaken van algemeen belang. Ze maken wetten die voor het hele land gelden. De provincies en de gemeenten moeten zich dus altijd houden aan de wetten van de landelijke overheid.
Het bestuur van de provincie heeft ook eigen taken. Zij zorgen ervoor dat er genoeg wegen en fietspaden tussen provincies zijn, en dat ze onderhouden worden. Ze bepalen bovendien hoe de provincie ingericht moet worden: waar komen woonwijken, en waar moet meer natuur komen?
Het bestuur van de gemeente houdt bij wie er in de gemeente wonen en ze zorgen ervoor dat deze mensen al hun officiële documenten (zoals paspoort en rijbewijs) en uitkeringen krijgen. Bovendien bepalen zij waar huizen, winkels, wegen en straten moeten komen.
Naast deze drie bestuurslagen in Nederland, heeft ook het bestuur van de Europese Unie (EU) invloed op ons land. Nederland hoort namelijk bij de EU en moet zich houden aan de wetten en regels binnen de EU. Deze regels gaan bijvoorbeeld over het milieu beschermen, economische samenwerking, en over hoeveel vluchtelingen moeten worden opgenomen per EU-land.
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) Vind jij dat kinderen en jongeren meer inspraak moeten hebben in de politiek? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want hun toekomst hangt af van de beslissingen die genomen worden in de politiek. Of: Nee, want jongeren weten niet genoeg van politiek af.
b) Stel dat jij één ding mocht veranderen in de politiek, wat zou je dan veranderen?
Bijvoorbeeld: Dat er een bioscoop komt in mijn woonplaats. Of: Dat alle kinderen minder uur op school hoeven zitten.
c) Welke bestuurslaag moet ervoor zorgen dat jouw idee van b) uitgevoerd wordt?
Bijvoorbeeld: De gemeente moet voor een bioscoop zorgen. Of: Het Rijk moet zorgen voor minder lesuren.
Opdracht 6
Wie organiseert welke taak? Kies uit: degemeente, deprovincie, het Rijk, of de Europese Unie.
1. Vuilnis ophalen.
2. Afspraken maken over de opvang van vluchtelingen.
3. Bepalen hoe hoog de uitkeringen moeten zijn.
4. Bepalen hoe laat cafe’s moeten sluiten.
5. Wetten over werken in andere landen zoals Frankrijk en Duitsland.
6. Onderhouden van provinciale wegen.
7. Bepalen wanneer het leger ingezet moet worden.
8. Het regionale openbaar vervoer organiseren.
1. De gemeente.
2. De Europese Unie.
3. Het Rijk.
4. De gemeente.
5. De Europese Unie.
6. De provincie.
7. Het Rijk.
8. De provincie.
1.2.1. Rollen van de overheid
Ons land wordt dus bestuurd vanuit de EU, het Rijk, de provincies en de gemeenten. In deze bestuurslagen werken mensen die ons land (helpen) besturen. Dit zijn bijvoorbeeld politici, ambtenaren of rechters.
Een politicus (meervoud: politici) is iemand die in de politiek werkt. Politici nemen de beslissingen voor ons land, of voeren de beslissingen uit. Politici zijn volksvertegenwoordigers óf bestuurders. Zie hieronder:
Volksvertegenwoordigers: Een volksvertegenwoordiger is een politicus die het volk vertegenwoordigt. Hierop kan jij stemmen. Voorbeelden van volksvertegenwoordigers zijn: Tweede Kamerleden, gemeenteraadsleden en Provinciale Statenleden.
Bestuurders: Politici die níét het volk vertegenwoordigen, maar wél het land besturen, noemen we: bestuurders. Voorbeelden van bestuurders zijn: ministers, wethouders, burgemeester, de minister-president, gedeputeerde statenleden en de commissaris van de koning.
Ambtenaren Ambtenaren zijn mensen die voor de overheid werken. Zij zijn dus geen politici. Sommige ambtenaren zijn een soort “personal assistants” voor politici. Zij helpen politici met onderzoeken welke nieuwe wet er moet komen en ze brengen iedereen op de hoogte van de nieuwe wet. Ook politieagenten, de brandweer, vuilnisophalers en docenten zijn ambtenaren, want zij werken voor de overheid, en ze worden door de overheid betaald.
Rechters Als burgers een conflict hebben met de overheid, dan bepaalt een rechter wie gelijk heeft. En als iemand zich niet aan de wet houdt, dan bestraft de rechter diegene. Een rechter is dus ook geen politicus.
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom zijn bomen belangrijk voor een stad?
Het is belangrijk voor de leefbaarheid. En bomen zorgen ervoor dat de stad afkoelt tijdens hete zomers.
b) Is de bomendokter een ambtenaar? Leg uit.
Ja, want hij wordt aangestuurd en betaald door de overheid.
c) Wie bepaalt welke bomen de bomendokter moet onderzoeken, denk je?
Bijvoorbeeld: Hij krijgt instructies van bureau-ambtenaren. Of: Politici bepalen hoe vaak de bomen moeten worden onderzocht.
1.3. Nederland is een rechtsstaat
Stel je voor dat je ’s avonds zit te chillen op de bank als er wordt aangebeld. Je doet open. Er staat een agent die jou in de boeien slaat en je meeneemt naar het politiebureau.
Je raakt in paniek en je vraagt waarom. Hij zegt dat hij op je Instagram heeft gezien dat jij je niet aan de coronamaatregelen houdt. Of hij zag je laatst de moskee binnenlopen. Of zag een foto van jou waarin je hand in hand stond met iemand van hetzelfde geslacht.
Op het politiebureau veroordeelt een rechter je direct tot een gevangenisstraf van 10 jaar.
Dit vind je misschien moeilijk om je voor te stellen. Logisch, want in Nederland kan dit namelijk helemaal niet gebeuren. Dit komt omdat Nederland een rechtsstaat is: een land waarin alle burgers rechten hebben. Deze rechten staan in de grondwet.
Opdracht 8
Bekijk de video hierboven.
a) Wie komen er terecht in de strafkampen? Waarom?
Een miljoen Chinese moslims. China pakt massaal moslims op, zonder dat ze een eerlijk proces krijgen.
b) Geef een voorbeeld van wat er in de strafkampen gebeurt.
We weten niet goed wat er gebeurt in de kampen, want mensen durven er niet over te praten. Slachtoffers vertellen dat ze in de strafkampen werden geslagen, vastgebonden en uitgehongerd.
c) Is China een rechtsstaat, denk je? Leg uit.
Nee, want er wordt in deze strafkampen geen rekening gehouden met de mensenrechten van deze burgers.
Tot nu toe heb je in deze les geleerd wie de beslissingen maken voor ons land, namelijk politici en volksvertegenwoordigers. Aan de ene kant hebben zij macht: zij bepalen wat nieuwe wetten zijn en voeren ze uit. Maar aan de andere kant zijn ze ook niet súper machtig. Ze kunnen niet zomaar alles doen wat ze willen. Want Nederland is een rechtsstaat!
Een rechtsstaat zorgt ervoor dat de burgers worden beschermd tégen de macht van de overheid. Het verkleint dus de macht van de overheid.
vier kenmerken van een rechtsstaat
Rechtsgelijkheid: Iedereen in Nederland is voor de wet gelijk.
Grondrechten: Alle burgers hebben grondrechten.
Machtenscheiding: De macht om wetten te maken en uit te voeren ligt niet bij één persoon. De rechterlijke macht is onafhankelijk van de overheid, en onpartijdig.
Legaliteitsbeginsel: De overheid moet zich aan de wet houden.
Hieronder leggen we de vier kenmerken verder uit.
1.3.1. Rechtsgelijkheid
Dit betekent dat iedereen in Nederland voor de wet gelijk is. Iedereen heeft dus recht op een gelijke behandeling door de overheid, de politie en de rechter, ongeacht jouw geslacht, afkomst, geloof, seksuele voorkeur of politieke voorkeur.
1.3.2. Grondrechten voor alle burgers
De Grondwet is de belangrijkste wet van Nederland. In de Grondwet staan alle rechten van alle mensen in Nederland. Dit zijn voornamelijk vrijheidsrechten, want het is belangrijk dat mensen in Nederland de vrijheid hebben om te doen, vinden, denken en geloven wat zij zelf willen.
Opdracht 9
We gaan een klein woordenboekje maken. Schrijf in je eigen woorden op wat de volgende grondrechten betekenen. Je mag het opzoeken.
1. Vrijheid van meningsuiting.
Je mag zeggen wat je vindt.
2. Persvrijheid.
Je mag in de media schrijven en zeggen wat je wil.
3. Vrijheid van vergadering en betoging.
Je mag met groepen mensen samenkomen om jullie mening te bespreken. Je mag ook protesteren en demonstreren op straat, als je dat wil.
4. Vrijheid van het oprichten van verenigingen en politieke partijen.
Iedereen mag een eigen politieke partij of vereniging opstarten als je dat wil.
5. Vrijheid van onderwijs.
Je mag kiezen wat voor onderwijs je wil voor je kind: openbaar onderwijs, religieus onderwijs of thuisonderwijs.
6. Vrijheid van godsdienst.
Je mag je eigen geloof uitoefenen zoals je dat wil.
7. Recht op privacy.
Je hebt recht op een privéleven en je mag zelf beslissen wie jouw gegevens mag inzien.
Opdracht 10
Bekijk de video hierboven.
a) Noem drie vrijheidsrechten die besproken worden in de video.
Bijvoorbeeld: Vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, vrijheid van godsdienst.
b) Zoek op het internet wat er in artikel 1 van de Grondwet staat.
Iedereen in Nederland moet gelijk worden behandeld. Discriminatie is verboden.
c) In de video wordt gezegd: “Grondrechten beperken de macht van de overheid”. Wat wordt hiermee bedoeld?
De grondrechten van burgers zorgen ervoor dat burgers kunnen zeggen, geloven en onderwijzen wat zij willen. De grondrechten zorgen er dus voor dat burgers worden beschermd tegen de overheid.
1.3.3. Er is sprake van machtenscheiding
In Nederland is er niet één groep mensen met alle macht: er zijn drie groepen mensen die alle drie macht hebben. In deze tabel zie je welke drie groepen mensen dit zijn:
De wetgevende macht
Dit zijn de volksvertegenwoordigers. Zij hebben wetgevende macht. Dit betekent dat zij bepalen welke nieuwe wetten er in Nederland moeten komen, en welke straf er komt voor mensen die zich niet aan de wet houden.
De uitvoerende macht
Dit zijn de bestuurders. Zij hebben uitvoerende macht. Zij bepalen hoe deze nieuwe wetten worden uitgevoerd in Nederland. En als iemand zich niet aan de wet houdt, dan zorgt deze groep dat die mensen worden opgepakt.
De rechterlijke macht
Dit zijn de rechters. Zij hebben rechterlijke macht. Zij bepalen welke straf verdachten krijgen, wanneer ze zich niet aan de wet houden. Niemand anders mag verdachten veroordelen en straffen.
Opdracht 11
a) Leg in je eigen woorden uit wat de scheiding van machten betekent.
In Nederland is de macht verdeeld over drie groepen mensen.
b) Leg uit dat het gevaarlijk kan zijn als één persoon de wetgevende, uitvoerende én rechterlijke macht heeft.
Als één persoon of groep alle macht heeft, dan kan diegene zelf nieuwe wetten bedenken, deze wetten uitvoeren én mensen straffen die zich er niet aan houden. Hij/zij kan heeft dan heel veel macht en niemand kan hem tegenhouden als hij zijn macht wil misbruiken.
Soms ontstaat er een conflict tussen een burger en de overheid. Een burger denkt dat hij recht heeft op een uitkering, maar de overheid vindt van niet. Of de burger krijgt een boete opgelegd, maar vindt dat hij deze niet hoeft te betalen.
Burgers kunnen naar de rechter gaan om te proberen om gelijk te krijgen. De rechter besluit dan wie er gelijk heeft: de burger of de overheid. De rechter is dan onpartijdig. Dat betekent dat hij/zij niet per se de kant kiest van de overheid. De rechter kijkt namelijk zelf in de wet en kan besluiten dat de overheid verkeerd zit.
De rechter is dus onpartijdig in zulke conflicten. We noemen dat ook wel: onafhankelijke rechtspraak.
Opdracht 12
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom moest Geert Wilders voor de rechter komen?
Hij heeft een groep mensen (Marokkanen in Nederland) beledigd en gekwetst.
b) Leg in je eigen woorden uit wat “onafhankelijke rechtspraak” betekent.
De rechters in Nederland besluiten wie er gelijk hebben als er een conflict ontstaat tussen burgers en de overheid. De rechter kiest dus niet automatisch de kant van de overheid.
c) Leg uit hoe je onafhankelijke rechtspraak herkent in de video.
De rechter besluit dat Geert Wilders iets heeft gezegd dat niet mocht. De rechter geeft daarmee de burgers gelijk, en een politicus ongelijk.
1.3.4. Legaliteitsbeginsel: De overheid moet zich aan de wet houden
In de wet staat geschreven wat de overheid allemaal wél en niet mag. Een politieagent mag bijvoorbeeld niet discrimineren. En ze mogen iemand alleen hardhandig aanpakken, als dit écht nodig is in de situatie. En de belastingdienst mag alleen belasting vragen aan burgers, als in de wet staat dat die belasting betaald moet worden.
Jij mag dus ook niet zomaar op straat aangehouden en opgepakt worden. Dit mag alléén als jij ergens van wordt verdacht, waarvan in de wet staat dat het verboden is.
Ik geef mijn kind soms een tik. Is dat erg?
Ons panel van deskundigen beantwoordt al je persoonlijke vragen. Deze keer beantwoordt onze expert deze: Ik geef mijn kind soms een tik. Is dat erg?
Psycholoog Steven Pont is hierover klaarhelder: “Ja, dat is erg. Sterker, het is sinds 2007 tegen de wet. Die wet is er niet voor niets”, legt Pont uit. “Zo weten we dat kinderen die geslagen worden een minder goed geweten ontwikkelen en minder vertrouwen in hun medemens krijgen. Bovendien pesten ze zelf andere kinderen vaker.”
a) Mochten ouders hun kind in 2006 een tik geven?
Ja.
b) En in 2007?
Nee.
c) Leg in je eigen woorden uit wat het legaliteitsbeginsel is.
Alle mensen die bij de overheid werken, moeten zich ook aan de wet houden. En je mag alleen iemand straffen als diegene de wet heeft overtreden.
d) Leg uit wat dit artikel met het legaliteitsbeginsel te maken heeft.
Je mag je kind niet meer slaan, want dat staat nu in de wet. Je kunt straf krijgen als je je kind slaat. Maar vóór 2007 stond dit nog niet in de wet, dus toen mochten ouders hun kind nog een tik geven.
Israël beperkt invloed rechters, boze burgers de straat op
Het parlement van Israël heeft ingestemd met omstreden hervormingen. Een meerderheid van het parlement wil niet meer dat Israëlische rechtbanken kunnen oordelen of regeringsbesluiten ‘redelijk’ zijn of niet.
Die plannen moeten de invloed van rechters op de politiek beperken. Het parlement, en daarmee ook de regering van Netanyahu, wordt door deze beslissing machtiger, terwijl de rechters juist macht verliezen. Er zijn al maanden grote protesten in het land over de plannen van de regering van Benjamin Netanyahu.
Lees het artikel hierboven. Welk kenmerk van de rechtsstaat wordt niet gerespecteerd in Israël? Leg je antwoord uit.
Machtenscheiding, want het parlement neemt de rechterlijke macht weg bij de rechters.
1.4. Een dictatuur
Nederland is dus een rechtsstaat: een land waarin alle burgers rechten hebben, zoals stemrecht en vrijheid van meningsuiting.
Bovendien is Nederland een democratie. Demos betekent: volk. En kratos betekent: macht. Democratie betekent dus letterlijk: het volk heeft de macht. Een democratie is dus een land waarin het volk mag meebeslissen over het beleid. In Nederland mogen alle burgers boven de 18 stemmen. Hun stem bepaalt wie er aan de macht komt.
Maar niet elk land is een democratie en een rechtsstaat. Sommige landen zijn een dictatuur. In een dictatuur heeft het volk heel weinig of niets te zeggen, en de macht is in handen van één of enkele machthebber(s). Kijk maar naar deze video over Noord-Korea:
Vijf kenmerken van een dictatuur
Alle macht is in de handen van één of enkele machthebber(s) of één partij. Er is dus geen volksvertegenwoordiging die de machthebber(s) controleert en corrigeert.
Er is geen onafhankelijke rechtspraak. Rechters moeten doen wat de machthebbers willen.
Er zijn geen grondrechten voor burgers. Je mag dus niet protesteren tegen de machthebber(s)
Er zijn geen verkiezingen. Of er zijn alleen nepverkiezingen, waarbij de machthebber(s) opnieuw gekozen wordt.
Er is censuur. Er is géén persvrijheid of vrijheid van meningsuiting. Alléén de machthebber(s) mogen hun politieke ideeën via de media verspreiden.
Landen die aan de meeste van bovenstaande kenmerken voldoen, noemen we een dictatuur. En landen die aan de meeste kenmerken van een rechtsstaat en democratie voldoen, noemen we geen dictatuur.
Opdracht 15
Bekijk de video hierboven over Noord-Korea.
a) Is Noord-Korea een rechtsstaat? Leg uit aan de hand van de vier kenmerken van de rechtsstaat.
Nee, want de leider heeft alle macht in handen, en hij onderdrukt de grondrechten van het volk. Bovendien zet hij tegenstanders gevangen of laat hij ze vermoorden, dus er is ook geen onafhankelijke rechtspraak.
b) Is Noord-Korea een democratie? Leg uit.
Nee, want je mag geen kritiek hebben op de leider, en je kunt dus niet een andere politicus steunen.
c) Leg uit waarom een dictatuur geen democratie kan zijn, en andersom.
In een dictatuur heeft het volk niks te zeggen. Maar in een democratie mag het volk wél een mening uiten en stemmen op volksvertegenwoordigers.
1. Waarom is Nederland een verzorgingsstaat?
Correct!Wrong!
2. Welke uitspraak over de overheid is waar?
Correct!Wrong!
3. Waarom bestaat er in een rechtsstaat een machtenscheiding?
Correct!Wrong!
4. Wat is wel een kenmerk van een democratie, maar niet van een dictatuur?
Eerder heb je geleerd dat de overheid er onder andere voor zorgt dat de verzorgingsstaat goed functioneert. Ze zorgt voor welvaart en welzijn voor alle burgers in Nederland en organiseert zaken van algemeen belang (zoals het verkeer).
Maar hóé Nederland het beste kan zorgen voor welvaart en welzijn, daar hebben politici verschillende meningen over. De ene politicus vindt bijvoorbeeld zorgen voor het milieu heel belangrijk, de andere politicus wil dat de lonen van mensen omhoog gaan. Een derde politicus vindt dat we meer vluchtelingen moeten opvangen en een vierde politicus wil liever geld uitgeven aan pensioenen voor ouderen.
In deze les kijken we naar de verschillende meningen die er bestaan over wat nu de allerbelangrijkste taak is van de overheid.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe je standpunten kunt indelen op de links/rechts-as en de progressief/conservatief-as.
Uitleggen wat de uitgangspunten zijn van de vijf politieke stromingen.
Weten welke kenmerken populistische politieke partijen hebben.
Weten welke kenmerken extremistische politieke partijen hebben.
Opdracht 1
Bekijk de eerste vier minuten van de video bovenaan de pagina.
a) Wat is euthanasie?
Artsen mogen, onder strenge voorwaarden, patiënten die ernstig lijden, helpen met sterven.
b) Waarom zijn de voorstanders vóór euthanasie?
Zij vinden dat mensen die erg lijden, zelf mogen bepalen wanneer ze overlijden.
c) Waarom zijn tegenstanders tégen euthanasie?
Veel christelijke mensen vinden dat God moet beslissen over leven en dood.
d) Wat vind jij ervan dat euthanasie legaal is? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat goed, want als je heel erg veel pijn hebt dan vind ik dat je zelf over je leven mag beslissen. Of: Ik vind eigenlijk dat je nooit iemand mag helpen mag sterven, want misschien zou diegene er spijt van hebben gehad.
2.1. Links en rechts
Veel Nederlanders hebben een mening over hoe Nederland ingericht moet worden. Zij willen dus ook dat de overheid naar hen luistert. Daarom kunnen alle Nederlanders stemmen op politici waar zij het mee eens zijn.
Tijdens de verkiezingen kun je stemmen op een politieke partij die bij jou past. Er bestaan namelijk heel veel verschillende politieke partijen met allemaal een andere mening. Sommige partijen noemen we linkse partijen en andere partijen noemen we rechts. Het verschil? Kijk maar mee:
Linkse en rechtse partijen: de verschillen
Links
Rechts
Waarden
Gelijkheid en gelijkwaardigheid.
Verantwoordelijkheid en vrijheid.
Idealen
Mensen moeten elkaar helpen. Mensen verdienen gelijke kansen. Er moeten geen grote verschillen in rijkdom zijn in Nederland.
Mensen moeten voor zichzelf zorgen. Je mag zelf weten wat je doet met je geld, en je moet zelf ervoor zorgen dat je voldoende inkomsten hebt.
Rol van de overheid
De overheid moet actief zorgen voor gelijkheid door meer wetten hierover te maken.
De overheid moet passief zijn en weinig regels en wetten maken.
Partijen
SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Partij voor de Dieren
VVD, NSC, BBB, PVV, SGP, JA21
Je weet nu wat links is en wat rechts is. Wat vind jij van de volgende linkse en rechtse standpunten?
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Bron: Pixabay
Rechts standpunt: De belasting op erfenissen moet omlaag.1/8
Bron: Pixabay
Links standpunt: We moeten er samen voor zorgen dat iedereen het goed heeft.2/8
Bron: Fotografierende
Rechts standpunt: Economische groei is belangrijker dan gelijke kansen voor iedereen.3/8
Bron: Andrea Piacquadio
Rechts standpunt: Je moet zelf verantwoordelijkheid nemen, want mensen moeten zichzelf kunnen redden. 4/8
Bron: Alvin Decena
Links standpunt: Er moet meer geld worden geïnvesteerd in huisvesting voor daklozen.5/8
Bron: Pixabay
Rechts standpunt: De overheid moet alléén zorgen voor de veiligheid in Nederland, en verder weinig ingrijpen. 6/8
Bron: Karolina Grabowska
Links standpunt: De gezondheidszorg moet gratis zijn voor de armste mensen.7/8
Bron: Energepic.com
Links standpunt: Er moet een beperking komen op de hoogte van bonussen voor topmanagers.8/8
Results
1
Rechts standpunt: De belasting op erfenissen moet omlaag.
23887
2
Links standpunt: We moeten er samen voor zorgen dat iedereen het goed heeft.
26758
3
Rechts standpunt: Economische groei is belangrijker dan gelijke kansen voor iedereen.
138187
4
Rechts standpunt: Je moet zelf verantwoordelijkheid nemen, want mensen moeten zichzelf kunnen redden.
22996
5
Links standpunt: Er moet meer geld worden geïnvesteerd in huisvesting voor daklozen.
24976
6
Rechts standpunt: De overheid moet alléén zorgen voor de veiligheid in Nederland, en verder weinig ingrijpen.
134191
7
Links standpunt: De gezondheidszorg moet gratis zijn voor de armste mensen.
23689
8
Links standpunt: Er moet een beperking komen op de hoogte van bonussen voor topmanagers.
178147
Opdracht 2
a) Wat is het verschil tussen een actieve overheid en een passieve overheid?
Een actieve overheid maakt veel regels voor de mensen in de samenleving. Een passieve overheid maakt zo min mogelijk wetten.
b) Leg uit dat een actieve overheid past bij links en een passieve overheid bij rechts.
Links vindt dat een actieve overheid mensen beter kan helpen, en rechts vindt dat een passieve overheid ervoor zorgt dat mensen meer eigen verantwoordelijkheid en vrijheid nemen.
Opdracht 3
a) Bekijk de standpunten van de SP. Wat is een links standpunt?
Bijvoorbeeld: Werknemers moeten meedelen in de winst van bedrijven. Of: Studenten moeten een basisbeurs krijgen.
b) Bekijk de standpunten van de VVD. Wat is een rechts standpunt?
Bijvoorbeeld: lagere belastingen voor middeninkomens. Of: Ondernemers de kans geven om banen te creëren.
Weet jij het? Doe nu de quiz!
0%
1. De belastingen zijn te hoog.
Correct!Wrong!
2. Grote inkomensverschillen zijn niet wenselijk.
Correct!Wrong!
3. Migranten moeten hun inburgeringscursus zelf betalen.
Correct!Wrong!
4. De huurtoeslag voor de allerarmste gezinnen moet omhoog.
Correct!Wrong!
5. Grote bedrijven hebben teveel macht in Nederland.
Correct!Wrong!
6. Mensen met een uitkering moeten verplicht solliciteren naar banen.
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test: Links of rechts?
Jij snapt links en rechts. Súper goed!
Prima resultaat, één foutje maar!
Oef, je hebt iets teveel fout. Lees de leertekst nog een keer, en probeer het opnieuw!
2.2. Progressief en conservatief
Je kunt nu dus de politieke partijen indelen in linkse partijen en rechtse partijen. Maar je kunt politieke partijen ook op een andere manier indelen: namelijk in conservatief (behoudend) of progressief (vooruitstrevend). Wat deze termen betekenen, kun je hier bekijken:
Je weet nu wat progressief is en wat conservatief is. Wat vind jij van de volgende progressieve en conservatieve standpunten?
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Bron: Wikimedia Commons
Progressief standpunt: We moeten méér samenwerken in de EU, want dat brengt welvaart en welzijn voor de burgers.1/8
Bron: Markus Spiske
Conservatief standpunt: Er zijn te veel migranten.2/8
Bron: Pixabay
Progressief standpunt: Nederland moet niet alleen cannabis, maar ook XTC legaliseren.3/8
Bron: Somchai Kongkamsri
Conservatief standpunt: Nederland moet een sterk eigen leger hebben.4/8
Foto: Kayla Ihrig
Progressief standpunt: Dé Nederlandse identiteit bestaat niet.5/8
Bron: Remy Gieling
Conservatief standpunt: We moeten op alle scholen voortaan de Nederlandse vlag uithangen. 6/8
Bron: Donald Tong
Progressief standpunt: Criminelen moeten na hun straf geholpen worden om weer mee te doen met de maatschappij.7/8
Bron: Pixabay
Conservatief standpunt: Het recht op euthanasie moet worden ingeperkt.8/8
Results
1
Progressief standpunt: We moeten méér samenwerken in de EU, want dat brengt welvaart en welzijn voor de burgers.
18932
2
Conservatief standpunt: Er zijn te veel migranten.
14675
3
Progressief standpunt: Nederland moet niet alleen cannabis, maar ook XTC legaliseren.
100121
4
Conservatief standpunt: Nederland moet een sterk eigen leger hebben.
18437
5
Progressief standpunt: Dé Nederlandse identiteit bestaat niet.
74147
6
Conservatief standpunt: We moeten op alle scholen voortaan de Nederlandse vlag uithangen.
86135
7
Progressief standpunt: Criminelen moeten na hun straf geholpen worden om weer mee te doen met de maatschappij.
17744
8
Conservatief standpunt: Het recht op euthanasie moet worden ingeperkt.
98123
Sommige partijen zijn dus progressief. Deze partijen zijn vooruitstrevend en vernieuwend. Zij willen ons land klaarmaken voor de toekomst. Andere partijen zijn juist conservatief. Deze partijen willen juist onze oude waarden en normen behouden. Ze vinden vaak dat Nederland te snel verandert.
Progressieve en conservatieve partijen: de verschillen
Progressief
Conservatief
Waarden
Persoonlijke vrijheid en verandering.
Behoudend, traditie en Bijbelse waarden.
Idealen
Het is goed als Nederland vernieuwt en verandert. Mensen moeten veel vrijheid hebben op het vlak van cultuur, waarden en normen.
Nederland moet niet te veel of te snel veranderen. Sommige partijen willen terug naar de oude (Bijbelse) waarden en normen. En andere partijen willen minder te maken hebben met buurlanden en niet-Nederlandse culturen.
Partijen
Volt, D66, GroenLinks-PvdA, Partij voor de Dieren, DENK
SGP, CDA, NSC, BBB, PVV, JA21
Opdracht 4
Bekijk de video bovenaan de pagina af.
a) Welke partijen willen de euthanasiewet afschaffen? Waarom?
Christelijke partijen, want zij vinden dat God beslist over leven en dood, en dat mensen dat niet zelf mogen doen.
Als je de wet op euthanasie wil afschaffen, dan wil je een wet veranderen.b) Is afschaffing van euthanasie een conservatief of een progressief standpunt? Leg je antwoord uit.
Conservatief, want ze willen terug naar een situatie in het verleden.
Opdracht 5
a) Bekijk deze website van de D66. Wat is een progressief standpunt?
Bijvoorbeeld: Ze willen langer betaald ouderschapsverlof. En ze willen veel doen voor het milieu.
b) Bekijk deze website van de SGP. Wat is een conservatief standpunt?
Bijvoorbeeld: Ze willen aids terugdringen door seks vóór het huwelijk te ontmoedigen. En ze willen het land regeren vanuit het christelijk geloof.
Weet jij wat progressief en conservatief betekenen? Doe nu de quiz!
0%
1. Klimaatverandering tegengaan is geen prioriteit.
Correct!Wrong!
2. Het is mooi als immigranten hun eigen cultuur meenemen naar Nederland.
Correct!Wrong!
3. Mensen moeten meer respect hebben voor de politie.
Correct!Wrong!
4. Onze tradities zijn erg belangrijk.
Correct!Wrong!
5. Homoseksuele stellen moeten net zo makkelijk kinderen kunnen adopteren als hetero-stellen.
Correct!Wrong!
6. Alle harddrugs moeten legaal worden.
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test: Progressief of conservatief?
Jij snapt progressief en conservatief. Súper goed!
Prima resultaat, één foutje maar!
Oef, je hebt iets teveel fout. Lees de leertekst nog een keer, en probeer het opnieuw!
In onderstaande video kun je zien wat links en rechts te maken heeft met progressief en conservatief:
2.3. Vijf stromingen
Je hebt nu geleerd hoe je partijen kunt indelen in linkse partijen en rechtse partijen en in progressieve partijen en conservatieve partijen. We gaan nu een derde (en laatste!) manier bespreken om partijen in te delen. Je kunt partijen namelijk ook indelen in stromingen. Een stroming is een mening over hoe we met elkaar moeten samenleven.
VIJF POLITIEKE stromingen
Liberalisme
Sociaaldemocratie
Christendemocratie
Ecologische stroming
Nationalistische stroming
2.3.1. Liberalisme
Liberalen geloven dat mensen goed voor zichzelf kunnen zorgen. Ze bepalen zelf wat ze nodig hebben aan inkomen, zorg, onderwijs en ontspanning, en regelen en betalen dit ook zelf. Mensen kunnen het beste uit zichzelf halen in een samenleving waarin mensen met elkaar concurreren. Daarom willen zij graag een samenleving met een grote vrijemarkteconomie.
De overheid zorgt dus weinig voor de mensen, want mensen kopen zelf hun zorg, onderwijs en huisvesting. Daardoor zijn de belastingen laag. De overheid zorgt alleen voor veiligheid.
Verkiezingsposters: VVD, D66
Het liberalisme kun je op deze manier samenvatten in een tabel:
LIBERALISME SAMENGEVAT
Waarden
Economische vrijheid, individuele rechten en eigen verantwoordelijkheid.
Mensbeeld
Mensen moeten de verantwoordelijkheid nemen om voor zichzelf te zorgen. Ze moeten dus ook die vrijheid krijgen. We hebben een vrije markt nodig, zodat mensen hun eigen economische keuzes kunnen maken.
Rol van de overheid
De overheid moet vooral zorgen voor veiligheid, justitie en defensie. De overheid moet niet teveel zorgen voor zwakkere burgers, want die moeten dit zelf kunnen of leren.
Standpunten
Minder belastingen voor bedrijven. Minder regels voor ondernemers. Mensen moeten makkelijker ontslagen kunnen worden. Mensen kiezen zelf welke zorg zij nodig vinden en betalen hier zelf voor. Meer politie op straat en strengere straffen voor criminelen.
Partijen
VVD, D66, Volt, BBB
Opdracht 6
a) Leg in je eigen woorden uit wat het liberalisme is.
Liberalisme betekent dat mensen vrij moeten zijn en zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun (economische) keuzes.
b) Leg uit hoe je het liberalisme kunt herkennen in de twee posters boven de tabel.
In de posters gaat het over minder belastingen en minder overheid, en een vrije handel. Dat past bij het liberalisme want zo zorg je ervoor dat mensen hun eigen keuzes maken zonder hulp van de overheid. Er staat ook ‘veilige buitengrenzen’, want de overheid moet zich in het liberalisme vooral bezighouden met veiligheid.
c) Hoe kun je de liberale stroming herkennen in de video?
Werkgevers kunnen de werknemers die een minderheid zijn (zwangere vrouwen, zwarte mannen, ouderen) niet altijd beschermen tegen ontslag.
d) Past het liberalisme bij jou? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want als de belastingen lager zijn dan hebben mensen meer geld om voor zichzelf te zorgen. Of: Nee, want er zijn veel mensen die leven in armoede en die verdienen hulp.
Opdracht 7
Scroll omhoog naar 2.1 en bekijk de tabellen over linkse en rechtse politiek. Is het liberalisme een linkse of een rechtse stroming? Leg je antwoord uit.
Rechts, want het liberalisme gaat ervan uit dat mensen voor zichzelf moeten kunnen zorgen. Ze willen weinig regels van de overheid en dat is rechts.
2.3.2. Sociaaldemocratie
Sociaaldemocraten denken heel anders. Zij geloven dat verschillende mensen vanaf de geboorte verschillende kansen krijgen. Iemand met rijke, lieve, slimme ouders heeft veel meer mogelijkheden in zijn leven dan iemand die in grote armoede is geboren, of ouders heeft die niet voor hem kunnen zorgen.
Sociaaldemocraten komen dus op voor zwakkeren, armen en zieken. Ze willen dus ook dat mensen met weinig kansen een goed inkomen hebben, goede zorg krijgen en in een fijn huis wonen. Dit kost wel allemaal geld. De belastingen zullen dus hoger moeten zijn dan bij de liberalen.
Verkiezingsposters: PvdA, SP
Dus dit zijn kernpunten van de sociaaldemocratie:
SOCIAALDEMOCRATIE SAMENGEVAT
Waarden
(Economische) gelijkheid en solidariteit.
Mensbeeld
Mensen worden in ongelijke situaties geboren en krijgen ongelijke kansen in het leven. Er zijn dus te grote verschillen in inkomen, rijkdom en macht tussen verschillende mensen. De overheid moet ervoor zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt.
Rol van de overheid
De overheid moet opkomen voor zwakke mensen in de samenleving: voor armen, ouden, zieken, voor mensen die gediscrimineerd worden. Er moeten meer wetten komen om hen te helpen.
Standpunten
De overheid moet zorgen voor goede zorg en goed onderwijs voor iedereen. De ziekte-uitkering en AOW moeten omhoog. Rijke mensen moeten daarvoor meer belastingen betalen. We moeten meer geld geven aan ontwikkelingshulp.
Partijen
GroenLinks-PvdA, SP, DENK
Opdracht 8
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat de sociaaldemocratie is.
Zwakkere mensen (oudere, armere of ziekere mensen) worden geholpen door de overheid.
b) Leg uit hoe je de sociaaldemocratie kunt herkennen in de twee posters boven de tabel.
De posters gaan erover dat het eerlijker moet; met de sociaaldemocratie krijgen kansarme mensen meer kansen.
c) Hoe kun je de sociaaldemocratische stroming herkennen in de video?
Er wordt uitgelegd hoe slecht het is gesteld met de opvang van dakloze gezinnen, en mensen beargumenteren dat die gezinnen meer geholpen moeten worden (door de overheid).
d) Past de sociaaldemocratie bij jou? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik zie veel zwervers op straat en sociaaldemocratische partijen willen hier iets aan doen. Of: Nee, want als je arm bent dan is dat je eigen fout en je eigen probleem.
Opdracht 9
Scroll omhoog naar 2.1 en bekijk de tabellen over linkse en rechtse politiek. Is sociaaldemocratie een linkse of rechtse stroming? Leg je antwoord uit.
Links, want sociaaldemocratische partijen willen dat mensen gelijke kansen krijgen en willen dat de overheid daarvoor zorgt, en dat is links.
2.3.3. Christendemocratie
Christendemocraten denken vanuit Bijbelse waarden en normen. Ze vinden naastenliefde, samenwerking en familie belangrijk. Daarom willen ze graag dat groepen mensen elkaar helpen als dit nodig is. Zij stimuleren mantelzorg: dat betekent dat familie, vrienden en buren samen zorgen voor ouderen, zieken en zwakken.
De overheid helpt de mensen alleen als dit nodig is. Het is beter als maatschappelijke organisaties, vrijwilligers, familieleden, buren of vrienden de zwakkeren helpen.
Verkiezingsposters: ChristenUnie, CDA
Zie hier de kern van de christendemocratie:
CHRISTENDEMOCRATIE SAMENGEVAT
Waarden
Bijbelse waarden zoals naastenliefde, samenwerking en rentmeesterschap.
Mensbeeld
Het christelijk geloof is de inspiratiebron voor hoe mensen met elkaar moeten samenleven. De verschillende groepen in de samenleving moeten samenwerken en elkaar (vrijwillig) helpen. Bovendien is de aarde door God gegeven, en daar moeten we goed voor zorgen.
Rol van de overheid
Maatschappelijke organisaties, zoals de kerk of vrijwilligersorganisaties, zouden moeten zorgen voor zwakkeren, ouderen en armen. De overheid moet alleen taken op zich nemen die niet door andere groepen mensen in de samenleving gedaan kunnen worden.
Standpunten
Families en gezinnen met kinderen vormen de kern van de samenleving. Kinderopvang moet dus goedkoper worden. Er moet meer aandacht komen voor mantelzorgers, vrijwilligersorganisaties en ouderenzorg.
Partijen
CDA, ChristenUnie, SGP.
Opdracht 10
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat de christendemocratie is.
Christendemocratie gaat uit van naastenliefde en samenwerking, en vindt dat mensen elkaar méér moeten helpen.
b) Leg uit hoe je de christendemocratie kunt herkennen in de twee posters boven de tabel.
De posters gaat erover dat we “samen” en “voor elkaar” moeten zorgen, en dat past heel erg bij christendemocraten.
c) Hoe kun je de christendemocratische stroming herkennen in de video?
Neomi leest vrijwillig voor bij een paar kinderen met een taalachterstand. Ze helpt dus kinderen die dit nodig hebben.
d) Past de christendemocratie bij jou? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik vind het mooi en belangrijk dat mensen elkaar helpen. Of: Nee, want ik kan me voorstellen dat veel mensen geen tijd vrij willen maken voor vrijwilligerswerk en mantelzorg.
Opdracht 11
Scroll omhoog naar 2.2 en bekijk de tabellen over progressieve en conservatieve politiek. Is christendemocratie een progressieve of conservatieve stroming? Leg je antwoord uit.
Conservatief, want christendemocratische partijen baseren zich op traditionele waarden en normen.
Opdracht 12
Lees de vier uitdrukkingen:
1. Een goede buur is beter dan een verre vriend.
2. De Amerikaanse droom.
3. Een barmhartige Samaritaan zijn.
4. Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje.
a) Schrijf van iedere uitdrukking de betekenis op. Gebruik eventueel Google.
1. Het is belangrijk om leuke buren te hebben die je kunnen helpen, in plaats van vrienden die je nooit ziet. 2. Je kan alles bereiken wat je wil, als je maar hard werkt. 3. Een barmhartige Samaritaan is behulpzaam voor zijn naasten. 4. Als je arm bent bij je geboorte, is het heel moeilijk om rijk te worden.
b) Schrijf bij elke uitspraak op of die het beste past bij het mensbeeld van een sociaaldemocraat, een liberaal óf een christendemocraat.
Uitspraak 1 en 3: Christendemocraten. Uitspraak 2: Liberalen. Uitspraak 4: Sociaaldemocraten.
c) Welke uitspraak past het best bij jouw mensbeeld? Waarom?
Bijvoorbeeld: 3, want ik vind het mooi om mensen in nood te helpen.
2.3.4. Ecologische stroming
Ecologie betekent: hoe mensen, dieren en natuur met elkaar omgaan. De ecologische stroming maakt zich zorgen om de invloed van mensen op het klimaat. Ze voorzien dat er in de toekomst zulke grote klimaatveranderingen zullen plaatsvinden, dat de wereld onbewoonbaar wordt. We moeten dus beter omgaan met het milieu om onze toekomst te beschermen.
Daarnaast vinden ze dat natuur en dierenrechten beter beschermd moeten worden. Als dit ten koste gaat van economische groei, dan is dat het waard.
Verkiezingsposters: GroenLinks, Partij voor de Dieren
Een samenvatting van hun ideeën vind je hier:
ECOLOGISCHE STROMING SAMENGEVAT
Waarden
Duurzaamheid, natuur, milieu.
Mensbeeld
We hebben maar één aarde dus we moeten goed voor de aarde zorgen. Duurzaam leven is belangrijker dan economische rijkdom.
Rol van de overheid
De overheid moet met wetten en regels ervoor zorgen dat bedrijven groener produceren en mensen groener consumeren. Natuurgebieden en de dieren die daarin leven, moeten worden beschermd.
Standpunten
Subsidie op zonnepanelen. Meer windmolens, minder gebruik van vervuilende energie zoals gas en kolen. Grote vervuilende bedrijven moeten hiervoor betalen door hogere belastingen.
Partijen
GroenLinks-PvdA en Partij voor de Dieren.
Opdracht 13
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat de ecologische stroming is.
Een stroming die zich zorgen maakt om klimaatverandering, en over de bedreiging van natuur en dieren.
b) Leg uit hoe je de ecologische stroming kunt herkennen in de twee posters boven de tabel.
De ene poster gaat over de toekomst, en het woord ‘Groen’ van GroenLinks gaat over natuur. De andere poster benoemt natuur en dieren.
c) Hoe kun je de ecologische stroming herkennen in de video?
Er wordt uitgelegd hoe ernstig het stijgen van de temperatuur is voor het leven op aarde.
d) Past de ecologische stroming bij jou? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik maak me zorgen om het klimaat, want het verandert heel snel. Of: Nee, want ik vind het klimaat niet zo belangrijk.
Opdracht 14
Scroll omhoog naar 2.1 en bekijk de tabellen over linkse en rechtse politiek.
a) Is de ecologische stroming een linkse of rechtse stroming? Leg je antwoord uit.
Links, want ecologische partijen willen dat de overheid méér ingrijpt (om het klimaat te verbeteren) en dit vinden ze belangrijker dan economische groei.
Scroll nu naar 2.2 en bekijk de tabellen over progressieve en conservatieve politiek. b) Is de ecologische stroming een progressieve of conservatieve stroming? Leg je antwoord uit.
Progressief, want ecologische partijen maken zich zorgen over de invloed van klimaatverandering op de toekomstige samenleving en proberen de samenleving voor te bereiden op de toekomst.
2.3.5. Nationalisme
Een natie betekent dat een groep mensen zich één volk voelt. De nationalistische stroming maakt zich zorgen om de invloed van andere landen op Nederland. Door de komst van migranten verandert de Nederlandse cultuur teveel. En door samenwerking met Europa en globalisering, hebben we steeds minder te zeggen over de wetten in ons land. Dat is onwenselijk.
Ze vinden dus dat we minder moeten samenwerken met andere landen, en dat we globalisering tegen moeten gaan. We moeten ook minder migranten toelaten.
Verkiezingsposters: PVV, Forum voor Democratie
Dit is een samenvatting van hun ideeën:
NATIONALISME SAMENGEVAT
Waarden
De Nederlandse cultuur, tradities, nationaal bestuur.
Mensbeeld
Alle mensen worden geboren in een bepaalde cultuur. Deze culturen verschillen van elkaar, en vaak botsen deze met elkaar. Het is belangrijk dat we onze cultuur behouden en beschermen tegen immigranten en globalisering, want de oorspronkelijke Nederlanders zijn belangrijker dan migranten.
Rol van de overheid
We hebben een sterke overheid nodig die wetten opstelt tegen de invloed van andere landen. De overheid moet ook niet samenwerken met de EU of met andere landen, want daarmee raken we de invloed op ons land kwijt.
Standpunten
De grenzen van Nederland moeten dicht voor migranten. Nederland moet uit de EU. Moskeeën mogen geen subsidie meer krijgen. Strengere straffen voor criminelen met een migratie-achtergrond.
Partijen
PVV, Forum voor Democratie, JA21
Opdracht 15
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat de nationalistische stroming is.
Dat is een stroming die vindt dat we ons meer moeten richten op de Nederlandse cultuur en minder op culturen en mensen uit andere landen.
b) Leg uit hoe je de nationalistische stroming kunt herkennen in de twee posters boven de tabel.
Beide posters zeggen dat Nederland nu niet “echt” Nederland is, en dat we terug moeten naar het oude Nederland.
c) Hoe kun je de nationalistische stroming herkennen in de video?
In de video zie je mensen die vinden dat er te veel Polen in de wijk zitten, en mensen die vinden dat Poolse mensen in Nederland Nederlands moeten leren.
d) Past de nationalistische stroming bij jou? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want veel Nederlandse tradities veranderen erg snel en ik vind dat niet goed. Of: Nee, want ik vind dat andere culturen welkom zijn in Nederland.
Opdracht 16
Scroll omhoog naar 2.1 en bekijk de tabellen over linkse en rechtse politiek.
a) Is nationalisme een linkse of rechtse stroming? Leg je antwoord uit.
Rechts, want nationalistische partijen vinden niet per se dat iedereen gelijke kansen moet krijgen. Mensen van een andere afkomst moeten zich meer aanpassen dan oorspronkelijke Nederlanders.
Scroll nu naar 2.2 en bekijk de tabellen over progressieve en conservatieve politiek.
b) Is nationalisme een progressieve of conservatieve stroming? Leg je antwoord uit.
Conservatief, want nationalistische partijen maken zich zorgen over de invloed van andere landen op Nederland en de Nederlandse cultuur. Ze willen dat Nederland minder samenwerkt met andere landen, dus een beetje zoals vroeger.
Deze vijf stromingen zijn de belangrijkste en grootste stromingen van Nederland. De meeste partijen passen het beste bij één stroming, zoals je ziet in de schema’s.
Soms zitten partijen een beetje tussen stromingen in. De PVV is vooral nationalistisch, en heeft verder soms liberale en soms sociaaldemocratische standpunten. GroenLinks-PvdA past bij het ecologisme én bij de sociaaldemocratie. D66 is sociaal-liberaal.
Je kent nu de vijf belangrijkste stromingen. Doe nu de quiz en ontdek welke stroming het beste bij jou past!
0%
Wat vind je de belangrijkste waarde?
Waar moet de overheid vooral voor zorgen?
Wie moeten vooral geholpen worden, en hoe?
Arme mensen…
De toekomst van Nederland staat onder druk …
We moeten samenwerken met de EU, vanwege de volgende thema’s:
(MK/P&B) Test: Welke stroming past bij jou?
Liberalisme!
Jij bent een echte liberalist. Je vindt dat mensen de verantwoordelijkheid moeten nemen om hun eigen economische keuzes te maken. De VVD of de D66 passen goed bij jou!
Sociaaldemocratie!
Jij bent een echte sociaaldemocraat. Je vindt dat mensen gelijke kansen verdienen en dat de overheid hiervoor moet zorgen. De PvdA, de SP, GroenLinks of DENK passen goed bij jou!
Christendemocratie!
Jij bent een echte christendemocraat. Je vindt dat mensen moeten leven volgens de christelijke normen en waarden en elkaar moeten helpen in tijden van nood. Het CDA, de ChristenUnie of de SGP passen goed bij jou!
Ecologische stroming!
Jij bent een echte ecologist. Je vindt dat mensen zorg moeten dragen voor de aarde, de natuur en het klimaat, omdat we anders in de problemen gaan komen. GroenLinks of Partij voor de Dieren passen goed bij jou!
Nationalistische stroming!
Jij bent een echte nationalist. Je vindt dat Nederland ervoor moet zorgen dat de Nederlandse cultuur en tradities niet teveel veranderen. De PVV of het Forum voor Democratie passen goed bij jou!
2.4. Populisme en extremisme
Tot slot kunnen partijen nog kenmerken hebben van populisme en extremisme.
Populisme
Populistische partijen zeggen dat “de elite” niet luistert naar “gewone mensen”, maar dat zij wél luisteren naar deze mensen en hun problemen.
Extremisme
Extremistische partijen zeggen heel extreme dingen over wie de macht moet hebben. Hun ideeën passen niet bij een democratie.
2.4.1. Populisme
Populisme komt van het woord populus, en dat betekent: volk. Dus populisten benoemen vaak de liefde die zij hebben voor ons land. Ze hebben vaak een sterke, charismatische leider die overtuigend kan spreken.
Vier kenmerken van populisme
Ze keren zich af van “de elite”.
Ze zeggen te luisteren naar “het volk”.
Ze hebben een sterke leider.
Ze benoemen hun liefde voor Nederland.
Nationalistische partijen hebben vaak kenmerken van het populisme. Nationalistische partijen benoemen bijvoorbeeld ook vaak hun liefde voor Nederland en zeggen dat zij beter luisteren naar het volk dan andere partijen.
Opdracht 17
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat populisme is.
Het populisme zegt dat ze luisteren naar het volk, en dat de elite dit niet genoeg doet.
b) Hebben we in Nederland populistische partijen, denk je?
Bijvoorbeeld: Ik denk van wel, want de PVV en de SP zeggen soms vergelijkbare dingen. Of: Volgens mij niet echt, want iedere partij zegt wel eens dat de andere partijen niet naar de burgers luisteren.
2.4.2. Extremisme
Extremisten, het woord zegt het al, zijn extreem in hun standpunten. Ze vinden bijvoorbeeld dat sommige mensen minder waard zijn dan andere mensen. Zoals in nazi-Duitsland de Joodse mensen als minderwaardig werden gezien. Ze verspreiden angst en haat tegen deze groepen en willen desnoods geweld gebruiken om hun doel te bereiken.
Drie kenmerken van extremisme
Ze willen grote, niet-democratische veranderingen in het land.
Ze verspreiden haat en angst.
Ze willen geweld gebruiken om hun doelen te bereiken.
Opdracht 18
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit wat extremisme is.
Extremisme is dat je geweld, haat en angst gebruikt om je doelen te bereiken.
b) Wat heeft linkse of rechtse politiek te maken met extremisme?
Er bestaan links-extremistische partijen en rechts-extremistische partijen. Beide soorten partijen willen niet-democratische veranderingen en willen geweld gebruiken om dit te bereiken.
c) Hebben we in Nederland extremistische partijen?
Nee. Er zijn wel extremistische mensen in Nederland, maar geen extremistische partijen.
1. “Het is goed dat vrouwen kunnen kiezen voor een abortus”. Wat voor soort standpunt is dat?
Correct!Wrong!
2. Waarom moeten, volgens de sociaaldemocraten, rijke mensen meer belasting betalen?
Correct!Wrong!
3. “Er moet door de overheid veel meer gedaan worden tegen klimaatverandering”. Bij welke politieke stroming hoort dit standpunt het beste?
Correct!Wrong!
4. Wat is een kenmerk van populistische partijen?
Correct!Wrong!
5. Juist of onjuist. Extremistische politieke partijen zijn vaak extreem democratisch.
Let op: Opdracht 1 is een thuisopdracht en opdracht 11 is een klassikale opdracht: de docent gebruikt hiervoor Stemresultaat, om de Tweede Kamer fictief in te delen.
De vorige les heb je gezien welke politieke stromingen er zijn. Je hebt ook gezien dat politieke partijen vaak tot een stroming behoren.
In deze les gaan we verder in op politieke partijen. Waarom bestaan politieke partijen, wat doen ze en welke partijen zijn er allemaal? En misschien wel het belangrijkste van alles: welke partij past bij jou?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke kenmerken en functies politieke partijen hebben.
Uitleggen wat de kenmerken zijn van de politieke partijen die in de Tweede Kamer zitten.
Opdracht 1
Stel aan je ouders de volgende vragen en schrijf de antwoorden op:
a) Op welke politieke partij stemmen je ouders wel eens? Of welke partij past goed bij je ouders?
Bijvoorbeeld: De VVD, GroenLinks-PvdA of PVV.
b) Wat vinden ze goed aan deze partij?
Bijvoorbeeld: De standpunten over het klimaat. Of: Over migratie. Of: Opkomen voor de belangen van bedrijven.
c) Welke partij past minder goed bij je ouders? Kunnen ze uitleggen waarom?
Bijvoorbeeld: De PVV vanwege het migratiepunt. Of: D66, ze vinden de partijleider niet zo goed overkomen. Of: de Partij voor de Dieren, die rechten voor dieren zijn ook onzin.
3.1. Kenmerken politieke partijen
Politieke partijen zijn verenigingen die nadenken over wat goed is voor de burgers in Nederland. Partijen kijken dus wat de belangen zijn van verschillende groepen Nederlanders en bedenken dan hoe deze het beste bereikt kunnen worden.
DRIE Kenmerken van politieke partijen
Ze houden zich bezig met het inrichten van Nederland.
Ze doen mee aan verkiezingen.
Ze willen politieke macht om hun doelen te bereiken.
Een partij wil graag veel stemmen krijgen bij verkiezingen. Hoe meer stemmen ze krijgen, hoe meer volksvertegenwoordigers zij mogen aanstellen. Die volksvertegenwoordigers zitten in stoelen die we ook wel zetels noemen.
Hoe meer zetels een partij heeft, hoe meer mogelijkheden ze heeft om haar doelen te bereiken. Een partij wil dus graag dat jij op hen stemt. Daarom schrijven ze een verkiezingsprogramma: een document met alle ideeën en plannen van de partij. Die verkiezingsprogramma’s staan op de website van de partij.
Tekst 1: Vernieuwend. Duurzaam. Europees.
Wij zijn Volt, de eerste échte Europese partij. Wij geloven dat betere samenwerking de enige manier is om de uitdagingen van de 21e eeuw aan te pakken. Stem Volt op 17 maart! Bron: Volt, 2021
Tekst 2: De grootste uitdagingen van het land
De torenhoge prijzen en grote armoede zijn de grootste uitdagingen van het land. Het vraagt om een politiek van eerlijk delen met een hoger minimumloon, hogere toeslagen en lagere belastingen op levensmiddelen en brandstof. DENK laat de mensen die hun rekeningen niet meer kunnen betalen niet in de steek. Bron: DENK, 2023
Opdracht 2
Bekijk beide teksten hierboven.
a) Welke twee kenmerken van politieke partijen herken je in tekst 1?
Ze doen mee aan verkiezingen; en ze willen politieke macht om hun doelen te bereiken.
b) Welk kenmerk van een politieke partij herken je in tekst 2? Leg je antwoord uit.
Ze houden zich bezig met het inrichten van Nederland, want in de tekst staat op welke manier de partij armoede wil aanpakken.
Na verkiezingen gaan er altijd een paar politieke partijen met elkaar samenwerken. Dan bepalen ze de plannen voor de komende vier jaar.
Opdracht 3
Welke partijen werken op dit moment samen in het kabinet? Zoek het op als je het niet weet.
VVD, CDA, D66 en ChristenUnie.
3.2. Landelijke politieke partijen
Zodra jij 18 jaar bent, mag jij ook stemmen bij verkiezingen. Dan stem je dus op een partij die bij jouw ideeën past. Maar welke politieke partijen zijn er allemaal?
Misschien ken je sommige partijen van naam en misschien ken je andere partijen juist helemaal niet. Er zitten op dit moment 15 politieke partijen in de Tweede Kamer. Dat zijn deze partijen:
Let op: Voor het centraal eindexamen moet je de standpunten van deze partijen herkennen. Dat betekent dat je op “grote lijnen” de standpunten uit de Tweede Kamer-special zult moeten leren.
Opdracht 4
a) Klik hierboven op de partij(en) waar je ouders vaak op stemmen. Wat vind jíj van de standpunten van de partij?
b) Klik op de partij die niet goed bij je ouders past. Wat vind jij van de standpunten van de partij?
c) Klik op een partij waar je nog nooit van gehoord hebt. Wat vind jij van de standpunten van de partij?
Opdracht 5
Welke partij past het beste bij de volgende stellingen? Kies per stelling één van de volgende partijen: GroenLinks-PvdA, SGP, VVD, CDA, Partij voor de Dieren.
1. Er moeten minder regels komen voor de hoogte van salarissen van topmanagers.
2. Alle winkels moeten op zondag sluiten vanwege de zondagsrust.
3. Ouders met grote gezinnen mogen een extra kindertoeslag ontvangen.
4. Werknemers moeten minder makkelijk ontslagen kunnen worden.
5. Er moeten meer wetten komen tegen vervuiling van het milieu door plastic.
1. VVD, want de VVD wil minder regels voor mensen met hoge inkomens.
2. SGP, want zij zijn een streng-christelijke partij.
3. CDA, want zij komen op voor gezinnen.
4. GroenLinks-PvdA, want zij zijn een arbeiderspartij (de A in PvdA staat voor arbeiders).
5. Partij voor de Dieren, want zij komen op voor het milieu.
a) Wat willen linkse partijen ook alweer? En rechtse partijen?
Linkse partijen willen vooral dat mensen gelijke kansen krijgen, ze komen op voor zwakkere mensen en daarvoor is een actieve overheid nodig die regels maakt. Rechtse partijen vinden juist dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben, ze moeten zoveel mogelijk vrij worden gelaten. Je hebt dus een passieve overheid nodig, een die zorgt voor vrijheid én veiligheid.
b) Zet de volgende partijen van links naar rechts: VVD, SP, CDA, GroenLinks-PvdA, D66, SGP.
SP – GroenLinks-PvdA – D66 – CDA – SGP – VVD.
c) Wat vinden progressieve partijen ook alweer? En conservatieve partijen?
Progressieve partijen kijken vooruit, ze maken zich zorgen om de klimaatopwarming en willen daar snel nieuwe technieken voor toepassen. Ze staan ook voor eigen keuzes over je seksualiteit en leven. Conservatieve partijen zijn behoudend: wat goed is moet je niet veranderen. Ze houden sneller vast aan traditionelere waarden.
d) Zet de volgende partijen van progressief naar conservatief: DENK, PVV, 50plus, SGP, NSC, D66.
D66 – DENK – 50plus – NSC – PVV – SGP
0%
1. Welke partij vindt dat criminaliteit strenger bestraft moet worden?
Correct!Wrong!
2. Welke partij vindt dat gezinnen méér kindertoeslag moeten krijgen?
Correct!Wrong!
3. Welke partij vindt dat vliegtickets veel duurder moeten worden?
Correct!Wrong!
4. Welke partij vindt dat bedrijven veel duidelijker moeten laten zien wat zij tégen discriminatie doen?
Correct!Wrong!
5. Welke partij vindt dat criminelen met migratie-achtergrond teruggestuurd moeten worden naar het land van herkomst?
Correct!Wrong!
6. Welke partij vindt dat het minumimloon omhoog moet?
Correct!Wrong!
7. Welke partij vindt dat alle winkels op zondag verplicht dicht moeten?
Correct!Wrong!
8. Welke partij vindt dat werknemers minder makkelijk ontslagen moeten kunnen worden?
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test: Politieke partijen
Alles goed!
Geweldig! Jij snapt de partijen. Super!
Bijna alles goed!
Je hebt meer dan de helft goed! Prima score.
Onvoldoende!
De kat is niet blij met jouw onvoldoende. Bekijk de partijen opnieuw, en probeer het nog eens!
Tekst 1
“De … wil met hart en ziel werken aan een menselijk en effectief migratiebeleid. Dat is nodig. Voor de mensen die het hardst bescherming nodig hebben, in de regio, in Europa en zo nodig in Nederland. Én voor de wijken en de dorpen waar het knelt omdat er te veel nieuwe mensen komen, wat een druk legt op onze samenleving, op onze gemeenschappen.”
… is dé klimaatpartij van Nederland. Al 34 jaar lopen wij voorop in de strijd voor een groen en duurzaam Nederland. Steun jij onze missie? Word lid. Hoe groter onze partij, hoe meer we samen voor elkaar krijgen voor het klimaat!
Esther-Mirjam Sent (…): ‘’Wat een historisch moment. Ik kijk ongelofelijk uit naar de samenwerking met de partij hierboven. Samen kunnen we een sterke vuist maken en een stap zetten richting een groen en sociaal Nederland.’’
a) Lees tekst 1 hierboven. Welke partij moet op de puntjes worden ingevuld? Kies uit: VVD, ChristenUnie, PVV of Ja21.
ChristenUnie.
b) Lees tekst 2 hierboven. Welke twee partijen moeten op de puntjes staan? Kies uit: GroenLinks en PvdA, 50PLUS en GroenLinks, PVV en Ja21 of VOLT en VVD.
GroenLinks en PvdA
Opdracht 8
Als het goed is, weet je nu welke partijen links zijn, welke rechts zijn en welke partijen progressief zijn of conservatief zijn.
Tip: Begin met de meest conservatieve partijen en zet ze onderaan. Zet de meest progressieve partijen bovenaan. Zet dan de meest linkse partijen helemaal links en de rechtse partijen rechts.
Opdracht 9
En? Ken je de partijen inmiddels een beetje? Test je kennis met de tool Wie ben ik?!
0%
1. Truus vindt het belangrijk om te stemmen bij de verkiezingen.
Correct!Wrong!
2. Truus vindt dat huurhuizen wel érg duur worden. Het is tijd dat de overheid daar regels voor maakt, toch?
Correct!Wrong!
3. Als Truus in de stad loopt, ziet ze veel daklozen. Velen lijken verslaafd te zijn aan drugs. Daar schrikt ze wel van. Wanneer gaat de overheid nou eens harder optreden tegen dat enge drugsgebruik?
Correct!Wrong!
4. Truus ziet veel arme gezinnen met kinderen in de wijk. Dat vindt ze best sneu. Maar de overheid kan niet iedereen ondersteunen. Daarom is Truus vrijwilliger bij de Voedselbank.
Correct!Wrong!
5. De meeste politieke partijen vinden dat een homohuwelijk dezelfde status heeft als een huwelijk tussen een man en een vrouw. Maar Truus voelt zich, vanuit haar geloof, toch niet erg thuis bij deze partijen.
Correct!Wrong!
6. Dus? Op welke partij stemt Truus?
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test: Op welke partij stemt Truus?
Jij snapt Truus.
Jij weet alles over Truus. Én je snapt de begrippen rechts en links, en progressief en conservatief.
Jij snapt Truus nog niet helemaal.
Verdiep je nog even linkse, rechtse, progressieve en conservatieve partijen, en probeer de quiz dan opnieuw te maken!
Dit gaat helemaal mis.
Oef, dit is verdrietig. Je begrijpt nog niet wie Truus is, of wat zij vindt. Verdiep je opnieuw in linkse, rechtse, progressieve en conservatieve partijen, en probeer het nogmaals!
Opdracht 10
Je weet nu een beetje wat de verschillende partijen vinden en willen. Maar weet je ook wat bij jou past?
a) Welke drie partijen passen het beste bij jou, denk je? Leg je antwoord uit.
f) Als de partij niet bij jou past, welke partij past dan wel bij je, denk je? Lees hier meer over die partij en leg uit waarom de ideeën bij jou passen.
Opdracht 11
Dit is een klassikale opdracht. Doe deze samen met je docent!
a) Welke partijen krijgen van jullie de meeste zetels in de Tweede Kamer?
Bijvoorbeeld: Het CDA.
b) Bekijk hier hoeveel zetels iedere partij nu in de Tweede Kamer heeft. Lijkt de zetelverdeling van de Tweede Kamer op de zetelverdeling van jullie klas? Leg uit waarom wel of niet.
Bijvoorbeeld: Nee, want in onze klas zijn het CDA en de VVD en D66 grote partijen, maar in de landelijke politiek zijn de CDA en D66 veel kleiner. Of: Ja, want PVV is ook in de Tweede Kamer groot.
Gemeente en provincie
Je kent nu de landelijke partijen. Deze partijen doen mee aan de verkiezingen van de landelijke overheid (het Rijk).
Maar er zijn nog twee bestuurslagen: de gemeente en de provincie. Ook deze bestuurslagen kennen verkiezingen: lokale verkiezingen. Veel landelijke partijen doen mee aan de lokale verkiezingen, maar soms doen er ook andere partijen mee, partijen die alléén in die gemeente of provincie bestaan.
Voor je eindexamen moet je ook weten welke partijen géén landelijke partijen zijn. Vaak hoor je het aan de naam, bijvoorbeeld bij VoorBaarn (in de gemeente Baarn) of de Partij voor het Noorden (in de provincie Groningen). Soms hoor je het niet aan de naam, en dan zul je moeten weten dat de partij géén landelijke partij is, en dus een lokale partij. Bijvoorbeeld bij de partij ROSA (Zaanstad) of FNP (Friesland).
Foto: examenblad.nl 2022 tv 1.
Opdracht 12
Bekijk tabel 1.
Hebben de lokale partijen in de gemeente Sittard-Geleen een landelijke partij nodig om een college te vormen dat een meerderheid heeft in de gemeenteraad?
Leg je antwoord uit en geef aan hoeveel zetels de lokale partijen minimaal nodig hebben om méér dan de helft van de zetels te hebben.
Doe het zo: neem een van de onderstaande mogelijkheden over en vul het antwoord aan.
Ja, de lokale partijen hebben een landelijke partij nodig voor een meerderheid, want …
of
Nee, de lokale partijen hebben geen landelijke partij nodig voor een meerderheid, want …
Ja, de lokale partijen hebben een landelijke partij nodig, want ze hebben minimaal 19 zetels nodig om méér dan de helft van de zetels te hebben (en ze hebben er 16).
1. Wat is geen kenmerk van een politieke partij?
Correct!Wrong!
2. Bij welke partij hoort het volgende standpunt: “We moeten minder gaan vliegen en meer met de trein gaan reizen”?
Correct!Wrong!
3. Bij welke partij hoort het volgende standpunt: “Nederland moet zo snel mogelijk uit de Europese Unie”?
Correct!Wrong!
4. Waarom wil de SP een verhoging van het minimumloon?
Loekasjenko is sinds 1994 in Belarus aan de macht en werd 9 augustus weer met een overweldigende meerderheid van stemmen herkozen. De oppositie stelt dat hij in werkelijkheid bijna geen stemmen kreeg en met fraude aan de macht is gebleven.
De regeringsleiders van de Europese Unie zijn woensdag bijeengekomen op een ingelaste bijeenkomst over de toestand in Belarus.
Noem een kenmerk van een dictatuur dat te herkennen is in tekst 1.
Noem ook een kenmerk van een dictatuur waar Belarus volgens tekst 1 niet aan voldoet.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: …
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: …
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: Er is sprake van nepverkiezingen. Of: Eén persoon heeft de hoogste macht. Of: Grondrechten gelden niet.
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: Oppositie wordt niet toegestaan.
Tekst 2: Internationaal Strafhof begint officieel onderzoek naar Venezuela
Het Internationaal Strafhof vindt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Venezolaanse functionarissen misdaden tegen de menselijkheid hebben gepleegd, en opent daarom een officieel onderzoek. Hiermee begint een onderzoek naar mogelijke martelingen en buitengerechtelijke executies door veiligheidstroepen in Venezuela. Dat zou zijn gebeurd tijdens anti-regeringsprotesten in 2017.
Welk kenmerk van de rechtsstaat is mogelijk geschonden in Venezuela volgens tekst 2?
A. Burgers hebben grondrechten.
B. De politieke macht ligt bij de volksvertegenwoordiging.
C. Het kabinet kan ter verantwoording geroepen worden door het parlement.
A. Burgers hebben grondrechten.
Tekst 3: Fragmenten verkiezingsprogramma …
(1) Voor racisme en discriminatie is in ons land geen plaats. Ieder mens moet hetzelfde behandeld worden. Doe je daar niet aan mee? Dan word je hard aangepakt. Speciale agenten gaan zorgen dat mensen worden gestraft voor zulk slecht gedrag.
(2) … wil dat mensen zoveel mogelijk zelf mogen beslissen over hun eigen leven. Sommige mensen die ouder zijn dan 75, vinden dat hun leven af is. Wij willen dat zij zelf mogen kiezen wanneer zij sterven. Dit gebeurt dan met stervenshulp. Dit kan alleen als we zeker weten dat er geen andere reden is om te sterven, zoals zorgen over geld.
(3) We vinden het belangrijk dat mensen kunnen meepraten en meebeslissen over de politiek en ons land. We willen een gekozen minister-president en dat mensen meer te zeggen krijgen over hun gemeente, de provincie of ons land.
(4) Wij beschermen de rechten van mensen wanneer ze het internet gebruiken. Mensen krijgen meer te zeggen over wat er gebeurt met hun eigen gegevens op internet, zoals door Google of op Facebook. We gaan het verzamelen van die gegevens door bedrijven en de overheid goed in de gaten houden.
De vier standpunten uit tekst 3 zijn van één en dezelfde Nederlandse politieke partij.
Welke politieke partij moet er op de puntjes in tekst 3 ingevuld worden?
A. CDA
B. D66
C. PVV
D. SGP
B. D66
Opdracht 4
Zie tekst 3.
In tekst 3 staan vier standpunten uit het verkiezingsprogramma van een Nederlandse politieke partij.
Hieronder staan vier uitspraken over die standpunten.
1. Standpunt 1 is meer een nationalistisch dan een liberaal standpunt.
2. Standpunt 2 is meer een progressief dan een conservatief standpunt.
3. Standpunt 3 is meer een extremistisch dan een democratisch standpunt.
4. Standpunt 4 is meer een sociaaldemocratisch dan een ecologisch standpunt.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist
2 = Juist
3 = Onjuist
4 = Juist
Opdracht 5
Zie tekst 3.
De politieke partij laat met de standpunten in tekst 3 zien dat zij willen dat bestaande grondrechten beter worden gehandhaafd.
Hieronder staan zes Nederlandse grondrechten.
a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
b. Legaliteitsbeginsel.
c. Recht op privacy.
d. Vrijheid van godsdienst.
e. Vrijheid van onderwijs.
f. Vrijheid van vergadering.
Welk grondrecht hoort bij standpunt 1?
Welk grondrecht hoort bij standpunt 4?
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Standpunt 1 = …
Standpunt 4 = …
Standpunt 1 = a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
Standpunt 4 = c. Recht op privacy.
Opdracht 6
Hieronder staan drie standpunten die afkomstig zijn van de websites van drie Nederlandse politieke partijen.
1. Nederlanders verdienen hun geld door hard te werken. Zij verdienen het ook om zelf te beslissen wat ze met dat geld doen.
2. Voor ons is solidariteit het belangrijkste uitgangspunt bij het heffen van belastingen: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.
3. Onze partij is voorstander van een zoveel mogelijk tegengaan van prostitutie en de instelling en handhaving van een verbod op betaalde seksuele diensten.
Van de bovenstaande standpunten is er één conservatief, één links en één rechts.
Geef per standpunt aan of dat standpunt conservatief, links of rechts is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Rechts
2 = Links
3 = Conservatief
Opdracht 7
Nederland kent verschillende politieke stromingen. Twee daarvan zijn de liberale en de nationalistische stroming.
Hieronder staan vier uitgangspunten.
1. Er moet veel ruimte zijn voor de vrije markt.
2. Er moet gestreefd worden naar onafhankelijkheid en zelfbestuur van het land.
3. Immigratie is een bedreiging voor het land.
4. Er moet nadruk worden gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van burgers.
Geef per uitgangspunt aan bij welke stroming het past: de liberale of de nationalistische stroming.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met liberale stroming of nationalistische stroming.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Liberale stroming.
2 = Nationalistische stroming.
3 = Nationalistische stroming.
4 = Liberale stroming.
Tekst 4: NCTV* slaat alarm
“We zien een groep die wereldwijd als een zwerm functioneert. Ze delen filmpjes over de Tweede Wereldoorlog, verheerlijken geweld, willen chaos creëren en de zittende leiders omver werpen.
Minstens tweehonderd Nederlandse jongens zijn actief in deze beweging, vaak alleen op hun zolderkamertje. Door algoritmes op sociale media worden ze er helemaal ingetrokken en dan radicaliseren ze volledig.”
* NCTV = de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
Naar aanleiding van tabel 1 worden de volgende vier uitspraken gedaan.
1. De landelijke rechtse partijen hebben een meerderheid in de gemeenteraad.
2. In de gemeenteraad zit minimaal één partij die zich baseert op de Bijbel.
3. Er zitten vier lokale partijen in de gemeenteraad van Nijmegen.
4. Als GroenLinks voor een bepaald voorstel is, is de kans groot dat de Partij voor de Dieren dit voorstel steunt op basis van de stroming van beide partijen.
Geef van elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
Politieke aardverschuiving: PVV veruit de grootste, coalitie afgestraft
Nederland werd op 23 november wakker in een land waarin binnen 24 uur een politieke aardverschuiving heeft plaatsgevonden. Hoewel uit de peilingen al bleek dat de PVV zou groeien, overtrof de overwinning van de partij van Geert Wilders alle verwachtingen.
De PVV heeft 37 zetels behaald. De tweede partij is GroenLinks-PvdA (25), gevolgd door de VVD (24) en NSC (20).
Heb je het meegekregen? Op 22 november 2023 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Hoe gingen die verkiezingen precies in zijn werk? Dat leer je vandaag!
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe de verkiezingen en kabinetsformatie in de Nederlandse democratie verlopen.
Weten hoe het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging werkt en hoe het meerderheidsstelsel werkt.
Voorbeeld van een stembiljet tijdens verkiezingen. Foto: J.M. Luijt.
Opdracht 1
a) Wat staat er op de afbeelding hierboven?
Een stembiljet.
b) Hoe moet je stemmen en waar kun je stemmen?
Je vult een stembiljet in, in een stemhokje op het stembureau.
c) Heb je wel eens iets over stemrecht gehoord? Leg uit wat je ervan weet.
Bijvoorbeeld: Ja, dat betekent dat je mag stemmen.
d) Welke drie bestuurslagen heeft Nederland ook alweer?
Het land, de provincie, en de gemeente.
4.1. Hoe werken de verkiezingen?
Er zijn veel landen in de wereld die een dictatuur zijn: er is één kleine groep mensen aan de macht, en het volk heeft weinig te zeggen. In Nederland is dit anders, want Nederland is een democratie. De Nederlandse burgers mogen stemmen om te bepalen wie de macht heeft. Dit gebeurt tijdens de verkiezingen.
In deze les leer je welke verkiezingen er allemaal zijn, wie er mogen stemmen bij de verkiezingen, en wat er gebeurt met de uitslag.
Foto: MethodeM
4.1.1. Algemeen kiesrecht
150 jaar geleden mochten alleen hele rijke mannen boven de 23 jaar stemmen. Dat betekent dat minder dan 4% van de Nederlanders mocht stemmen! In de vijftig jaar erna werd het stemrecht uitgebreid en tegenwoordig hebben we een algemeenkiesrecht: alle mannen en vrouwen boven de 18 jaar mogen stemmen.
ALGEMEEN KIESRECHT
Actief kiesrecht
Iedereen mag stemmen. Je mag zelf kiezen op wie je stemt. Je hebt er recht op om geheim te houden op wie je stemt. Daarom moet je in je eentje in een stemhokje bij het stemmen.
Passief kiesrecht
Als jij goede ideeën hebt voor Nederland, dan mag je ook zelf de politiek in. Je sluit je aan bij een partij, en iedereen kan dan op jóú stemmen.
Stemplicht
In België zijn alle Belgen vanaf de leeftijd van 18 jaar verplicht om deel te nemen aan de stemming.
a) Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen actief en passief kiesrecht.
Actief kiesrecht betekent dat je zélf mag stemmen, en passief kiesrecht betekent dat iedereen ook zelf de politiek in mag gaan.
b) Lees het artikel hierboven.
Gaat het in deze bron over actief of passief kiesrecht?
Actief kiesrecht.
c) In Nederland heb je kiesrecht, maar in België heb je kiesplicht. Wat vind jij beter? Waarom?
Bijvoorbeeld: Kiesrecht, als je niet weet waar je op moet stemmen dan moet je ook niet gedwongen worden. Of: Kiesplicht, want als iedereen stemt, dan zijn de verkiezingen democratischer.
4.1.2. Verkiezingen bij iedere bestuurslaag
Kiesrecht geldt voor verschillende verkiezingen. Je hebt eerder geleerd dat Nederland drie bestuurslagen heeft, namelijk:
bestuurslagen in nederland
Het bestuur van het land (het Rijk).
Het bestuur van de provincies.
Het bestuur van de gemeenten.
Alle bestuurslagen hebben elke vier jaar een verkiezing. De burgers kiezen dan volksvertegenwoordigers. Als je 18 jaar bent, dan krijg jij stemrecht. Dan mag jij stemmen op een volksvertegenwoordiger die goede ideeën heeft. In het rijtje hieronder zie je hoe de volksvertegenwoordigers in het land, in de provincie en in de gemeente heten.
Verkiezingen in de verschillende bestuurslagen
het land/het Rijk
Provincie
Gemeente
Naam
De Tweede Kamer
Provinciale Staten
Gemeenteraad
Zetels
150
Verschilt per provincie
Verschilt per gemeente
Verkiezingen
Elke 4 jaar
Elke 4 jaar
Elke 4 jaar
De tijdelijke Tweede Kamer. Foto: Lex van Lieshout
Hierboven zie je een foto van de Tweede Kamer. Die blauwe stoelen noemen we zetels. Er zijn 150 zetels. Er zitten dus ook 150 mensen in de Tweede Kamer.
Gemeente en provincie
De volksvertegenwoordiging van een provincie noemen we: de Provinciale Staten. Verkiezingen zijn hier elke vier jaar. Er zijn 12 provincies in Nederland, en dus ook 12 Provinciale Staten.
De volksvertegenwoordiging van een gemeente noemen we: de gemeenteraad. Verkiezingen zijn ook hier elke vier jaar. Er zijn 342 gemeenten in Nederland, en dus ook 342 gemeenteraden.
Vergaderzaal van de gemeente Rotterdam. Foto: Jerry Lampen
Opdracht 3
a) Noem alle partijen waarvan jij denkt/weet dat ze in de Tweede Kamer zitten. Probeer er méér te noemen dan je buurman/vrouw!
Op dit moment zitten deze partijen in de Tweede Kamer:
PVV, Groenlinks-PvdA, VVD, NSC, D66, BBB, SP, CDA, Forum voor Democratie, SGP, DENK, Partij voor de Dieren, ChristenUnie, JA21 en Volt.
b) Heb je meer of minder partijen dan je buurman/vrouw?
Bijvoorbeeld: Ja, ik had er 2 meer!
a) In welke provincie woon jij?
Bijvoorbeeld: Noord-Brabant.
b) Zoek op welke partijen er in de Provinciale Staten van jouw provincie zitten. Tip: Typ je provincie in op Google, gevolgd door: Provinciale Staten partijen. Bijvoorbeeld: “Gelderland Provinciale Staten partijen”
Bijvoorbeeld: In Noord-Brabant zitten deze partijen: BBB, VVD, GroenLinks, PvdA, SP, PVV, D66, CDA, JA21, Lokaal Brabant, Partij voor de Dieren, Volt, Forum voor Democratie, 50Plus, ChristenUnie-SGP.
c) In welke gemeente woon jij?
Bijvoorbeeld: Soest.
d) Zoek op welke partijen er in de gemeenteraad van jouw gemeente zitten. Tip: Typ je plaatsnaam in op Google, gevolgd door: gemeenteraad partijen. Bijvoorbeeld: “Soest gemeenteraad partijen”.
Bijvoorbeeld: In Soest zitten deze partijen: Soest 2022; GGS; VVD; GroenLinks; POS; D66; PvdA; CU-SGP; CDA; Burgerbelangen.
4.1.3. Zwevende kiezers & peilingen
Sommige kiezers stemmen altijd op dezelfde partij, want ze delen de idealen van de partij. Andere kiezers stemmen iedere verkiezingen op een andere partij. Deze mensen noemen we: zwevende kiezers. Zij kijken elke keer opnieuw welke standpunten het beste bij hen passen, of welke politicus hen het meeste aanspreekt.
Vóór de verkiezingen worden er altijd peilingen gepubliceerd. Een peiling betekent dat bij een heleboel burgers gepeild wordt op wie ze willen stemmen. Een peiling is dus een voorspelling van de uitslag van de verkiezingen. Hier zie je de peilingen van 31 oktober 2023:
Foto: Peilingwijzer
Soms beïnvloeden peilingen de mening van zwevende kiezers. Kiezers kiezen dan liever voor een partij die hoog in de peilingen staat, in plaats van een partij die juist goed bij hen past.
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
a) Leg uit welke invloed de peilingen in 2012 hadden op de uitslag van de verkiezing.
De VVD en PvdA lagen in de peilingen dicht bij elkaar. Daarom stemden kiezers die normaal op andere partijen stemden, op VVD of PvdA, en werden die partijen nóg groter.
Waarom zijn peilingen daar verboden, denk je?
Bijvoorbeeld: Omdat ze de uitslag van de verkiezingen beïnvloeden. Of: Omdat ze onbetrouwbare informatie kunnen geven.
c) Vind jij peilingen nuttig, of niet wenselijk? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Nuttig, want je kunt zien wat andere mensen willen stemmen. Of: Niet wenselijk, want ze beïnvloeden de uitslag van de verkiezingen te sterk.
4.1.4. De lijsttrekker
Kijk eens naar het stembiljet op de afbeelding boven opdracht 1. Je ziet daar per partij een lijst met namen. Bij de verkiezingen stem je namelijk niet op de partij zélf, maar je stemt op een persóón van die partij. De meeste mensen stemmen op de belangrijkste persoon van de partij. Deze persoon heet een lijsttrekker, want hij/zij staat bovenaan de lijst van zijn partij op het stembiljet. Andere mensen kiezen expres voor een andere persoon: bijvoorbeeld als ze de standpunten van diegene kennen, en diegene een goede politicus vinden.
Waarom is het belangrijk dat er meer vrouwen in de politiek komen?
Momenteel is slechts 30% van de politici vrouw. Dat is zonde, want meer diversiteit in de politiek is goed voor de kwaliteit van de democratie én voor het vertrouwen in de politiek. Wanneer de politiek meer divers is, nemen politici betere besluiten. Dat komt omdat, zodra er meer verschillende mensen meepraten, er met meer mensen rekening wordt gehouden.
Voorbeelden van zulke verschillende mensen zijn: mensen met verschillende culturele achtergronden, LHBTI+’ers, jong en oud, mbo’ers en universitair opgeleiden, en mensen met en zonder een beperking.
Lees het artikel hierboven en bekijk de afbeelding.
a) Waarom vindt de schrijver dat er meer vrouwen in de politiek moeten komen?
Omdat het beter voor de democratie is als meerdere bevolkingsgroepen worden vertegenwoordigd in de politiek.
b) Als je meer vrouwen in de politiek zou willen, moet je dan op de eerste vrouw op de lijst stemmen? Leg uit.
Nee, je moet op een vrouw lager op de lijst stemmen. De bovenste vrouw komt waarschijnlijk toch wel in de Tweede Kamer.
4.2. Twee kiesstelsels
Het is de avond na de verkiezingen en de stemmen zijn geteld. Maar hoe kun je nou uitrekenen wie de meeste stemmen heeft?
Er zijn twee manieren waarop stemmen geteld kunnen worden. Dit noem je kiesstelsels.
Twee kiesstelsels
Evenredige vertegenwoordiging. Dit is de manier waarop Nederland, en de meeste andere Europese landen, de stemmen tellen.
Meerderheidsstelsel. Dit is de manier waarop o.a. de Verenigde Staten van Amerika, Canada, Groot Brittannië en India de stemmen tellen.
4.2.1. Evenredige vertegenwoordiging
De partijen die de meeste stemmen krijgen, komen in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft 150 zetels. Deze 150 zetels worden verdeeld over de partijen. Een partij die 10% van de stemmen heeft gehaald, krijgt ook ongeveer 10% van de zetels: 15 zetels dus.
Alle stemmen tellen dus evenredig (evenveel) mee. We noemen deze manier van stemmen tellen dus: evenredige vertegenwoordiging.
In dit stelsel kunnen ook kleine partijen makkelijk in de volksvertegenwoordiging komen. Je hebt voor één zetel in de Tweede Kamer bijvoorbeeld maar 0,67% van de stemmen nodig. De kans is dus klein dat één politieke partij heel veel zetels (en dus: heel veel macht) krijgt.
In deze afbeelding zie je de huidige zetelverdeling van de Tweede Kamer:
Copyright: Methode M
Je ziet hierboven dus dat er veel verschillende partijen zijn, en er is niet één partij enorm groot.
Om straks nieuwe wetten in Nederland te introduceren, moet méér dan de helft van de Tweede Kamerleden vóór de wet stemmen. Er zullen dus meerdere partijen vóór die wet moeten stemmen. Daarom moeten partijen in Nederland samenwerken met elkaar.
We bespreken straks in 4.3 hoe de partijen met elkaar samenwerken.
Opdracht 7
a) Leg in je eigen woorden uit wat evenredige vertegenwoordiging betekent.
Iedere stem telt evenveel mee.
b) Waarom moeten partijen met elkaar samenwerken in dit stelsel?
Bij dit stelsel komen er veel partijen in de Tweede Kamer. Om nieuwe wetten in te voeren, moet méér dan de helft van de Tweede Kamerleden vóór de wet stemmen. Dus partijen moeten samenwerken.
4.2.2. Meerderheidsstelsel
Sommige landen hebben een ander systeem: het meerderheidsstelsel. In dit stelsel is het gehele land opgedeeld in een aantal gebieden. Denk maar aan de Verenigde Staten: dat is één land, opgedeeld in 50 staten.
In de VS moet een partij de meerderheid (meer dan de helft van de stemmen) in één staat veroveren, en dan wint de partij álle zetels van die staat. Dan maakt het dus niet uit of 51% van de mensen op die partij heeft gestemd, of 75% of 99%.
Je kunt dit zien in onderstaande afbeelding. Tijdens de Amerikaanse verkiezingen van 2020 had Donald Trump de meerderheid van de stemmen in de rode staten, en Joe Biden had de meerderheid in de blauwe staten. De winnaar van één staat krijgt álle zetels van die staat.
Foto: Methode M
Opdracht 8
Een simpel rekenvoorbeeld van verkiezingen in een meerderheidsstelsel. Stel je voor: Staat X, staat Y en staat Z hebben allemaal evenveel inwoners.
In staat X stemt 51% op de RODE partij.
In staat Y stemt 55% op de RODE partij.
In staat Z stemt 90% op de BLAUWE partij.
a) Welke partij heeft in totaal de meeste stemmen?
De blauwe partij.
b) En welke partij wint de meeste zetels?
De rode partij.
c) En welke partij heeft er dus meer macht?
De rode partij.
In landen met een meerderheidsstelsel, bestaan er vaak maar twee of drie partijen. Meestal is er ook maar één partij aan de macht. Die partij hoeft dan niet samen te werken met andere partijen.
Opdracht 9
Bekijk de video hierboven.
a) Leg in je eigen woorden uit waar de video over gaat.
Bijvoorbeeld: Een presidentskandidaat wint álle kiesmannen uit een staat, als ze een meerderheid in die staat hebben, ook als dat maar een kleine meerderheid is.
b) Hoe kan het gebeuren dat een kandidaat de meeste stemmen heeft, maar toch de verkiezingen verliest?
In een meerderheidsstelsel telt de meerderheid van het aantal stemmen in één staat, en niet de meerderheid van het aantal stemmen in het land.
c) Wie had meer stemmen, Hillary Clinton of Donald Trump? Hoeveel verschil zat ertussen?
Hillary Clinton had 3 miljoen stemmen meer, maar verloor de verkiezingen.
a) Zoek een staat waarin Donald Trump met meer dan 65% verschil heeft gewonnen.
Bijvoorbeeld: West Virginia; North Dakota, Oklahoma; Wyoming.
b) Zoek een staat waarin Donald Trump de vorige verkiezingen heeft gewonnen, maar de afgelopen verkiezingen heeft verloren.
Bijvoorbeeld: Georgia; Pennsylvania; Arizona; Wisconsin; Michigan.
c) Welk systeem vind jij beter, het meerderheidsstelsel of de evenredige vertegenwoordiging? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Evenredige vertegenwoordiging, want iedere stem telt daar even zwaar. Of: Het meerderheidsstelsel, want het is makkelijker om niet te hoeven samenwerken met andere partijen.
4.3. De kabinetsformatie
We hebben nu gestemd op een partij, de stemmen zijn geteld en de zetels zijn verdeeld. Maar hoe nu verder? Wie gaan nu ons land, provincie of gemeente besturen?
In de Tweede Kamer zitten 150 zetels. Maar met 150 mensen een land besturen is erg moeilijk. Daarom wordt er een kleine groep mensen gevormd die samen het dagelijks bestuur van ons land gaan vormen. Deze groep mensen heet: het kabinet.
Gemeente en provincie
In de gemeente en in de provincie moet ook een dagelijks bestuur gevormd worden. Het dagelijks bestuur van de gemeente heet: Het College van burgemeester en wethouders (College van B&W). En het dagelijks bestuur van de provincie heet: de Gedeputeerde Staten.
Opdracht 11
a) Neem bovenstaand schema over en vul in ieder leeg vlak één van de volgende begrippen in: Provinciale Staten; Kabinet; Gedeputeerde Staten; College van B&W; Gemeenteraad; Tweede Kamer. b) Weet jij wie de voorzitter is van het kabinet? Doe een gok.
De minister-president
c) Weet jij wie de voorzitter is van het College van Burgemeester & Wethouders? Doe een gok.
De burgemeester
Het vormen van het kabinet, heet: kabinetsformatie. Zo’n kabinetsformatie gaat in vier stappen:
de kabinetsformatie
Vormen van een coalitie.
Regeerakkoord maken.
Verdeling van de ministers en staatssecretarissen.
Bordesfoto maken.
Hier leggen we de vier stappen uit:
4.3.1. Vormen van een coalitie
Een coalitie betekent: een paar partijen die willen samenwerken om het land te besturen. Het is het handigst als een coalitie méér dan de helft van het aantal zetels heeft in de volksvertegenwoordiging. Want de Tweede Kamer zal gaan stemmen op de plannen van het kabinet. De meerderheid ( = meer dan de helft van de stemmen) wint. Dus de coalitie wil graag een meerderheid in de Tweede Kamer.
De partij met de meeste stemmen/zetels, mag gaan bedenken met welke partijen ze het liefst wil samenwerken. Vaak zijn dat andere grote partijen. Deze partijen gaan met elkaar in gesprek om te kijken of hun plannen voor Nederland een beetje hetzelfde zijn.
Alleen voor docenten
Gebruik de meerderhedenzoeker van de NOS om de fracties en hun zetels weer te geven, en om te bekijken welke partijen kunnen samenwerken om een meerderheid te vormen in de Tweede Kamer.
Gemeente en provincie
In de gemeente en provincie werkt het ongeveer hetzelfde. Ook hier mag de partij met de meeste zetels een coalitie gaan vormen. Dit zie je ook terug in deze video:
4.3.2. Regeerakkoord maken
Als de grootste partij een paar partijen heeft gevonden die willen samenwerken in een coalitie, dan kiest de Tweede Kamer een informateur. Een informateur is iemand die al veel ervaring heeft in de politiek.
De informateur helpt de coalitiepartijen om een regeerakkoord te maken. Regeren betekent: besturen. Akkoord betekent: alle partijen gaan ermee akkoord. Een regeerakkoord is dus een groot document waarin wordt opgeschreven welke plannen de coalitie de komende vier jaar wil doorvoeren.
Het is fijn dat een informateur wil helpen bij dit proces, want een regeerakkoord maken is moeilijk. Misschien vindt de ene partij het klimaat belangrijk. De andere partij wil meer geld voor onderwijs. En een derde partij wil juist lagere belastingen. Deze drie partijen zullen dan dus een compromis moeten sluiten: ze moeten allemaal accepteren dat sommige van hun plannen niet door kunnen gaan.
Opdracht 12
a) Stel je voor dat jij de lijsttrekker van een politieke partij in jouw gemeente zou zijn. Welk onderwerp vind jij belangrijk om geld in te steken? Kies 5 onderwerpen uit de volgende 10 onderwerpen: Onderwijs, sport, zorg, veiligheid, kunst, klimaat, verkeer, begraafplaatsen, toerisme, woningen.
b) Bedenk bij minstens twee van jouw onderwerpen een concreet standpunt dat je zou willen doorvoeren in je gemeente.
Bijvoorbeeld: Sport: Gratis sporten voor alle jongeren onder de achttien. Klimaat: Meer afvalscheiding. Woningen: Meer goedkope woningen voor jongeren.
c) Stel je voor dat je zou moeten samenwerken met andere partijen die het niet eens zijn met jouw standpunten bij b). Zou jij bereid zijn om een compromis te sluiten?
Bijvoorbeeld: Bij sommige onderwerpen wel, maar bij de belangrijkste onderwerpen niet. Of: Ja, want anders kunnen we geen coalitie vormen.
4.3.3. Verdeling van de ministers en staatssecretarissen
Als het regeerakkoord gemaakt is, dan kiest de Tweede Kamer een formateur. De formateur is bijna altijd de bekendste persoon/lijsttrekker van de grootste partij. Hij wordt vaak na alle onderhandelingen de minister-president. Minister-president betekent: de baas van alle ministers. Op dit moment is Mark Rutte van de VVD de minister-president.
De formateur en de partijen gaan samen overleggen wie er precies in het kabinet terecht gaan komen.
De mensen IN het kabinet heten: ministers en staatssecretarissen. Een minister is de baas van één onderwerp (bijvoorbeeld: Minister van Onderwijs, Minister van Veiligheid, Minister van Financiën). Een staatssecretaris is een soort hulp-minister (bijvoorbeeld: de staatssecretaris van Klimaat en Energie helpt de Minister van Klimaat en Energie).
De partij die graag lagere belastingen wil, wil misschien een Minister van Economische zaken uit zijn eigen partij. En een partij die veiligheid belangrijk vindt, wil waarschijnlijk de minister van Justitie en Veiligheid leveren.
a) Bekijk de foto’s van de ministers en staatssecretarissen. Welke personen ken je al van gezicht?
Bijvoorbeeld: Mark Rutte en Hugo de Jonge van de persconferenties tijdens de coronacrisis.
b) Voor welke zes onderwerpen levert D66 de ministers?
Volksgezondheid, Defensie, Klimaat, Onderwijs, Financiën en Rechtsbescherming.
c) Vind je deze onderwerpen bij de progressieve partij D66 passen? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want ze zijn een progressieve partij en willen investeren in klimaat en onderwijs. Of: Nee, want een progressieve partij vindt defensie misschien minder belangrijk dan een conservatieve partij.
d) De ChristenUnie is de kleinste partij in de coalitie. Hebben zij ook de minste personen in het kabinet?
Ja, ze hebben maar drie kabinetsleden.
e) Van welk onderwerp zou jij wel minister willen zijn? En van welk onderwerp absoluut niet?
Bijvoorbeeld: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen lijkt me wel leuk. Of: Minister van Financiën lijkt me te moeilijk.
Gemeente en provincie
Ook in de gemeente en provincie worden de taken van het dagelijks bestuur verdeeld. In de gemeente worden de wethouders (van het College van burgemeester en wethouders/B&W) benoemd. De partijen bepalen wie de wethouders worden, en elke wethouder krijgt een aantal taken. Bijvoorbeeld: één wethouder houdt zich bezig met kunst, communicatie en woningbouw, en een andere wethouder regelt sport, toerisme en uitkeringen.
In de provincie worden de gedeputeerden (de mensen in de Gedeputeerde Staten) benoemd. Net als in de gemeente, heeft iedere gedeputeerde een eigen takenpakket.
4.3.4. Bordesfoto maken
De coalitie is dus gevormd, het regeerakkoord is geschreven, en de taken zijn verdeeld over ministers en staatssecretarissen. Nu is het tijd voor het fotomoment.
De nieuwe leden van de regering verzamelen zich op het bordes van het paleis van de koning. Ze gaan dan samen op de foto om de nieuwe regeerperiode officieel te beginnen. Dit is de vorige bordesfoto:
De verkiezingen zijn geweest. De stemmen zijn geteld en de zetels verdeeld. De grootste partij mag een coalitie proberen te vormen met een of meerdere andere partijen. Hiervoor sluiten ze een regeerakkoord en kiezen ze ministers en staatssecretarissen.
Dan breekt er een periode van vier jaar aan waarin het kabinet gaat regeren. Ze gaan de plannen in het regeerakkoord proberen uit te voeren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke kenmerken en taken het kabinet heeft.
Uitleggen welke kenmerken en taken het parlement heeft.
Weten wat de verhouding tussen het kabinet en het parlement is.
Gemeente en provincie
Ook in deze les lees je af en toe over de gemeente en de provincie. Want ook in de gemeente vinden gemeenteraadsverkiezingen plaats. Een coalitie is gevormd en wethouders zijn benoemd.
In de provincie is, na de Provinciale Statenverkiezingen, een coalitie gevormd. Hierbij zijn de Gedeputeerde Staten benoemd. In deze les lees we: wat doen wethouders en de Gedeputeerde Staten in de vier jaar na de verkiezingen?
Opdracht 1
a) Wie heeft er het meeste macht in jullie gezin?
Bijvoorbeeld: Mijn moeder.
b) Waarom heeft diegene veel macht?
Bijvoorbeeld: Zij bepaalt de regels in huis.
c) Wat gebeurt er als jij niet luistert naar deze persoon?
Bijvoorbeeld: Als ik niet luister, dan krijg ik straf. Of: Ik luister meestal wel, want anders is mijn moeder teleurgesteld.
d) Bekijk de video bovenaan de pagina. Hebben minister-president Rutte en (nu ex-)president Trump veel macht? Leg uit.
Ze hebben wel macht, maar ze zijn niet de enigen in hun land met macht.
5.1. De regering
Het kabinet bestaat uit een aantal partijen die hebben afgesproken om samen te werken. Een samenwerking heet ook wel een coalitie. De kabinetspartijen noemen we dus: coalitiepartijen. Partijen die níét in de coalitie zitten, noemen we: oppositiepartijen. Dit kun je ook wel onthouden aan het Engelse woord opposite, dat betekent: tegenover.
Het kabinet heeft de steun van de Tweede Kamer. Vaak lukt dit goed, maar dat is zeker niet altijd zo. Soms vertrouwen ministers elkaar niet meer, of is er een groot meningsverschil en willen ze niet meer met elkaar samenwerken. Soms vertrouwt de Tweede Kamer het kabinet niet meer, bijvoorbeeld omdat het kabinet bepaalde beloftes niet is nagekomen. In zo’n situatie “valt” het kabinet. Het kabinet stopt ermee. Er moet dan een nieuw kabinet komen.
Opdracht 2
We gaan even kijken wat je nog weet van de les over verkiezingen.
a) Beschrijf hoe het kabinet tot stand komt.
Na de verkiezingen mag de grootste partij een samenwerkingsverband vormen met andere partijen. Samen beslissen ze hoe ze het land willen regeren.
b) In het kabinet zitten mensen die de baas zijn over één onderwerp. Hoe heten deze mensen?
Ministers
c) Wie ondersteunt de mensen van vraag b)?
Eén staatssecretaris, en veel ambtenaren.
d) Welke partijen zitten er momenteel in het kabinet?
VVD, CDA, D66, ChristenUnie.
e) Wat zijn oppositiepartijen?
De partijen die niet in het kabinet samenwerken, dus alle partijen die ik niet bij d) noemde.
f) Stel dat het kabinet valt. Hoe wordt een nieuw kabinet gevormd, denk je?
Er komen nieuwe verkiezingen en daarna mag de grootste partij een nieuw kabinet vormen.
Meestal houdt een kabinet het vier jaar lang vol, tot aan de nieuwe verkiezingen. In die vier jaar “regeert” het kabinet. Je hebt vast wel eens gehoord van het woord: regering. De woorden kabinet en regering worden vaak door elkaar gebruikt. Dat komt omdat er grotendeels dezelfde mensen in zitten. Kijk maar:
Kabinet
Ministers en staatssecretarissen.
Regering
Ministers en de koning.
Het is begrijpelijk dat je de twee termen door elkaar haalt. De taken van het kabinet en de regering zijn namelijk ongeveer hetzelfde. Voor jouw examen hoef jij gelukkig niet te weten wat de verschillen zijn tussen de taken van de regering en de taken van het kabinet.
Wat je wél moet weten, is wie in het kabinet zit, en wie in de regering zit.
Foto: Methode M
De regering regeert dus, als het goed is, vier jaar lang. Zij hebben tijdens de regeerperiode drie taken.
TAKEN VAN de regering
Ministers zijn de baas van een ministerie en de ambtenaren die daar werken.
Het voorbereiden van overheidsbeleid. Bijvoorbeeld: wetsvoorstellen maken en een begroting opstellen.
Het uitvoeren van overheidsbeleid
We leggen de taken één voor één uit:
5.1.1. Elke minister is de baas van (de ambtenaren in) één ministerie
Iedere minister heeft de leiding over één ministerie. Een ministerie is een afdeling van de overheid. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geeft bijvoorbeeld leiding aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). En de minister van Economische Zaken en Klimaat geeft leiding aan het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Op onderstaande foto zie je links het ministerie van OCW en rechts het ministerie van EZK.
Foto: Joris van Rooden
Op elk ministerie werken duizenden ambtenaren. De minister is ervoor verantwoordelijk dat de ambtenaren hun werk goed doen.
a) Kies één ministerie van de website. Klik erop.
Bijvoorbeeld: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
b) Wie is de minister van dit ministerie? Tip: kijk onderaan bij Bewindspersonen.
Bijvoorbeeld: De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is Hanke Bruins Slot.
c) Noem twee onderwerpen waar dit ministerie zich mee bezig houdt.
Bijvoorbeeld: Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt zich bezig met zakendoen met het rijk en met het Coronavirus in het Caribische deel.
d) Wie hebben de tekst van de website geschreven, denk je?
De ambtenaren van het ministerie.
5.1.2. De regering bereidt het beleid voor
De regering bepaalt ieder jaar hoeveel geld er beschikbaar is voor elk ministerie. De ene minister krijgt veel meer geld dan de andere, en samen bepalen de ministers hoe dit geld het beste uitgegeven kan worden. Ze maken dus samen een begroting: een overzicht van alle inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.
Bovendien bekijkt iedere minister het regeerakkoord. Hij bepaalt vervolgens welke nieuwe wetten er precies moeten komen. En hij zorgt ervoor dat zijn ambtenaren een goed plan maken waarin ze beschrijven waarom de nieuwe wet er moet komen, en hoe die wet precies opgeschreven moet worden. Zo’n voorstel voor een nieuwe wet noemen we: een wetsvoorstel.
a) Aan welke drie ministeries gaf de regering het meeste geld uit?
Aan de ministeries van zorg, sociale zaken en onderwijs.
b) Had jij dit verwacht? Leg uit waarom wel/niet.
Bijvoorbeeld: Ja, want dit zijn belangrijke onderwerpen in Nederland om geld aan uit te geven. Of: Nee, ik wist niet dat er zoveel geld naar de zorg ging. Of: Ik ben verbaasd dat er maar zo weinig geld naar veiligheid gaat.
5.1.3. De regering voert overheidsbeleid uit
De laatste taak is het uitvoeren van het beleid. Een nieuw wetsvoorstel is nog geen échte wet. Eerst moet de Tweede Kamer stemmen op de wet. Maar áls de Tweede Kamer het wetsvoorstel goed vindt, en dus vóór de wet stemt, dan moet de minister ervoor zorgen dat de wet ook echt wordt uitgevoerd.
De minister moet dus opnieuw zijn ambtenaren aansturen. Want zij zorgen ervoor dat iedereen de wet kent en opvolgt.
Opdracht 5
Wat zijn de drie taken van de regering?
1. Ze stuurt de ministeries aan. 2. Ze bereidt beleid voor. 3. Ze voert beleid uit.
Opdracht 6
Je hebt eerder geleerd over de machtenscheiding (trias politica).
a) Waarom is machtenscheiding belangrijk?
Om ervoor te zorgen dat er niet één groep mensen is met álle macht, want zij zouden hun macht dan kunnen misbruiken.
b) Welke drie machten zijn er?
Uitvoerende macht, wetgevende macht, rechterlijke macht.
c) Je kunt twee van deze machten herkennen in de drie taken van het kabinet. Welke twee machten?
Uitvoerende macht en wetgevende macht.
d) Hóé herken je die twee machten in de taken?
De minister bedenkt een nieuwe wet (wetgevende macht) én zorgt ervoor dat de wet wordt uitgevoerd (uitvoerende macht).
Gemeente en provincie
Ook in de gemeente heeft het dagelijks bestuur drie taken: gemeente-ambtenaren aansturen, beleid voorbereiden en beleid uitvoeren. Het College van B&W doet deze drie taken. Het College bepaalt dus hoe het geld verdeeld wordt, wat ambtenaren moeten doen, welke nieuwe plannen er worden uitgevoerd en hoe gemeente-ambtenaren die plannen moeten uitvoeren. Elke wethouder regelt dit voor zijn eigen onderwerpen.
In de provincie is het ongeveer hetzelfde geregeld. De Gedeputeerde Staten voeren de drie taken hierboven uit: (provincie-ambtenaren aansturen, beleid voorbereiden en beleid uitvoeren). Elke gedeputeerde regelt dit voor zijn eigen onderwerpen.
Opdracht 7
a) Heeft het College van B&W dezelfde taken als het kabinet? Leg uit.
Eigenlijk wel. Het College van B&W maakt ook voorstellen voor nieuw beleid en voert deze uit, net als het kabinet.
b) Waar staat de B (van College van B&W) voor? En de W?
Burgemeester; Wethouders.
c) Wie is de “Mark Rutte” van de gemeente?
De burgemeester.
d) Wie zijn de “ministers” van de gemeente?
De wethouders.
e) Wat is “het kabinet” van de provincie?
De Gedeputeerde Staten.
5.2. Wat is het parlement?
We hebben nu besproken wat het kabinet is, wie erin zitten en wat hun taken zijn. Maar zij zijn niet de enigen met macht! Ook het parlement heeft macht.
We gaan even terug naar de verkiezingen, wanneer de burgers stemmen op mensen die in de Tweede Kamer terecht komen. Dit zijn 150 volksvertegenwoordigers. Als het goed is, weet je dit al. Dit is de Tweede Kamer:
Foto: Robin Utrecht
Maar er is óók een Eerste Kamer, ook wel de senaat genoemd! In de Eerste Kamer zitten 75 mensen, ook wel: volksvertegenwoordigers genoemd. Ook deze mensen zijn lid van de politieke partijen die je kent uit de les over politieke partijen.
De Eerste Kamer is dus kleiner dan de Tweede Kamer. Dit is de Eerste Kamer:
Foto: Robin Utrecht
De burgers kunnen niet zélf kiezen wie er in de Eerste Kamer komen. De Eerste Kamer wordt namelijk gekozen door de Provinciale Staten. De Provinciale Staten zijn de volksvertegenwoordigers van de provincies (dus eigenlijk de “Tweede Kamers van de provincies”). En zij kiezen dus de Eerste Kamer.
Je weet dat de Provinciale Statenverkiezingen elke 4 jaar zijn. Er is dus ook elke 4 jaar een nieuwe samenstelling van de Eerste Kamer.
Jij kunt dus niet zelf op de Eerste Kamer stemmen, maar wél op de Provinciale Staten, en die mensen kiezen weer de Eerste Kamer. Je hebt zelf dus wel een béétje invloed op welke partijen er in de Eerste Kamer komen.
Opdracht 8
Neem bovenstaand schema over en vul het schema in met de volgende begrippen: Volksvertegenwoordigers; Door de Provinciale Staten; Politieke partijen; 75; Door het volk; 150. Sommige woorden moet je op twee plekken invullen.
Bron: Methode M
In het parlement zitten dus 225 mensen die zijn gekozen om namens het volk in het parlement te zitten. Deze volksvertegenwoordigers zijn allemaal aangesloten bij een politieke partij.
De groep mensen van één partij die in het parlement zit, noemen we: een fractie. Je hebt in de Eerste Kamer dus een VVD-fractie, een SP-fractie, een SGP-fractie enzovoorts. De voorzitter van de fractie noemen we: de fractievoorzitter.
BBB schuift ex-CDA’er Mona Keijzer naar voren als premierskandidaat
BBB schuift voor de komende verkiezingen ex-CDA’er Mona Keijzer naar voren als premierskandidaat. Mona Keijzer zegde begin vorige maand haar CDA-lidmaatschap op. Ze was tot september 2021 staatssecretaris van Economische Zaken in het [1] van Mark Rutte. Eerder stond Keijzer op het stembiljet voor het CDA, tijdens de [2]verkiezingen in 2010.
Keijzer heeft er nooit een geheim van gemaakt dat zij graag [3] van het CDA wilde zijn. De ex-CDA’er komt op de tweede plek van de kandidatenlijst van BBB. Als de partij geen deel gaat uitmaken van de [4], neemt Keijzer plaats in de Tweede Kamer.
Welke woorden moet er op de plekken [1], [2], [3] en [4] worden ingevuld? Kies uit de volgende woorden: fractievoorzitter, coalitie, oppositie, kabinet, Tweede Kamer, Eerste Kamer.
Let op: Er blijven twee woorden over.
1: Kabinet. 2: Tweede Kamer. 3: Fractievoorzitter. 4: Coalitie.
5.3. Wat doet het parlement?
Nu weet je wat het parlement is. Maar wat dóét het parlement? Het parlement heeft twee belangrijke taken:
TAKEN VAN HET parlement
De (mede)wetgevende taak: wetten maken voor Nederland.
De controlerende taak: controleren of de regering háár taak wel goed doet.
We leggen allebei de taken wat uitgebreider uit:
5.3.1. De (mede)wetgevende taak
Wetgevend betekent: wetten maken. Het parlement mag namelijk stemmen op nieuwe wetten voor ons land. Wetsvoorstellen komen meestal van het kabinet. Een minister heeft namelijk zijn ambtenaren een wetsvoorstel laten schrijven. Daarna mag de Tweede Kamer het voorstel aanpassen, aannemen of afwijzen. Hierbij geldt: de meeste stemmen gelden! De Eerste Kamer zal daarna het voorstel goed- of afkeuren, en daarna ondertekent de koning de wet.
Het kabinet heeft dus de steun nodig van de meerderheid in het parlement, anders kunnen er geen nieuwe wetten komen. Maar een Tweede Kamerlid mag ook zelf een wetvoorstel indienen! Ook over deze wetsvoorstellen zal het parlement dan stemmen.
Opdracht 10
Bekijk de video hierboven.
Hoe is deze wet tot stand gekomen? Zet de volgende stappen in de juiste volgorde:
1. De minister van Volksgezondheid zorgde ervoor dat zijn ambtenaren de wet uitvoerden.
2. De Eerste Kamer stemde in met het voorstel.
3. Het Tweede Kamerlid Pia Dijkstra schreef een wetsvoorstel voor deze wet.
4. De Tweede Kamer stemde in met het wetsvoorstel.
5. De Tweede Kamer debatteerde over het voorstel.
6. De Tweede Kamer controleerde of de wet goed is uitgevoerd.
7. De koning zette zijn handtekening onder de nieuwe wet.
De juiste volgorde is: 3-5-4-2-1-7-6
5.3.2. De controlerende taak
Het parlement controleert of het kabinet haar werk wel goed doet. Doen ministers wat ze beloofd hebben? Voeren ze nieuwe wetten goed uit, of maken ze fouten? Regeren ze ons land goed genoeg?
Foto: Bart Maat
Het kabinet moet het parlement informatie geven over de plannen die zij maken, en hoe ze die plannen uitvoeren. En ze zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van die plannen. Dat noemen we: ministeriële verantwoordelijkheid.
Als de Tweede Kamer vindt dat er fouten worden gemaakt, dan moeten ministers of staatssecretarissen hun beslissingen komen uitleggen aan de Tweede Kamer.
Felle kritiek van oppositie op stikstofcompromis van kabinet
Oppositiepartijen in de Tweede Kamer reageren uitermate kritisch op de kabinetsaanpak rond de stikstofcrisis. BBB-leider Van der Plas haalde uit naar het leiderschap van premier Rutte en vindt dat hij met helderheid moet komen.
De situatie is volgens PvdA-leider Kuiken bijna “absurd”: “Regeren betekent dat je durft te handelen en keuzes durft te maken. Maar je kunt niet zeggen: we schuiven de verantwoordelijkheid weg richting de provincies, zonder dat duidelijk is wat er gebeurt.” En volgens Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren gooit Rutte “een gezonde toekomst voor de bus”.
a) Vat het artikel in enkele zinnen samen.
De leiders van verschillende oppositiepartijen hebben kritiek op de regering. Ze vinden het stikstofbeleid onduidelijk of slecht.
b) Welke taak van het parlement herken jij in dit krantenbericht? Leg uit.
De controlerende taak, want de Tweede Kamer heeft kritiek op bepaald beleid van het kabinet.
Ook huisarts mag abortuspil verstrekken, Eerste Kamer stemt voor
Huisartsen mogen binnenkort de abortuspil verstrekken. Na de Tweede Kamer stemde vandaag ook de Eerste Kamer in met de initiatiefwet van GroenLinks, PvdA, D66 en VVD. Naast deze vier partijen stemden ook SP, PvdD, CDA en 50Plus voor de wet.
Het idee achter de wet is dat voor een deel van de vrouwen de drempel om naar de huisarts te gaan lager is dan voor een bezoek aan een kliniek.
a) … bedenkt altijd hoe het belastingbeleid er in grote lijnen uit gaat zien?
De regering.
b) … bedenkt meestal nieuwe wetsvoorstellen?
De minister.
c) Lees de tekst hierboven goed. Wie bedacht dít wetsvoorstel?
De Tweede Kamerfracties van GroenLinks, PvdA, D66 en VVD.
d) … mochten op het wetsvoorstel stemmen?
Het parlement. Of: De Tweede en Eerste Kamer.
e) … is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet?
De minister.
f) … voeren de nieuwe wet uit, bijvoorbeeld door alle vliegtuigmaatschappijen hierover in te lichten?
De ambtenaren.
g) … wordt er op het matje geroepen als vliegmaatschappijen tóch geen extra belasting gaan vragen?
De minister.
Gemeente en provincie
Je hebt nu het volgende geleerd: Het parlement is de volksvertegenwoordiging van ons land. Zij heeft als taken: (mede)wetgeving en het kabinet controleren.
In de gemeente werkt dit ongeveer hetzelfde. De gemeenteraad is daar de volksvertegenwoordiging. Zij heeft als taken: (mede)beslissen over het beleid, én het College van B&W controleren.
Ook in de provincie werkt dit ongeveer hetzelfde. De Provinciale Staten is de volksvertegenwoordiging. Haar taken zijn: (mede)beslissen over het beleid, én de Gedupeerde Staten controleren.
PVV sluit raadsenquête naar wissen e-mailboxen bij gemeente niet uit.
De Almeerse PVV-fractie wil snel tekst en uitleg van het college van B en W over het wissen van complete mailboxen bij de gemeente. Fractieleider Toon van Dijk wil dat de gemeenteraad een raadsenquête instelt als het college geen goede uitleg kan geven.
Van Dijk is bang dat de controlerende functie van de gemeenteraad in het geding is. Hij denkt dat er een kans is dat er met de mailboxen ook informatie over de Floriade is verdwenen. De gemeenteraad kan dan achteraf niet meer goed onderzoeken en controleren wat er rond de Floriade is gebeurd.
Bron: Omroep Flevoland, 2021
Opdracht 13
Lees het bericht hierboven.
a) Leg in één zin uit waar dit artikel over gaat.
In de gemeente Almere is een mailbox gewist, waardoor de gemeenteraad het college van B&W niet meer goed kan controleren.
b) Wie is er verantwoordelijk voor de verdwijning van de mailboxen?
Het College van B&W. Of: De wethouder(s).
c) Waarom is fractieleider Toon van Dijk bang dat de gemeenteraad haar controlerende functie niet goed kan uitvoeren?
Als het College van B&W geen informatie aan de gemeenteraad kan geven over de Floriade, dan kan de gemeenteraad ook niet controleren of er fouten zijn gemaakt.
1. Wat is een taak van ambtenaren?
Correct!Wrong!
2. Welke uitspraak is juist?
Correct!Wrong!
3. Wat hebben de Eerste Kamer en de Provinciale Staten met elkaar te maken?
Correct!Wrong!
4. Waarom moet het kabinet de Tweede Kamer goed informeren?
Sommige mensen op de wereld hebben veel macht. Denk aan hele rijke mensen, directeuren van grote bedrijven, of politici. Politici hebben bijvoorbeeld macht vanwege hun functie, zij bepalen gezamenlijk de regels.
We hebben het in de afgelopen lessen veel over macht gehad. Maar wat ís macht? Hoe kun je macht uitoefenen? En wie heeft er in Nederland eigenlijk de mééste macht?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke machtsmiddelen het kabinet heeft.
Uitleggen welke rechten het parlement heeft.
Weten waarom Nederland een constitutionele monarchie is.
Uitleggen wat de taken en rollen van de koning zijn.
Uitleggen wat de kenmerken van een parlementaire democratie zijn.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina in ieder geval tot minuut 5:00.
a) Wat zie je op de video?
De koning leest een speech voor aan politici.
b) Waar praat de koning over?
De koning praat over armoedebestrijding en over het slavernijverleden.
c) Heb je wel eens gehoord van Prinsjesdag en van de Troonrede? Schrijf op wat je ervan weet.
Bijvoorbeeld: Nee, geen idee. Of: Ja, ik weet alleen dat de koning in een koets rijdt. Of: Ja, op Prinsjesdag leest de koning de Troonrede voor. Hij vertelt daarin wat de plannen van de regering zijn voor het komende jaar.
d) Hoeveel macht heeft de koning in Nederland, denk je?
De koning heeft weinig macht. De ministers en Tweede Kamerleden hebben méér macht dan de koning.
6.1. De macht van het kabinet
Macht is invloed die je kunt uitoefenen op iemand. Jouw ouders hebben meer macht dan jij, want zij zijn ouder dan jij, bepalen de regels in huis en kunnen boos worden als je je niet aan de regels houdt. Jouw ouders hebben dus een aantal machtsmiddelen: manieren waarop zij jouw gedrag proberen te beïnvloeden. Eén machtsmiddel is dreigen met straf. Een ander machtsmiddel is misschien geld (want zij hebben de macht om jou meer/minder zakgeld te geven).
Zoals je hebt geleerd, zitten alle ministers en staatssecretarissen samen in het kabinet. Het kabinet heeft best veel macht.
Machtsmiddelen van het kabinet
1. Steun van de meerderheid van het parlement.
Bij het vormen van het kabinet, hebben de coalitiepartijen ervoor gezorgd dat ze de meerderheid van de zetels hebben in de Tweede Kamer. Dit hebben ze expres gedaan. Als hun eigen partijen nu vóór een nieuw wetsvoorstel stemmen, dan hebben ze namelijk de meerderheid van de stemmen!
2. Het regeerakkoord.
Bij het vormen van een kabinet, maken de coalitiepartijen het regeerakkoord. Het kabinet bepaalt dus wat de plannen zijn voor ons land voor de komende vier jaar.
3. Deskundige ambtenaren.
Er werken duizenden ambtenaren voor het kabinet. Zij hebben een lange studie gedaan en werken vaak al heel lang in een ministerie. Zij weten dus heel goed hoe ze hun werk moeten doen. Ministers krijgen dus veel hulp van hun slimme ambtenaren.
4. Dreigen met een kabinetscrisis.
Soms kan het zijn dat een coalitiepartij het niet eens is met het beleid van het kabinet. Op dat moment is er geen meerderheid in de Tweede Kamer (zie punt 1). Wanneer de andere coalitiepartijen dan dreigen met een kabinetscrisis (het aftreden van een minister, staatssecretaris of kabinet), kan het zijn dat de coalitiepartij alsnog instemt, omdat ze het kabinet niet willen laten vallen.
Opdracht 2
a) Leg in je eigen woorden uit waarom het regeerakkoord het kabinet macht geeft.
Omdat ze hiermee verzekerd zijn van steun van de meerderheid van de Tweede Kamer. Alle onderwerpen waarop partijen met elkaar van mening verschillen, worden dan van tevoren besproken en over onderhandeld.
b) Leg uit waarom dreigen met een kabinetscrisis een machtsmiddel is.
Als het kabinet valt, moeten er nieuwe verkiezingen gehouden worden en komt er een nieuw kabinet. Coalitiepartijen willen dit niet, want dan raken ze hun macht kwijt. Als coalitiepartijen dreigen met een kabinetscrisis, proberen ze vaak andere partijen te dwingen om alsnog in te stemmen.
Opdracht 3
Welk machtsmiddel van het kabinet herken je in de video hierboven? Leg uit waarom dit een machtsmiddel is.
Deskundige ambtenaren. Zij werken vaak al lang aan één onderwerp binnen een ministerie en weten daar veel vanaf. Zo kunnen ze de minister goed adviseren.
6.2. De macht van het parlement
In de vorige les heb je geleerd dat het parlement twee taken heeft. Kijk maar:
Taken van het parlement
De (mede)wetgevende taak: wetten maken voor Nederland.
De controlerende taak: controleren of de regering haar taak wel goed doet.
Het parlement heeft dus als eerste de wetgevende taak. Hiermee maken ze nieuwe wetten voor Nederland.
Om de (mede)wetgevende taak goed uit te kunnen voeren, heeft het parlement vier mogelijkheden. Die mogelijkheden noemen we rechten.
De vier rechten binnen de (mede)wetgevende taak
Begrotingsrecht
Het parlement mag stemmen over de begroting van het kabinet. Zijn ze het eens met hoe al het geld verdeeld wordt, of niet?
Recht op goed- of afkeuren van wetsvoorstellen
Het parlement stemt op de wetsvoorstellen van het kabinet. Eerst stemt de Tweede Kamer over het voorstel: zijn ze het eens met de wet, of niet? Daarna stemt de Eerste Kamer. De Eerste Kamer checkt alléén of de wet niet in strijd is met andere, bestaande wetten. Ze geven dus niet hun mening.
Recht van amendement
Soms vindt de Tweede Kamer het wetsvoorstel goed, maar vinden ze wel dat er nog een klein dingetje aan veranderd moet worden. Dan gebruiken ze het recht van amendement. Dat betekent dat ze het wetsvoorstel mogen aanpassen.
Recht van initiatief
Tweede Kamerleden mogen ook zélf een wet voorstellen. Dat noemen we: recht van initiatief (want dan nemen Tweede Kamerleden het initiatief om zelf een wet te bedenken). Dit gebeurt niet zo vaak, omdat dit voor een Kamerlid veel tijd kost.
De vier rechten hierboven zijn dus mogelijkheden die het parlement heeft om wetgeving te maken of beïnvloeden.
Zeist gaat werken met burgeramendement
Als het college van burgemeester en wethouders een nieuw voorstel doet aan de gemeenteraad om een bepaald besluit te nemen, kunnen alleen gekozen leden van de gemeenteraad amendementen indienen.
D66 in Zeist wil al langer dat ook inwoners de kans krijgen om zulke voorstellen inhoudelijk aan te passen, en in 2020 hebben we daarvoor een initiatiefvoorstel gedaan. Na de verkiezingen is het idee in het coalitieprogramma opgenomen.
a) Wat is het recht van amendement? Wie heeft het recht van amendement nu?
Het recht om wetsvoorstellen aan te passen. De Tweede Kamer heeft dit recht, en elke gemeenteraad ook.
b) Wat wil D66?
Ze willen dat ook burgers dit recht gaan krijgen.
c) Van welk recht maakte D66 gebruik in het artikel? Leg uit.
Het recht van initiatief, want D66 heeft dit voorstel in de gemeenteraad voorgesteld.
d) Wat vind jij van dit plan?
Bijvoorbeeld: Goed, want zo krijgen burgers meer invloed op de politiek. Of: Niet zo goed, want burgers hebben misschien weinig verstand van politiek.
Misschien is het je opgevallen dat sommige van deze rechten alléén van de Tweede Kamer zijn. Andere rechten zijn van het hele parlement (dus van Eerste én Tweede Kamer). Bekijk in de tabel nog eens goed welke rechten de Eerste Kamer wél en niet heeft. Doe daarna de volgende quiz over Bob en vind uit in welke Kamer Bob zit!
0%
1. Bob zit in het parlement.
Correct!Wrong!
2. Bob vindt dat het kabinet teveel geld uitgeeft aan het leger. Hij stemt dus tégen de begroting.
Correct!Wrong!
3. De minister wil graag dat er hogere belasting komt op sigaretten. Dan worden sigaretten dus duurder. Bob vindt dit een slecht idee. Hij stemt tegen.
Correct!Wrong!
4. De minister wil graag dat het minimumloon met 4,80 euro omhoog gaat. Bob wil graag dit wetsvoorstel aanpassen, want hij vindt dat het minimumloon met minstens 10 euro omhoog moet!
Maar helaas mag hij het niet aanpassen. Daarom stemt hij maar vóór het voorstel.
Correct!Wrong!
5. Bob houdt van vogeltjes.
Laatst zag Bob dat een vogel in zijn straat werd gevangen door een kat. Bob vindt dat kattenbaasjes die hun kat buiten laten lopen, een boete moeten betalen van 200 euro. Maar helaas mag hij geen voorstel doen voor deze nieuwe wet.
Correct!Wrong!
6. Dus? In welke Kamer zit Bob?
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test: In welke Kamer zit Bob?
Jij snapt Bob.
Jij weet alles over Bob. Én je snapt het verschil tussen de Eerste en Tweede Kamer.
Jij snapt Bob nog niet helemaal.
Verdiep je nog even in de Eerste of Tweede Kamer, en probeer de quiz dan opnieuw te maken!
Dit gaat helemaal mis.
SpongeBob is teleurgesteld. Je begrijpt nog niet wie Bob is, of wat hij doet. Verdiep je opnieuw in de taken van de Eerste en Tweede Kamer, en probeer het nogmaals!
Als het goed is, snap je nu de wetgevende taak. Maar het parlement heeft nóg een taak: de controlerende taak. Het parlement controleert of de ministers wel doen wat ze beloofd hebben, of ze de juiste beslissingen nemen en of ze het land goed regeren.
De vier rechten binnen de controlerende taak
Vragenrecht
Als het parlement een vraag heeft aan de minister, dan mag ze die stellen.
Recht op een debat met het kabinet
Soms willen leden van de Tweede Kamer een discussie met de minister. Als het minstens dertig leden zijn die een discussie willen, dan vragen ze een debat aan met een minister. Ze debatteren dan over de plannen van de minister.
Motierecht
Het parlement mag een motie indienen. Een motie betekent dat het parlement zegt: wij zijn het niet eens met een plan van de regering. Wij willen de regering vragen om iets te veranderen. Een speciaal type motie is de motie van wantrouwen. Daarmee zegt het parlement tegen een minister, staatssecretaris of het gehele kabinet dat ze moeten opstappen!
Recht van parlementair onderzoek
Het parlement mag een onderzoek instellen naar een minister. Dit heet: een parlementair onderzoek. Als ze zo’n onderzoek héél belangrijk vinden en er moeten getuigen onder ede worden ondervraagd, en dan heet het onderzoek: een parlementaire enquête.
Zowel de Eerste als de Tweede Kamer mogen deze rechten inzetten wanneer zij dit nodig vinden.
26.000 ouders raakten kindertoeslag ten onrechte kwijt: dit is de toeslagenaffaire. In het kort: – Zo’n 26.000 ouders zijn onterecht slachtoffer geworden van fraudeverdenkingen met kinderopslag. – Dit komt door een harde fraudeaanpak van de Belastingdienst van 2013 tot en met zeker 2019. – Ouders moesten enorme bedragen terugbetalen en kwamen hierdoor vaak in grote financiële problemen. – In september 2018 kwam de affaire aan het licht. Het leidde tot het aftreden van de staatssecretaris van Financiën Menno Snel.
Bekijk bovenstaande video en lees de tekst van het artikel.
a) Leg in je eigen woorden uit wat de “toeslagenaffaire” is.
26.000 ouders moesten onterecht hun kindertoeslag terugbetalen. Velen kwamen daardoor in grote financiële problemen.
b) Waarom vindt de Tweede Kamer dat het kabinet iets verkeerd heeft gedaan?
Het kabinet is verantwoordelijk voor de (fouten van de) Belastingdienst. En dit was een enorme fout.
c) Welk recht zette de Tweede Kamer in om het beleid van het kabinet te controleren?
Het recht van parlementair onderzoek.
Opdracht 6
a) Leg in eigen woorden uit wat een motie is.
Een motie is een manier van het parlement om het kabinet te laten weten dat ze het ergens niet mee eens zijn.
b) Wat is de meest serieuze motie? Waarom?
De motie van wantrouwen, want daarmee zegt het parlement dat ze het kabinet niet meer vertrouwen. Het kabinet kan dan vallen.
Kaag stapt op na motie van afkeuring door Tweede Kamer
Sigrid Kaag neemt ontslag als minister van Buitenlandse Zaken nadat de Tweede Kamer een motie van afkeuring tegen haar aannam. Premier Rutte heeft haar nog willen overtuigen ‘tot een andere weg’. ,,Ik vind het erg, maar ik begrijp haar keus vanuit wie zij is.”
a) Leg in één zin uit waarom het nodig was om Afghanen uit Afghanistan te evacueren.
Deze Afghanen hebben voor Nederland gewerkt en lopen met de Taliban gevaar om daarvoor gestraft te worden.
b) Waarom heeft de Tweede Kamer een motie van afkeuring aangenomen?
Omdat de Tweede Kamer vindt dat deze ministers meer hadden moeten doen om deze Afghanen veilig naar Nederland te halen.
c) Wat heeft minister Kaag gedaan na de motie van afkeuring? Waarom?
Ze heeft haar ontslag ingediend. Ze vindt dat als de Tweede Kamer haar beleid afkeurt ze op moet stappen.
6.3. Heeft de koning macht?
Is het jou al opgevallen dat de koning in de regering zit, maar dat we bijna nergens iets over hem vertellen in de lesstof? Hij is de enige persoon op wie we niet kunnen stemmen (hij komt namelijk automatisch in de regering), maar hij heeft geen echte macht in de politiek. Nederland is namelijk een constitutionele monarchie. Monarchie betekent: we hebben een koning. En constitutie betekent: Grondwet. Constitutionele monarchie betekent dus: we hebben een koning, maar in de Grondwet staat dat hij weinig macht heeft.
Hij heeft zelfs zó weinig macht, dat hij niet verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag in het openbaar. De koning is namelijk onschendbaar. De ministers zijn verantwoordelijk voor het beleid en zij zijn ook verantwoordelijk voor wat de koning zegt en doet. Dit heet ook wel: ministeriële verantwoordelijkheid. De ministers moeten dus hun excuus aanbieden, als de koning een fout maakt. Dit kun je ook zien in deze video:
Opdracht 8
Bekijk de video hierboven. Leg uit hoe je het begrip “ministeriële verantwoordelijkheid” kunt herkennen in de video.
Mark Rutte zegt dat de koning onschendbaar is en dat de regering verantwoordelijk is voor de koning.
Wat doet de koning dan wél?
vijf functies van de koning
Overleggen met ministers. Soms heeft de koning een vergadering met ministers. De inhoud hiervan is geheim. Dat hoorde je Mark Rutte ook zeggen in de video.
Ondertekenen van nieuwe wetten. De koning is verplicht nieuwe wetten te ondertekenen. Zelfs als hij de wet niet goed vindt.
Beëdigen van o.a. ministers en staatssecretarissen. Na de kabinetsformatie, moeten de nieuwe ministers en staatssecretarissen aan de koning beloven dat ze hun rol goed zullen uitvoeren.
De Troonrede voorlezen op Prinsjesdag. Op de derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. De koning leest dan de Troonrede voor. Dit is een speech over de plannen van het kabinet voor het komende jaar en wat de plannen kosten.
Alle Nederlanders aanmoedigen, verbinden en vertegenwoordigen. De koning steunt het volk, bijvoorbeeld bij grote gebeurtenissen in het land. En hij vertegenwoordigt ons in het buitenland. Hij gaat op bezoek bij de regering van andere landen, zodat we goed contact kunnen onderhouden met die landen.
Zoals je hierboven in de tabel ziet, is het voorlezen van de Troonrede een belangrijke taak van de koning. Bovendien wordt op Prinsjesdag de begroting gepresenteerd: een document met hoeveel de plannen gaan kosten.
Na het lezen van de Troonrede en het presenteren van de begroting, gaan de Tweede Kamerleden met de regering in debat (dit noemen ze de algemene beschouwingen). Ze discussiëren over de begroting en over de verdeling van het geld over de ministeries.
Opdracht 9
a) Hoe komt de overheid aan het geld dat ze willen uitgeven in de begroting?
Door de belastingen.
b) Vaak worden bij algemene beschouwingen moties ingediend: een voorstel om ergens extra geld aan te besteden. Als jij een Tweede Kamerlid zou zijn en je zou een motie willen indienen, welke motie zou dit dan zijn?
Bijvoorbeeld: Meer geld naar zorgpersoneel. Of: Meer geld naar dierenwelzijn.
Een koning(in) wordt koning(in) zonder dat hij/zij gekozen is door het volk. Sommige mensen in Nederland vinden het ouderwets dat we een koning hebben. Deze mensen willen vaak liever een president die door de Nederlanders is gekozen. Dat noemen we ook wel: een republiek.
Opdracht 10
a) Waarom vinden sommige mensen het niet democratisch dat we een koning hebben?
Omdat de koning niet door het volk is gekozen.
b) Leg in je eigen woorden uit waarom andere mensen het juist goed vinden dat we een koning hebben.
Hij kan het volk goed steunen en vertegenwoordigen in het buitenland. Hij is een soort symbool van ons land.
c) Wat vind jij zelf van het koningshuis? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind het goed dat we een koning hebben, want de politici die macht hebben, veranderen steeds en het koningshuis blijft altijd hetzelfde. Of: Ik vind dat de koning te veel macht heeft voor een democratie.
6.4. Dus, wie heeft de macht?
Je hebt een heleboel geleerd over de macht van het kabinet, het parlement en de koning. Maar wie heeft nou de meeste macht?
Nederland is een parlementaire democratie. Dat betekent dat we een democratie zijn en dat we een parlement hebben dat namens ons beslissingen maakt voor ons land.
Kenmerken van onze parlementaire democratie
Alle burgers mogen op het parlement stemmen.
Het parlement stemt op wetsvoorstellen.
De meerderheid van het parlement beslist. Ze houden wel rekening met (de grondrechten van) de minderheid.
Het parlement controleert of het kabinet haar werk wel goed doet.
In de wet staat welke macht bestuurders hebben. Zij moeten zich aan die wet houden.
Debat over artikel 1 Grondwet
De Tweede Kamer debatteert op donderdag 9 december 2021 over artikel 1 van de Grondwet, dat zegt dat discriminatie verboden is. Met een initiatiefvoorstel willen enkele Kamerleden bereiken dat ook een verbod op discriminatie vanwege een handicap en vanwege seksuele geaardheid in artikel 1 wordt opgenomen.
De regeringspartijen en een groot deel van de oppositie lijken op de initiatiefwet te gaan stemmen, zo blijkt tijdens de behandeling.
a) Wat is artikel 1 van de Grondwet ook alweer? Zoek het op als dat nodig is.
Het verbod op discriminatie.
b) Welke twee kenmerken van een parlementaire democratie herken je in het artikel?
Het parlement stemt op wetsvoorstellen, de meerderheid van het parlement beslist en houdt rekening met de rechten van minderheden.
Aan de ene kant heeft het parlement dus het laatste woord:
Ze kunnen wetsvoorstellen goed- of afkeuren.
Ze kunnen het vertrouwen in een minister, staatssecretaris, of het vertrouwen in héle kabinet opzeggen met een motie van wantrouwen.
Aan de andere kant bepaalt het kabinet heel veel zaken:
Ze spreken van tevoren een regeerakkoord af, waarmee ze zorgen dat hun wetsvoorstellen worden goedgekeurd door coalitiepartijen.
De coalitiepartijen zullen niet zomaar het vertrouwen opzeggen in hun eigen kabinet.
Ze hebben veel invloed op de uitvoering van alle besluiten. De ambtenaren op het ministerie schrijven de regels, andere ambtenaren (zoals die bij de gemeente, maar ook de politie en bijvoorbeeld ook scholen) voeren die regels uit.
Opdracht 12
Je hebt geleerd over de macht van het kabinet, het parlement en de koning.
a) Wie van de drie heeft de mínste macht? Leg uit.
De koning, want hij heeft geen echte invloed op het beleid.
b) Leg in twee zinnen uit dat het moeilijk is om te bepalen wie de mééste macht heeft van de drie.
Het kabinet heeft best wat machtsmiddelen, maar het parlement controleert het kabinet en mag stemmen op nieuwe wetten. Ze hebben dus allebei een beetje macht.
c) Waarom is het zo geregeld dat niemand in Nederland ontzettend veel macht heeft, denk je?
Bijvoorbeeld: Als één iemand heel veel macht heeft, dan kan diegene extreme wetten gaan invoeren en dan kan het in Nederland gaan lijken op een dictatuur.
1. Waarom is het belangrijk dat coalitiepartijen een meerderheid van de Tweede Kamerzetels hebben?
Correct!Wrong!
2. Wat houdt het recht van amendement in?
Correct!Wrong!
3. Tweede Kamerlid Jansen gaat een motie indienen over dierenrechten. Wat gaat hij dan doen?
Correct!Wrong!
4. Waarom is Nederland een constitutionele monarchie?
Correct!Wrong!
5. Waar gaat de Troonrede van de koning op Prinsjesdag over?
Correct!Wrong!
6. Wat is geen kenmerk van een parlementaire democratie?
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Opdracht 1
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt gebruikgemaakt van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Voor de uiteindelijke zetelverdeling moet na het tellen van de stemmen het aantal zetels worden berekend.
Waarom heeft in Nederland een politieke partij nooit 100% van de zetels?
Omdat die partij dan alle stemmen zou hebben gekregen, dat komt nooit voor.
Tekst 1: Resultaten Amerikaanse presidentsverkiezingen 2020: Biden wint
Biden wordt de 46e president van de Verenigde Staten op 20 januari 2021.
Er volgen drie uitspraken over gegevens uit tekst 1 en tabel 1. Welk van deze uitspraken laat zien dat de Verenigde Staten een meerderheidsstelsel hebben?
A. De burgers hebben een nieuwe president gekozen.
B. De presidentskandidaat met de meeste stemmen wint de hele staat.
C. In iedere staat kan op dezelfde presidentskandidaten gestemd worden.
B. De presidentskandidaat met de meeste stemmen wint de hele staat.
Het Rijk, de provincies en de gemeentes vormen de drie bestuurslagen. In tabel 2 ontbreken de namen van drie instanties. Vul bij elk nummer de naam in van de instantie.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Het parlement / de Eerste en Tweede Kamer.
2 = (Het college van) Gedeputeerde Staten.
3 = De gemeenteraad.
Tekst 2: Een akkoord op hoofdlijnen, veel gemeenten werken er al jaren mee
De gemeente Pijnacker-Nootdorp is zo’n gemeente waar ze het 7 jaar geleden al over een andere boeg gooiden en afscheid namen van dichtgetimmerde coalitieakkoorden*. Wethouder Ilona Jense van Haarts onderhandelde namens de lokale VVD-fractie over dat akkoord. “Je maakt alleen afspraken over de hoofdlijnen, de rest niet en dat is dus open voor debat.”
* Een coalitieakkoord = een regeerakkoord op gemeentelijk niveau.
Waarmee kan worden begonnen na het bereiken van het coalitieakkoord?
A. Het kiezen van de wethouders.
B. Het oprichten van oppositiepartijen.
C. Het vormen van een coalitie van lokale partijen.
D. Het zoeken van een nieuwe burgemeester.
A. Het kiezen van de wethouders.
Tekst 3: Tweede Kamer: Geen diertransporten bij tropische temperaturen
De Tweede Kamer vindt dat diertransporten in Nederland niet mogen plaatsvinden bij temperaturen van 30 graden of hoger. Ook moeten de dieren bij aankomst in het slachthuis binnen vijftien minuten zijn uitgeladen. Een meerderheid van de Tweede Kamer stemde in met twee moties daarover van de Partij voor de Dieren.
Welke taak van het parlement vervult de Tweede Kamer in de tekst?
A. De mede-wetgevende taak.
B. De controlerende taak.
C. De rechtsprekende taak.
D. De uitvoerende taak.
B. De controlerende taak.
Tekst 4: CDA stelt vragen over de stijging van het aantal minderjarige influencers
Tweede Kamerlid Peters (CDA) is bezorgd over het toenemend aantal commerciële kinderaccounts op social media* . Hij wil weten hoe minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) kinderen hiertegen gaat beschermen.
Steeds meer Nederlandse kinderen verdienen geld met bijvoorbeeld vloggen of het showen van kleding op platforms als YouTube en Instagram. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. “Een letterlijk ongezonde ontwikkeling”, vindt Peters. Hij wil dat minister Slob een einde maakt aan deze praktijken.
* Peters is bezorgd dat geld verdienen via social media kan leiden tot kinderarbeid.
Het kabinet en het parlement hebben een aantal taken. Bij die taken horen rechten. Hieronder staan vier uitspraken over die taken en rechten naar aanleiding van tekst 4.
1. Kamerlid Peters maakt gebruik van het vragenrecht.
2. Kamerlid Peters oefent de wetgevende taak van het parlement uit.
3. Minister Slob kan vanuit zijn functie ambtenaren vragen om onderzoek
te doen naar de werktijden van minderjarige influencers.
4. Minister Slob mag vanuit zijn functie een wetsvoorstel schrijven om de wetgeving over kinderaccounts te veranderen.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
Er zijn bijna verkiezingen in Nederland en twee vriendinnen hebben een gesprek hierover. Maaike zegt: “Als partijen in de regering zitten, doen de partijen nooit precies wat ze voor de verkiezingen beloofden.” Romy zegt: “Dat is logisch, want om te regeren moeten partijen compromissen sluiten.”
Geef een uitleg die de bewering van Romy ondersteunt. Gebruik in je uitleg de volgende begrippen: meerderheidskabinet, regeerakkoord en compromissen.
Let op: Maak in je uitleg ook duidelijk wat met deze begrippen bedoeld wordt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Als partijen in de regering zitten, kunnen ze niet precies doen wat ze voor de verkiezingen beloofden, want …
Gebruik in je uitleg de begrippen meerderheidskabinet, regeerakkoord en compromissen.
Als partijen in de regering zitten, kunnen ze niet precies doen wat ze voor de verkiezingen beloofden, want de regering moet (bij voorkeur) de steun van de meerderheid in de Tweede Kamer hebben. Geen enkele partij heeft (in zijn eentje) de meerderheid en kan dus alleen regeren. Daarom proberen partijen na de verkiezingen samen tot die meerderheid in de Tweede Kamer te komen en een meerderheidskabinet te vormen.
– Als partijen samen gaan regeren stellen ze samen een regeerakkoord op waarin staat wat ze de komende vier jaar / regeerperiode willen doen.
– Om tot zo’n gezamenlijk regeerakkoord te komen, waar de/alle partijen het mee eens zijn, moeten ze compromissen sluiten. Dat betekent dat de partijen tot afspraken/overeenkomsten moeten komen, waarbij de partijen allemaal/allebei niet altijd/volledig hun zin krijgen, maar (geregeld) wat zullen moeten toegeven.
Opdracht 8
Het kabinet heeft een aantal machtsmiddelen. Hieronder volgen vier uitspraken over machtsmiddelen van het kabinet.
1. Het kabinet kan amendementen indienen op wetsvoorstellen.
2. Het kabinet kan steunen op ambtenaren.
3. Het kabinet kan verwijzen naar de gemaakte afspraken in het regeerakkoord.
4. Het kabinet kan dreigen met een kabinetscrisis.
Geef van elke uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
Je weet nu wat de belangrijkste taken zijn van het kabinet en het parlement. Het kabinet bedenkt nieuwe wetten, het parlement stemt daarover, en het kabinet voert deze wetten uit. Klinkt simpel, toch?
In deze les bespreken we iets uitgebreider hoe nieuwe regels en wetten worden gemaakt. Dit gaat namelijk altijd volgens hetzelfde proces. Dit proces noemen we: politieke besluitvorming, want er worden besluiten gevormd.
In deze les bespreken we de vier fases van politieke besluitvorming. We passen ze toe op een wetsvoorstel dat in juli 2023 is aangenomen door de Tweede Kamer: de nieuwe zedenwet (Wet van Seksuele Misdrijven).
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke fasen het proces van politieke besluitvorming heeft.
Weten waarom bij besluitvorming vaak compromissen gesloten moeten worden.
Weten welke rol ambtenaren hebben bij besluitvorming.
Weten welke knelpunten de parlementaire democratie heeft.
Weten wie welke taken heeft bij besluitvorming in ons land.
Weten wie welke taken heeft bij besluitvorming in de gemeente.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag?
Dat er seksuele dingen gebeuren of dat iemand seksuele dingen bij jou doet die jij niet wilt. Bijvoorbeeld, dat iemand je betast op intieme plekken of je dwingt om dat bij een ander te doen. Het kunnen ook seksuele opmerkingen zijn of dat er online blootfoto’s worden gestuurd.
b) Waarom duurt het soms lang voordat een slachtoffer iets durft te zeggen?
Vaak schamen de slachtoffers zich. Soms zijn ze bang voor wat er gaat gebeuren als ze iets zeggen. Sommige slachtoffers voelen zich ook schuldig.
Politieke besluitvorming gebeurt in vier fases:
de vier fases van politieke besluitvorming
Agendavorming
Beleidsvoorbereiding
Beleidsbepaling
Beleidsuitvoering
Na de vierde fase is er ook vaak terugkoppeling. Hieronder leggen we de vier fases en terugkoppeling verder uit.
7.1. Fase 1: Agendavorming
Deze les gaat over het vormen van een nieuwe wet. Maar een nieuwe wet is alleen nodig als er een probleem is dat moet worden opgelost. In de eerste fase van politieke besluitvorming zijn er dus burgers en organisaties die vinden dat er een probleem is in Nederland, dat moet worden opgelost door de politiek.
De burgers of organisaties proberen zoveel mogelijk aandacht te krijgen voor hun wensen en ideeën over een oplossing. Ze proberen de publieke opinie te beïnvloeden: dat betekent dat ze de mening van andere mensen willen beïnvloeden.
Foto: ANP
Daarom heet deze fase agendavorming: burgers en organisaties proberen de agenda van politieke bestuurders te vormen, zodat ze een oplossing gaan zoeken voor het probleem. Zodra mensen in de politiek (bijvoorbeeld volksvertegenwoordigers of bestuurders) over dit probleem gaan praten, begint fase 2.
Meer meldingen grensoverschrijdend gedrag, bedrijven doen aan zelfonderzoek
Na de BOOS-uitzending over seksueel wangedrag bij The Voice of Holland zagen slachtofferorganisaties het aantal meldingen van grensoverschrijdend gedrag de laatste dagen fors stijgen.
De mensen die momenteel contact opnemen doen dat omdat ze nu pas beseffen dat wat zij meemaakten grensoverschrijdend was, of omdat ze in het verleden iets hebben meegemaakt wat nu weer wordt opgerakeld. Er melden zich ook bedrijven voor hulp om een veilige werkomgeving te scheppen.
‘Overheid moet seksuele intimidatie veel harder aanpakken’
De overheid moet veel meer werk maken van het voorkomen van seksuele intimidatie binnen bedrijven en organisaties, schrijft het College voor de Rechten van de Mens in een brief aan vijf ministeries. Elk bedrijf zou verplicht een vertrouwenspersoon moet hebben. Ook moet er snel een nieuwe wet komen tegen seksueel misbruik.
Afgelopen weekend werd bij een protest op het Museumplein de politiek opgeroepen om een nieuwe zedenwet versneld in te voeren. Met die wet worden alle vormen van onvrijwillige seks strafbaar.
a) Leg uit hoe je in de berichten agendavorming kunt herkennen.
Na een uitzending van het televisieprogramma BOOS, wordt de politiek opgeroepen om de nieuwe zedenwet snel in te voeren: Er wordt geprotesteerd om de wet snel aan te passen en slachtofferorganisaties zeggen dat er vaker klachten binnen komen. Bedrijven zijn ook bezig met het probleem.
b) Vóór de uitzending van BOOS bestond de protestbeweging #MeToo al. Waar staat #MeToo voor?
#MeToo is een initiatief tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag, aanranding en verkrachting.
Opdracht 3
De afgelopen jaren is er veel gesproken over #MeToo en seksuele intimidatie, maar er zijn ook andere onderwerpen die burgers graag op de politieke agenda zetten.
Bedenk twee onderwerpen die burgers of organisaties op de politieke agenda willen krijgen. Je kunt het opzoeken, of zelf bedenken.
Bijvoorbeeld: De klimaatcrisis, Black Lives Matter, de toeslagenaffaire, de vluchtelingenproblematiek.
7.2. Fase 2: Beleidsvoorbereiding
Zodra het onderwerp wordt besproken in de politiek, gaan politici oplossingen bedenken voor het probleem. Dit heet beleidsvoorbereiding. Ze overwegen verschillende oplossingen en bedenken welke oplossing de beste is. Burgers en organisaties proberen ook in deze fase invloed uit te oefenen op politici.
Het kabinet heeft als taak: nieuwe wetten bedenken. Zij worden hierbij geholpen door duizenden ambtenaren. Ambtenaren zijn mensen die worden betaald door de overheid. Sommige van hen zijn beleidsmakers: zij maken nieuwe ideeën voor beleid. Zij kijken bijvoorbeeld of de oplossingen betaalbaar zijn, of ze goed werken, of ze makkelijk uit te voeren zijn, en of genoeg mensen de oplossing zullen steunen.
Foto: Sem van der Wal
Ambtenaren hebben veel kennis over het oplossen van zulke problemen. Zij werken namelijk vaak al heel lang voor de overheid. Ook na nieuwe verkiezingen, blijven de meeste ambtenaren hun eigen werk doen, maar dan voor een nieuwe minister. Zij kunnen ministers dus goed helpen met het voorbereiden van de nieuwe wet.
Geen nee betekent niet ja: Kamer buigt zich over nieuwe zedenwet
Het is de verwachting dat door de nieuwe wet meer slachtoffers aangifte zullen doen. Wel zal er nog steeds voldoende bewijs moeten zijn om iemand te veroordelen. Het kabinet waarschuwt daarom voor te hoge verwachtingen. Vooral in zaken waar verder geen getuigen zijn, blijft dit ingewikkeld.
Over het algemeen zijn alle betrokkenen positief over het voorstel dat nu op tafel ligt, maar de zorgen over de uitvoering blijven groot. De politie verwacht veel meer aangiften en de huidige teams kunnen de instroom aan zaken al niet aan. Ook het Openbaar Ministerie heeft zorgen.
a) Weten we zeker dat deze wet gaat werken?
Nee. Er wordt al gewaarschuwd dat slachtoffers niet te hoge verwachtingen moeten hebben van deze wet. Er zijn nog veel vragen hoe de wet gaat werken in de praktijk.
b) Waarom worden deze aanpassingen op de wet toch voorgesteld als verbetering?
Het moet makkelijker worden voor slachtoffers om seksueel grensoverschrijdend gedrag te kunnen melden, omdat het veel voorkomt en veel schade kan aanrichten.
Opdracht 5
In Nederland lopen we achter op andere Europese landen met een nieuwe zedenwet. Hoe hebben andere landen het eigenlijk geregeld?
Kies één van de volgende landen: Duitsland, Zweden, België, Spanje.
Schrijf op wanneer hun nieuwe zedenwet is ingevoerd en wat de grootste verandering is.
7.3. Fase 3: Beleidsbepaling
In fase 3 wordt het besluit genomen over de juiste oplossing: het beleid wordt nu echt bepaald. Daarom heet deze fase: beleidsbepaling. Eerst bepaalt het kabinet wat zij de beste oplossing vindt. Het voorstel voor een nieuwe wet leggen ze voor aan de Tweede Kamer, en daar wordt over het wetsvoorstel gestemd. Daarna wordt in de Eerste Kamer over de wet gestemd, en dan zet de koning zijn handtekening.
Foto: Robin Utrecht
Zo’n beslissing is vaak moeilijk om te nemen. Misschien vindt één politieke partij dat de nieuwe wet niet de beste oplossing is voor het probleem. Een andere partij vindt dat de wet goed is, maar niet genoeg om het probleem op te lossen. Een derde partij vindt de wet juist een beetje overdreven.
In dit geval moet er een compromis gesloten worden. Een compromis betekent dat alle partijen een béétje krijgen wat ze willen, maar niet helemaal. Ze geven ook allemaal een beetje toe. Niemand kan namelijk helemáál zijn zin krijgen, want dan krijg je nooit een meerderheid van de stemmen in de Tweede Kamer.
Bekijk de tabel hierboven. Je ziet wie er voor de wet gestemd heeft en wie tegen.
a) Wat valt er op aan deze stemming in de Tweede Kamer?
Bijna iedereen stemde vóór behalve leden van de FvD (Forum voor Democratie).
b) Moest er in dit geval een compromis worden gesloten? Leg uit.
Nee, er was al een overgrote meerderheid waardoor de wet kon worden aangenomen.
c) Waarom denk je dat er zo weinig tegenstand was voor dit wetsvoorstel? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Het was al langere tijd duidelijk dat de oude wet de slachtoffers niet genoeg beschermde. Of: De Tweede Kamer voelde aan dat onze normen en waarden zijn veranderd en de wet moet daarom ook aangepast.
d) De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel. Welke twee dingen moeten nog gebeuren voor het voorstel een echte wet wordt?
Eerst moet de Eerste Kamer nog stemmen over het wetsvoorstel, en daarna moet de koning zijn handtekening zetten. Dan is het een wet, en kan de wet worden uitgevoerd!
7.4. Fase 4: Beleidsuitvoering
Als de definitieve beslissing is genomen, dan eindigt fase 3 en begint fase 4: beleidsuitvoering. Het uitvoeren van het beleid. Het kabinet moet ervoor zorgen dat de besluiten worden uitgevoerd, en dat doen zij door ambtenaren aan te sturen. Dus de ambtenaren voeren uiteindelijk de wet uit.
Beleidsmedewerkers, politieagenten, BOA’s, leraren, defensie, de brandweer, ziekenhuispersoneel: zij zijn allemaal ambtenaren. Zij zorgen ervoor dat de nieuwe wetten worden uitgevoerd. Beleidsmedewerkers zorgen er dus voor dat iedereen op de hoogte is van de nieuwe wet; politie en BOA’s controleren of iedereen zich wel aan de wet houdt.
Foto: Robin Utrecht
7.5. Na besluitvorming: Terugkoppeling
Soms blijkt dat de nieuwe wet wel héél moeilijk uit te voeren is. Of dat het juiste effect niet wordt bereikt. Of burgers vinden het geen goede wet. De reactie van de samenleving op de nieuwe wet noemen we ook wel: terugkoppeling. Soms moet, door de terugkoppeling, het onderwerp opnieuw op de politieke agenda komen. Dan gebeuren de vier fases van de politieke besluitvorming weer opnieuw.
De invoering van een strenge zedenwet liep uit op een fiasco. Door een gat in de wet hebben al meer dan 700 zedendelinquenten strafverlaging gekregen. Wat er fout ging, is dat in de wetstekst geen onderscheid meer maakte tussen vormen van ‘seksueel geweld’. En er werden in de wet minimumstraffen opgenomen. Advocaten van zedendelinquenten maakten gebruik hiervan.
Er werd bijna 3 maanden lang niet ingegrepen. De minister van Gelijkheid vindt dat de interpretatie van een wet misbruikt is door de macho-cultuur binnen de `Spaanse rechterlijke macht.
a) Wat ging er mis met de Spaanse zedenwet?
De wetstekst was niet duidelijk genoeg en de minimumstraffen waren lager dan wat er in de vorige wet stond. Zo konden veroordeelde daders opeens sneller vrijkomen.
b) Wat denk jij dat de Nederlandse overheid kan leren van hoe het in Spanje gelopen is?
Bijvoorbeeld: De wettekst moet heel duidelijk zijn geschreven. Of: Er moet goed gekeken worden hoe de wet gebruikt wordt.
c) Stel dat onze nieuwe wet wordt ingevoerd en het na een tijd niet goed werkt, wat zou wij als burgers kunnen doen?
Dan zouden we het weer op de politieke agenda moeten krijgen en beginnen we weer met fase 1: Agendavorming.
a) Wat zijn de vier fases van politieke besluitvorming? Omschrijf iedere fase in één zin.
Fase 1: Agendavorming: Burgers willen dat er een oplossing komt voor een probleem. Fase 2: Beleidsvoorbereiding. Politieke partijen bedenken oplossingen en het kabinet stuurt ambtenaren aan bij het zoeken naar de oplossing. Fase 3: Beleidsbepaling: De Tweede en Eerste Kamer stemmen over de oplossing. Fase 4: Beleidsuitvoering: De nieuwe plannen worden uitgevoerd door ambtenaren.
b) Kijk boven deze opdracht naar de stand van zaken in juli 2023. De wet wordt op 26 september 2023 in de Eerste Kamer besproken.
In welke fase zat de wet in juli 2023?
Fase 3: beleidsbepaling. De Tweede Kamer heeft voor de wet gestemd en de Eerste Kamer moest de wet nog aannemen of verwerpen.
Opdracht 9
Beantwoord de volgende vragen. Kies elke keer tussen kabinet, Tweede Kamerfracties, burgers of ambtenaren. Soms kun je meerdere woorden invullen per vraag.
Wie…
a) … willen een probleem op de politieke agenda zetten?
Burgers.
b) … bedenken oplossingen?
Kabinet (met hulp van ambtenaren), Tweede Kamerfracties.
c) … stemmen over de oplossing?
Tweede Kamerfracties.
d) … moeten een compromis sluiten?
Tweede Kamerfracties.
e) … moeten het besluit uitvoeren?
Kabinet (met hulp van ambtenaren).
PS. Het antwoord bij stap 3 is: “De Raad van State geeft een advies.”
7.6. Knelpunten in politieke besluitvorming
De vier fases klinken logisch en makkelijk uitvoerbaar. Maar er zijn een paar problemen bij het nemen van politieke besluiten. Dit noemen we ook wel: knelpunten. Er zijn vijf grote knelpunten in onze democratie.
In fase 3 moeten politieke partijen vaak een compromis sluiten. Daardoor hebben burgers soms het gevoel dat “hun” partij niet goed naar hen luistert.
Burgers hebben soms het gevoel dat ze maar weinig invloed hebben op de politiek.
Vroeger stemden burgers vaak hun hele leven op dezelfde partij. Nu wisselen burgers steeds vaker van partij. Ze voelen zich minder verbonden met een partij.
Er komen zijn steeds meer kleine politieke partijen bij. Daardoor is het lastiger om een coalitie te vormen, of samen te werken en een compromis te sluiten.
Politieke partijen proberen problemen vaak nú op te lossen. Ze kijken niet altijd naar de lange termijn. Daardoor nemen ze niet altijd de juiste beslissingen.
Nederlanders hebben vertrouwen in elkaar, niet in de politiek
De helft van de Nederlanders is ontevreden over de politiek. Slechts 8 procent van de burgers gelooft dat de politiek in staat is om grote maatschappelijke problemen op te lossen. Ook denkt een overgrote meerderheid dat ambtenaren zich soms of vaak laten omkopen of aan vriendjespolitiek doen.
Hoewel het vertrouwen in de politiek laag is, blijven Nederlanders wel vertrouwen houden in elkaar. Driekwart van de Nederlanders geeft aan zich verbonden te voelen met de samenleving.
a) Beschrijf in twee tot drie zinnen waar het artikel over gaat.
Het vertrouwen in de politiek is nog nooit zo laag geweest. Burgers vinden dat politici grote problemen niet op kunnen lossen en aan vriendjespolitiek doen. Wel hebben Nederlanders vertrouwen in elkaar.
b) Welke knelpunten herken je in het artikel?
Burgers hebben soms het gevoel dat ze maar weinig invloed hebben op de politiek; burgers hebben het gevoel dat “hun” partij niet naar ze luistert; politieke partijen kijken niet altijd naar de lange termijn.
c) Leg uit dat de knelpunten elkaar vergroten.
Doordat politieke partijen vaak een compromis sluiten (punt 1) hebben burgers vaak niet het gevoel dat politici doen wat ze beloven (punt 2) en daardoor wisselen ze sneller van partij (punt 3). Daardoor krijgen kleine partijen vaak ook een paar zetels (punt 4). Om de burgers aan hun partij te binden, beloven partijen vaak korte termijn beslissingen (punt 5) waardoor politieke partijen niet altijd de beste beslissing nemen.
d) Kun jij bedenken hoe de politiek het vertrouwen van burgers weer kan terugwinnen?
Bestuurders moet betrouwbaar en betrokken zijn. Een bestuurder moet opkomen voor de ‘gewone’ mensen en vaker burgers om hun mening vragen.
Gemeente
Ook in de gemeente worden regels bepaald. Het college van burgemeester en wethouders (het college van B&W) bedenkt, samen met ambtenaren, plannen voor de gemeente. En de gemeenteraad stemt over die plannen. Ook hier beslist de meerderheid, en ook hier moeten dus compromissen gemaakt worden door de coalitiepartijen.
Je weet inmiddels hoe de gemeenteraad wordt gekozen (door de burgers, elke vier jaar) en je weet hoe de wethouders gekozen worden (door de coalitiepartijen). En je weet dat de wethouders allemaal een heleboel taken hebben, en dat de gemeenteraad controleert of ze die taken goed uitvoeren.
De burgemeester wordt door de koning benoemd. De burgemeester staat boven de partijen en is de voorzitter van het college van B&W én van de gemeenteraad. De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde, voor veiligheid in de gemeente en representeert de gemeente.
Foto: Merk Tilburg
Opdracht 12
a) Blader terug naar les 1. Omschrijf wat de taken van de gemeente zijn.
Bijhouden wie er in een gemeente woont, heffen van lokale belastingen, maken van paspoorten en rijbewijzen, regelen van uitkeringen, aanleggen van straten, fietsroutes en voetpaden.
b) Wie maken meestal de nieuwe plannen voor de gemeente?
De wethouders met hun ambtenaren.
c) Wie stemmen op die plannen?
De gemeenteraad.
d) Wie voeren die plannen uit?
De wethouders met hun ambtenaren.
e) Welke taak van de burgemeester zie je op de foto hierboven?
Het representeren van de gemeente, door het openen van een bibliotheek.
1. Welke uitspraak is juist?
Correct!Wrong!
2. Waarom moet er bij het maken van wetten vaak een compromis worden gesloten?
Correct!Wrong!
3. Waarom zijn ambtenaren zo belangrijk in politieke besluitvorming?
Correct!Wrong!
4. Wat is een knelpunt in de politieke besluitvorming?
Correct!Wrong!
5. Juist of onjuist. De fase van beleidsvoorbereiding begint als volksvertegenwoordigers gaan praten over een probleem in de samenleving.
Sommige mensen hebben het gevoel dat politici van alles beslissen, zonder goed naar de burgers te luisteren. Ze hebben het gevoel dat ze geen invloed hebben op wat er allemaal gebeurt in de Tweede Kamer.
Maar er zijn best veel manieren om invloed uit te oefenen op de politiek. In deze les bespreken we de verschillende manieren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe burgers invloed kunnen uitoefenen op besluitvorming.
Weten welke kenmerken belangen- en pressiegroepen hebben.
Weten hoe belangen- en pressiegroepen invloed kunnen uitoefenen op besluitvorming.
Weten welke machtsmiddelen burgers, belangen- en pressiegroepen hebben.
Uitleggen welke functies de media hebben in een democratie.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Wat vind jij? Moeten burgers meer invloed hebben op de politiek in de provincie? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want nu gebeuren er allemaal dingen in de provincie waar burgers weinig invloed op hebben. Of: Nee, want veel burgers weten er te weinig vanaf.
b) Wat is een referendum? Zoek het op als dat nodig is.
Dat is als burgers zelf direct mogen stemmen op een politiek idee. Ze mogen zeggen of ze het ermee eens of oneens zijn.
c) Je hebt al veel over politiek geleerd.
Een denkvraag: Noem zoveel mogelijk manieren waarop jij invloed kunt uitoefenen op de politiek.
Bijvoorbeeld: Stemmen op een partij, een partij oprichten, campagne voeren voor mijn idee, protesteren, handtekeningen verzamelen.
8.1. Invloed op de politiek
In de vorige les leerde je hoe een nieuwe wet tot stand komt. In fase 1 en fase 2 van het proces probeerden burgers en organisaties invloed uit te oefenen op het beleid van de overheid.
Er zijn veel manieren om invloed uit te oefenen. Je hebt actief kiesrecht (je mag stemmen tijdens verkiezingen) en passief kiesrecht (je kunt jezelf verkiesbaar stellen bij een partij). Je kunt ook lid worden van een partij en je mening geven op bijeenkomsten.
Opdracht 2
a) Wat vind je van de stelling: “Als je niet stemt, mag je ook niet klagen”?
Bijvoorbeeld: Ik ben het ermee eens, want als je niet stemt dan interesseert het je blijkbaar niet. Of: Oneens, want misschien past er geen enkele partij goed bij jou en stem je daarom niet. Dan mag je nog wel klagen, vind ik.
b) Zou je het leuk vinden om lid te worden van een politieke partij? Waarom wel of niet?
Bijvoorbeeld: Nee, want het interesseert me niet genoeg. Of: Misschien wel, want daarmee kun je echt een verschil maken in Nederland.
Als je niet de politiek in wil, maar je wil wel één belangrijk ding veranderen in Nederland, dan kun je ook lid worden van een belangengroep. Een belangengroep is een organisatie die bepaalde belangen en idealen heeft, en die deze idealen wil waarmaken.
Twee kenmerken van belangengroepen:
Een belangengroep is een groep die opkomt voor de belangen van een groep mensen.
Een belangengroep is een groep die druk uitoefent op de politiek om hun idealen waar te maken.
Een ander woord voor belangengroep is pressiegroep. Pressie betekent: druk uitoefenen. Een pressiegroep oefent druk uit op de politiek om hun belangen te bereiken. Druk uitoefenen heet ook wel: lobbyen. Dat doen ze bijvoorbeeld door de overheid te adviseren vanuit adviesorganen, of door een referendum bij de gemeente aan te vragen.
Je kunt lid worden van een pressie- of belangengroep, of er zelf eentje oprichten.
Foto: ANP
Voorbeelden van pressiegroepen zijn: Amnesty International, Klub Lange Mensen, Milieudefensie, Black Lives Matter, Save the Children, Leraren In Actie, ANWB, Wereld Natuur Fonds, het Landelijk Aktie Komitee Scholieren, vakbond CNV, Stop Wapenhandel, Viruswaarheid.
Opdracht 3
a) Welke belangengroepen hierboven ken je? Beschrijf voor welke belangen zij opkomen.
Bijvoorbeeld: Amnesty International komt op voor mensenrechten. Milieudefensie komt op voor een duurzaam klimaat. Landelijk Aktie Komitee Scholieren komt op voor de belangen van scholieren.
b) Zoek een belangengroep op die je niet kent. Voor welke belangen komen zij op?
Bijvoorbeeld: ANWB komt op voor de belangen van automobilisten. CNV komt op voor werknemers. Save the Children komt op voor kinderrechten over de hele wereld.
c) Zit er een belangengroep tussen die bij jou past? Welke, en waarom?
Bijvoorbeeld: Landelijk Aktie Komitee Scholieren, want zij helpen scholieren als het eindexamen heel moeilijk was. Of: Stop Wapenhandel, want van wapenhandel komt oorlog en daar ben ik tegen.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Weet je nog wie George Floyd was? Google het indien nodig.
George Floyd was een zwarte Amerikaan die stierf nadat een politieagent met zijn knie acht minuten op Floyds nek leunde.
b) Waar staat de Black Lives Matter beweging voor?
Gelijke rechten voor zwarte mensen.
c) Hoe proberen de aanhangers van Black Lives Matter hun belangen na te streven?
Door media-aandacht te zoeken, door demonstraties te organiseren en door mensen te overtuigen van hun standpunten.
Als burger of pressiegroep kun je op de volgende manieren invloed uitoefenen op de politiek:
Politici bellen of mailen.
Inschakelen van de media.
Actievoeren. Bijvoorbeeld demonstreren en protesteren.
Zelf een politieke partij oprichten.
Petitie indienen bij de overheid. Een petitie is een handtekeningenactie.
Burgerinitiatief indienen. Een burgerinitiatief is dat je aan de Tweede Kamer vraagt of ze een bepaald onderwerp op hun agenda willen zetten.
De gemeente vragen om een referendum. Bij een referendum mogen alle inwoners van de gemeente stemmen over een plan.
Klacht indienen bij de overheid.
Klacht indienen bij de Nationale Ombudsman. De Nationale Ombudsman is een organisatie die klachten over de overheid behandelt.
Als ze je klacht niet behandelen, kun je de rechter inschakelen.
Er zijn ook officiële inspraakmogelijkheden tijdens het besluitvormingsproces: burgers krijgen bij nieuwe plannen van de overheid de mogelijkheid om hun mening te geven.
Tekst 1 Gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagenaffaire stappen naar de rechter, nu het Openbaar Ministerie heeft besloten geen strafrechtelijk onderzoek naar de Belastingdienst in te stellen. Door middel van een artikel 12-procedure willen ze dat het OM alsnog overgaat tot vervolging.
Tekst 2 #RedAMBERAlert De politie stopt met AMBER Alert. Hierdoor komt de opsporing van vermiste kinderen in levensgevaar in gedrang. Miljoenen mensen en duizenden organisaties zoeken nu belangeloos mee met de politie. En in 94 procent van de 1040 inzetten met succes. Laat deze unieke samenwerking niet verloren gaan!
a) Hoe proberen de gedupeerde ouders invloed uit te oefenen op de politiek in tekst 1?
Door naar de rechter te stappen.
b) Hoe proberen de mensen invloed uit te oefenen op de politiek in tekst 2?
Door een petitie te starten.
c) Ga naar deze website over burgerinitiatieven. Noem twee voorwaarden waar een burgerinitiatief aan moet voldoen.
Bijvoorbeeld: Je moet 40.000 handtekeningen verzamelen, het moet een nieuw onderwerp zijn, en het mag niet over de Grondwet gaan.
Opdracht 6
Ga naar Petities.nl. Zie je een petitie die je goed vindt? Onderteken de petitie.
Bijvoorbeeld: Ik heb de petitie van RedAmberAlert ondertekend.
8.2. Machtsmiddelen
Sommige mensen hebben véél macht, en andere hebben weinig macht. Mensen die veel kennis hebben en lid zijn van adviesorganisaties, hebben méér macht dan mensen met weinig geld, kennis of charisma. En mensen die overtuigend kunnen spreken en veel volgers hebben, hebben meer macht dan mensen zonder toegang tot de media.
Wat maakt nou dat iemand veel macht heeft? Er zijn acht machtsmiddelen waarmee je meer invloed kunt uitoefenen op de politiek.
acht machtsmiddelen om invloed uit te oefenen op de politiek
Je officiële functie. Sommige mensen hebben macht vanwege hun functie, bijvoorbeeld een politieagent of een bestuurder van een school. Zij mogen volgens de wet dingen die andere mensen niet mogen.
Kennis en deskundigheid. Als je ergens veel verstand van hebt, dan kun je meer macht uitoefenen. Denk aan een hoogleraar of wetenschapper.
Gezag en charisma. Als je heel goed bent in het overhalen van anderen, heb je meer macht. Denk aan iemand die heel overtuigend kan spreken en veel volgers heeft.
Toegang tot politici. Als je veel contact hebt met een politicus, kun je hem namens jou invloed laten uitoefenen.
Toegang tot media. Als je contacten hebt met media, kun je deze inschakelen om erover te berichten.
Lid zijn van een adviesorganisatie. Als je wordt gevraagd om advies te geven aan de overheid, heb je meer macht.
De grootte van een groep. Als veel mensen zich ergens voor of tegen uitspreken, is de kans groot dat zij daarmee iets kunnen veranderen. Denk aan stakingen of protesten.
Financiële middelen. Als je veel geld hebt, kun je gemakkelijk campagne voeren voor jouw ideeën of doneren aan een organisatie die jij belangrijk vindt.
Als je veel machtsmiddelen hebt, dan heb je meer macht. En dus meer mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het beleid van de overheid!
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven. Welke machtsmiddelen herken je in de video?
Greta Thunberg heeft charisma, toegang tot politici, toegang tot de media, en ze heeft een grote groep mensen die achter haar staan.
Hoogleraar pleit voor jeugd-OMT
Arne Popma, hoofd van de afdeling voor kinder- en jeugdpsychiatrie van Amsterdam UMC pleit voor een soort jeugd-OMT dat het kabinet adviseert. “Ik denk dat het OMT wel oog voor de jeugd heeft, maar ik denk dat het belangrijk is dat er meer ruimte komt voor andere deskundigen die advies geven over hoe je de mentale gezondheid van jongeren en tieners herstelt.”
Wie zouden er dan in zo’n jeugd-OMT moeten? “Ik denk dat je dan moet denken aan psychologen, psychiaters, jongerenwerkers en schoolpsychologen. Het liefst een groep mensen die eigenlijk het hele kabinet adviseert over: wat betekent dit voor de ministeries van Volksgezondheid, van Onderwijs en van Justitie.”
b) Welke machtsmiddelen heeft het OMT?
Een officiële functie, kennis en deskundigheid, toegang tot politici, lid van een adviesorganisatie.
c) Lees het artikel hierboven.
Waarom wil Arne Popma een jeugd-OMT?
Omdat veel jongeren kampen met psychische problemen door de lockdowns, en hij wil meer aandacht voor de mentale gezondheid van de jeugd.
d) Vind jij dat er psychologen betrokken moeten zijn bij het bestrijden van corona? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want heel veel mensen zijn ongelukkig geworden door eenzaamheid. Of: Niet per se, want mensen moeten zelf aan de bel trekken als het niet goed met ze gaat.
8.3. Functies van de media
Je hebt hierboven een aantal keer gelezen dat je de media kunt inschakelen als je invloed wil uitoefenen op de overheid.
Media zijn ook op een andere manier belangrijk voor het functioneren van een democratie. Zonder goede media weten burgers namelijk niet wat er speelt bij de overheid. Dat zou schadelijk zijn voor een democratie. Niet voor niets is er in een dictatuur geen persvrijheid!
Foto: Phil Nijhuis
Je hebt in een eerdere module een aantal functies van de media geleerd. Drie functies van de media zijn belangrijk in een democratie. Daarom herhalen we ze hier:
DRIE FUNCTIES VAN DE MEDIA IN EEN DEMOCRATIE
Informatiefunctie
De media geven burgers feitelijke informatie, bijvoorbeeld over beleidsplannen van de overheid. Voor de democratie is dit belangrijk, want alleen als burgers alle feiten kennen, kunnen ze hun mening vormen over zulke vraagstukken.
Controle- of waakhondfunctie
De media doen kritisch onderzoek naar de overheid en naar bedrijven. Er wordt gekeken of politici wel doen wat ze beloven, en of bedrijven zich wel aan de regels houden. Journalisten heten daarom ook wel “de waakhonden van de democratie”.
Agendafunctie
De media worden soms door mensen of organisaties gebruikt om maatschappelijke onderwerpen of problemen te introduceren. Zij proberen dan om het probleem op de publieke of politieke agenda te zetten.
MIND pleit voor Deltaplan Mentale Vooruitgang Op 1 februari a.s. vindt het Nota-overleg Preventie in de Tweede kamer plaats. MIND stuurde afgelopen week een brief met de punten die volgens ons in dit overleg aan de orde zouden moeten komen. Een daarvan is de komst van een breed Deltaplan Mentale Vooruitgang.
Nog meer dan andere jaren, krijgen jongeren tijdens de lockdownperiode en de coronacrisis te maken met angst, depressie, eetproblematiek, stress en burn-out. Als we er op tijd bij zijn, kunnen we verergering van deze psychische problemen voorkomen. MIND is voorstander van een duurzaam landelijk beleid om de mentale weerbaarheid en veerkracht van kinderen, jongeren en jongvolwassenen te bevorderen, te beginnen op school. Dit vraagt om een apart vak, bijvoorbeeld ‘mentale gymnastiek’.
a) Welke functie van de media heeft deze tekst? Leg uit.
De agendafunctie, want MIND wil een landelijk beleid om de psychische gesteldheid van jeugd te verbeteren, bijvoorbeeld door lessen over mentale gezondheid op school.
b) Welke functie van de media herken je in de tekst boven opdracht 8? Leg uit.
De controlerende functie, want Arne Popma wil dat de overheid beter nadenkt over de gevolgen van de coronacrisis voor de jeugd.
c) Welke functie van de media herken je in tekst 1 boven opdracht 5? Leg uit.
De informatieve functie, want de tekst geeft informatie over hoe een rechtszaak gestart wordt.
Foto: Kim Duchateau
Opdracht 10
Bekijk de cartoon hierboven. Welke functie herken je in de cartoon? Leg je antwoord uit.
De controle- of waakhondfunctie, want de tekenaar vindt dat politici zich niet genoeg bezig houden met armoedebestrijding.
1. Wat houdt een burgerinitiatief precies in?
Correct!Wrong!
2. Waarom lobbyen pressiegroepen?
Correct!Wrong!
3. Juist of onjuist. Albert Heijn is een voorbeeld van een pressiegroep.
We hebben het tot nu toe gehad over het bestuur van het land, de gemeentes en provincies. Maar we werken ook samen met andere landen in Europa, namelijk in de Europese Unie (de EU).
In deze les leren we wat de EU is, waarom ze bestaat, welke invloed wij hebben op de EU en welke invloed zij heeft op ons.
Weten wanneer landen toegelaten kunnen worden tot de Europese Unie (EU).
Weten welke doelen de EU heeft.
Weten op welke terreinen de EU beleid maakt.
Weten welke problemen en kritiek de EU tegenkomt.
Uitleggen hoe Europese besluitvorming werkt en welke Europese instanties betrokken zijn.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Wat is het verschil tussen Europa en de Europese Unie?
Niet alle landen in Europa zitten in de Europese Unie.
b) Waarom is de Europese Unie ontstaan?
Omdat een aantal landen in Europa minder ruzie wilde, en meer wilde samenwerken
c) Door wie wordt het Europees Parlement gekozen?
Door de inwoners van de EU.
9.1. Het ontstaan van de EU
Na de Tweede Wereldoorlog wilden een aantal Europese landen samenwerken. De landen waren zó geschrokken door de Tweede Wereldoorlog, dat ze met elkaar afspraken dat ze alles zouden doen aan het bewaren van de vrede. Bovendien wilden ze meer met elkaar handelen zodat de economie zou groeien.
Deze samenwerking was het begin van de Europese Unie. Veel landen willen nu graag lid worden van de EU. Maar niet ieder land mag zomaar lid worden. Om lid te mogen worden, moet je voldoen aan de volgende vijf voorwaarden:
De vijf voorwaarden om lid te worden
Het land moet in Europa liggen.
Het land moet een goede rechtsstaat zijn.
Het land moet een democratie zijn.
Het land moet een gezonde markteconomie hebben.
Het land moet zich aan de mensenrechten houden.
Een land dat lid is van de EU, noemen we: een lidstaat.
Opdracht 2
a) Welke lidstaten ken jij allemaal?
Bijvoorbeeld: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië.
b) Zoek op Google welke lidstaten er nog meer zijn. Bekijk de lijst. Van welke landen wist je niet dat ze lid zijn?
Bijvoorbeeld: Bulgarije, Cyprus, Hongarije, Roemenië.
Hof: Polen en Hongarije mogen gekort op subsidies
Brussel mag landen zoals Polen en Hongarije subsidies ontzeggen. Dat zegt het Europese Hof van Justitie. Beide landen riskeren miljarden euro’s aan steun te verliezen.
De EU wil de subsidies intrekken, omdat het schort aan bepaalde regels in de landen. Zo tast Polen de onafhankelijkheid van rechters en journalisten aan. Het land stelde eerder een tuchtkamer in die ‘lastige’ rechters moest aanpakken.
In Hongarije constateert de Europese Commissie dat er sprake is van belangenverstrengeling en corruptie. Ook is er onenigheid over mensenrechten en in het bijzonder LHBTI+-rechten in beide landen, al lijkt Polen op dat gebied in te binden. Ook is een steeds groter deel van het Hongaarse medialandschap pro-regering. Veel van de kritische tv- en radiostations zijn opgedoekt.
a) Polen en Hongarije zijn lidstaten van de EU. Voldoet Polen aan de vijf voorwaarden? Leg in minimaal twee zinnen uit waarom wel of niet.
Eigenlijk niet helemaal, want het land lijkt geen goede rechtsstaat omdat de rechters gestraft kunnen worden als ze ‘lastig zijn’. Ook worden mensenrechten misschien geschonden, zoals die van journalisten en LHBTI+’ers.
b) En voldoet Hongarije aan de vijf voorwaarden? Leg je antwoord uit.
Ook niet echt, want LHBTI+-rechten worden geschonden en kritische journalistiek wordt onderdrukt. Daarnaast lijken de democratie en rechtsstaat niet goed te functioneren.
9.2. Het nut van de EU
De EU heeft vier belangrijke doelen:
De 4 doelen van de EU
Vrede.
Welzijn voor alle EU-burgers.
Vrijheid, gelijkheid en veiligheid voor alle EU-burgers.
Economische samenwerking: vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen.
Om die economische samenwerking mogelijk te maken, is er tussen de landen in de EU een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen. Vrij verkeer betekent dat de grenzen open zijn.
Je kan dus gemakkelijk reizen en werken in een ander EU-land (vrij verkeer van personen en diensten). Dan kan zonder dat je daar ingewikkelde papieren voor moet aanvragen. En je kan ook gemakkelijk spullen kopen en verkopen over de grens. Daar hoef je dan niet veel belasting over te betalen (vrij verkeer van goederen en kapitaal).
Wat doet de EU tegen luchtvervuiling?
Slechte luchtkwaliteit kan ademhalingsproblemen, hart- en vaatziekten, diabetes en kanker veroorzaken. Luchtkwaliteit heeft dus invloed op onze gezondheid.
Maar de schadelijke gevolgen reiken verder. Het tast ook onze biodiversiteit aan door gewassen en bossen te vergiftigen, wat kan leiden tot aanzienlijke economische verliezen. De EU pleit daarom voor strengere regels om vervuiling te bestrijden.
a) Welk doel van de EU herken je in de eerste alinea van bovenstaand krantenartikel? Leg je antwoord uit.
Welzijn voor alle EU-burgers, want de EU wil strengere regels over luchtkwaliteit om onze gezondheid te beschermen.
b) En welk doel van de EU herken je in de tweede alinea van het krantenartikel?
Economische samenwerking, want de EU maakt zich zorgen over de economische verliezen als gevolg van luchtvervuiling.
De lidstaten van de EU maken op de volgende onderwerpen beleid. Dat beleid geldt voor elke lidstaat.
BELEIDSTERREINEN VAN DE EU
Buitenlands beleid
Bijvoorbeeld: Afspraken over de verdeling van asielzoekers over de lidstaten.
Milieuwetten
Bijvoorbeeld: Afspraken over hoeveel schadelijke uitstootgassen ieder land mag uitstoten.
Justitie
Bijvoorbeeld: Afspraken zodat criminelen en terroristen over de grens opgepakt kunnen worden.
Economische samenwerking
Bijvoorbeeld: Afspraken over belastingvrij handelen over de grens. En: de meeste lidstaten hebben de euro.
Rechten van consumenten
Bijvoorbeeld: Afspraken over hoe lang er garantie op producten moet zitten, als bijvoorbeeld een wasmachine stuk gaat. En afspraken over hoe lang je een product nog mag omruilen als je spijt hebt van je aankoop.
Voedselveiligheid
Bijvoorbeeld: Afspraken dat fabrikanten verplicht zijn om de ingrediënten van voedsel te vermelden. (bijvoorbeeld E-nummers).
Europees burgerschap
Bijvoorbeeld: Afspraken over EU-rechten van burgers. Iedereen mag bijvoorbeeld vrij reizen, wonen, werken en studeren binnen de lidstaten van EU.
Goedkoper mobiel bellen en internetten in de EU
In juni 2017 werden de extra kosten voor internetten, bellen en sms’en vanuit een ander EU-land, die vroeger door telecombedrijven werden gerekend, afgeschaft door de EU.
In het verleden kostte het gebruik van de mobiele telefoon in andere EU-landen nog veel geld: jaarlijks betaalden burgers in totaal miljarden voor gesprekken en dataverkeer vanuit het buitenland. Nu is het in de hele EU even duur.
a) Welk beleidsterrein herken je in de tekst?
Rechten van consumenten.
b) Kies één van de andere beleidsterreinen van de EU. Ga op zoek naar een artikel over een besluit van de EU op dat beleidsterrein. Vat het besluit in één zin samen.
Bijvoorbeeld: De EU bepaalt aan welke eisen voedingsmiddelen en etiketten moeten voldoen. Of: Je hebt geen visum meer nodig om in een ander EU-land te werken. Of: Lidstaten wisselen gegevens over criminelen met elkaar uit.
De EU kan dus veel dingen voor elkaar krijgen die een land in zijn eentje niet lukt. Want doordat lidstaten samenwerken op het gebied van justitie, kunnen ze makkelijker criminelen over de grens opsporen. Door de euro kun je makkelijker reizen, werken, wonen en handelen in andere lidstaten. En een land kan in zijn eentje veel doen voor het klimaat, maar als de buurlanden dat niet doen, dan heeft het weinig zin.
We hebben dus veel profijt van het lidmaatschap van de EU. Maar je kunt ook kritiek hebben op de EU:
Sommige mensen vinden dat de EU ervoor zorgt dat de lidstaten hun zelfstandigheid verliezen. Ze hebben dan nog maar weinig zelf te zeggen.
Sommige burgers vinden het heel onduidelijk hoe politieke beslissingen in de EU worden gemaakt.
Lidstaten met veel inwoners, hebben in de EU veel meer macht en invloed dan landen met weinig inwoners. Grote landen hebben namelijk meer leden in het Europees Parlement.
Drie jaar na Brexit wachten de Britten nog steeds op de voordelen
52 procent van de Britten stemde vóór de Brexit – maar nog maar 32 procent van de Britten blijft volhouden dat de Brexit een goed plan was.
De Britse economie lijkt na Brexit minder veerkrachtig. De inflatiecijfers zijn hoog door personeelstekort en hogere importkosten. Het Verenigd Koninkrijk (VK) ligt zelfs mogelijk op koers om dit jaar van ’s werelds grootste economieën de slechtst presterende te worden. Slechter zelfs dan het door sancties getroffen Rusland.
Aan de andere kant heeft Brexit er wel voor gezorgd dat het land sneller en autonoom beslissingen kan nemen. Zo neemt het VK de leiding bij de militaire steun van Europa aan Oekraïne en wist het tijdens de pandemie veel sneller een vaccin goed te keuren en te distribueren dan de 27 EU-lidstaten.
a) Wat was de Brexit? Gebruik Google als je het niet weet.
In 2020 stapte het Verenigd Koninkrijk (het VK) uit de Europese Unie. Het was het eerste en enige land dat uit de EU stapte.
b) Lees de drie nadelen van de EU. Met welk van deze drie nadelen hebben de Britten nu niet meer me te maken, denk je?
Het eerste nadeel, want in de laatste alinea van het artikel staat dat het VK nu sneller beslissingen kan maken. Het VK hoeft over zulke beslissingen namelijk niet meer te overleggen met andere lidstaten van de EU.
c) Was de Brexit een succes, volgens dit artikel?
Nee. De economie van het VK is flink verslechterd sinds de Brexit, en veel Britten hebben spijt van hun keuze voor de Brexit.
9.3. Het bestuur van de EU
De EU wordt bestuurd door een aantal groepen mensen. Onze (Nederlandse) ministers zitten in het bestuur van de EU, maar ook de ministers van alle andere lidstaten. Bovendien hebben we een Europees Parlement. Het Europees Parlement lijkt erg op de Tweede Kamer, alleen is het veel groter. Er zitten wel 705 leden in!
Foto: Frederic Koberl
In de EU, net als in Nederland, hebben de groepen mensen een eigen taak. Eén groep mensen bepaalt wat de plannen voor de EU ongeveer worden. Een andere groep bedenkt welke nieuwe besluiten er zouden moeten komen. Weer twee andere groepen mogen stemmen over deze besluiten. En de besluiten moeten natuurlijk ook worden uitgevoerd.
Zo’n groep mensen noemen we: een bestuursorgaan. In deze tabel zie je welke bestuursorganen macht hebben in de EU, wie zij zijn, en wat hun taken zijn:
Welk bestuursorgaan doet wat in de EU?
Wie zijn dit?
Wat doen zij?
Europese Raad
De 27 regeringsleiders (Mark Rutte voor Nederland, Emmanuel Macron voor Frankrijk, etc.)
Zij bepalen welke onderwerpen belangrijk zijn om in de EU afspraken over te maken.
Europese Commissie
Van elke lidstaat één eurocommissaris (bijvoorbeeld: Wopke Hoekstra voor Nederland).
Nieuwe besluiten bedenken. Als de nieuwe besluiten zijn goedgekeurd, dan voeren ze de besluiten ook uit, en checken ze of iedere lidstaat ze goed uitvoert.
Raad van de EU
Alle ministers van alle lidstaten. Dus alle 16 ministers van Nederland, en alle ministers van de andere landen.
De nieuwe besluiten van de Europese Commissie goedkeuren.
Europees Parlement
705 volks-vertegenwoordigers. Elke vijf jaar mogen EU-burgers stemmen op het Europees Parlement.
De nieuwe besluiten van de Europese Commissie goedkeuren. De meeste stemmen gelden.
Opdracht 7
Maak een mindmap van de bestuursorganen van de EU. Gebruik in je mindmap in ieder geval de volgende acht begrippen:
Europese Raad; Europese Commissie; Raad van de EU; Europees Parlement; Mark Rutte en 26 andere regeringsleiders; 27 eurocommissarissen; alle ministers; 705 volksvertegenwoordigers.
Verbind de begrippen met elkaar met pijltjes. Zet bij de pijltjes welke taken de bestuursorganen hebben bij het maken van besluiten.
Klaar? Laat je mindmap checken door je docent.
In dit filmpje kun je nog een keer zien hoe nieuwe Europese wetgeving tot stand komt:
De Europese klimaatwet: harde doelen, boterzachte eisen
Na heel lang onderhandelen is er dan eindelijk een deal gesloten in Brussel over een Europese klimaatwet.
Voordat de Europese klimaatwet echt van kracht wordt, moeten er nog een aantal stappen worden genomen. De lidstaten moeten nog officieel hun goedkeuring geven in de Raad en ook het voltallige (…) moet er nog over stemmen. De verwachting is dat daar een ruime meerderheid voor het voorstel is.
a) Welk bestuursorgaan moet op de puntjes worden ingevuld?
Europees Parlement.
b) Welk bestuursorgaan is verantwoordelijk voor de uitvoering van de klimaatwet?
Europese Commissie.
De EU neemt dus besluiten die voor ieder land gelden. Soms nemen ze geen besluiten, maar maken ze richtlijnen. Een richtlijn betekent dat een lidstaat een bepaald doel moet halen. Maar op welke manier de lidstaat dat doel gaat halen, dat mag de lidstaat zelf bepalen.
Opdracht 9
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom is de EU theoretisch gezien democratisch?
De bestuursorganen van de EU worden (direct of indirect) gekozen door de burgers van lidstaten. Ze zijn dus democratisch gekozen.
b) Waarom vinden critici de EU ondemocratisch?
Bijvoorbeeld: Grote landen hebben meer te zeggen dan kleine landen. Er is geen échte oppositie in het Europees Parlement. En er komen weinig mensen opdagen voor verkiezingen.
c) Wat vind jij zelf? Hoe democratisch is de EU?
Bijvoorbeeld: Ik vind het wel democratisch, maar veel mensen weten er zo weinig vanaf dat je niet precies weet wat de EU beslist. Of: Het is niet goed dat de opkomst heel laag is bij verkiezingen.
1. Juist of onjuist. Een belangrijke reden voor het ontstaan van de Europese Unie was het voorkomen van een nieuwe wereldoorlog.
Correct!Wrong!
2. Wat is een voorwaarde om toegelaten te worden tot de Europese Unie?
Correct!Wrong!
3. Wat is een voorbeeld van “vrij verkeer van goederen en kapitaal”?
Correct!Wrong!
4. Welk voorbeeld valt onder een van de beleidsterreinen van de Europese Unie?
Correct!Wrong!
5. Waarom hebben lidstaten met weinig inwoners soms kritiek op de EU?
Correct!Wrong!
6. Welke uitspraak over de Europese Commissie is juist?
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Amsterdam Zuidoost krijgt vier jongerencentra
Amsterdam Zuidoost krijgt vanaf volgend jaar vier jongerencentra. Die komen in sociaaleconomisch achtergestelde wijken en zijn volgens de gemeente onmisbaar om de jeugd gezond, kansrijk en veilig op te laten groeien. In de centra kunnen jongeren hun talenten ontwikkelen en kunnen er terecht voor hulp bij het zoeken van een stage of werk.
Jongeren in Zuidoost hebben bovengemiddeld vaak te maken met problemen binnen het gezin, met armoede en ze komen vaker met politie en justitie in aanraking.
Op dit moment is er geen jongerenvoorziening in Zuidoost. Wethouder Kukenheim: “Het realiseren van deze jongerencentra in Zuidoost draagt bij aan het opbouwen van zelfvertrouwen, (zelf)respect en een beter toekomstperspectief van deze kinderen en jongeren.”
Het besluit tot de komst van jongerencentra is genomen door de Amsterdamse politiek.
Welke fase in het proces van politieke besluitvorming is net afgerond in tekst 1?
A. Fase 1: Agendavorming.
B. Fase 2: Beleidsvoorbereiding.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
D. Fase 4: Beleidsuitvoering.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
Opdracht 2
Hieronder staan vier uitspraken over beleidsambtenaren in de politieke besluitvorming. Welke uitspraak is juist?
Beleidsambtenaren
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
B. vertegenwoordigen de burgers van Nederland.
C. zijn in dienst van politieke partijen.
D. zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het overheidsbeleid.
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
Tekst 2: Tweede Kamer wil strengere uitstootnormen voor Tata Steel
De Tweede Kamer vindt de milieunormen waar Tata Steel aan moet voldoen niet streng genoeg. Een meerderheid steunt een oproep van GroenLinks aan het kabinet om de uitstoot van schadelijke stoffen verder te verlagen.
Uit een recent RIVM-rapport kwam naar voren dat omwonenden van de staalfabriek van Tata Steel in IJmuiden blootgesteld worden aan hoge concentraties giftige stoffen. “Ook al voldoet Tata Steel aan de vergunningen, toch is de gezondheidssituatie voor omwonenden dramatisch”, zegt GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee.
Wat laat tekst 2 zien over politieke besluitvorming in Nederland?
De tekst laat zien dat
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
B. er vaak geen draagvlak is voor besluiten van de Tweede Kamer.
C. tijdens de uitvoer van besluiten kan blijken dat een besluit niet uitvoerbaar is.
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
Tekst 3: Scholen in Helsinki verruilen koemelk voor haverdrank
De Finse hoofdstad Helsinki trekt 100.000 euro uit om kinderen uit het basisonderwijs over te laten stappen op havermelk. Het besluit is het resultaat van een raadpleging onder de bevolking.
Havermelk is een plantaardig alternatief voor melk van koeien. Wie dat wil kan overigens ook voor koemelk blijven kiezen.
Van welke mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de politiek is gebruik gemaakt in tekst 3?
A. Het inschakelen van politieke partijen.
B. Het referendum.
C. Lobbyen.
D. Openlijke actie.
B. Het referendum.
Tekst 4: Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen.
Studentensteden jagen studenten de stadscentra uit. Daarover klagen studenten al jaren. Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Denise van de Sant is voorzitter van de LKvV. Ze woont in het centrum van Utrecht. “Studenten hebben een positief effect op een stad. Studenten maken een binnenstad bruisend.”
De LKvV is een belangengroep. Een kenmerk van belangengroepen is dat ze opkomen voor de belangen van een groep.
Noem een ander kenmerk van belangengroepen en citeer uit tekst 4 een zin waaruit dit kenmerk blijkt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk: …
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt: …
Kenmerk: een belangengroep probeert druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt (een van de volgende):
– “Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen”
– “Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.”
Tekst 5: CDA stelt vragen over de stijging van het aantal minderjarige influencers
Tweede Kamerlid Peters (CDA) is bezorgd over het toenemend aantal commerciële kinderaccounts op social media* . Hij wil weten hoe minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) kinderen hiertegen gaat beschermen.
Steeds meer Nederlandse kinderen verdienen geld met bijvoorbeeld vloggen of het showen van kleding op platforms als YouTube en Instagram. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. “Een letterlijk ongezonde ontwikkeling”, vindt Peters. Hij wil dat minister Slob een einde maakt aan deze praktijken.
* Peters is bezorgd dat geld verdienen via social media kan leiden tot kinderarbeid.
Media kunnen een aantal functies vervullen voor de democratie, bijvoorbeeld de informatiefunctie. Leg uit welke ándere functie voor de democratie RTL Nieuws heeft vervuld in tekst 5.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de … , want …
Eén van de volgende combinaties:
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de controlefunctie / controle- of waakhondfunctie / waakhondfunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft onderzoek gedaan naar minderjarige influencers waardoor er kritische vragen komen over het beleid van de overheid.
of
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de agendafunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft door het maken van het nieuwsitem een maatschappelijke kwestie op de politieke agenda gezet / door het nieuwsitem van RTL nieuws worden er vragen gesteld aan de minister.
Tekst 6: EU-parlement eist actie tegen illegale handel huisdieren
De illegale handel in huisdieren zorgt voor veel dierenleed en moet snel worden aangepakt, vindt het Europees Parlement. Een grote meerderheid riep … op om met een actieplan en wetsvoorstellen te komen. Het toezicht moet worden aangescherpt en overtreders moeten zwaarder worden bestraft, luidt de oproep.
Welke instantie van de Europese Unie moet op de puntjes in tekst 6 ingevuld worden?
A. De Europese Commissie.
B. De Europese Raad.
C. De Raad van de Europese Unie.
A. De Europese Commissie.
Opdracht 8
Op welke wijze kan Nederland invloed uitoefenen op het Europese klimaatbeleid?
A. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu overlegt en beslist samen met de milieu-ministers van andere lidstaten over voorstellen van de Europese Commissie.
B. De Nederlandse regering kan een Europees referendum indienen over het Europese klimaatbeleid.
C. De Nederlandse regering kan gebruikmaken van het recht om een pleidooi te houden in de Europese Commissie.
D. De verschillende Nederlandse ministers in de Europese Raad kunnen invloed uitoefenen op het klimaatbeleid van de Europese Commissie.
A. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu overlegt en beslist samen met de milieu-ministers van andere lidstaten over voorstellen van de Europese Commissie.
Opdracht 9
Hieronder staan verschillende Europese instellingen.
1. De Europese Commissie.
2. De Raad van de Europese Unie.
3. Het Europees Parlement.
4. De Europese Raad.
Welke van deze instellingen hebben als taak wetsvoorstellen goed te keuren? Kies twee nummers uit bovenstaand rijtje.
2 en 3.
In de politiek zijn er veel verschillende soorten banen. Sommige politici besturen kleine delen van ons land, zoals de burgemeester in zijn eigen gemeente. Andere politici hebben juist macht binnen de gehele Europese Unie. Alle politici worden geholpen of beïnvloed door ambtenaren en lobbyisten, ieder met zijn eigen machtsmiddelen. En dan heeft ook de koning(in) nog een rol in onze constitutionele monarchie.
Ieder van deze personen heeft bepaalde eigenschappen nodig om zijn functie goed te vervullen. Welke functie past nou het best bij jou? Doe de quiz!
0%
1. Vanavond heb je voetbaltraining, maar het regent keihard. Wat doe je?
2. Waar zou je het liefst willen wonen?
3. Je hond is ziek en de dierenarts weet niet wat er aan de hand is. Wat nu?
4. Je gaat uit eten. Wat eet je het liefst?
5. Wat voor studie lijkt jou interessant?
6. Jouw school wil een gezonde kantine invoeren: een kantine zonder chips, koek of snoep. Wat vind je ervan?
7. Wat is jouw beste eigenschap?
8. Je ouders zijn vanavond niet thuis en je moet voor jezelf koken. Wat doe je?
(MK/P&B) Quiz: Welke politieke functie past bij jou?
Jij zou burgemeester moeten worden!
Jij bent van alle markten thuis. Op bezoek gaan bij een echtpaar dat 60 jaar getrouwd is, de gemeenteraad voorzitten, lintjes uitdelen aan je burgers voor hun inzet in de maatschappij en snel beslissingen nemen in noodsituaties: jij draait je hand er niet voor om!
Jij zou koning(in) moeten worden!
Jij kunt geweldig handtekeningen zetten, bijvoorbeeld onder nieuwe wetten. De inhoud van de wet, daar hoef jij gelukkig niets mee. En jouw fantastische tandpastaglimlach doet het goed als de paparazzi dag en nacht in jouw bosjes schuilen. Privacy? Och, dat interesseert jou geen fluit!
Jij zou Eurocommissaris moeten worden!
De EU is het beste dat ons land ooit is overkomen. Tenminste, dat vind jij. Want jij mag nu om de week in Brussel wonen, om daar samen met de andere commissarissen te bedenken wat de EU allemaal nog meer moet regelen. En je voert die besluiten ook nog uit! Wat wil je nog meer, toch?
Jij zou ambtenaar moeten worden!
Zorgvuldig onderzoek doen, grote verslagen typen en ellenlange vergaderingen bijwonen? Het is voor jou een peulenschil. Jij bent een echte kantoortijger en treedt niet graag op de voorgrond. Niemand kent jouw naam, maar jij bent onmisbaar voor de politici die altijd in de krant staan!
Jij zou lobbyist moeten worden!
Walvissen redden van de ondergang? Minder belasting voor de tabaksindustrie? Jij weet wat je wil bereiken en hoe je dat kunt bereiken. Stiekem in achterkamertjes dealtjes sluiten, mensen overtuigen met jouw charme of je vastklinken aan een boot die op walvissen jaagt? Doen we effe!!
De analyse van een maatschappelijk vraagstuk is een vast onderdeel van het landelijke examen. Om je hier alvast mee te laten oefenen, heeft iedere module een kleine opdracht die lijkt op dit examenonderdeel.
Misschien ken je wel iemand die eraan mee heeft gedaan. Maar anders heb je er vast ook wel van gehoord: de klimaatprotesten. Klimaatactivisten van Extinction Rebellion demonstreren en blokkeerden meerdere malen de snelweg om de overheid ertoe te bewegen om beter om te gaan met ons klimaat.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Uitleggen wat de vier benaderingswijzen bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina van de NOS over Extinction Rebellion.
a) Waarom protesteren deze mensen?
Om aandacht te vragen voor het milieu en klimaatverandering. Ze willen dat de politiek sneller en betere maatregelen neemt en dat mensen gaan nadenken over hun gedrag.
b) Waarom worden de protesten steeds extremer, en zijn actievoerders zelfs bereid een strafblad te riskeren? Leg uit in enkele zinnen.
Actievoerders maken zich ernstig zorgen om het klimaat. Er wordt al langere tijd geprotesteerd, bijvoorbeeld op het Malieveld in Den Haag of met de Klimaatmars en Klimaatstakingen, maar tot nu toe verandert er weinig in politiek Den Haag.
c) Je hoort de actievoerders zingen: “The oceans are rising, and so are we”. Wat betekent dit?
De zeespiegel stijgt, en ook wij staan op (tegen klimaatverandering).
c) Sommige partijen, zoals GroenLinks en de Partij voor de Dieren, hebben begrip voor de actievoerders. Hoe komt dit? Benoem in je antwoord de politieke stroming van deze partijen.
GroenLinks en de Partij voor de Dieren horen bij de ecologische stroming. Zij hebben als waarden duurzaamheid en milieu en zijn ook voor strengere klimaatregels. Hun mening komt dus overeen met de boodschap van Extinction Rebellion.
Tekst 1: Extinction Rebellion dreigt vanaf zaterdag 9 september elke dag de A12 in Den Haag te blokkeren.
Extinction Rebellion dreigt vanaf zaterdag 9 september elke dag de A12 in Den Haag te blokkeren. De klimaatactivisten zeggen dat ze pas met de dagelijkse blokkades stoppen als de overheid alle subsidies aan de fossiele industrie afschaft.
Extinction Rebellion wijst erop dat Nederland al meer dan tien jaar geleden beloofde om uiterlijk in 2020 subsidies die schade aan het milieu veroorzaken stop te zetten. “Zolang het kabinet weigert te luisteren, zijn we gedwongen actie te voeren. En we zijn met genoeg leden om dit lange tijd vol te houden!”, zei Amber Daal namens de organisatie.
De gemeente Den Haag wil niet dat Extinction Rebellion weer gaat proberen de snelweg A12 te blokkeren. “De acties zijn duidelijk gericht op dwang, ontwrichting en blokkade. Alle pogingen die we eerder hebben gedaan om een alternatieve plek te bieden, hebben ze structureel genegeerd. We staan deze blokkades niet toe. Ze zijn van harte welkom om te demonstreren, maar een blokkade is geen demonstratie”, zegt de woordvoerder van burgemeester Jan van Zanen.
Lees tekst 1. Een maatschappelijk vraagstuk heeft vier kenmerken. Zo besteden media aandacht aan het vraagstuk en heeft het te maken met een situatie die veel mensen onwenselijk vinden. Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 1 te herkennen zijn en leg je antwoord uit.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: …, want in de tekst staat …
Kenmerk 2: …, want in de tekst staat …
Kenmerk 1: Er bestaan verschillende meningen over de oplossing, want er komen actievoerders aan het woord, maar ook de woordvoerder van de burgemeester. Hij benoemt dat de snelweg niet geblokkeerd mag worden.
Kenmerk 2: Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid, want in de tekst staat dat de actievoerders met een grote groep gaan staken.
Tekst 2: Extinction Rebellion krijgt bredere aanhang: ‘Ik vind ze niet langer radicaal’
De demonstratie van Extinction Rebellion afgelopen zaterdag trok opvallend veel nieuwe deelnemers die zeiden dat ze de beweging niet langer te radicaal vonden.
‘Die arrestaties hebben ons meer sympathie opgeleverd’, zegt Rozemarijn van ’t Einde, die al langer actief is voor Extinction Rebellion. Tevreden kijkt de ervaren klimaatactivist deze zaterdag om zich heen naar alle nieuwe aanwas. Volgens haar is er duidelijk iets gekanteld. ‘Veel mensen zien ons niet langer als radicaal maar als een beweging waar ze bij willen horen.’
De actievoerders bezetten een weg, wat hun uitdrukkelijk is verboden door de autoriteiten. Maar veel deelnemers verbaast het dat de politie lange tijd niet optreedt. Aan het begin van de actie werden zij tegengehouden door politiemensen die aan beide kanten van de weg een waterkanon hadden geposteerd. Toen dreigde de politie nog meerdere malen met ingrijpen. Maar pas vanaf 17 uur ging de politie over tot actie. De twee waterkanonnen spoten water over de honderden demonstranten op het wegdek. Uiteindelijk arresteerde de politie ruim zevenhonderd van hen.
Een maatschappelijk vraagstuk is vanuit vier invalshoeken te bekijken. Eén invalshoek is de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
In tekst 2 zijn twee andere invalshoeken te herkennen. Benoem beide invalshoeken en leg uit hoe je ze herkent in de tekst.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. De … invalshoek, want in de tekst staat …
2. De … invalshoek, want in de tekst staat …
1. De politiek-juridische invalshoek, want in de tekst staat dat de politie heeft ingegrepen bij de demonstratie.
2. De sociaal-culturele invalshoek, want in de tekst staat dat bij veel mensen het beeld dat zij hebben van Extinction Rebellion is veranderd.
Bekijk de grafiek hierboven. In deze grafiek zie je per leeftijdsgroep staan hoeveel zorgen er zijn over het klimaat. De groene lijn geeft het gemiddelde C02-gebruik aan per leeftijdscategorie: CO2 is een van de stoffen die zorgt voor klimaatverandering.
a) Welke groep maakt zich nu het minst zorgen over het klimaat?
De groep van mensen tussen de 35-49 jaar.
b) Heeft deze groep ook de grootste CO2-voetafdruk?
Ja, hoewel hun CO2-voetafdruk niet zoveel scheelt met de groep 50-64 jaar.
c) Zien jongeren het vaker somber in voor volgende generaties?
Ja, jongeren maken zich veel vaker zorgen voor de komende generaties dan de andere groepen.
Opdracht 5
Wat vind jij: heeft het zin om als jongere actie te voeren voor een beter klimaatbeleid?
Leg je antwoord in twee zinnen uit en benoem in je antwoord één van de fases van politieke besluitvorming. De fases van politieke besluitvorming vind je hier.
Doe het zo: neem onderstaande over en kies/vul aan.
Ik vind dat het WEL of GEEN zin heeft om actie te voeren voor het klimaat, want …
– Benoem in welke fase de besluitvorming volgens jou nu zit.
– Benoem of/hoe de actievoerders in die fase invloed kunnen hebben.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat het WEL zin heeft om actie te voeren voor het klimaat want de politiek kan hierdoor gedwongen worden opnieuw naar het probleem te kijken (fase 1). De demonstraties kunnen er zo voor zorgen dat nieuwe strengere klimaatmaatregelen hoger op de politieke agenda komen.
Of: Ik vind dat het GEEN zin heeft om actie te voeren voor het klimaat want de politiek heeft al lang besloten welke maatregelen zij neemt tegen klimaatveranderingen en is nu bezig deze uit te voeren (fase 4). Je bent dus te laat in het proces om hier nog iets aan te veranderen.
Met de kijkopdracht gaan we op een andere manier de lesstof doornemen. In de televisieserie Splinter in de Politiek onderzoekt Splinter Chabot samen met politici, actievoerders en journalisten hoe de Nederlandse politiek werkt. Deze aflevering gaat over het bereiken van je idealen: kun je dat het eigenlijk wel het beste doen via de politiek? Je kunt natuurlijk de hele aflevering kijken als je dat leuk vindt, maar de vragen gaan over het gedeelte dat begint na 9.35.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe je standpunten kunt indelen op de links/rechts-as en de progressief/conservatief-as.
Uitleggen wat de uitgangspunten zijn van de vijf politieke stromingen.
Uitleggen wat de kenmerken zijn van de politieke partijen in de Tweede Kamer.
Weten wat de verhouding tussen het kabinet en het parlement is.
Opdracht 1
a) Wat is een ideaal? Leg uit in twee zinnen.
Een ideaal is iets wat voor jou heel belangrijk is en wat je graag bereikt ziet worden. Idealen in de politiek gaan over hoe de samenleving eruit zou moeten zien.
b) Waarom is de politiek een goede plek om je idealen te bereiken? Gebruik het begrip ‘macht’.
In de politiek kun je zelf voorstellen maken om dingen te veranderen of te verbeteren en mag je stemmen over de voorstellen van anderen. Als politicus heb je dus macht waarmee je kunt proberen je idealen te bereiken.
Splinter praat met Esther Ouwehand, zij is de fractievoorzitter van een politieke partij in de Tweede Kamer.
Foto: NPO/AVROTROS
Opdracht 2
a) Van welke politieke partij is Esther Ouwehand de fractievoorzitter?
De Partij voor de Dieren.
b) Bij welke politieke stroming hoort deze partij?
De ecologische stroming.
c) Is dat een coalitiepartij of oppositiepartij? Leg uit.
Een oppositiepartij, want de Partij van de Dieren neemt niet deel aan de regeringscoalitie (de partijen die samen de regering vormen).
d) Voor wie is het makkelijker om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming uitoefenen? Voor een oppositiepartij of voor een coalitiepartij? Leg uit.
Het is meestal makkelijker om jouw politieke voorstellen te verwezenlijken als jouw partij lid is van de coalitie: samen hebben die partijen namelijk een meerderheid om hun plannen ook goedgekeurd te krijgen en ministers die die plannen kunnen uitvoeren.
Opdracht 3
a) Welke idealen noemt Esther Ouwehand tijdens het interview?
Iets doen voor de wereld, het liefst voor het milieu of dierenrechten.
b) Hoe zet zij zich daar in de politiek voor in?
Zij stelt veranderingen voor beleid voor. In het programma noemt ze als voorbeeld het verbod op onverdoofd slachten.
c) Is de politiek volgens haar de juiste plaats om dingen te veranderen?
Esther Ouwehand vertelt dat ze de politiek ziet als noodzakelijk om dingen te veranderen, maar dat het wel heel langzaam gaat. Daarom is het ook belangrijk dat er activisme is: jongeren zijn veel verder als het om het denken over dierenrechten gaat.
Foto: NPO/AVROTROS
Splinter spreekt met Marleen de Rooy (rond minuut 14.00). Zij is politiek verslaggever voor de NOS in Den Haag en houdt daarom bij welke beloften politici in de Tweede Kamer maken en wat er van die beloften terecht komen. Ze gebruikt daarvoor onder andere een boek met berekeningen die gemaakt zijn van de verkiezingsprogramma’s. Ze geeft het voorbeeld van partijen die roepen 180.000 extra verpleegkundigen aan het bed te willen, terwijl die niet te vinden zijn.
Opdracht 4
a) Waarom denk je dat politici zo’n verkiezingsbelofte maken terwijl het bijna onmogelijk is om dat doel te bereiken?
Omdat het hun ideaal is en omdat ze denken daarmee kiezers te winnen.
b) Wat is volgens jou het gevolg van het maken van een grote verkiezingsbelofte die niet waar wordt gemaakt?
Bijvoorbeeld: De kiezers voelen zich dan waarschijnlijk bedrogen. Dat is niet goed voor de geloofwaardigheid van politici en de politiek als geheel.
Opdracht 5
a) Wat is een compromis?
Een beslissing waarbij geen van beide partijen volledig zijn zin krijgt, maar alle partijen een deel van hun wensen vervuld zien en een deel van hun wensen moeten opgeven.
b) Waarom is het in de Nederlandse politiek belangrijk om compromissen te sluiten?
In Nederland moet altijd een coalitie gevormd worden om aan een meerderheid te komen, omdat geen enkele partij zelf genoeg zetels heeft. Daarom moeten partijen met elkaar overleggen en moeten zij vaak compromissen sluiten om samen te kunnen besturen.
c) Waarom kun je in Nederland niet zomaar hele grote verkiezingsbeloften waarmaken? Gebruik de begrippen ‘coalitie’ en ‘compromis’.
Omdat je door het vormen van een coalitie moet samenwerken met andere partijen en compromissen moet sluiten. De andere partijen moeten het dan ook goed vinden dat jouw grote verkiezingsbelofte waargemaakt wordt, terwijl zij misschien hele andere dingen belangrijk vinden.
Foto: NPO/AVROTROS
Splinter spreekt met Tim Hofman (rond 15.30). Tim maakte een televisieprogramma over kinderen die uit Nederland gezet dreigden te worden. Daarna is hij een petitie begonnen om ervoor te zorgen dat deze kinderen niet uitgezet zouden worden (de verruiming van het kinderpardon).
Opdracht 6
a) Is de politiek de beste manier om dingen te veranderen volgens Tim?
Antwoord: Niet altijd. Je moet per onderwerp kijken waar je de dingen het beste mee kunt veranderen. Soms heb je daarbij de politiek nodig, zoals bij het kinderpardon. Tim werkt zelf het liefste buiten de politiek om zijn idealen te verwerkelijken.
b) Welke functie van de media heeft Tim Hofman gebruikt om het kinderpardon te verruimen?
De agendafunctie. Door zijn programma en de petitie heeft hij het kinderpardon op de agenda in de Tweede Kamer gekregen.
Op het einde van de aflevering (rond 21.30) spreekt Splinter met Lodewijk Asscher. Asscher is fractievoorzitter geweest van een partij in de Tweede Kamer.
Foto: NPO/AVROTROS
Opdracht 7
a) Van welke partij was Lodewijk Asscher fractievoorzitter?
De PvdA.
b) Tot welke stroming behoort deze partij?
De PvdA is een sociaaldemocratische partij.
c) Is de politiek volgens Lodewijk Asscher een goede plek om je idealen te bereiken? Leg uit.
Ja, de politiek is de plek bij uitstek om dingen te veranderen. Maar die veranderingen gaan wel langzaam en in kleine stappen. Maar ook die kleine stappen kunnen volgens hem voor mensen veel betekenen (hij noemt als voorbeeld de schoonmakers van overheidsgebouwen die nu een vast contract krijgen).
d) Wat vind jij? Is de politiek een goede plek om je idealen te bereiken? Zou je zelf politicus willen zijn?
Met de kijkopdracht gaan we op een andere manier de lesstof doornemen. In de televisieserie Rutger en de Nationalisten onderzoekt Rutger Castricum hoe nationalisten denken en waarom ze zo denken. Deze aflevering gaat over nationalisten in de politiek: wat hopen ze te bereiken in de politiek en wat motiveert hen?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe je standpunten kunt indelen op de links/rechts-as en de progressief/conservatief-as.
Uitleggen wat de uitgangspunten zijn van de vijf politieke stromingen.
Opdracht 1
a) Wat is nationalisme? Schrijf het antwoord op in je eigen woorden.
Een ideologie waar liefde voor het eigen volk het belangrijkste is. Nationalisten vinden de eerste bewoners van het land belangrijk. Anderen moeten zich aanpassen.
b) Wat zijn de waarden binnen het nationalisme?
De Nederlandse cultuur, tradities, nationaal bestuur.
Aan het begin van de aflevering praat Rutger met Sebastian Kruis, een fractievoorzitter in de Gemeenteraad van Den Haag.
Opdracht 2
a) Van welke politieke partij is Sebastian Kruis de fractievoorzitter?
De Partij voor de Vrijheid (PVV).
b) Bij welke politieke stroming hoort deze partij?
De nationalistische stroming.
c) Wat is volgens Sebastian Kruis het belangrijkste probleem dat ze moeten aanpakken in de Den Haagse gemeenteraad? Leg uit in meerdere zinnen.
Hij wil de stad mooier, beter en veiliger te maken. Veiligheid is een van de ‘speerpunten’ van zijn partij. Hij zegt dat sommige allochtonen de stad onveilig maken.
d) Wat was zijn ‘afwijkende mening’ die hij op school met een spreekbeurt presenteerde?
Hij hield een spreekbeurt over ‘het probleem van falende integratie’ / gebrek aan integratie.
Opdracht 3
a) Waarom ging Sebastian Kruis werken voor de PVV? Leg uit in twee tot drie zinnen.
Hij gelooft dat er gebrek is aan integratie in Den Haag en dat dit een groot probleem is. Hij was gefrustreerd dat hij zijn mening niet mocht uiten op school. Hij wil niet dat anderen voor hem bepalen wat je wel en niet mag zeggen.
b) Ga naar minuut 16:33. Rutger en Sebastian lopen door de Haagse markt, die tussen Transvaal en de Schilderswijk ligt.
Noem drie problemen die Sebastian Kruis noemt als reden waarom hij denkt dat het in deze wijken is misgegaan.
Bijvoorbeeld: Er wonen teveel mensen in deze wijken; er zijn teveel arbeidsmigranten; 90% van de inwoners is allochtoon; er zijn veel sociaaleconomische problemen; veel afhankelijkheid van uitkeringen; veel criminaliteit; verloedering en verval.
c) Ga naar minuut 29:36. Sebastian Kruis dient twee moties in: hij stelt voor om het leger in te zetten in een probleemwijk en hij stelt voor om remigratie aan te moedigen. Hij gelooft dat burgers met een migratieachtergrond meer hun best moeten doen om iets bij te dragen aan de Nederlandse samenleving.
Leg uit waarom dit nationalistische standpunten zijn.
Sebastian Kruis lijkt oorspronkelijke Nederlanders belangrijker te vinden dan migranten. Hij vindt dat de overheid sterker moet optreden tegen criminelen / vandalen met een migratieachtergrond.
Rutger ontmoet Marco van den Boomgaard, een Forum voor Democratie (FvD) fractievoorzitter en raadslid in de Gemeente van Zoetermeer (minuut 6:20). Hij voerde campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen en hoopte op een zetel voor Zuid-Holland.
Opdracht 4
a) Waarom is Marco van den Boomgaard van de PVV naar de FvD gegaan?
Hij vond de PVV niet conservatief genoeg.
b) Noem een standpunt dat laat zien dat Marco een nationalist is.
Bijvoorbeeld: Hij zegt dat vaderlandsliefde belangrijk is; trots op wat Nederland is, was en de toekomst en de Nederlandse identiteit. Of: Hij vindt het belangrijk dat Nederland weer van de Nederlander moet worden. Of: Hij vindt dat de grenzen dicht moeten om dit mooie land te houden zoals het is.
Rutger volgt de ‘beroepsdemonstrant’ Michel Reijinga (minuut 9:38) die bekend werd door zijn koffie-drink demonstraties tegen de coronamaatregelen in 2020. Uit onvrede met de huidige politiek heeft Michel Reijinga besloten zijn eigen nationalistische partij ‘Samen voor Nederland’ te beginnen.
Opdracht 5
a) Ga naar minuut 25:30 en luister naar het geluidsfragment van een toespraak van Michel Reijinga.
In welke zin kun je horen dat ‘Samen voor Nederland’ een conservatieve partij zal zijn? Leg uit waarom.
“Ik ben in een heel mooi Nederland opgegroeid totdat Rutte aan de macht kwam.” Of “Nederland is Nederland niet meer.” Hieruit kun je horen dat Michel Reijinga vindt dat de Nederlandse samenleving kapot gemaakt is door het beleid van Mark Rutte. Het is teveel veranderd en hij wil terug naar hoe het vroeger was.
b) Waar staat zijn partij voor, volgens Michel Reijinga?
De partij is duidelijk tegen het systeem.
c) Waarom is Rutger verrast dat deze protestbeweging een politieke partij wil beginnen?
Omdat ze tegen het systeem willen zijn maar wel onderdeel worden van het systeem door een politieke partij te starten.
d) Wat zijn de drie dingen die Michel zegt dat de protestbeweging doet, waarom het ook logisch is om een politieke partij te beginnen?
Ze willen demonstreren, procederen en infiltreren. Door deel uit te maken van het systeem (infiltreren), kunnen ze volgens Michel van binnenuit de “boel ondersteboven krijgen”.
e) Ga naar minuut 37:27 en luister naar wat Michel motiveert. In zijn toespraak zegt hij “Make Holland Great Again”. Noem twee standpunten van zijn partij die zullen zorgen dat Nederland, volgens hem, weer Nederland wordt?
Bijvoorbeeld: Dat Nederland uit de EU moet. Dat er geen stikstofprobleem is, dus daar dat we daar niet over hoeven te onderhandelen. Dat Nederland vol is (vol=vol) dus dat immigratie moet stoppen. Dat de prijzen van producten (zoals kaas) weer naar beneden moeten.
Aan het einde van de aflevering zien we dat de meeste nationalistische partijen (bijvoorbeeld de FvD) niet veel succes hebben geboekt tijdens de Provinciale Statenverkiezingen in 2023. Toch wordt er gezegd dat het normaler wordt om nationalistische meningen te uiten of erop te stemmen.
Opdracht 6
Rutger vraagt aan elke geïnterviewde hoe hun nationalistische standpunten invloed hebben op hun persoonlijke relaties.
a) Is iedereen in hun leefomgeving blij dat ze in de politiek strijden voor het vaderland?
Bijvoorbeeld: Ja, ze maken veel nieuwe vrienden en sommige familieleden steunen hen ook in hun standpunten. Of: Nee, ze merken alle drie dat familieleden of geliefden afstand van ze nemen door hun standpunten.
b) Vind jij dat deze drie politici dezelfde standpunten hebben?
Bijvoorbeeld: Ja, ze willen allemaal minder of geen buitenlanders in Nederland. Of: Nee, Sebastian Kruis concentreert zich meer op veiligheid terwijl Michel Reijinga gewoon ’tegen alles’ is.
Opdracht 7
Het nationalisme is een stroming in de politiek waar sommige mensen geen aandacht aan willen geven. Rutger is het niet per se eens met de nationalisten die hij interviewt, maar hij is wel nieuwsgierig naar hoe en waarom ze zo denken.
a) Geef een voorbeeld waar het duidelijk is dat Rutger een andere politieke voorkeur heeft dan Sebastian Kruis.
Bijvoorbeeld: Wanneer hij Sebastian ontmoet, vraagt hij “Is dit die verwerpelijke PVV fractie van Den Haag?”. Of: Als Rutger het over Sebastians adoptie heeft, zie je dat hij niet echt begrijpt waarom Sebastian tegen immigratie en tolerantie stemt.
b) Geef een voorbeeld waar het duidelijk is dat Rutger een andere politieke voorkeur heeft dan Marco van den Boomgaard.
Bijvoorbeeld: Als hij ziet dat de FvD zich de ‘Partij van de Liefde’ noemt, zegt hij dat hij de FvD niet een “liefdevolle partij” vindt. Of: Hij zegt tegen Marco dat hij hem, gek genoeg, warmer vindt dan de partij waar hij voor staat.
c) Geef een voorbeeld waar het duidelijk is dat Rutger een andere politieke voorkeur heeft dan Michel Reijinga.
Bijvoorbeeld: Hij stelt kritische vragen over complottheorieën en je ziet dat hij het antwoord niet genoeg vindt. Of: Als Rutger de aankondiging van Michels partij bezoekt, draait hij het blikje bier om zodat het de vlag weer rechtop zet (rood-wit-blauw en niet blauw-wit-rood).
d) Denk jij dat Rutger met zijn programma het publiek probeert over te halen om nationalist te worden? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Nee, hij is duidelijk benieuwd naar waarom mensen zo denken maar hij laat ook merken dat hij niet denkt dat nationalisme de problemen in Nederland oplost.
Je hebt nu van alles geleerd over hoe de politiek werkt. En natuurlijk heeft iedere Nederlander boven de 18 jaar de mogelijkheid om hier zelf invloed op te hebben door te gaan stemmen als er verkiezingen zijn. Maar hoe kun je nog meer zelf invloed hebben op wat er wordt besloten? Hoe krijg je iets op de politieke agenda? Tijd om zelf de macht te grijpen en de politiek naar jouw hand te zetten!
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe burgers invloed kunnen uitoefenen op besluitvorming.
Weten welke kenmerken belangen- en pressiegroepen hebben.
Weten hoe belangen- en pressiegroepen invloed kunnen uitoefenen op besluitvorming.
Stap 1: wat zou je willen veranderen?
Bedenk iets wat je graag zou willen veranderen. Dit kan een groot iets zijn (bijvoorbeeld: stemrecht voor jongeren vanaf 16 jaar), maar ook iets kleins (bijvoorbeeld een hangplek bij jou in de buurt). Het mag iets zijn in jouw woonplaats, in de provincie of zelfs in heel Nederland. Welk bestuursorgaan zal er waarschijnlijk een beslissing over moeten nemen (de gemeenteraad, de Provinciale Staten of de Tweede Kamer)?
Beschrijf in vijf zinnen: wat zou je willen veranderen en waarom?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt duidelijk uitgelegd wat je wilt veranderen en waarom je dat wilt bereiken. Je hebt duidelijk omschreven waar het plan uitgevoerd moet worden en welk bestuursorgaan er bij betrokken is.
Voldoende
Je hebt duidelijk uitgelegd wat je wilt veranderen, maar je kunt nog iets overtuigender uitleggen waarom dat belangrijk is volgens jou. Je weet nog niet precies welk bestuursorgaan er bij betrokken is.
Onvoldoende
Je hebt geen duidelijk idee of niet uitgelegd waarom je dat idee wilt bereiken of welk bestuursorgaan er waarschijnlijk bij betrokken is.
Stap 2: Zoek politieke hulp
Nu ga je op zoek naar medestanders: mensen die je kunnen helpen om je idee op de agenda te krijgen. Welke politieke partij komt waarschijnlijk het beste voor jouw idee op? Leg in een paar zinnen uit waarom je voor deze partij hebt gekozen. Tip: google eens of er al iets over jouw onderwerp is gezegd door politieke partijen (zo hebben D66 en Denk ooit de minister van Binnenlandse Zaken gevraagd onderzoek te doen naar stemrecht voor jongeren onder de 16 jaar).
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een politieke partij uitgekozen en overtuigend uitgelegd waarom deze bij jouw idee past.
Voldoende
Je hebt een politieke partij uitgekozen maar het is niet helemaal duidelijk waarom deze partij bij jouw idee past.
Onvoldoende
Je hebt geen politieke partij gekozen, niet uitgelegd waarom deze bij jouw idee past of de partij die je hebt gekozen past niet bij jouw idee.
Stap 3: Samen sta je sterker
Het is slim om aansluiting te zoeken bij anderen die ook voor jouw idee willen strijden. Samen sta je sterker en je kunt zo ook aantonen dat anderen jouw idee ook een goed plan vinden. Zoek een belangenorganisatie of pressiegroep die qua standpunten en doelgroep past bij jouw idee. (Bijvoorbeeld: bij het idee van stemrecht voor jongeren kun je denken aan de jongerenafdeling van een politieke partij). Welke groep past er bij jouw idee en waarom?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een belangenorganisatie of pressiegroep uitgekozen die goed bij jouw plan past. Je hebt ook overtuigend uitgelegd waarom je voor deze organisatie hebt gekozen.
Voldoende
Je hebt een belangenorganisatie of pressiegroep gekozen die enigszins bij jouw plan past. Je uitleg waarom je voor deze organisatie hebt gekozen, kan overtuigender.
Onvoldoende
Je hebt geen belangenorganisatie of pressiegroep gekozen of niet uitgelegd waarom deze organisatie bij jouw plan past.
Stap 4: Plan je actie
Je hebt nu je idee klaar en jouw politieke hulptroepen en je medestrijders gevonden. Tijd om over te gaan tot actie! Bedenk nu hoe je jouw onderwerp op de politieke agenda kunt krijgen. Je kunt hiervoor gebruik maken van de machtsmiddelen die jij als individu hebt, maar ook van de machtsmiddelen die belangen- en pressiegroepen hebben (zie les 8). Om je te helpen kun je kiezen uit de ideeën hieronder. Kies er minstens drie die bij jouw idee passen:
Aandacht van de media voor het probleem krijgen
Lid worden van (de jongerenafdeling van) een politieke partij
Politici benaderen over jouw onderwerp (lobbyen)
Een protestactie houden
Jezelf verkiesbaar stellen
Een referendum (een soort verkiezing over een onderwerp waar je voor of tegen kunt stemmen) aanvragen
Lid worden van een belangenorganisatie (bijv. een vakbond, een milieuorganisatie etc.)
Handtekeningen verzamelen
Inspraak vragen bij een gemeenteraadsvergadering
Naar de rechter stappen om een (beter) besluit af te dwingen
Een eigen politieke partij oprichten
Zelf een organisatie over jouw onderwerp oprichten
Kun je zelf ook nog één of meerdere manieren bedenken om jouw idee onder de aandacht van de politiek te krijgen? Leg deze manier uit.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt voor drie of meer manieren van de lijst omschreven hoe je daarmee jouw plan op de politieke agenda kunt krijgen. Je hebt daarnaast zelf nog één of twee manieren gekozen en goed omschreven.
Voldoende
Je hebt drie manieren van de lijst gekozen waarmee je jouw plan op de politieke agenda kunt krijgen. Je hebt uitgewerkt hoe je deze manieren zou inzetten en met wie.
Onvoldoende
Je hebt minder dan drie manieren van de lijst gekozen waarmee je jouw plan op de politieke agenda kunt krijgen. Je hebt niet uitgewerkt hoe je deze manier(en) in zou zetten en met wie.
Stap 5: Schrijf je actieplan
Je hebt nu alle ingrediënten om de politiek aan de slag te laten gaan met jouw plan. Schrijf nu een kort actieplan over hoe je jouw idee op de politieke agenda gaat zetten. Met wie ga je samenwerken (politieke partijen, belangenorganisaties)? Welke machtsmiddelen zet je in, hoe doe je dat en waarom kies je voor deze manier?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een overtuigend actieplan geschreven waarin duidelijk staat wat jouw plan inhoudt, waarom het belangrijk is, welke acties jij zou ondernemen en met wie (politiek en belangenorganisaties).
Voldoende
Je hebt een actieplan geschreven waarin staat wat jouw plan inhoudt, waarom het belangrijk is, welke acties jij zou ondernemen en met wie (politiek en belangenorganisaties. Het plan kan wat overtuigender.
Onvoldoende
Je hebt geen actieplan geschreven of er ontbreken onderdelen (wat is het plan, waarom is het belangrijk, welke acties zou je ondernemen en met wie).
Je hebt de laatste weken van alles geleerd over politiek en politieke partijen. Tijd om al die kennis te gebruiken! Je gaat aan de slag als campagnemedewerker van een echte politieke partij om kiezers te winnen met een spetterend campagnefilmpje.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke functies en kenmerken een politieke partij heeft.
Uitleggen waar een politieke partij zich bevindt op de as links-rechts en de as progressief-conservatief.
Uitleggen wat de uitgangspunten zijn van de vijf politieke stromingen.
Uitleggen wat de kenmerken zijn van de politieke partijen in de Tweede Kamer.
Stap 1: Kies een partij
Kies een partij die op dit moment in de Tweede Kamer zit en leg uit waarom je voor die partij hebt gekozen. Misschien vind je het leuk om een partij te kiezen waar je zelf op zou willen stemmen, maar misschien spreekt het je juist aan om een partij te kiezen waar je nog niet zoveel van af weet.
Je hebt een partij gekozen die in de Tweede Kamer zit en duidelijk uitgelegd waarom je voor die partij hebt gekozen.
Voldoende
Je hebt een partij gekozen maar het is niet helemaal duidelijk waarom je juist deze partij hebt gekozen.
Onvoldoende
Je hebt geen politieke partij gekozen die in de Tweede Kamer zit of je hebt helemaal niet uitgelegd waarom je voor deze partij hebt gekozen.
Stap 2: Analyseer jouw politieke partij
We beginnen nu aan de analyse van jouw partij. Allereerst is het belangrijk om te bepalen wat de koers van je partij is: links of rechts. Dat bepaalt voor een gedeelte hoe je partij tegen verschillende onderwerpen aankijkt. Leg uit of jouw politieke partij links of rechts is en wat dat betekent voor hoe de partij de rol van de overheid voor zich ziet. En welke waarde centraal staat voor de partij: vrijheid of gelijkheid. Leg ook uit bij welke stroming de partij hoort en of het een progressieve of conservatieve partij is.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt uitgelegd of jouw partij links of rechts is en hebt daarbij goed uitgelegd welke rol van de overheid daarbij hoort en welke waarde (vrijheid of gelijkheid). Je hebt goed uitgelegd bij welke stroming de partij hoort en of de partij progressief of conservatief is.
Voldoende
Je hebt uitgelegd of jouw partij links of rechts is en hebt daarbij de juiste rol van de overheid en de juiste waarde gekozen. Je hebt de juiste stroming benoemd en goed gekozen of de partij conservatief is of progressief. In je uitleg ontbreken nog elementen.
Onvoldoende
Je hebt niet (goed) uitgelegd of jouw partij links of rechts, en conservatief of progressief is. De rol van de overheid en de waardes kloppen niet. Of je hebt de stroming niet uitgelegd.
Stap 3: Selecteer de standpunten
Zoek informatie over jouw politieke partij op: beschrijf twee onderwerpen die zij belangrijk vinden en waarom ze die belangrijk vinden. Hoe passen die onderwerpen bij de linkse of rechtse koers en de politieke stroming van de partij? Kies vervolgens per onderwerp twee standpunten uit (dus vier standpunten in totaal) en kijk welke argumenten er voor die standpunten te vinden zijn. Een voorbeeld: een partij vindt milieu erg belangrijk en heeft als standpunt dat vervuilende bedrijven meer belasting moeten gaan betalen.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt twee onderwerpen gekozen, en daarbij vier passende standpunten geselecteerd. Je hebt goed uitgelegd waarom ze bij de koers van jouw partij passen. Je kunt overtuigend uitleggen welke argumenten jouw politieke partij voor die standpunten gebruikt.
Voldoende
Je hebt twee onderwerpen en vier standpunten gekozen en uitgelegd waarom ze bij de partij en de koers van de partij passen. Daarbij maak je nog wel wat fouten. Je kunt min of meer uitleggen welke argumenten de partij voor je standpunten gebruikt, maar het kan overtuigender.
Onvoldoende
Je hebt niet genoeg onderwerpen of standpunten gekozen, of je kunt niet uitleggen hoe deze onderwerpen passen bij de koers en de stroming van de partij. Of je legt niet uit welke argumenten de partij bij die standpunten gebruikt.
Stap 4: Schrijf het script
Nu je goed hebt geanalyseerd waar de politieke partij van jouw keuze voor staat kun je aan de slag met het campagnefilmpje! Voordat je opnames gaat maken moet je eerst nog bedenken hoe je de boodschap spetterend gaat brengen om zoveel mogelijk kiezers te overtuigen. Bepaal wat de doelgroep voor het filmpje is (bijv. jongeren / ouderen / milieuliefhebbers/ ondernemers etc.). Bedenk wat een filmpje aansprekend maakt voor die doelgroep (denk aan tempo, welke beelden passen erbij etc.). Verzin een pakkende slogan voor de partij. Bepaal waar je het filmpje wilt opnemen (binnen, buiten, op een speciale locatie?). Wat moet er in beeld komen?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een duidelijke doelgroep gekozen, die past bij je standpunten. Je hebt duidelijk uitgelegd hoe een filmpje voor die doelgroep eruit moet zien. Je slogan past bij de partij en de doelgroep. Je hebt goed uitgelegd waar je het filmpje gaat opnemen en welke beelden je laat zien.
Voldoende
Je hebt een doelgroep gekozen voor je partij, maar je kan niet uitleggen waarom de doelgroep bij de standpunten van de partij past. Je slogan is kort, duidelijk maar niet origineel. Het is niet duidelijk waarom je voor deze locatie of beelden hebt gekozen. Of je idee voor het filmpje past niet helemaal bij de doelgroep.
Onvoldoende
Je hebt geen duidelijke doelgroep gekozen voor je filmpje. Je hebt geen nieuwe slogan uitgekozen voor de partij. Of in je script is niet goed omschreven welke locatie of beelden je wil laten zien.
Stap 5: Neem je campagnefilmpje op!
Je gaat een kort filmpje opnemen (max. 5 minuten) waarin je de partij voorstelt, de slogan aan bod komt en je de gekozen standpunten van de partij goed uitlegt. Monteer daarna je beeldmateriaal zodat het een aansprekend, bondig spotje wordt. Je kunt daarvoor gebruik maken van bijv. iMovies, WeVideo of Clips.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een bondig filmpje gemaakt, waarin je de standpunten van de partij overtuigend uitlegt. Het filmpje bevat de partijnaam en de slogan. Het filmpje is aansprekend voor de doelgroep. Het beeldmateriaal ondersteunt de boodschap.
Voldoende
Je hebt een bondig filmpje gemaakt, waarin je de standpunten van de partij goed uitlegt. Het filmpje bevat de partijnaam en de slogan. Het filmpje past redelijk bij de doelgroep.
Onvoldoende
Je filmpje is te lang. De standpunten van de partij worden niet of niet goed uitgelegd. Het is niet overtuigend voor je doelgroep.
Ben je er klaar voor? Heb je goed geoefend? Je gaat nu beginnen aan de oefentoets die alle lessen met je gaat doornemen. Succes!
0%
1. Welke van deze taken is een taak van de provincie?
Correct!Wrong!
2. ‘In een dictatuur bestaat het legaliteitsbeginsel niet’. Wat betekent dit?
Correct!Wrong!
3. ‘Uitkeringen moeten omhoog, want mensen kunnen er vaak niets aan doen in welke situatie ze geboren worden.’
Bij welke politieke stroming hoort deze uitspraak?
Correct!Wrong!
4. Welk kenmerk van politieke partijen herken je terug in deze tekst?
“BIJ1 is een politieke partij die staat voor een Nederlandse samenleving met gelijke rechten en gelijke kansen voor iedereen. Een samenleving waarin iedereen zichzelf kan zijn en onze verschillen niet worden veroordeeld, maar gewaardeerd. BIJ1 is ontstaan uit een gedeeld verlangen naar verbinding, solidariteit, rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Met respect voor onze verschillen, maar met focus op wat ons verbindt.”
Correct!Wrong!
5. ‘Wij willen dat Nederland meer geld geeft aan arme landen, want we vinden naastenliefde erg belangrijk.’
Bij welke partij past deze uitspraak het beste?
Correct!Wrong!
6. D66 is een van partijen in Nederland. Welk standpunt hoort níét bij D66?
Correct!Wrong!
7. Eén kiesstelsel dat we kennen is het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Wat is een voordeel van dit kiesstelsel?
Correct!Wrong!
8. Tijdens de kabinetsformatie zijn compromissen erg belangrijk. Waarom?
Correct!Wrong!
9. Er zijn verschillen, maar ook overeenkomsten tussen het kabinet en het parlement.
Wat is een overeenkomst tussen het kabinet en het parlement?
Correct!Wrong!
10. Welke uitspraak is juist?
Correct!Wrong!
11. Het kabinet heeft macht. Wat is een machtsmiddel van het kabinet?
Correct!Wrong!
12. Waarom is het belangrijk dat het parlement begrotingsrecht heeft?
Correct!Wrong!
13. Politieke besluitvorming heeft verschillende fases. Wat gebeurt er tijdens de fase van agendavorming?
Correct!Wrong!
14. Beleidsbepaling gebeurt in een paar stappen. Wat is de juiste volgorde van de stappen die genomen worden?
Correct!Wrong!
15. Pressiegroepen gebruiken machtsmiddelen om de politiek te beïnvloeden. Wat is hier een voorbeeld van?
Correct!Wrong!
16. Wat is een voorbeeld van de agendafunctie van de media?
Correct!Wrong!
17. Een van de beleidsterreinen van de Europese Unie is Europees burgerschap. Wat betekent dat?
Correct!Wrong!
18. De bestuursorganen in de Europese Unie zijn verantwoordelijk voor de Europese besluitvorming. Welke uitspraak is juist?
Correct!Wrong!
(MK/P&B) Test jezelf (GT)
Alles goed. Alles. goed. ALLES GOED!
Het is niet waar. Het is wel waar. Het is niet waar. Het is wel waar. ALLES IS GOED.
SUPERNETJES!
Keurig. Bijna alles goed! Kijk nog even snel wat je fout hebt gedaan.
Voldoende.
Gewoon voldoende. Prima! Kijk nog even goed wat je fout hebt gedaan.
Spelregels
Naar welke zin zijn wij op zoek? Beantwoord alle onderstaande vragen. De eerste letter van ieder antwoord is een van de letters uit de zin die we zoeken. In totaal zijn er 31 letters. Bij iedere vraag staat de plek genoemd waar de letter hoort.
Per klas mag je maar één keer inzenden. (Alleen de eerste inzending van de klas telt: doe het dus in een keer goed!)
Als de uitkomst een getal is, schrijf dit dan uit. (Bijvoorbeeld ‘6’ wordt zes. De Z is dan de letter.)
Het juiste antwoord moet voor zaterdag 9 januari bij ons binnen zijn.
De uitslag wordt na de kerstvakantie, op maandag 11 januari bekend gemaakt.
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden.
Demonstraties in Wit-Rusland. Foto: Homoatrox, Wiki Commons
#1
In Wit-Rusland zijn ze hun dictator beu. Al maanden demonstreren ze tegen zijn bewind. Wat is de achternaam van deze Europese dictator? (Plek 27) Loekasjenko{
#2
Wie was dit jaar de Mol verliezer? (Plek 24) Tygo Gernandt
#3
Het Nederlands elftal speelde dit jaar een oefenwedstrijd in de stad Bergamo. Bergamo is een van de steden met de meeste corona-slachtoffers. In welk land ligt Bergamo? (Plek 20) Italië
Minister voor ? Foto: Valerie Kuypers, Rijksoverheid
#4
Hij is superbelangrijk voor jou. Hoe heet deze minister op de foto? (Plek 14) Arie Slob
#5
Wat is de naam van het Instragramaccount van Joke? Zij werd tijdens de coronacrisis bekend vanwege haar muzikale kunsten. (Plek 17) orgeljoke
Wie won The Masked Singer? Foto: RTL
#6
Wie won dit jaar het tweede seizoen van The Masked Singer? (Plek 6) Jan Dulles
#7
Wie of wat stond in 2020 een groot deel van het jaar op nummer 1 in de Top 40? The Weeknd(Plek 31)
#8
Dit jaar vertrok het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Hoe lang zijn ze lid geweest van de Europese Unie? (Plek 16) 47 jaar
Welke Disneyfilm is dit? Foto: Walt Disney Studios
#9
Na de Lion King en Aladdin was het tijd voor de volgende live-action film. Hoe heet deze Oosterse Disney-klassieker? (Plek 13) Mulan
#10
In mei zorgde het gewelddadige politieoptreden voor de dood van een Afro-Amerikaanse man. Wat was zijn naam? (Plek 19) George Floyd
#11
Snelle is de meest beluisterde artiest op Spotify dit jaar. Hij heet natuurlijk geen Snelle, hoe heet hij wél? (Plek 2) Lars Bos
TikTok dansje, maar welke? Bron: TikTok
#12
Dankzij bovenstaande TikTok werd dit nummer opeens populair! Hoe heet de challenge of nummer van dit liedje? (Plek 3) Supalonely
#13
Dit programma begon al in 2006, maar kreeg dit jaar pas een Televizierring. Over welk programma hebben we het? (Plek 10) Over mijn lijk
#14
Welk Nederlands bedrijf krijgt 3,4 miljard (!) overheidssteun vanwege de enorme verliezen door de coronacrisis? (Plek 21) KLM
Van wie is dit YouTube-kanaal? Bron: YouTube
#15
Hierboven zie je de populairste video’s van een bekende YouTuber. Maar van wie is dit kanaal? (Plek 15) GameMeneer
#16
Hoe heet de mopperende buurman uit Sesamstraat die begin dit jaar op 81-jarige leeftijd overleed? (Plek 1) Aart Staartjes
Van wat is dit logo?
#17
Waar staat bovenstaand logo voor? (Plek 4) iOS 14
#18
Hoe heet de CDA-minister die ook wel de “coronaminister” wordt genoemd? (Plek 30) Hugo de Jonge
#19
Op welke dag ging Nederland in een “intelligente lockdown”? (Plek 9) Vijftien maart
#20
Begin dit jaar kwam deze Nederlandse make-up artieste “uit de kast” als transvrouw. Over wie hebben we het? (Plek 11) Nikkie de Jager
#21
De winter van 2019-2020 stond in de teken van natuurbranden. Niet in Nederland natuurlijk, maar waar werd 11 miljoen hectare grond door brand verwoest? (Plek 8) Australië
#22
Met wie maakte Snelle dit jaar een coronacover van het nummer “15 miljoen mensen” uit 1996? (Plek 22) Davina Michelle
#23
Veel Nederlanders keken naar CNN tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Dichterbij ligt Duitsland, wie is daar nog 1 jaar de baas?(Plek 28) Angela Merkel
#24
Wie of wat heeft als eerste 100 miljoen volgers op TikTok? (Plek 29) Charli D’Amelio
Man met tijger. Bron: Netflix
#25
Tijdens de lockdown werd de documentaire Tiger King op Netflix erg populair. Hoe heet de persoon waar het allemaal om draait? (Plek 25) Joe Exotic
#26
In de game The Last of Us Part II draait het om Joel en? (Plek 7) Ellie
#27
Welke voetbalclub werd “gered” door de coronacrisis en hoefde dit voetbalseizoen niet te degraderen? (Plek 18) RKC Waalwijk
#28
Hoe heet de beruchte president van Suriname die na 10 jaar plaats moest maken voor zijn opvolger? (Plek 12) Desi Bouterse
Wie is de gravinstagrammer? Bron: Instagam
#29
Zij noemt hem gewoon oom Alexander. Wie is zij? (Plek 26) Eloise van Oranje
#30
In welke Nederlandse dierentuin werd het Aziatische olifantje Vinh geboren? (Plek 23) Artis
Welke Bram heeft deze tattoo op zijn borst? Bron: Instagram
#31
Welke Bram heeft een Nederlands record op Instagram én nu deze tattoo op zijn borst? (Plek 5) Krikke
Fiets jij wel eens zonder licht op je fiets? Ken je iemand die in de gevangenis heeft gezeten? Of ben je ooit slachtoffer geweest van diefstal?
Al deze voorbeelden gaan over criminaliteit: dingen die volgens de wet niet mogen. We noemen dat ook wel een delict of een strafbaar feit. Als je een delict pleegt, kun je daarvoor gestraft worden.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat er wordt bedoeld met het begrip criminaliteit.
Weten wat het verschil is tussen overtredingen en misdrijven en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Weten wat voorbeelden zijn van wetboeken en rechtsbronnen.
Uitleggen dat criminaliteit kan verschillen per land en tijd.
Weten wat de kenmerken zijn van veelvoorkomende criminaliteit.
Uitleggen wat de begrippen waarde, norm, rechtsregel, geschreven en ongeschreven regel betekenen.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Welke wet verbaast jou het meeste? Leg uit.
Bijvoorbeeld: De wet dat een vrouw niet haar haar mag knippen als de man het niet mooi vindt. Dat is super ouderwets!
b) Gelden deze wetten ook in Nederland, denk je?
Bijvoorbeeld: Ik denk het niet, want ik heb nog nooit van deze wetten gehoord.
1.1. Vormen van criminaliteit
Er bestaan verschillende vormen van criminaliteit. Sommige vormen zijn ernstiger dan andere vormen. Daarom maken we het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen.
1.1.1. Misdrijf of overtreding?
Sommige delicten zijn niet zo ernstig, zoals een verkeersovertreding. Zo’n delict noemen we een overtreding. Je krijgt een lichte straf. Een ernstig delict noemen we een misdrijf. In onderstaande tabel vind je de grootste verschillen tussen een overtreding en een misdrijf.
Overtreding
Misdrijf
Voorbeelden
Niet ernstig strafbare feiten, zoals wildplassen, openbare dronkenschap of burenoverlast.
Ernstig strafbare feiten, zoals moord, doodslag, mishandeling, verkrachting, inbraak, vernieling, heling en diefstal.
Straf
Boete, taakstraf, of soms hechtenis (maximaal 1 jaar). Hechtenis zit je uit in een huis van bewaring.
Boete, taakstraf, of gevangenisstraf (maximaal levenslang). Gevangenisstraf zit je uit in de gevangenis.
Strafblad?
Nee.
Ja.
Opdracht 2
a) Welk van deze overtredingen heb je wel eens gepleegd?
1. Door rood licht lopen.
2. Zonder licht fietsen.
3. Alcohol drinken onder je 18e.
4. Vuurwerk afsteken vóór 31 december om 18:00 uur.
b) Zoek op de Boetebase van het OM welke boete je zou krijgen voor één van jouw overtredingen.
Bijvoorbeeld: Alcohol drinken onder je 18e. Boete: €95.
“Pas achteraf gezien dat ik een koopje had gedaan”
Een 39-jarige vrouw uit Kortrijk riskeert een celstraf voor heling van een gestolen elektrische fiets. “Ja, die fiets was goedkoop toen ik ‘m zelf kocht maar geen moment heb ik er bij stilgestaan dat hij misschien wel gestolen was”, zei ze.
“Ik kocht de fiets via Marktplaats voor weinig geld, maar ik had geen argwaan. Pas toen ik na ruim een jaar de fiets wilde doorverkopen en een verkoopprijs moest bepalen, zocht ik op het internet naar de nieuwwaarde. Ik schrok toen ik die hoge prijs zag en bedacht me dat ik het jaar ervoor wel een bijzonder mooi koopje had gedaan.”
Heling is het kopen, bezitten of verkopen van gestolen artikelen. Onder heling valt dus ook het kopen van producten waarvan je had kunnen vermoeden dat het gestolen is.
a) Wat is heling?
Heling is het kopen, bezitten of verkopen van gestolen goederen.
b) Is het heling als je een heel goedkope iPhone koopt op Marktplaats.nl?
Misschien. Het kan zijn dat die iPhone gestolen is.
c) Ken jij iemand die schuldig is aan heling? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ik weet het niet zeker, mijn broer heeft wel ooit een heel goedkope scooter gekocht.
d) Is heling een overtreding of een misdrijf?
Een misdrijf.
e) Krijg je een strafblad als je wordt opgepakt voor heling?
Ja.
1.1.2. Veelvoorkomende criminaliteit
Sommige vormen van criminaliteit komen weinig voor, zoals mensenhandel, moord, en illegale wapenhandel. En gelukkig maar! Andere vormen van criminaliteit komen wél veel voor. Denk bijvoorbeeld aan diefstal, vernieling en lichte geweldsdelicten. Dit noemen we dan ook: veelvoorkomende criminaliteit. Veelvoorkomende criminaliteit heeft drie kenmerken:
Het zijn strafbare feiten die erg veel voorkomen;
Het veroorzaakt veel schade;
Het zorgt dat mensen zich onveilig voelen.
Veelvoorkomende delicten worden, vooral bij de eerste keer dat iemand het delict pleegt, meestal niet zo zwaar gestraft.
Foto: Maxim Hopman & Maxim Abramov
Opdracht 4
a) Zoek een recent nieuwsartikel over veelvoorkomende criminaliteit. Noteer de titel, de bron en de datum.
Bijvoorbeeld: Bizar: kinderen slopen winkelcentrum. De Telegraaf, 22 januari 2019.
b) Leg uit dat het in het artikel gaat over veelvoorkomende criminaliteit.
Bijvoorbeeld: Het gaat over vandalisme. Vandalisme veroorzaakt schade en komt vaak voor, dus het gaat om veelvoorkomende criminaliteit.
1.1.3. Criminaliteit verschilt per tijd en plaats
Vroeger was godslastering in Nederland verboden. Dat betekent dat je niet mocht schelden met het woord god. Ook homoseksualiteit was verboden, net als prostitutie, abortus en euthanasie. Intussen zijn er een aantal wetten veranderd, en in Nederland is dit intussen allemaal legaal.
Maar in veel andere landen kun je nog steeds gestraft worden voor homoseksualiteit, godslastering of prostitutie. Wat wel of niet crimineel is, verschilt dus per land.
Én criminaliteit verandert door de jaren heen. Vroeger was het heel normaal om iemand een lijfstraf te geven, om illegale films te downloaden, of om alcohol aan jongeren te verkopen. Nu is dit allemaal verboden.
Foto: ANP
Opdracht 5
a) Wat is godslastering?
God beledigen.
b) Kies een land uit het volgende rijtje: Ethiopië, Jordanië, Australië. Zoek met Google de antwoorden op de volgende vragen:
Is godslastering toegestaan in het land dat jij koos?
Bijvoorbeeld: Ik koos Jordanië. Het is verboden.
c) Is prostitutie toegestaan in het land?
In Jordanië is het verboden, maar het wordt getolereerd en niet vaak bestraft.
d) Is homoseksualiteit toegestaan in het land?
In Jordanië is het toegestaan, maar toch worden homoseksuelen vaak gediscrimineerd.
e) Bestaat de doodstraf in het land?
In Jordanië kunnen mensen de doodstraf krijgen.
1.2. Geschreven en ongeschreven regels
De meeste mensen vinden criminaliteit onwenselijk. Criminaliteit gaat namelijk tegen hun waarden in. Dat leggen we hieronder uit.
1.2.1. Waarden en normen
Wat wij zien als normaal en wenselijk gedrag, is afhankelijk van waarden. Een waarde is een principe dat voor veel mensen heel belangrijk is. Denk bijvoorbeeld aan: gelijkheid, eerlijkheid, veiligheid, respect, vrijheid van meningsuiting, privacy, vrijheid van godsdienst, enzovoort.
Bij iedere waarde passen normen. Bij de waarde veiligheid, past bijvoorbeeld de norm: je gaat niet dronken autorijden. En bij de waarde privacy past de norm: je stuurt je Whatsapp-geschiedenis niet aan anderen door.
Agent ontslagen na racistische uitlatingen in vrije tijd
De politie gaat een agent ontslaan die zich eerder dit jaar misdroeg tijdens een bezoek aan Parijs. Hij heeft discriminerende teksten geroepen naar Marokkaanse voorbijgangers. Vier andere aanwezige agenten hebben een officiële waarschuwing ontvangen omdat zij hun collega niet corrigeerden.
Politiechef Janny Knol zegt dat de agent met zijn handelen ‘in meerdere of mindere mate’ het vertrouwen in de politie hebben beschadigd door zich ‘laatdunkend’ uit te laten over anderen. De agenten die niet ingrepen zijn volgens haar ‘verantwoordelijk voor het geheel’.
a) Leg uit dat de agent zich niet aan de wet heeft gehouden.
Discrimineren is verboden volgens de grondwet, dus de agent overtrad deze wet.
b) Welke waarden zie je terugkomen in dit bericht?
Vertrouwen, verantwoordelijkheid, gelijkheid.
c) Noem een norm die past bij bovenstaand artikel.
Bijvoorbeeld: Je behandelt iedereen gelijkwaardig. Of: Als iemand discrimineert, corrigeer je diegene.
Sommige van deze normen staan opgeschreven in wetten (bijvoorbeeld de norm over dronken autorijden). Zulke opgeschreven wetten noemen we ook wel: geschreven regels.
Andere normen vinden we normaal, zónder dat dit in de wet opgeschreven staat. Er staat nergens in de wet geschreven dat je bijvoorbeeld je handen moet wassen na toiletbezoek, maar de meeste mensen doen dit wel. Zulke normen noemen we: ongeschreven regels.
Opdracht 7
Schrijf bij iedere zin op of het gaat om een geschreven of ongeschreven regel.
a) Als je wilt autorijden, dan moet je een rijbewijs hebben.
Geschreven regel.
b) Je mag iemand niet uitschelden.
Ongeschreven regel.
c) Als iemand je gedag zegt op straat, dan zeg je gedag terug.
Ongeschreven regel.
d) Je mag niet iemands Instagramaccount hacken.
Geschreven regel.
1.2.2. Vier wetboeken over criminaliteit
Geschreven regels noemen we ook wel: rechtsregels. Alle rechtsregels staan in de wet. In Nederland zijn er vier verschillende wetboeken die over criminaliteit gaan:
De vier wetboeken over criminaliteit
Het Wetboek van Strafrecht: De meeste delicten staan in het Wetboek van Strafrecht. Denk bijvoorbeeld aan geweldsmisdrijven, fraude, witwassen, belastingontduiking of diefstal.
De Opiumwet: Opium betekent drugs. In de Opiumwet staan de meeste delicten die te maken hebben met drugs. Er staat bijvoorbeeld in dat je geen hennepkwekerij mag hebben, en dat je geen harddrugs mag dealen.
De Wet wapens en munitie: In de Wet wapens en munitie staat welke wapens illegaal zijn om op zak te hebben, en welke vergunningen je nodig hebt om een wapen te dragen.
De Wegenverkeerswet: In de Wegenverkeerswet staan zowel misdrijven als overtredingen. Voorbeelden van overtredingen zijn: gevaarlijk rijgedrag, zonder helm op een bromfiets rijden of door het rode licht rijden. Voorbeelden van misdrijven: rijden onder invloed van drank of drugs, doorrijden na een ongeval en joyriding.
a) Zoek in de tabel naar “rijden onder invloed”. Valt dit onder de Opiumwet of de Wegenverkeerswet?
De Wegenverkeerswet.
b) Zoek een misdrijf dat onder de Opiumwet valt. Welk misdrijf is dit?
Softdrugs- en harddrugsmisdrijven.
c) Zoek een misdrijf uit de Wet wapens en munitie. Hoeveel keer is dit misdrijf gepleegd in 2022?
Vuurwapenmisdrijven. 7105 keer in 2022.
d) Welk soort misdrijven wordt het vaakst gepleegd? Leg uit wat voor misdrijven dit zijn.
Vermogensmisdrijven. Bijvoorbeeld diefstal, inbraak of oplichting.
De meeste rechtsregels staan dus opgeschreven in één van deze vier wetboeken. De regels in deze wetboeken zijn gemaakt door het Nederlands parlement. Maar er zijn ook regels en wetten die Nederland in samenspraak met andere landen heeft gemaakt. Dit noemen we: internationale wetgeving.
1.2.3. Internationale verdragen
Een voorbeeld van een internationaal verdrag is het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Hierin staat bijvoorbeeld dat discrimineren, slavernij en martelen verboden is. Nederland, en veel andere landen, hebben hun handtekening hieronder gezet.
Foto: FDR Presidential Library & Museum
Daarnaast moeten Nederlanders zich ook houden aan de regels die gelden binnen de Europese Unie. Zo heeft de EU bepaald dat er strengere regels moeten komen met betrekking tot kunstmatige intelligentie, zoals je in het bericht hieronder kunt lezen:
Europees Parlement is het eens over regels voor ChatGPT en andere AI
Het Europees Parlement is het eens geworden over hoe de regels voor kunstmatige intelligentie eruit moeten zien. Het gaat er dan bijvoorbeeld om dat duidelijk moet zijn wanneer iets met AI is gemaakt, bijvoorbeeld met tekstgenerator ChatGPT. Verder zou gezichtsherkenning in de openbare ruimte verboden moeten worden.
“We staan op een belangrijk kruispunt: kiest Europa haar eigen weg? Of gaan we een Chinese surveillancestaat achterna?”, zegt GroenLinks-Europarlementariër Kim van Sparrentak. CDA-Europarlementariër Jeroen Lenaers had graag een uitzondering gezien voor de inzet van gezichtsherkenningscamera’s. “Het is belangrijk niet alleen naar de zorgen over AI te kijken maar juist ook naar de kansen die deze technologie ons kan brengen.”
a) Over welke twee regels heeft het Europees Parlement bepaald?
Het moet duidelijk zijn wanneer een tekst of foto met AI is gemaakt. En gezichtsherkenning in de openbare ruimte moet verboden worden.
b) Op welke belangrijke waarde is de regel over gezichtsherkenning gebaseerd?
Privacy.
c) Zijn de regels in bovenstaand artikel voorbeelden van internationale wetgeving? Leg uit.
Ja, want het gaat om een wet die in meerdere landen geldt.
Waar je wél en niet voor gestraft kunt worden, staat dus in Nederlandse wetten en in internationale wetten. Nederlandse wetten en internationale wetten zijn voorbeelden van rechtsbronnen: bronnen waarin je kunt vinden welke wetten er gelden.
1. Wat is criminaliteit?
Correct!Wrong!
2. Welke uitspraak is waar?
Correct!Wrong!
3. Wat mag niet volgens de Opiumwet?
Correct!Wrong!
4. Welke uitspraak is waar?
Correct!Wrong!
5. Wat is een kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit?
Via YouTube en andere online media kun je binnen een seconde meekrijgen wat er gebeurt in Nederland en in de wereld. Ook nieuws over criminaliteit verspreidt zich snel. Sommige mensen voelen zich daardoor onveilig. Maarrr, is het écht onveilig in Nederland? En hoe kan een gevoel van onveiligheid ontstaan?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het verschil is tussen geregistreerde criminaliteit en ongeregistreerde criminaliteit.
Weten op welke manieren je criminaliteit kunt meten en uitleggen wat bij elke manier de voor- en nadelen zijn.
Weten welke rol media spelen bij beeldvorming over criminaliteit.
Uitleggen dat criminaliteit een maatschappelijk vraagstuk is.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Voel jij je wel eens onveilig in de trein? Wat zou je doen op zo’n moment?
Bijvoorbeeld: Ja, ik zou dan een vriend(in) appen. Of: Tot nu toe voel ik me niet onveilig in de trein.
b) Zou je je sneller onveilig voelen in de trein, nu je deze video bekeken hebt?
Bijvoorbeeld: Ik denk het niet. Of: Misschien wel, want ik wist niet dat dit vaak gebeurde.
c) Hoe kan aandacht van de media voor criminaliteit voor een gevoel van onveiligheid zorgen?
Bijvoorbeeld: Media berichten alleen over situaties waarin iets aan de hand is.
2.1. Criminaliteitsstatistieken
Hoe crimineel is jouw woonplaats eigenlijk? Heb jij enig idee? Laten we dat eens gaan uitzoeken.
Opdracht 2
In Nederland zijn er 342 gemeentes. In statistieken wordt bijgehouden welke gemeente kwetsbaar is voor criminaliteit, en welke gemeente niet.
a) Denk je dat er in jouw gemeente méér of mínder criminaliteit voorkomt dan in de meeste andere gemeentes?
Bijvoorbeeld: Ik woon in Rotterdam en ik denk dat hier wel veel criminaliteit voorkomt.
b) Kun je je antwoord bij vraag a. uitleggen? Waarom denk je dit?
Bijvoorbeeld: Ik zie vaak op social media dat er veel criminaliteit is in mijn woonplaats. Of: Ik woon in een klein dorp, hier gebeurt niet zo veel geks.
c) Wat zijn de gemeentes met veel criminaliteit, denk je?
Bijvoorbeeld: Ik denk Amsterdam en Rotterdam. Of: Ik denk gemeentes in Brabant, want daar is veel drugscriminaliteit.
Bekijk nu de Onderwereldkaart hieronder.
2d) Heb je de Onderwereldkaart hierboven goed bekeken? Wat verbaast je aan de kaart? En wat vermoedde je wel al?
Bijvoorbeeld: Het verbaast me dat Heerlen zo’n criminele gemeente is. Of: Ik verwachtte wel al dat grote steden meer risico hebben op ernstige criminaliteit.
De Onderwereldkaart hierboven is gebaseerd op statistieken. Om te weten wat de omvang van criminaliteit in Nederland is, houden we namelijk statistieken bij.
Er zijn vier verschillende manieren waarop criminaliteit gemeten wordt. Iedere manier heeft voordelen en nadelen.
Manieren om criminaliteit te meten
Politiestatistieken
Slachtofferonderzoek
Daderonderzoek
De veiligheidsmonitor
2.1.1. Politiestatistieken
De politie heeft statistieken over alle aangiftes en meldingen die mensen bij de politie doen. Daarnaast gaat de politiek ook zelf actief op zoek naar criminaliteit.
Nadelen van politiestatistieken zijn:
Van sommige misdrijven wordt weinig aangifte gedaan. Als je fiets is gestolen dan is aangifte misschien veel moeite. Of als je de dader kent, durf je misschien niet naar de politie te gaan.
Sommige misdrijven zijn moeilijk op te sporen, zoals drugscriminaliteit, geld witwassen en mensenhandel.
Het opsporingsbeleid van de politie is selectief. Dat betekent dat de politie kiest wat voor soort criminaliteit ze extra proberen op te sporen. Als de politie zich bijvoorbeeld meer richt op drugshandelaren, dan zullen er meer drugscriminelen worden opgepakt.
Door bovenstaande nadelen, geven politiestatistieken een vertekend beeld van de werkelijkheid.
Bekijk de statistieken van jouw gemeente uit augustus 2023.
a) Hoeveel misdrijven zijn er geregistreerd?
Bijvoorbeeld: Mijn gemeente is Baarn. Er zijn 76 misdrijven geregistreerd in augustus 2023.
b) Kies bovenin, bij “Soort misdrijven”, één type misdrijf. Bijvoorbeeld moord, of overval. Hoeveel van deze misdrijven zijn er geregistreerd?
Ik koos voor mishandeling. Er zijn 3 mishandelingen in Baarn geregistreerd in augustus 2023.
c) Klik bij “Soort misdrijven” op “cybercrime”. Hoeveel cybermisdrijven zijn er gepleegd in augustus 2023?
Er is maar 1 cybermisdrijf geregistreerd in Baarn.
d) Wat is cybercrime? Gebruik Google als je het niet weet.
Criminaliteit via het internet met behulp van ICT. Bijvoorbeeld: Hacken of internetoplichting.
e) Is cybercrime over- of ondervertegenwoordigd in politiestatistieken, denk je? Leg je antwoord uit.
Ondervertegenwoordigd, want het is moeilijk zichtbare criminaliteit.
In de politiestatistieken staat alle criminaliteit die geregistreerd is door de politie. Dit noemen we ook wel geregistreerde criminaliteit. Maar er gebeuren ook misdrijven waar de politie geen weet van heeft: ongeregistreerde criminaliteit. Hoe komen we erachter hoeveel ongeregistreerde criminaliteit er is?
2.1.2. Slachtofferonderzoek
Om ongeregistreerde criminaliteit in beeld te krijgen, wordt er jaarlijks slachtofferonderzoek gedaan. Dit betekent dat er een vragenlijst naar een grote groep Nederlanders wordt gestuurd waarin zij kunnen aangeven of ze het slachtoffer zijn geweest van bepaalde misdrijven. Ook misdrijven waarvan slachtoffers geen aangifte hebben gedaan, worden hiermee gemeten.
Nadelen van slachtofferonderzoek zijn:
De vragenlijsten zijn anoniem. Toch durven sommige slachtoffers niet te vertellen over een misdrijf, omdat ze bang zijn dat de dader erachter komt. Of misschien was het misdrijf zo traumatisch, dat ze geen antwoord willen geven op de vragen.
Bij sommige vormen van criminaliteit zijn er geen directe slachtoffers. Als een bushokje wordt vernield, dan zijn er geen directe slachtoffers. Dit misdrijf wordt dus niet gemeten.
Door bovenstaande nadelen, geven slachtofferstatistieken dus ook een vertekend beeld van de werkelijkheid.
Opdracht 4
Bekijk bovenstaande video.
a) Hoe komt het dat Sameena slachtoffer werd van mensenhandel?
Ze werd verliefd op een jongen, maar hij chanteerde en bedreigde haar en dwong haar seks te hebben met allemaal andere mannen.
b) Leg uit dat mensenhandel niet vaak in politiestatistieken zal komen.
Bijvoorbeeld: Slachtoffers van mensenhandel durven vaak geen aangifte te doen. Of: Er zijn vaak geen getuigen of camerabeelden beschikbaar va mensenhandel.
c) Sommige fabrieken dumpen giftig afval in rivieren in Nederland. Dit is verboden, maar toch doen ze het, want het kost geld om het afval te laten ophalen door een afvalbedrijf. Leg uit dat zulke misdrijven niet in slachtofferstatistieken te zien zijn.
Er zijn geen mensen die direct slachtoffer zijn van dit misdrijf.
2.1.3. Daderonderzoek
Naast vragenlijsten voor slachtoffers, stuurt de politie ook vragenlijsten naar burgers waarin ze vragen of ze ooit dader zijn geweest van een misdrijf. De vragenlijsten zijn anoniem, dus de politie pakt hiermee geen daders op. Met zulke vragenlijsten onderzoekt de politie moeilijk zichtbare misdrijven, zoals internetcriminaliteit en fraude.
Nadeel van daderonderzoek:
De vragenlijsten zijn anoniem. Toch geven sommige daders hun misdrijven niet op. Dit geldt vooral voor daders van zware misdrijven. Die komen dus minder in deze statistieken voor.
Door dit nadeel geeft daderonderzoek óók een vertekend beeld van de werkelijkheid.
Opdracht 5
Welk van de volgende daders zou het misdrijf niet snel toegeven in een daderonderzoek? Leg uit.
1: Kelvin gebruikt af en toe harddrugs.
2: Marianne werkt zwart als schoonmaakster. Ze betaalt dus geen belasting.
3: Damian zit diep in het criminele circuit. Hij bedreigt en mishandelt andere mensen en heeft laatst iemand laten vermoorden.
Damien. Aangezien de misdrijven die Damien pleegt heel ernstig zijn, durft hij dit waarschijnlijk niet toe te geven, ook niet in een anoniem onderzoek.
2.1.4. De veiligheidsmonitor
De overheid wil weten hoe veilig Nederlanders zich voelen en waar gevoelens van onveiligheid vandaan komen. Dit wordt elke twee jaar via een vragenlijst gemeten. Burgers melden in de vragenlijst of ze slachtoffer zijn (geweest) van crimineel gedrag, hoe vaak ze respectloos en/of overlast gevend gedrag hebben ervaren en of ze tevreden zijn over het werk van de politie.
Foto: Veiligheidsmonitor, 2019
Opdracht 6
De grafiek hierboven gaat over de beschikbaarheid van de politie in de buurt. Welke conclusie kun je trekken als je naar de gegevens in de grafiek kijkt?
Mensen zijn sinds 2012 meer tevreden over de beschikbaarheid van de politie.
Foto: Veiligheidsmonitor, 2019
Opdracht 7
a) Bekijk de tabel hierboven. Welke specifieke overlast vinden mensen het vervelendst in 2019?
Te hard rijden
b) Wat zou de politie hier tegen kunnen doen?
Vaker controleren op te hard rijden.
c) Hadden we deze informatie ook op een andere manier kunnen krijgen?
Moeilijk, mensen doen minder snel aangifte of melding van overlast.
2.2. Beeldvorming
Criminaliteit wordt vaak breed besproken in de media. Wanneer we het hebben over Willem H. of Ridouan T. dan gaat er bij jou misschien al een lampje branden.
Media kunnen dus zorgen voor een heel groot bereik. Criminaliteit met geweld of andere opvallende vormen van misdrijven krijgen veel aandacht in de media. Iets wat sensationeel is, zorgt voor hoge kijkcijfers en veel bezoekers, wat weer gunstig is voor de inkomsten van media.
Vechtfilmpje. Foto: YouTube
Heb je geklikt? Ja hè. Hoe spannender, hoe meer we geneigd zijn om te blijven kijken. Mensen zijn banger voor terrorisme dan voor een verkeersongeluk, omdat terrorisme veel groter in de media komt dan dagelijkse verkeersongelukken. Door onze hang naar extreme video’s ontstaat er een verkeerde beeldvorming over criminaliteit.
Maar hoe onveilig we ons voelen, klopt vaak niet met hoe onveilig we zijn. Doordat we er veel over horen, denken we dus ook dat het veel gebeurt, terwijl dit eigenlijk wel meevalt, vergeleken met andere misdrijven. De kans dat je een verkeersongeluk krijgt, is bijvoorbeeld veel groter dan de kans dat je te maken krijgt met terrorisme.
Opdracht 8
Bekijk de video hierboven.
a) Hoeveel procent van de jongeren voelt zich wel eens onveilig?
41% van de jongeren voelt zich wel eens onveilig.
b) Hoeveel procent van de jongeren is slachtoffer van diefstal?
Ongeveer 13% van de jongeren is slachtoffer van diefstal.
c) Hoeveel procent van de jongeren is slachtoffer van een geweldsdelict?
Ongeveer 4% van de jongeren is slachtoffer van een geweldsdelict.
d) Begrijp jij dat veel jongeren zich onveilig voelen? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want je kan altijd te maken krijgen met een misdrijf en daardoor kan je je onveilig voelen. Of: Nee, want Nederland is helemaal niet zo onveilig.
e) Vermogensdelicten zoals diefstal komen veel vaker voor dan geweldsdelicten. Waarom lezen we in het nieuws vaker over geweld dan over diefstal, denk je?
Bijvoorbeeld: Omdat het minder interessant is om te lezen over diefstal. Of: Omdat geweld ernstiger is, dus het is belangrijker nieuws.
Beelden in de media bepalen dus hoe wij over criminaliteit denken. Dit gaat in drie stappen:
Hoe bepalen media ons beeld van criminaliteit?
Beelden worden heel snel over de hele wereld verspreid.
Ernstige misdrijven krijgen in de media meer aandacht dan minder ernstige misdrijven.
Er ontstaat een verkeerd beeld over criminaliteit bij mensen.
Opdracht 9
Leg uit hoe het verschil ontstaat tussen daadwerkelijk veelvoorkomende criminaliteit en de criminaliteit die volgens mensen het meeste plaatsvindt.
Ernstige misdrijven komen sneller in de media. Andere vormen van criminaliteit, zoals diefstal of fraude, komen veel vaker voor, maar zien we minder in het nieuws. Hierdoor denken mensen dat ernstige misdrijven vaker voorkomen, terwijl dat eigenlijk niet zo is.
Beelden worden dus snel over de wereld verspreid. Terrorisme en schietpartijen over de hele wereld staan in enkele minuten ook bij jou op Instagram. Want: hoe meer sensatie, hoe hoger de kijkcijfers en hoe meer inkomsten voor het mediabedrijf.
Wat nog erger is: sommige misdadigers gebruiken media juist om aandacht te geven aan hun misdaad.
Hoe de terrorist van Christchurch tot zijn massamoord kwam
Brenton Tarrant start zijn auto. Hij zet de navigatie aan en muziek op. Een lied dat een lofzang op de Servische leider en veroordeelde oorlogsmisdadiger Radovan Karadzic is. Hij draagt militaire handschoenen, beschermende kleding en streamt zijn autorit live op Facebook, via een ‘action cam’, die hij op zijn hoofd draagt. Rustig rijdt hij naar een moskee, parkeert zijn auto in een steegje ernaast en pakt een van zijn geweren uit de achterbak. De livestream loopt nog steeds.
De moordenaar van Christchurch uit de bron hierboven heeft het idee opgedaan door andere vergelijkbare aanslagen.
Op zijn zwarte geweer en de magazijnen staan in witte letters namen geschreven. Die van Luca Trani, een Italiaan die vorig jaar zes Afrikaanse migranten neerschoot en de naam van Alexandre Bissonnette, die in 2017 zes mensen doodschoot in een Canadese moskee.
De populariteit van criminaliteit in media heeft vervelende gevolgen. Zoals in het voorbeeld hierboven, kan het zorgen voor kopieergedrag.
Er zijn nog twee andere negatieve gevolgen van beeldvorming. Het kan zorgen voor stereotypen en het kan de publieke opinie (de mening van mensen) beïnvloeden. Dat leggen we hier uit:
Drie gevolgen van beeldvorming bij criminaliteit
Het kan zorgen voor kopieergedrag. Sommige misdrijven zorgen voor inspiratie bij anderen.
Het kan zorgen voor stereotypen. Dankzij het programma Opsporing Verzocht wordt vaak gezegd dat criminaliteit alleen wordt gepleegd door mensen van niet-Nederlandse afkomst.
Het kan de publieke opinie beïnvloeden. Soms is een verdachte zoveel in het nieuws, dat deze niet meer anoniem is en door mensen al veroordeeld is zonder dat zijn schuld is bewezen.
Veel media-aandacht zaak Thijs Römer? ‘In Amerika had er een helikopter boven zijn huis gehangen’
Vierendertig journalisten en cameraploegen waren gisteren aanwezig bij de rechtszaak tegen acteur Thijs Römer. Is al deze media-aandacht terecht? Journalist Tom Kleijn vond het nog meevallen. “Als dit Duitsland of Amerika was geweest, dan had er een helikopter boven zijn huis gehangen”, zegt hij bij Spraakmakers.
Staat alle media-aandacht een eerlijk proces voor Römer in de weg? Anna Dijkman vindt van niet. “Hij heeft dit ook echt zelf veroorzaakt.” Inmiddels krijgt de acteur en Gouden Kalf-winnaar geen rollen meer aangeboden. “Dit is iets waar hij hier de rest van zijn leven mee te maken zal hebben.”
a) Leg uit dat door beeldvorming in de media iemand al als dader wordt gezien, terwijl deze nog verdachte is.
Als de media heel veel aandacht geeft aan één verdachte, dan gaan mensen er al gauw vanuit dat hij wel écht de dader moet zijn.
b) Wat is het effect van de media-aandacht voor Thijs Römer?
Hij krijgt al geen rollen meer aangeboden.
c) Een ander effect van beeldvorming in de media is dat het zorgt voor stereotypen. Geef een eigen voorbeeld hiervan.
Bijvoorbeeld: Als er in de media veel aandacht is voor jongeren die messen dragen, dan denken mensen op een gegeven moment misschien dat alle jongeren een mes op zak hebben.
2.3. Een maatschappelijk vraagstuk
Een maatschappelijk vraagstuk is een belangrijk onderwerp in de samenleving, dat niet zomaar voorbij gaat. Het heeft vier kenmerken:
Veel mensen vinden de situatie onwenselijk;
Er zijn verschillende meningen over de oplossing;
Het vraagstuk krijgt aandacht in de media;
Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid.
Criminaliteit is ook een maatschappelijk vraagstuk. Kijk maar:
Kenmerk 1: Veel mensen vinden de situatie onwenselijk Slachtoffers van criminaliteit hebben pijn en zijn bang of boos, en soms overlijden er zelfs mensen. Daarnaast kost het opsporen en straffen van criminelen veel belastinggeld – denk aan de salarissen van politie en rechters, en de kosten van gevangenissen.
Kenmerk 2: Er zijn verschillende meningen over de oplossing Sommige mensen willen strengere straffen invoeren. Andere mensen willen dat criminelen juist geholpen worden om hun leven te beteren. En weer anderen zeggen dat de overheid meer aandacht moet besteden aan het voorkómen van criminaliteit.
Kenmerk 3: Het vraagstuk krijgt aandacht in de media In kranten en op het internet wordt regelmatig verslag gedaan over misdrijven in Nederland: met oud en nieuw lees je over illegaal vuurwerk, en belangrijke rechtszaken zijn groot nieuws in de krant en op het journaal.
Kenmerk 4: Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid De overheid bepaalt wat strafbaar is, en politie en justitie gaan criminaliteit tegen. En er zijn allemaal organisaties die mensen helpen om niet in de criminaliteit te belanden. De jeugdzorg biedt bijvoorbeeld psychologische hulp aan jongeren, en het UWV helpt mensen om een baan te vinden, zodat ze op een legale manier geld verdienen.
Opdracht 11
Bekijk bovenstaande video.
a) Wat vind je ervan, dat het strafbaar is om in te loggen op iemand anders’ socialmedia-account?
Bijvoorbeeld: Goed, want zo kun je mensen straffen als ze iemand proberen te hacken.
b) Wat is de maximale gevangenisstraf voor cybercriminaliteit?
Vier jaar.
c) Welke twee kenmerken van een maatschappelijk probleem herken je in de video?
1) Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of de overheid. 2) Het vraagstuk krijgt aandacht in de media.
d) Leg uit waarom je die twee kenmerken herkent in de video.
1) Omdat de politie deze filmpjes heeft gemaakt en jongeren bewust wil maken dat hacken echt niet mag. 2) Verschillende influencers maken er filmpjes en instagramposts over.
Ajouad El Miloudi stelt belangrijke vragen aan criminele jongeren
Hoe komt een mens ertoe het kwade te doen? Een vraag die door journalist Ajouad El Miloudi met tintelfris enthousiasme wordt gesteld.
In het door de NTR uitgezonden programma “Ajouad en de Top 600” gaat hij op zoek naar antwoord op de vraag waarom hij zelf, afkomstig uit een kansarme buurt, als jochie niet is afgegleden in de criminaliteit. En waarom de zeshonderd jongeren tot 21 jaar die figureren op de Amsterdamse hitlijst van veelplegers zo veel overlast veroorzaken. Ze beroven mensen met zware geweldpleging, dragen messen en pistolen, plegen liquidaties en handelen in drugs.
Meestal ontmoette de programmamaker de jongens (uitsluitend jongens) op straat, die als een bijenvolk bij een korf rond het busje van wijkagent Steven de Groot zwermden. Die geniet zowel gezag als vertrouwen. Hij spreekt hun straattaal, dolt met ze, kent ze bij naam, geeft ze soms een lift en weet daardoor goed wat er gaande is. De keerzijde is het risico dat de criminelen een loopje met hem nemen. Zo toonde een van de jongens de camera een groot mes, buiten het zicht van de wijkagent die joviaal aan het stoeien was.
Eén kenmerk van een maatschappelijk probleem is dat er verschillende meningen zijn over de oplossing van het probleem. Welke andere twee kenmerken van een maatschappelijk probleem herken je in de tekst? Citeer bij beide kenmerken een zin uit de tekst die erbij past.Kenmerk: Veel mensen vinden de situatie onwenselijk. Citaat: “En waarom de … veel overlast veroorzaken.” Of: Kenmerk: Het vraagstuk krijgt aandacht in de media. Citaat: “In het door … in de criminaliteit.” Of: Kenmerk: Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid. Citaat: “Meestal ontmoette de … de Groot zwermden.” of: “Hij spreekt hun … er gaande is.” LET OP: Schrijf je antwoord zo op:
Kenmerk 1: …
Citaat dat bij kenmerk 1 past: …
Kenmerk 2: …
Citaat dat bij kenmerk 2 past: …
1. Welke uitspraak over ongeregistreerde criminaliteit is waar?
Correct!Wrong!
2. Wat is een nadeel van slachtofferonderzoek?
Correct!Wrong!
3. Welke uitspraak over media en de beeldvorming over criminaliteit is waar?
Correct!Wrong!
4. Waarom is criminaliteit een maatschappelijk vraagstuk?
Stel je voor dat de overheid helemaal NIETS deed aan de bestrijding van criminaliteit. Dan konden criminelen hun gang gaan zonder straf te krijgen. Diefstal, geweld en moord zouden aan de orde van de dag zijn. Het zou een chaos worden in Nederland en misschien zouden onschuldige burgers zelfs moeten vrezen voor hun leven.
Maar stel je nu voor dat de overheid ALLES zou doen aan de bestrijding van criminaliteit. Ze zouden in elk huis camera’s ophangen en die camera’s werden 24 uur per dag bekeken. Ze zouden iedereen die zich afwijkend gedraagt, zonder enig bewijs in de gevangenis zetten. Zou je daar gelukkig van worden?
Wat mag de overheid doen ter bestrijding van criminaliteit? En welke rechten hebben burgers in Nederland? Daar gaat deze les over.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de kenmerken zijn van een rechtsstaat.
Uitleggen wat klassenjustitie is.
Weten wat de uitgangspunten zijn van het strafrecht.
Weten wat het dilemma tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving is.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
Mag de politie jouw kluisje doorzoeken, als zij denken dat dit nodig is? Waarom vind jij dat dit wel/niet mag?
Bijvoorbeeld: Ja, want als er kans is op illegaal vuurwerk of vuurwapens, dan moet dit gevonden worden voor de veiligheid van scholieren. Of: Nee, ik vind het niet oké dat politie de privéspullen van onschuldige scholieren bekijkt.
3.1. Kenmerken van de rechtsstaat
Nederland is een rechtsstaat, dit staat vastgelegd in de Grondwet. In een rechtsstaat staan rechten en plichten vastgelegd voor burgers en overheid. Een rechtsstaat heeft vier belangrijke kenmerken:
De vier kenmerken van een rechtsstaat
Rechtsgelijkheid. Dit betekent dat iedereen in Nederland voor de wet gelijk is. Iedereen heeft dus recht op een gelijke behandeling door de overheid, de politie en de rechter, ongeacht jouw geslacht, afkomst, geloof, seksuele voorkeur of politieke voorkeur.
Grondrechten. Alle burgers hebben grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, vrijheid van vereniging en demonstratie, en kiesrecht. Dit is belangrijk, want daardoor kunnen mensen stemmen op de politieke partij die bij ze past, of demonstreren tegen het beleid van de overheid als ze het daarmee oneens zijn. Hierdoor wordt de macht van de overheid dus niet té groot.
Machtenscheiding. In Nederland is er niet één groep mensen met alle macht. De macht is namelijk gescheiden en over drie groepen mensen verdeeld. Rechters zijn bijvoorbeeld onafhankelijk van de overheid, want rechters beoordelen zelf of verdachten schuldig zijn of niet. De overheid mag jou dus niet zonder rechtszaak in de gevangenis zetten. Op deze manier heeft de overheid niet alle macht.
Legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel betekent dat alles wat de overheid doet, gebaseerd moet zijn op een wet. Op deze manier heb je rechtszekerheid: de zekerheid dat je wordt behandeld volgens de wet. Je kunt dus alléén ergens voor gestraft worden, als in de wet staat dat je daarvoor gestraft kunt worden. Ook de maximumstraf die een rechter kan opleggen, staat in de wet. Een hogere straf kan nooit gegeven worden.
Wat is nu de kern van die vier kenmerken van de rechtsstaat? Het allerbelangrijkst is dat burgers worden beschermd tegen té veel macht van de overheid. De overheid heeft namelijk best wat macht: ze bedenken wetten en voeren ze uit.
Maar verder mogen ze niet zomaar doen wat ze willen. Want we leven in een rechtsstaat: burgers moeten gelijk behandeld worden (kenmerk 1), burgers hebben grondrechten (kenmerk 2), er is een machtenscheiding dus rechters zijn onafhankelijk van de overheid (kenmerk 3) en door het legaliteitsbeginsel moet ook de overheid zich aan de wet houden (kenmerk 4).
De burgers worden dus beschermd tégen teveel macht van de overheid. Dit noemen we ook wel: rechtsbescherming.
De Wet computercriminaliteit III sluit aan bij de snelle ontwikkelingen van de technologie, het internet en de computercriminaliteit en zet de lijn voort die is ingezet met de Wet computercriminaliteit I (1993) en de Wet computercriminaliteit II (2006).
a) Uit welk jaar dateert de allereerste Wet computercriminaliteit?
In 1993.
b) Vóór de eerste Wet computercriminaliteit werd er al gefraudeerd via het internet. Leg uit dat deze computercriminelen geen straf konden krijgen.
Volgens het legaliteitsbeginsel kan je niet gestraft worden voor iets dat niet in de wet staat. Vóór 1993 stond er niet in de wet dat je straf kon krijgen voor computercriminaliteit, dus ze gingen vrijuit.
Opnieuw tienduizenden betogers in Israël tegen hervormingen rechtssysteem
In Israël demonstreren opnieuw tienduizenden mensen tegen de plannen van premier Netanyahu. De regering van Netanyahu wil met de hervormingen de macht van de rechters binnen het Hooggerechtshof inperken. Tot maandag konden deze rechters beslissingen van de regering tegenhouden als ze die onredelijk achtten.
Maar het parlement nam maandag een eerste wet aan, waarmee de macht van de regering toeneemt ten koste van het Hooggerechtshof. Volgens critici bedreigt premier Netanyahu met zijn wetten de democratie in Israël. Netanyahu ontkent dat.
a) Over welk van de vier kenmerken van de rechtsstaat gaat dit bericht?
Machtenscheiding.
b) Waarom demonstreren zoveel mensen tegen de nieuwe wet, denk je?
Omdat de regering veel machtiger wordt, waardoor ze wetten kunnen doorvoeren zonder iemand die dit controleert.
c) Leg in twee zinnen uit dat de Israëlische rechtsstaat onder druk staat.
Als de overheid de macht van rechters inperkt, dan is er geen onafhankelijke rechtspraak meer. Dan wordt de overheid minder gecontroleerd, en kunnen ze makkelijker wetten doorvoeren die de grondrechten van burgers schaden.
Belgen protesteren tegen klassenjustitie en racisme in zaak rond dood Sanda Dia
Antwerpse rechters veroordeelden de 18 leden van studentenvereniging Reuzegom vorige week tot taakstraffen tot 300 uur en geldboetes tot 400 euro voor de dood van Sanda Dia. De 20-jarige Dia werd tijdens zijn ontgroening ernstig mishandeld met de dood tot gevolg.
In België protesteerden honderden mensen tegen de uitspraak in de zaak-Sanda Dia. Volgens de demonstranten zijn de uitgesproken straffen veel te mild en doorspekt met klassenjustitie en racisme. De demonstranten zijn boos dat na een rechtszaak die 4,5 jaar duurde, de straffen zo laag uitvallen. Volgens de demonstranten heeft dit alles te maken met “de gegoede klasse” waaruit de veroordeelden afkomstig zijn, en met de donkere huidskleur van het slachtoffer. “En zouden we dezelfde toegeeflijkheid hebben gehad als de daders van Afrikaanse of Noord-Afrikaanse afkomst waren geweest?” vragen ze zich af.
a) Leg in je eigen woorden uit waarom de demonstranten het vonnis van de rechter oneerlijk vinden.
Ze denken dat de daders anders behandeld worden op basis van hun klasse en afkomst, en op basis van de huidskleur van het slachtoffer.
b) Wat heeft dit artikel met rechtsgelijkheid te maken?
De demonstranten denken dat de rechters niet volgens het principe van rechtsgelijkheid hebben gehandeld.
c) Je kunt een grondrecht herkennen in dit artikel. Welk grondrecht?
Het recht om te demonstreren.
3.1.1. Klassenjustitie
Iedereen in Nederland heeft recht op een gelijke behandeling. Toch worden sommige groepen mensen op basis van afkomst of maatschappelijke positie anders behandeld door politie en justitie. Dit noemen we: klassenjustitie.
Foto: ANP
Klassenjustitie kan ontstaan als politie en justitie vooroordelen hebben over groepen mensen. Of het kan het gevolg zijn van een laag inkomen. Beeld je maar eens in: een verdachte die geen dure advocaat kan betalen, die in slordige kleding naar de rechtszaak komt en die de ingewikkelde woorden van rechter niet goed begrijpt, wordt misschien wel anders beoordeeld in een rechtszaak vergeleken met een verdachte in een net pak met een dure advocaat.
Marechaussee discrimineerde bij grenscontroles, mag huidskleur niet meewegen
De Koninklijke Marechaussee mocht in september 2021 van een lagere rechtbank reizigers aan de grens controleren op basis van uiterlijke kenmerken, zoals hun huidskleur. Maar het gerechtshof Den Haag oordeelt nu anders. De Koninklijke Marechaussee mag mensen niet langer controleren op basis van uiterlijke kenmerken, zoals hun huidskleur, want dat is een vorm van … .
“Een dergelijke vorm van … leidt tot stigmatisering en gevoelens van pijn.” Omdat dat ernstige gevolgen zijn, mag dat “alleen als daar bijzonder zwaarwegende redenen voor zijn”. Volgens het hof heeft de Staat niet aangetoond dat dit het geval is. “Dit betekent dat de marechaussee zich schuldig maakt aan discriminatie op grond van ras en dat is verboden.”
a) Werden, volgens het hof, zwarte mensen oneerlijk behandeld door de marechaussee?
Ja. Ze werden onterecht vaker gecontroleerd op basis van hun huidskleur.
b) In de tekst is tweemaal hetzelfde woord weggelaten. Welk woord kun je daar invullen?
Klassenjustitie
c) Leg uit dat klassenjustitie in strijd is met de rechtsgelijkheid.
Volgens rechtsgelijkheid moeten alle mensen gelijk worden behandeld, maar bij klassenjustitie worden bepaalde groepen mensen ongelijk en oneerlijk behandeld.
3.2. Het strafrecht
Zoals je hierboven hebt gelezen, worden Nederlandse burgers beschermd tegen té veel macht van de overheid. Dit zijn drie regels waar álle burgers, dus ook verdachten, op kunnen rekenen binnen het strafrecht:
uitgangspunten van het strafrecht
Delicten en straffen staan beschreven in de wet.
Er wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Er wordt rekening gehouden met de situatie.
3.2.1. Delicten en straffen staan beschreven in de wet
In de wet staat beschreven wat strafbaar is, en welke straf je maximaal kan krijgen. Als het niet in de wet staat dat je iets niet mag doen, kun je er dus ook niet voor gestraft worden!
Daarnaast ben je pas schuldig als de rechter bepaalt dat je schuldig bent. Vóór die tijd ben je een onschuldig mens. En ook als er niet genoeg bewijs is, ben je onschuldig.
3.2.2. Er wordt rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In het strafrecht houdt men rekening met de persoonlijke eigenschappen van de dader. Als de dader psychisch niet in staat is om beslissingen te maken, bijvoorbeeld omdat hij een mentale ziekte heeft, dan kan hij geen gewone straf opgelegd krijgen (hij kan wél verplicht psychische hulp krijgen).
Er wordt ook rekening gehouden met je leeftijd. Voor jongeren onder de zestien (en soms onder de 23 jaar) gelden andere regels. Dit bespreken we straks les 6.
Man steekt zijn moeder dood na ‘stemmen in zijn hoofd’, tbs geëist
De 44-jarige man die in september 2021 zijn moeder doodstak, heeft voor de rechtbank verklaard dat ‘stemmen in zijn hoofd’ zeiden dat hij dat moest doen. Onderzoek wees uit dat de verdachte door een psychose volledig ontoerekeningsvatbaar was toen hij zijn moeder neerstak. Hij heeft volgens deskundigen een ernstige psychische stoornis.
De officier van justitie eist tbs met dwangverpleging. “Naast verdriet heeft de familie ook angst. De angst dat de verdachte vrijkomt en zijn plan afmaakt. De verdachte heeft namelijk aangegeven dat hij ook zijn vader om het leven wilde brengen die donderdagmiddag, maar die was op dat moment niet thuis”, zei de officier van justitie.
a) De verdachte was ontoerekeningsvatbaar door een psychose. Zoek op Google wat dit is.
Als je een psychose hebt, zie en hoor je dingen die er niet echt zijn. Hierdoor was hij ontoerekeningsvatbaar: het is dus de schuld van zijn ziekte dat hij zijn moeder doodstak.
b) Waarom krijgt de verdachte geen gewone straf?
Omdat hij mentaal ziek is.
c) De verdachte krijgt wél tbs. Zoek op Google wat dit is.
Hij wordt verplicht opgesloten in een kliniek waar hij psychische hulp krijgt. Het doel hiervan is dat hij ooit weer goed kan functioneren in de samenleving.
3.2.3. Er wordt rekening gehouden met de situatie
Soms is er in een situatie sprake van noodweer. Noodweer betekent dat je jezelf of iemand anders moest verdedigen. Je hebt bijvoorbeeld iemand met een mes gestoken omdat hij een pistool op jou richtte.
Of er was sprake van overmacht. Overmacht betekent dat je niets anders kón doen. Je hebt bijvoorbeeld een ladder gestolen, of een deur ingetrapt, zodat je iemand uit een brandend huis kon redden.
Bij noodweer of bij overmacht, krijg je geen straf.
Verder worden ernstige delicten zwaarder bestraft dan niet-ernstige delicten. En misdrijven en overtredingen kunnen bovendien verjaren. Dat betekent dat als het lang geleden is dat het misdrijf gepleegd is, dat je dan geen straf meer kan krijgen.
Opdracht 7
Kies bij elke situatie of er sprake is van noodweer, van overmacht, of van geen van beiden.
a) Je vriendin heeft een ernstige epileptische aanval. Je moet onmiddellijk naar het ziekenhuis rijden. Je rijdt te hard en door rood licht.
Overmacht.
b) Een onbekende roept vanaf de overkant van de straat dat hij je in elkaar wil slaan. Jij stapt in je auto en rijdt hem aan.
Geen van beiden: je had namelijk gewoon weg kunnen rijden. Je bent dus schuldig en krijgt straf.
c) Midden in de nacht tref je een inbreker met een wapen aan in jouw huis. Je slaat hem zo hard dat hij van de trap valt.
Noodweer.
Opdracht 8
a) Wat betekent het als een misdrijf is “verjaard”?
Een aantal jaar ná het plegen van het misdrijf kan je niet meer gestraft worden.
b) Bekijk de verjaringstermijnen op deze website. Stel dat je graffiti spuit in een treinstation. Kun je na vier jaar nog gestraft worden?
Nee, de verjaringstermijn is drie jaar.
c) Gelden voor alle misdrijven dezelfde verjaringstermijnen? Leg uit.
Nee, sommige misdrijven zijn na een paar jaar al verjaard, en andere misdrijven verjaren nooit.
3.3. Dilemma van de rechtsstaat
Bijna alle Nederlanders zullen het erover eens zijn: de overheid moet ervoor zorgen dat burgers veilig zijn en dat misdadigers gestraft worden. Dit noemen we ook wel: rechtshandhaving. Rechtshandhaving is een van de belangrijkste taken van overheden.
Maar dit betekent niet dat de overheid vanwege de rechtshandhaving gewoon maar alles mogen doen wat ze willen. We hebben gezien dat Nederland een rechtsstaat is en dat burgers dus ook rechten hebben: bijvoorbeeld het recht op privacy, recht op huisvrede en recht op een onafhankelijke rechter. De politie mag iemand niet zonder reden fouilleren of zijn huis binnendringen. En de rechter moet voldoende bewijs hebben om misdadigers te straffen. Burgers worden dus beschermd tegen té veel macht van de overheid. Dit heet ook wel: rechtsbescherming.
Foto: Fons Heijnsbroek
Opdracht 9
Alle vier de kenmerken van de rechtsstaat zorgen voor rechtsbescherming.
a) Leg uit dat rechtsgelijkheid zorgt voor rechtsbescherming.
Bijvoorbeeld: Rechtsgelijkheid zorgt ervoor dat de overheid niet willekeurig mensen kan oppakken vanwege hun (politieke) mening, huidskleur of maatschappelijke positie.
b) Leg uit dat grondrechten zorgen voor rechtsbescherming.
Bijvoorbeeld: Grondrechten zorgen ervoor dat de burgers rechten en vrijheden hebben zodat ze veilig kunnen protesteren als ze het overheidsbeleid niet goed vinden.
c) Leg uit dat de machtenscheiding zorgt voor rechtsbescherming.
Bijvoorbeeld: Machtenscheiding zorgt ervoor dat de overheid zelf geen mensen kan straffen, want dat mag alleen de rechter doen.
d) Leg uit dat het legaliteitsbeginsel zorgt voor rechtsbescherming.
Bijvoorbeeld: Het legaliteitsbeginstel zorgt ervoor dat de overheid niet zomaar mensen kan vervolgen omdat ze iets doen waar de overheid het niet mee eens is. Er moet een wet over bestaan, anders kan de overheid je niet vervolgen.
Soms botsen rechtshandhaving en rechtsbescherming met elkaar. Mag de politie iemands internetgeschiedenis bekijken? Aan de ene kant heeft die persoon recht op privacy, vanwege de rechtsbescherming. Aan de andere kant kunnen misdaden misschien makkelijker worden opgelost als dit wél mag, dus dat is goed voor de rechtshandhaving.
DILEMMA TUSSEN RECHTSHANDHAVING EN RECHTSBESCHERMING
Rechtshandhaving
De overheid let erop dat mensen zich aan de regels houden.
Rechtsbescherming
De overheid beschermt de grondrechten en vrijheden van burgers.
Deze botsing tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming noemen we ook wel: het dilemma tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming, of het dilemma van de rechtsstaat.
Opdracht 10
a) Vind jij dat de politie mensen zomaar mag fouilleren op straat? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, als dit nodig is om veiligheid op straat te garanderen, mag dit. Of: Nee, want zolang je nergens van wordt verdacht heb je recht op privacy.
b) Past jouw vorige antwoord meer bij rechtshandhaving of bij rechtsbescherming?
Bijvoorbeeld: Bij rechtshandhaving, want ik vind veiligheid belangrijker dan rechten van individuen. Of: Rechtsbescherming, want ik vind dat grondrechten van burgers heel belangrijk zijn.
c) Mag de politie jouw telefoon afluisteren, als ze denken dat dit nodig is? Wat vind jij?
Bijvoorbeeld: Ja, want zo kunnen ze makkelijk criminelen opsporen. Of: Nee, want als politie geen vermoeden hebt van criminele activiteiten dan moeten ze uit mijn privé-gegevens blijven.
d) Past jouw vorige antwoord meer bij rechtshandhaving of bij rechtsbescherming?
Bijvoorbeeld: Bij rechtshandhaving, want ik vind veiligheid belangrijker dan privacy. Of: Rechtsbescherming, want ik vind dat privacy niet zomaar geschonden mag worden zonder goede reden.
1. Waarom is het legaliteitsbeginsel zo belangrijk?
Correct!Wrong!
2. Het dilemma van de rechtsstaat houdt in dat:
Correct!Wrong!
3. Dylan wordt veroordeeld voor belastingontduiking, en krijgt een hoge straf. Volgens Dylan is er sprake van klassenjustitie. Wat is een voorbeeld van klassenjustitie?
Correct!Wrong!
4. Sarah komt voor de rechter omdat ze iemand heeft geslagen. Welke uitspraak over Sarah is waar?
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1
… (1) … waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht Artikel 158: Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van … (2) … twee jaren of geldboete, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Tekst 1 is een fragment uit het Wetboek van Strafrecht.
Wat moet op de puntjes in tekst 1 worden ingevuld?
A. 1 Misdrijven, 2 ten hoogste.
B. 1 Misdrijven, 2 ten minste.
C. 1 Overtredingen, 2 ten hoogste.
D. 1 Overtredingen, 2 ten minste.
A. (1) Misdrijven (2) ten hoogste.
Opdracht 2
Strafbaar gedrag kan onder andere staan in:
a. De Opiumwet.
b. De Wegenverkeerswet.
c. De Wet op wapens en munitie.
d. Het Wetboek van Strafrecht.
Hieronder staan vier strafbare feiten.
1. Joyriding.
2. Openbare dronkenschap.
3. Rijden onder invloed.
4. Xtc-productie.
Geef van elk strafbaar feit aan in welke wet of wetboek het strafbare feit staat. Let op: niet elke wet of wetboek hoeft in je antwoord voor te komen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. Joyriding staat in …
2. Openbare dronkenschap staat in …
3. Rijden onder invloed staat in …
4. Xtc-productie staat in …
1. Joyriding staat in: b / de Wegenverkeerswet.
2. Openbare dronkenschap staat in: d / het Wetboek van Strafrecht.
3. Rijden onder invloed staat in: b / de Wegenverkeerswet.
4. Xtc-productie staat in: a / de Opiumwet.
Afbeelding 1: Watervogels liever niet voeren!
Watervogels liever niet voeren!
Brood is ongezond voor watervogels. Ze worden er ziek van.
Voer trekt ratten en ander ongedierte aan.
Het water wordt troebel en gaat stinken.
Overmatig voeren verstoort het natuurlijke gedrag.
Welke van de volgende beweringen is van toepassing op afbeelding 1?
Op het bord:
A. staat een geschreven regel. De politie kan dus boetes uitdelen bij overtreding.
B. staat een geschreven regel. De regel is namelijk opgeschreven op het bord.
C. staat een ongeschreven regel. Boa’s mogen boetes uitdelen bij overtreding van de regel.
D. staat een ongeschreven regel. Er mag geen boete worden uitgedeeld bij overtreding van de regel.
D. staat een ongeschreven regel. Er mag geen boete worden uitgedeeld bij overtreding van de regel.
Opdracht 4
Het aantal geregistreerde gevallen van diefstal is meestal lager dan het aantal werkelijk gepleegde gevallen van diefstal. Geef hiervoor twee verklaringen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Verklaring 1: …
Verklaring 2: …
Verklaring 1: Niet alle diefstallen worden aangegeven (bij de politie).
Verklaring 2: Niet alle diefstallen worden door de politie ontdekt/opgespoord.
Ook goed rekenen: De politie kan fouten maken bij het registreren (van diefstallen).
Opmerking: Het antwoord ‘fouten van de politie’ zonder dat duidelijk is gemaakt dat het om registratiefouten gaat, mag niet goed gerekend worden.
Opdracht 5
Uit onderzoek blijkt dat beeldvorming over criminaliteit niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Wat kan daarvan een oorzaak zijn?
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
B. De scheiding der machten speelt hier een grote rol in.
C. Criminaliteit is een onbelangrijk thema voor de media.
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
Tekst 2: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken de schade vaak vergoeden.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Van Dam kan weten dat er weinig aangifte wordt gedaan omdat hij de politiestatistieken kan inzien.
Waarop worden politiestatistieken gebaseerd?
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
B. Daderonderzoek en slachtofferonderzoek.
C. Door de politie opgespoorde zaken en daderonderzoek.
D. Slachtofferonderzoek en aangiften.
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
Tekst 3: Alle sisverbod-zaken Rotterdam van de baan
Justitie in Rotterdam seponeert alle zaken rond het zogeheten sisverbod. De gemeente voerde het sisverbod drie jaar geleden in. Mannen die vrouwen en LHBTI+’ers* op straat lastigvielen, intimideerden en bijvoorbeeld naar ze sisten, riskeerden sindsdien een boete van 200 euro.
Tegen één man werd een proefproces gevoerd tot bij het gerechtshof in Den Haag. Dat oordeelde eind vorig jaar dat het verbod juridisch niet houdbaar is, omdat er geen wet is die straatintimidatie verbiedt.
* De afkorting LHBTI+ staat onder andere voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen.
Aan de uitspraak van het gerechtshof in tekst 3 kun je zien dat Nederland een rechtsstaat is. Een kenmerk van een rechtsstaat is dat er sprake is van machtenscheiding.
Welk ander kenmerk van een rechtsstaat is te herkennen in de uitspraak van het gerechtshof? Leg je antwoord uit. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een ander kenmerk is … , want …
Bijvoorbeeld:
– Een ander kenmerk is het legaliteitsbeginsel / het handelen van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet, want de rechter zegt dat je geen burgers mag vervolgen voor iets dat niet in de wet strafbaar gesteld is.
Of:
– Een ander kenmerk is dat er grondrechten zijn, want een grondrecht is het legaliteitsbeginsel / want de rechter zegt dat je geen burgers mag vervolgen voor iets dat niet in de wet strafbaar gesteld is.
Of:
– Een ander kenmerk is dat de rechters onafhankelijk zijn, want een rechter stelt de overheid in het ongelijk en de overheid moet daarom haar beleid veranderen.
Tekst 4: OM wil af van briefgeheim op pakketjes
Het Openbaar Ministerie (OM) wil verdachte postpakketten direct kunnen openen. Het gaat om pakketten die zijn verstuurd via PostNL, waar mogelijk drugs of andere illegale goederen in zitten.
Het briefgeheim maakt het openen van postpakketten en de opsporing van de daders lastig en tijdrovend. Het briefgeheim moet daarom worden opgeheven, zegt een officier van justitie in het tv-programma Nieuwsuur. Het briefgeheim staat in de Grondwet.
In een rechtsstaat heeft de overheid twee taken, die met elkaar kunnen botsen. Een van deze taken is rechtshandhaving.
In tekst 4 staat dat het OM verdachte postpakketten direct wil kunnen openen en daarom het briefgeheim wil afschaffen.
Leg uit met welke ándere taak van de overheid deze wens van het OM kan botsen. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Deze wens van het OM kan botsen met de taak …, want …
Deze wens van het OM kan botsen met de taak rechtsbescherming, want:
– het briefgeheim is een recht dat in de Grondwet staat en de overheid moet dit grondrecht van de burger beschermen.
Of:
– het opheffen/afschaffen van het briefgeheim gaat ten koste van de privacy van de verzender en de ontvanger van de pakketten.
Tekst 5
Als bijvoorbeeld arbeidsmigranten die het Nederlands niet goed beheersen, een zwaardere straf krijgen omdat met hen op de rechtszitting niet goed te praten valt, en ze een celstraf krijgen terwijl iemand anders in een soortgelijke zaak een taakstraf zou hebben gekregen.
Misschien heb je wel eens gehoord van de moord op Anne Faber. In 2017 werd Anne Faber vermist. Haar lichaam werd een paar dagen later door de politie gevonden. Wat is er toen gebeurd? Wie heeft onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak, wie heeft gezocht naar de verdachte en wie heeft de verdachte voor de rechter gebracht?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de taken zijn van de reclassering.
Uitleggen welke taken en bevoegdheden de politie heeft.
Weten welke taken en bevoegdheden de BOA heeft.
Weten wat de taken zijn van de reclassering.
Foto: ANP
Het antwoord op deze vragen is: de officier van justitie. De officier van justitie is een persoon met als beroep verdachten opsporen en vervolgen. In deze les verdiepen we ons in het beroep van officier van justitie en in de taken van de politie.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina. De mevrouw in de video is officier van justitie in de zaak over Anne Faber. Beschrijf in één zin wat zij doet in de video.
Ze vertelt aan de rechter waar de verdachte van verdacht wordt.
4.1. De officier van justitie
In Nederland zijn er ongeveer 800 mensen die officier van justitie zijn. Zij hebben Rechten gestudeerd en daarna nog een opleiding gevolgd tot officier van justitie. Alle officieren van justitie werken bij het Openbaar Ministerie (het OM), dat is een afdeling bij de overheid.
drie taken van de officier van justitie
Het opsporingsonderzoek leiden: De officier van justitie zorgt ervoor dat de politie de verdachte gaat opsporen.
De verdachte vervolgen: De officier van justitie brengt de verdachte voor de rechter, als dit nodig is.
De verdachte aanklagen: De officier van justitie eist van de rechter dat die een straf oplegt aan de verdachte.
Opdracht 2
Bekijk nogmaals de video bovenaan de pagina als dat nodig is. Welk van de drie taken herken je in de video?
De derde taak: De verdachte aanklagen.
4.1.1. Het opsporingsonderzoek leiden
De eerste taak van de officier van justitie is het opsporingsonderzoek leiden. Denk even terug aan de moord op Anne Faber. In deze zaak heeft de officier van justitie aan de politie de opdracht gegeven om de moord te onderzoeken. De politie onderzocht hoe Anne om het leven is gekomen. Of ze DNA van de verdachte kunnen vinden, of dat er misschien getuigen of camerabeelden zijn van de moord.
4.1.2. De verdachte vervolgen?
De tweede taak van de officier van justitie is het vervolgen van de verdachte. Dat betekent dat de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak moet plaatsvinden. De verdachte moet dan dus naar de rechter.
Foto: ANP
Maar soms maakt de officier van justitie de beslissing om níét te vervolgen. Als er niet genoeg bewijs is, of als het misdrijf niet zo ernstig was, dan kan de officier kiezen tussen seponeren, een transactie of een strafbeschikking:
Seponeren Als er niet genoeg bewijs is dat de verdachte écht het misdrijf pleegde, dan hoeft de verdachte niet naar de rechter. En hij krijgt geen straf. Dit heet: seponeren. En soms is er geen goede reden om de verdachte te straffen. Bijvoorbeeld als een licht misdrijf al erg lang geleden is en de verdachte zijn leven heeft gebeterd. Of de verdachte is inmiddels ernstig ziek. Of als de verdachte zelf ook veel schade heeft geleden door zijn eigen misdrijf: als hij bijvoorbeeld iemand heeft geslagen, maar daardoor zelf ook mishandeld is. Ook dan zal het OM de zaak seponeren.
Transactie De officier van justitie kan ook besluiten om de verdachte een transactie aan te bieden. Dat betekent dat de verdachte een boete moet betalen, en niet naar de rechter hoeft. Een transactie heet ook wel: een schikkingsvoorstel. De verdachte krijgt dan wel een strafblad. Wil de verdachte dit niet, dan kan de officier alsnog naar de rechter gaan om de verdachte te vervolgen.
Strafbeschikking Als er overduidelijk bewijs is dat de verdachte schuldig is, dan mag de officier van justitie zelf een taakstraf of boete (maar geen gevangenisstraf) opleggen. Dit heet: een strafbeschikking. Dit kan alleen bij veelvoorkomende strafbare feiten zoals winkeldiefstal, bedreiging, het hebben van een hennepkwekerij, oplichting, eenvoudige mishandeling, heling, rijden zonder geldig rijbewijs en rijden onder invloed. De verdachte bekent dan schuld en krijgt een strafblad. Als de verdachte het het niet eens is met de strafbeschikking, dan moet hij alsnog naar de rechter.
Vervolgen De laatste optie van de officier is vervolgen. Dat betekent dat de verdachte naar de rechter moet. In het geval van de moord op Anne Faber heeft de officier van justitie besloten om te vervolgen.
Marco Borsato wil niet reageren op seponeren The Voice-zaak
Het Openbaar Ministerie maakte dinsdag bekend het onderzoek tegen Marco Borsato rond The Voice bij gebrek aan bewijs te seponeren. Marco Borsato wil hier niet inhoudelijk op reageren.
Het onderzoek in een andere zedenzaak tegen Borsato loopt nog. Dat onderzoek is niet gerelateerd aan The Voice en betreft de aangifte van een 22-jarige vrouw vanwege ‘onzedelijke betastingen’. Borsato heeft hierin een tegenaangifte tegen de vrouw gedaan. Advocaat Knoops laat weten de onderzoeken in deze kwestie af te wachten.
a) Waarom heeft het OM besloten om één van de zaken tegen Marco Borsato te seponeren?
Omdat er onvoldoende bewijs is.
b) Zoek op het internet een ander voorbeeld van seponeren. Leg uit waarom de zaak is geseponeerd en noteer de bron en de datum van het bericht.
Bijvoorbeeld: Gordon had aangifte gedaan tegen de hoofdredacteur van de Privé. Maar het OM besloot de hoofdredacteur niet te vervolgen wegens vrijheid van meningsuiting voor journalisten. Bron: NU.nl, 10 augustus 2023.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Welke soort straffen kan de officier van justitie wél opleggen met een strafbeschikking, en welke niet?
Een boete of taakstraf kan wel, een gevangenisstraf niet.
b) Wat zijn voordelen van de strafbeschikking?
De rechter heeft zo genoeg tijd voor de belangrijkste, zwaardere misdrijven.
c) Wat is de kritiek erop?
Mensen zijn bang dat de strafbeschikkingen van de officier van justitie minder goed zijn dan de vonnissen van de rechter.
Opdracht 5
Waarom heeft de officier van justitie, in de zaak van Anne Faber, niet besloten om te seponeren, te schikken of een strafbeschikking op te leggen?
Het ging om een ernstig misdrijf, dus de officier van justitie heeft geen transactie of strafbeschikking aangeboden. En de politie kon genoeg bewijs vinden tegen de verdachte, dus de zaak hoefde ook niet geseponeerd te worden.
4.1.3. De verdachte aanklagen
De verdachte in de zaak van Anne Faber werd dus vervolgd. En bij de rechtszaak was de officier van justitie wéér aanwezig. De officier van justitie klaagde namelijk de verdachte aan. Dit doet de officier van justitie namens het Openbaar Ministerie. De officier van justitie noemen we dus ook wel: de openbare aanklager.
In de zaak van Anne Faber, legde de officier van justitie dus aan de rechter uit waarvan de verdachte verdacht werd. Ook vertelde de officier van justitie wat voor bewijs daarvoor was en welke straf de rechter zou moeten geven. In de zaak van Anne Faber achtte de rechter het bewezen dat de verdachte (Michael P.) Anne Faber had vermoord. In deze video zie je welke straf hij kreeg:
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is de straf die de rechter oplegt aan Michael P.?
28 jaar gevangenisstraf en tbs.
b) Om welke twee redenen geeft hij deze straf?
Om hem zo lang mogelijk uit de samenleving te houden. Ze willen hem pas vrijlaten na een intensieve behandeling..
4.2. De politie en de BOA
De politie voert in Nederland vier taken uit:
DE TAKEN VAN DE POLITIE
Handhaven van de openbare orde
De politie zorgt ervoor dat het rustig is op straat en in openbare ruimtes. Ze houden toezicht op straat en bij evenementen.
Preventie
De politie zorgt ervoor dat strafbare feiten worden voorkómen. Ze geven bijvoorbeeld voorlichting over hoe burgers zichzelf kunnen beschermen tegen criminaliteit.
Verlenen van hulp
De politie kan burgers helpen op straat. Of als je niet-spoedeisende vragen of problemen hebt, kun je het 0900-nummer van de politie bellen.
Opsporen van strafbare feiten
De politie gaat, onder de leiding van de officier, op zoek naar criminele activiteiten. Als ze verdachten vinden, dan houden ze hen aan.
De politie wordt vaak geholpen door BOA’s. De afkorting BOA staat voor Buitengewoon OpsporingsAmbtenaar. BOA’s helpen de politie met het handhaven van de openbare orde. Daarnaast controleren ze of mensen zich aan de regels houden en geen overtredingen begaan, zoals foutparkeren of de coronaregels overtreden. BOA’s mogen verdachten staande houden, hun identiteit controleren en en een boete geven.
Foto: ANP
Opdracht 7
Schrijf bij ieder voorbeeld op welke taak van de politie je herkent.
a) Frits vindt een folder van de politie in zijn brievenbus waarin zij hem aanraden om zijn deur goed op slot te doen als hij van huis gaat.
Preventie.
b) Dalila heeft een psychose en ze gedraagt zich heel raar. Een buurman belt de politie, en de politie zorgt dat ze psychische hulp krijgt.
Verlenen van hulp.
c) De politie onderzoekt een netwerk van drugscriminelen.
Opsporen van strafbare feiten.
d) Tijdens voetbalwedstrijden ziet Fiona allemaal politie te paard langs het stadion lopen.
Handhaving van de openbare orde.
e) Abdul belt ’s nachts de politie omdat zijn buurman keiharde muziek draait.
Handhaving van de openbare orde.
f) Yaro ziet op YouTube een politiecampagne tegen internetoplichting.
Preventie.
De vierde taak van de politie is het opsporen van verdachten. Dit doet de politie onder de leiding van de officier van justitie. Daarom heeft de politie de volgende bevoegdheden:
DE BEVOEGDHEDEN VAN DE POLITIE
Verdachte staande houden en aanhouden.
De politie mag een verdachte staande houden op straat, fouilleren, een bekeuring geven, vragen naar persoonlijke gegevens en identiteitsbewijs en/of arresteren. Arresteren heet ook wel: aanhouden.
Verdachte vasthouden.
De politie mag de verdachte maximaal zes of negen uur op het politiebureau houden, dit is exclusief de uren in de nacht en hangt af van wat hij mogelijk heeft gedaan. Dan moet de verdachte weer vrijkomen – tenzij de officier van justitie toestemming aan de politie geeft om hem langer vast te houden.
Proces-verbaal opstellen.
De politie mag een proces-verbaal opstellen. Een proces-verbaal is een verslag waarin de politie opschrijft wie het slachtoffer was, welk onderzoek de politie heeft gedaan, wie de getuigen zijn en wat de verdachte allemaal verteld heeft.
De 27-jarige man uit Den Dolder, die op 9 oktober werd aangehouden, wordt verdacht van betrokkenheid bij haar vermissing en dood. Het rechercheonderzoek naar hem loopt nog volop. Zijn gangen worden nagegaan vanaf het moment dat Anne op vrijdag 29 september verdween, om erachter te komen wat er precies gebeurd is.
a) De verdachte van de moord op Anne Faber werd op 9 oktober aangehouden. Wat betekent dit?
Hij werd gearresteerd door de politie.
b) Wat onderzocht de politie volgens dit artikel?
Waar de verdachte geweest was sinds 29 september.
c) Hoe heet het onderzoeksrapport waarin de politie alle informatie over de verdachte opschrijft?
Het proces-verbaal.
d) Mag de verdachte onbeperkt op het politiebureau worden vastgehouden? Leg uit.
Nee. Als de politie hem langer wil vasthouden dan zes uur plus een nacht, dan moet de officier van justitie toestemming daarvoor geven.
4.3. De reclassering
Sommige daders plegen na hun straf steeds weer opnieuw strafbare feiten. Dit noemen we ook wel: recidive. Als een verdachte na een straf opnieuw de fout in gaat, dan noemen we hem: een recidivist. Recidive is natuurlijk niet wenselijk. We willen namelijk zo min mogelijk misdadigers.
Foto: Robin Utrecht
Om recidive tegen te gaan, vragen de officier van justitie en de rechter vaak hulp aan de reclassering. De reclassering is een organisatie die probeert om recidive zoveel mogelijk te voorkómen. Zij adviseren rechters en het OM, en ze begeleiden daders tijdens en na hun straf.
Opdracht 9
Bekijk nogmaals de video boven opdracht 6. Leg uit hoe je recidive herkent in de video.
De rechter wil dat Michael P. eerst intensief wordt behandeld voor hij terugkeert in de maatschappij. Door intensieve behandeling wordt recidive hopelijk voorkómen.
Om recivide tegen te gaan, heeft de reclassering de volgende drie taken:
TAKEN VAN DE RECLASSERING
Advies geven aan rechter en OM
De reclassering praat met de verdachte. De reclassering bepaalt hoe groot de kans op recidive is, en wat ervoor nodig is om recidive te voorkomen. Daarover geeft ze een advies aan rechtbanken en het Openbaar Ministerie.
Begeleiden van daders
De reclassering begeleidt en controleert mensen die onder toezicht staan. Ze helpen bijvoorbeeld ex-gevangenen met een baan en een woning zoeken. En controleren of ze hun afspraken wel nakomen.
Werkstraffen laten uitvoeren
Soms geeft de rechter een werkstraf aan de dader. De reclassering zorgt ervoor dat de dader deze werkstraf ook echt uitvoeren.
De reclassering is dus bij de verdachte betrokken vóór de rechtszitting, maar ook tijdens en na het strafproces.
Reclassering hield geen toezicht op P. Al vóór plaatsing van Michael P. in de kliniek, kreeg hij vrijheden toegekend. De Onderzoeksraad is verbaasd dat P. na anderhalve maand al drie uur per dag zonder begeleiding op pad mocht.
De reclassering hield geen toezicht op de vrije tijdsbesteding van Michael P. “Die opdracht kregen we later pas”, laat de reclassering weten. Bron: RTL Nieuws, 2019
Opdracht 10
Lees het artikel hierboven. In de tijd dat Michael P. Anne Faber vermoordde, zat hij vast in een tbs-kliniek vanwege een eerder vergrijp.
Welke van de drie taken heeft de reclassering niet goed uitgevoerd, volgens het artikel? Leg uit.
Het begeleiden van daders, want ze hebben geen toezicht gehouden tijdens zijn verlof.
1. Wanneer kan een officier van justitie besluiten om te seponeren?
Correct!Wrong!
2. Wat is geen bevoegdheid of taak van de politie?
Correct!Wrong!
3. Juist of onjuist. De belangrijkste taak van BOA’s is het opsporen van strafbare feiten samen met de politie.
Correct!Wrong!
4. Waarom is de reclassering zo belangrijk in het strafrecht?
In maart 2019 pleegde Gökmen T. een aanslag in een tram in Utrecht. Hij werd opgepakt en het proces-verbaal werd opgesteld. Daarna was het wachten op de rechtszaak, oftewel: de zitting.
Tijdens de zitting wil de rechter een goed beeld krijgen van de verdachte en van het strafbare feit. Daarom worden meerdere mensen gehoord: de officier van justitie, de advocaat van de verdachte, de verdachte zelf, en eventuele getuigen of deskundigen. In deze les bespreken we hoe zo’n zitting precies verloopt. Daarbij zoomen we in op de zitting van Gökmen T.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke onderdelen in een rechtszaak aan bod komen en in welke volgorde ze plaatsvinden.
Weten welke rechterlijke instanties er zijn.
Foto: ANP
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Waarvan werd Gökmen T. verdacht?
Van het plegen van een terroristische aanslag waarbij vier mensen om het leven kwamen.
b) Kun jij je de aanslag in de tram nog herinneren?
Bijvoorbeeld: Nee, ik heb dat niet meegekregen. Of: Ja, we hebben het in de klas erover gehad.
c) Wat was de uitspraak van de rechters?
Gökmen T. is schuldig en krijgt een levenslange gevangenisstraf.
5.1. De zitting
Zoals je in de video bovenaan de pagina kunt zien, spreekt de rechter altijd een vonnis uit. Bovendien is de verdachte meestal aanwezig in de rechtszaal: Gökmen T. was ook aanwezig bij zijn eigen rechtszaak.
Maar er zijn meer mensen aanwezig bij een zitting. Hieronder bespreken we de vijf belangrijkste rollen bij de zitting.
DE 5 ROLLEN BIJ EEN ZITTING
De officier van justitie
De officier heeft besloten dat de verdachte vervolgd moet worden. Hij vindt dus dat Gökmen T. gestraft moet worden.
De verdachte
Gökmen T. is zelf aanwezig. Hij heeft het recht om te zwijgen. Maar meestal beantwoordt de verdachte de vragen van de rechter, de officier en de advocaat.
De advocaat
De advocaat verdedigt Gökmen T. Hij zorgt ervoor dat de rechtszaak voor de verdachte eerlijk verloopt, en dat er rekening wordt gehouden met zijn/haar persoonlijke omstandigheden.
De getuige(n)
De getuigen vertellen wat ze gezien hebben. Zij moeten de waarheid spreken over Gökmen T. Als ze liegen is dat strafbaar.
De rechter(s)
De rechter ondervraagt Gökmen T. en de getuigen. De rechter bepaalt of Gökmen T. schuldig of onschuldig is. Als de verdachte schuldig is, bepaalt de rechter de straf.
Iedere zitting verloopt op ongeveer dezelfde manier. De vijf mensen hierboven waren dus aanwezig bij de zitting van Gökmen T., maar ook bij andere strafzaken heb je een officier van justitie, een rechter, een advocaat, een verdachte, en vaak getuigen.
a) De officier van justitie
De officier vindt dat de verdachte gestraft moet worden en legt uit waarom. Hij eist ook een bepaalde straf.
b) De advocaat
De advocaat verdedigt de verdachte en wil dat hij niet/weinig wordt gestraft.
c) De rechter
De rechter ondervraagt de verdachte en getuigen en besluit of de verdachte straf krijgt, en welke straf.
d) De verdachte
De verdachte verdedigt zichzelf, of hij mag zwijgen als hij wil.
e) De pers
Zittingen zijn in principe openbaar, dus de pers doet soms verslag van rechtszaken.
f) De griffier
De griffier schrijft op wat er gezegd is, en door wie.
De zitting bestaat uit acht stappen die altijd dezelfde volgorde hebben. In de wet staat vast wie welke taken heeft bij de zitting. Het doel hiervan is dat iedereen een eerlijk proces krijgt.
De 8 stappen van de zitting
Opening. Door: de rechter. De rechter controleert de gegevens van de verdachte (bijvoorbeeld de naam) en vertelt welke rechten hij heeft (bijvoorbeeld: zwijgrecht).
Aanklacht/tenlastelegging. Door: de officier van justitie. De officier vertelt waarvan de verdachte wordt verdacht.
Verhoor van getuigen en deskundigen. Door: de rechter, advocaat en officier van justitie. Zij mogen vragen stellen aan getuigen en andere experts, zoals psychologen of medische onderzoekers.
Verhoor van verdachte. Door: de rechter, advocaat en officier van justitie. Zij stellen vragen aan de verdachte over het misdrijf en over zijn persoonlijke omstandigheden.
Requisitoir. Door: de officier van justitie. De officier vertelt welke straf hij eist, en waarom.
Pleidooi. Door: de advocaat. De advocaat houdt een pleidooi waarin hij zegt dat de verdachte geen/minder straf verdient.
Laatste woord. Door: de verdachte.De verdachte mag nog iets zeggen, bijvoorbeeld spijt betuigen of zichzelf verdedigen.
Uitspraak/vonnis.Door: de rechter. De rechter bepaalt of de verdachte schuldig is of niet. Zo ja, dan bepaalt de rechter ook de straf.
Opdracht 4
a) Schrijf bij elke uitspraak op, wie die uitspraak waarschijnlijk gedaan heeft.
1. “Ik eis een levenslange gevangenisstraf vanwege het plegen van een aanslag.”
2. “Meneer Gökmen T., waarom was u aanwezig in de tram?”
3. “Ik hoorde een harde gil en zag meneer op de grond liggen.”
4. “Het spijt me echt. Als ik de tijd kon terugdraaien, dan zou ik dat doen.”
5. “Mijn cliënt heeft een persoonlijkheidsstoornis. Ik vind dat hij psychische hulp moet krijgen.”
1. De officier van justitie.
2. De rechter.
3. De getuige.
4. De verdachte.
5. De advocaat.
b) Schrijf ook bij elke uitspraak op tijdens welk onderdeel van de zitting deze uitspraak gedaan werd.
1: Requisitoir. 2: Verhoor van de verdachte. 3: Verhoor van de getuige. 4: Laatste woord. 5: Pleidooi.
5.2. Het vonnis
Bij het bepalen van het vonnis moet de rechter eerst besluiten of Gökmen T. schuldig is of niet. Volgens de wet beschouwen we iedereen als onschuldig totdat schuld is bewezen in de rechtszaak. Alleen als er voldoende bewijs is, kan de rechter beslissen dat de verdachte schuldig is.
De rechter besloot dat Gökmen T. schuldig was. Daarna heeft de rechter de straf bepaald.
Foto van Rechter. Foto: ANP
Opdracht 5
a) Wie eist een straf?
De officier van justitie.
b) Krijgt de verdachte altijd de straf die wordt geëist? Leg uit.
Nee. Als de rechter bepaalt dat de verdachte onschuldig is, krijgt de verdachte geen straf. Of als de rechter vindt dat er een lagere of hogere straf gegeven moet worden, dan doet hij dit.
Hoe bepaalt de rechter uiteindelijk wat voor straf de verdachte moet krijgen? De rechter stelt zichzelf zes vragen om dit te bepalen:
6 VRAGEN DIE DE RECHTER ZICHZELF STELT
Wat zijn de persoonlijke kenmerken van de dader? Als hij psychisch ziek is, dan is hij mogelijk ontoerekeningsvatbaar. Dan kun je niet écht zeggen dat het zijn schuld is. De verdachte krijgt dan vaak tbs: hij moet naar een kliniek waar hij psychische begeleiding krijgt.
Was het overmacht? Als de verdachte iets strafbaars deed maar hij deed dit om iemand anders te helpen (bijvoorbeeld een verkeersovertreding omdat hij iemand naar het ziekenhuis moest brengen) dan krijgt hij geen straf.
Was het noodweer? Noodweer betekent zelfverdediging. Als de verdachte zichzelf verdedigde, krijgt hij geen straf.
Hoe ernstig is het delict? Was het een ernstig misdrijf? Waren de gevolgen heel heftig? Of heeft de verdachte al een strafblad? Dan krijgt de verdachte meer straf.
Wat is, in de wet, de maximumstraf? De rechter mag minder straf geven dan de maximumstraf, maar niet méér.
Wat zegt de jurisprudentie?Jurisprudentie betekent: alle eerdere uitspraken en straffen die rechters hebben gegeven. Rechters zoeken in de jurisprudentie. Dan kijken ze welke straf in vergelijkbare situaties gegeven werd. Ze geven vaak een vergelijkbare straf.
Opdracht 6
a) Welke straf heeft Gökmen T. gekregen? Zoek het antwoord op internet.
Een levenslange gevangenisstraf.
b) Gökmen T. is veroordeeld voor het plegen van een aanslag.
Zoek op welke maximumstraf in de wet staat voor het plegen van een aanslag.
De maximumstraf is een levenslange gevangenisstraf.
c) Zoek de jurisprudentie op: wat voor straf gaven andere rechters aan mensen die een aanslag pleegden?
Er zijn niet zoveel aanslagen gepleegd in Nederland. Een andere dader kreeg 25 jaar gevangenisstraf. Voor het voorbereiden van een terroristische aanslag krijgen mensen maximaal 17 jaar gevangenisstraf.
d) Kijk naar de zes vragen van de rechter. Begrijp je dat de rechter Gökmen T. deze straf gaf? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want het is heel erg wat hij heeft gedaan dus het is logisch dat hij de maximumstraf kreeg. Of: De advocaat eiste 30 jaar gevangenis en tbs, dat had ik ook goed gevonden want de verdachte is ziek in zijn hoofd.
De uitspraak inzake Gökmen T.
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie blijkt dat voor doodslag doorgaans een gevangenisstraf wordt opgelegd tussen de 8 en 12 jaren. De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte mee dat hij direct nadat hij [slachtoffer] had neergestoken 112 heeft gebeld. In aansluiting daarop heeft hij zich onmiddellijk laten aanhouden door de politie en heeft hij een meewerkende proceshouding gehad. Ook neemt de rechtbank in strafverminderende zin mee dat verdachte een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis had ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten als gevolg waarvan de feiten hem in verminderde mate toe te rekenen zijn.
In het nadeel van verdachte weegt mee dat hij zich niet enkel schuldig heeft gemaakt aan doodslag, maar ook aan poging diefstal.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden.
a) Lees het bericht hierboven. Beantwoord de zes vragen van de rechter:
1. Wat zijn de persoonlijke kenmerken van de dader?
2. Was het overmacht?
3. Was het noodweer?
4. Hoe ernstig is het delict?
5. Wat is, in de wet, de maximumstraf voor doodslag? Zoek op Google.
6. Wat zegt de jurisprudentie?
1. Verdachte heeft een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis.
2. Nee.
3. Nee.
4. Ernstig, want het gaat om doodslag én diefstal. De dader heeft wél meteen zelf 112 gebeld en meegewerkt met de politie, dat werkt in zijn voordeel.
5. Tijdens deze strafzaak was de maximumstraf 15 jaar. Dit is sindsdien verhoogd naar maximaal 25 jaar.
6. Een straf tussen de 8 en 12 jaar.
b) Wat vind je van de straf van de rechter?
Bijvoorbeeld: Goed, want het past bij de jurisprudentie en de persoonlijkheid van de verdachte. Of: Te laag, want de maximumstraf is veel hoger. Of: Ik had tbs verwacht, vanwege zijn ontwikkelingsstoornis.
Je kunt een gevangenisstraf of een boete voorwaardelijk of onvoorwaardelijk krijgen. Een onvoorwaardelijkestraf betekent dat de straf sowieso gegeven wordt. Een voorwaardelijke straf wordt (nog) niet uitgevoerd. De dader krijgt dan een proeftijd: een aantal maanden of jaren waarin hij goed gedrag moet vertonen. Als hij zich netjes aan de wet houdt, vervalt de straf. Maar als de dader binnen die proeftijd opnieuw een delict pleegt, dan moet hij de voorwaardelijke straf alsnog ondergaan, plus de straf van het tweede delict.
Verdachte wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar voor het aanwezig hebben van cocaïne en ruim een kilo heroïne in een verborgen ruimte onder de auto.
Opdracht 8
Lees de tekst hierboven.
a) Hoe lang moet de man sowieso in de gevangenis zitten?
8 maanden.
b) Wat gebeurt er als hij binnen drie jaar opnieuw een misdrijf pleegt?
Dan krijgt hij bij een rechter straf voor het tweede delict, én moet hij ook nog de 4 maanden voor bovenstaand misdrijf in de gevangenis zitten.
c) Is de straf die Gökmen T. kreeg voor de aanslag, een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke straf?
Onvoorwaardelijk, want hij moet sowieso zijn hele leven de gevangenis in.
Opdracht 9
a) En? Weet je nu goed hoe een rechtszaak verloopt? Test met behulp van de tool Van Rechtszaak Tot Uitspraak of je alles goed begrepen hebt! b) En weet je ook waar iedereen zit in de rechtszaal? Test het met de tool Wie Zit Waar?!
5.3. De organisatie van de strafrechtspraak
Een verdachte gaat eerst altijd naar de “gewone” rechtbank. Er zijn drie soorten strafrechters in de rechtbank.
DRIE SOORTEN STRAFRECHTERS
De kantonrechter
Een kantonrechter is een rechter die alleen overtredingen behandelt.
De politierechter
Een politierechter behandelt misdrijven, maar alléén misdrijven waarvoor het OM maximaal één jaar gevangenisstraf eist. Na de zitting geeft de politierechter meteen zijn vonnis.
De meervoudige kamer
De meervoudige kamer bestaat uit drie rechters. De meervoudige kamer behandelt alle misdrijven waarvoor méér dan een jaar gevangenisstraf wordt geëist. Dit zijn dus ingewikkeldere en zwaardere misdrijven. Het vonnis volgt pas na 14 dagen.
In het vonnis bepaalt de rechter of de verdachte schuldig is of niet. Als hij schuldig is, dan bepaalt de rechter de straf.
Tekst 1: De rechtbank veroordeelt een 68-jarige man uit Boven-Leeuwen voor zware mishandeling omdat hij met een luchtdrukbuks een persoon in zijn borst heeft geschoten. De man krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 180 uur. De straf die de rechtbank oplegt, is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Tekst 2: De rechtbank veroordeelt een 51-jarige man tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De verdachte stak na een ruzie op zijn 49-jarige vriendin dood en bekende direct.
Opdracht 10
a) Bij welke strafrechter moest Gökmen T. voorkomen? Hoe weet je dit?
Bij de meervoudige kamer, want er werd een hele lange straf geëist.
b) Lees tekst 1 hierboven.
Bij welke strafrechter moest de man voorkomen? Hoe weet je dit?
Bij de politierechter, want er is minder dan 1 jaar gevangenisstraf geëist.
c) Lees tekst 2 hierboven.
Bij welke strafrechter moest de man voorkomen?
Bij de meervoudige kamer, want voor doodslag wordt een langere straf geëist.
d) Noem twee verschillen tussen de politierechter en de meervoudige kamer.
1. Bij de politierechter is er één rechter, en bij de meervoudige kamer zijn er drie rechters. 2. De politierechter beslist meteen over de straf, en de meervoudige kamer beslist na 14 dagen. 3. Bij de politierechter worden lichte misdrijven behandeld en bij de meervoudige kamer zwaardere en ingewikkelde misdrijven.
5.3.1. In hoger beroep bij het gerechtshof
Sommige verdachten vinden hun straf te hoog. Of ze zeggen dat ze onschuldig zijn. Dan kunnen ze in hoger beroep gaan tegen de uitspraak. Gökmen T. had dus in hoger beroep kunnen gaan tegen zijn levenslange gevangenisstraf.
Ook de officier van justitie kan in hoger beroep gaan, bijvoorbeeld als de strafrechter de verdachte onschuldig heeft verklaard, of als de straf erg laag is. Bij het gerechtshof wordt dan opnieuw een rechtszaak gehouden, ditmaal door een hogere rechter. Er komt dan dus ook een nieuwe uitspraak en mogelijk een andere straf.
Foto: ANP
5.3.2. In cassatie bij de Hoge Raad
Als de verdachte of officier van justitie daarna nog steeds ontevreden is over het vonnis, dan kunnen ze naar de Hoge Raad stappen. Dit is de hoogste rechterlijke instantie van Nederland. Hier kun je in cassatie gaan. Dit betekent dat je protesteert tegen de uitspraak.
De Hoge Raad houdt niet een nieuwe zaak, maar controleert of de vorige rechtbank de wet wel goed heeft toegepast. Hierbij gebruiken ze de jurisprudentie: jurisprudentie is alle eerdere uitspraken in eerdere rechtszaken. Ze vergelijken de huidige zaak dus met eerdere zaken en de straffen die toen gegeven zijn.
Gebouw van De Hoge Raad in Den Haag. Foto: Bas Kijzers
Na het vonnis van de Hoge Raad, kun je niet opnieuw in hoger beroep gaan. De uitspraak staat nu vast en verandert niet meer.
Dus, om even samen te vatten:
Het gerechtshof
Bij het gerechtshof kan de officier van justitie of de verdachte in hoger beroep gaan, als ze het niet eens zijn met de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad
Bij de Hoge Raad kan de officier van justitie of de verdachte in cassatie gaan, als ze het niet eens zijn met de uitspraak van het gerechtshof. Hierna staat de uitspraak vast.
Hoge Raad: celstraf Michael P. 4 maanden korter om hardhandige arrestatie
Michael P., de man die is veroordeeld voor het ontvoeren, verkrachten en doden van Anne Faber, is te hardhandig aangepakt bij zijn arrestatie, en dus verkort de Hoge Raad zijn gevangenisstraf met vier maanden. Daarmee komt zijn straf uit op 27 jaar en 8 maanden cel, en tbs.
Het … in Arnhem had Michael P. vorig jaar in hoger beroep 28 jaar cel en tbs met dwangverpleging opgelegd.
Maar Michael P. en zijn advocaten vonden dat het hof destijds te weinig rekening heeft gehouden met de hardhandige manier waarop de politie hem heeft aangepakt bij zijn arrestatie. Daar was de Hoge Raad het mee eens.
a) Wat moet er op de puntjes worden ingevuld?
Gerechtshof.
b) Wat is de taak van de Hoge Raad?
Controleren of de vorige rechtbank de wet wel goed heeft toegepast.
c) Heeft het hof de wet goed toegepast, volgens de Hoge Raad? Leg uit.
Nee, want Michael P. is hardhandig behandeld tijdens de arrestatie en dat is verboden. Daarom krijgt hij 4 maanden strafvermindering.
d) Kan de verdachte opnieuw in hoger beroep gaan? Leg uit.
Nee, de uitspraak van de Hoge Raad is bindend.
Opdracht 12
Deze video hierboven is een korte samenvatting van les 4 en 5. Bekijk de video.
a) Noem twee dingen die je niet in deze les hebt gelezen, maar wél in de video hebt gezien.
Bijvoorbeeld: Dat de verdachte zo lang in hechtenis mag worden gehouden. Of: Wat een dagvaarding is.
b) Wat is civiel recht?
Civiel recht gaat over conflicten tussen burgers zoals scheidingen of burenruzies.
c) Wat is bestuursrecht?
Bestuursrecht gaat over conflicten tussen de burger en de overheid.
d) Leg uit dat Methode M alleen het strafrecht behandelt.
Het gaat in Methode M alleen over burgers die de wet hebben overtreden, niet over conflicten tussen burgers of met de overheid.
1. Hieronder staan enkele stappen van een zitting. Welke volgorde is de juiste?
Correct!Wrong!
2. Een rechter moet bepalen welke straf Monique krijgt. Welke uitspraak over het bepalen van haar straf is waar?
Correct!Wrong!
3. Wat is een kantonrechter?
Correct!Wrong!
4. Wat is in het strafrecht het verschil tussen in hoger beroep gaan en in cassatie gaan?
In de vorige lessen hebben we geleerd wat er allemaal gebeurt als je verdacht wordt van een misdrijf. Zoals je intussen hebt begrepen, is een verdachte iemand waarvan we denken dat hij een misdrijf heeft gepleegd. Uit de omstandigheden van het misdrijf en uit de feiten die bekend zijn, lijkt het erop dat diegene het misdrijf heeft gepleegd.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de uitgangspunten zijn van het strafprocesrecht.
Weten wat de rechten en plichten van een verdachte zijn.
Weten wat de kenmerken zijn van het jeugdstrafrecht.
Weten wat de rechten van slachtoffers zijn.
Opdracht 1
a) Wat is het verschil tussen een verdachte en een dader?
Een verdachte is iemand waarvan we dénken dat hij een delict pleegde. Een dader is iemand van wie bewezen is dat hij hiervoor verantwoordelijk is.
b) Bekijk de video bovenaan de pagina. Ook als iemand op heterdaad is betrapt, noemen we diegene een verdachte. Waarom, denk je?
We beschouwen iemand als onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Ook als je op heterdaad wordt betrapt, zal de officier van justitie jouw schuld moeten bewijzen met feiten.
c) Wie bepaalt of een verdachte een dader is?
De rechter.
6.1. Het strafprocesrecht
Zoals je eerder hebt geleerd, is Nederland een rechtsstaat. Dat betekent dat de rechten en plichten van de burgers en de overheid vastgelegd zijn in wetten. Dit zijn de vier kenmerken van een rechtsstaat:
Doe het zo:
Rechtsgelijkheid: ….Rechtsgelijkheid: Iedereen is voor de wet gelijk. Grondrechten: Alle burgers hebben grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. Machtenscheiding: In Nederland is er niet één groep mensen met alle macht, want de macht is gescheiden en over drie groepen mensen verdeeld. Legaliteitsbeginsel: Alles wat de overheid doet, moet gebaseerd zijn op een wet.
In een rechtsstaat moet de overheid er dus voor zorgen dat de burgers hun rechten en de vrijheden hebben en behouden. Burgers en verdachten hebben ook rechten tijdens het strafproces. De volgende uitgangspunten gelden binnen het strafprocesrecht:
UITGANGSPUNTEN BINNEN HET STRAFPROCESRECHT
De rechter moet onafhankelijk en onpartijdig zijn, en hij moet verdachten eerlijk behandelen.
In de wet staat wat de taken en bevoegdheden zijn van iedereen die betrokken is bij de zaak: de officier van justitie, de politie, de rechter, de advocaat, de verdachte, de reclassering en de slachtoffers. Bijvoorbeeld: alléén de officier van justitie mag een verdachte voor de rechter brengen, en alleen de rechter bepaalt het vonnis.
De verdachte heeft rechten, zoals zwijgrecht, recht op een tolk en recht op een advocaat. In 6.2 lees je meer over deze rechten.
De overheid moet ervoor zorgen dat verdachten gelijk behandeld worden en dat hun rechten worden beschermd.
a) Waarom is het belangrijk dat de rechten en plichten van betrokkenen bij een rechtszaak in de wet staan?
Zodat de rechter en de officier van justitie hun macht niet kunnen misbruiken, en zodat de verdachte een eerlijk proces krijgt.
b) Bekijk nogmaals de video bovenaan de pagina.
Welke twee rechten van de verdachte noemt de agent in de video?
Recht om te zwijgen en recht op een advocaat.
6.2. Rechten van de verdachte
In de wet zijn ook de rechten van de verdachte vastgelegd. Dit zijn een aantal rechten van verdachten:
Foto: Rijksvastgoedbedrijf
zeven rechten van een verdachte
Weten waarvan je verdacht wordt: Een verdachte heeft het recht om te weten waarvan hij precies wordt verdacht.
Onschuldig tot zijn schuld is bewezen: Een verdachte is onschuldig totdat de rechter bepaalt dat het bewezen is dat de verdachte schuldig is.
Hulp van een advocaat: Een verdachte heeft tijdens een politieverhoor altijd recht op een advocaat, ook als de verdachte dit niet kan betalen. De politie moet dit aan de verdachte vertellen vóór het verhoor. De verdachte heeft ook recht op een tolk, als dat nodig is.
Zwijgrecht: De verdachte heeft het recht om te zwijgen en vragen van de politie of officier van justitie niet te beantwoorden.
Kort worden vastgehouden: De verdachte heeft het recht om maar voor een korte tijd te worden vastgehouden op het politiebureau. Hoe kort precies verschilt per misdrijf, en dit staat in de wet.
Eerlijk proces: De verdachte heeft recht op een eerlijk proces. De rechter moet naar de feiten en naar de wet kijken. De rechter is dus onafhankelijk en kiest geen partij.
Hoger beroep: Als de verdachte het oneens is met de uitspraak van de rechter, mag hij in hoger beroep bij een andere rechtbank. Daar kijkt een rechter opnieuw naar zijn zaak.
Opdracht 4
a) Wat is rechtsbescherming ook alweer? Blader terug naar de les “Rechtsstaat” als dat nodig is.
Burgers moeten beschermd worden tegen te veel macht van de overheid, zodat de overheid haar macht niet kan misbruiken.
b) Iedere verdachte heeft rechten. Leg uit dat dit belangrijk is voor de rechtsbescherming van de verdachte.
Doordat verdachten rechten hebben, kan de overheid haar macht niet misbruiken door verdachten onmenselijk te behandelen.
Hoger beroep in zaak Anne Faber: Michael P. wil lichtere straf
Michael P., veroordeeld voor het doden, verkrachten en ontvoeren van Anne Faber, wil strafvermindering. Dat is de inzet van het hoger beroep dat vandaag van start gaat.
P. kreeg afgelopen juli 28 jaar cel en tbs opgelegd. Te veel, vindt P., die zegt bij zijn arrestatie niet op zijn rechten te zijn gewezen en ook klappen te hebben gekregen. Dit zogenoemde vormverzuim moet volgens P. en zijn advocaten strafverminderend werken.
a) Leg in eigen woorden uit wat Michael P. wilde, en waarom.
Hij wilde minder straf, omdat zijn rechten zijn geschonden tijdens zijn aanhouding.
b) Bij zijn aanhouding liep Michael P. een gebroken schouder op door de hardhandige aanpak van de agenten. Zoek op internet op of hij daadwerkelijk strafvermindering heeft gekregen van de Hoge Raad.
Ja, hij heeft vier maanden strafvermindering gekregen.
c) Wat vind jij van de beslissing van de Hoge Raad? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Slecht, want hij was een gevaarlijke verdachte, dus het is begrijpelijk dat de agenten hem hardhandig aanpakten. Of: Ik snap het wel, want hij was verdacht en nog niet schuldig bevonden, en hij had niet zo behandeld mogen worden.
Een verdachte heeft ook een paar plichten. De verdachte moet bijvoorbeeld zijn identiteitsbewijs laten zien, en hij moet meewerken aan het nemen van foto’s en vingerafdrukken. En als de officier een DNA-onderzoek wil doen, dan moet de verdachte dit toestaan.
Opdracht 6
a) Wat is rechtshandhaving ook alweer? Blader terug naar de les “Rechtsstaat” als dat nodig is.
De overheid let erop dat mensen zich aan de regels houden, en ze vervolgt mensen die de regels overtreden.
b) Iedere verdachte heeft plichten. Leg uit dat dit de rechtshandhaving bevordert.
Doordat de overheid DNA-onderzoek mag verplichten en vingerafdrukken kan afnemen, kunnen daders van misdrijven sneller gevonden worden.
Sommige rechten van verdachten maken het moeilijk om de waarheid boven tafel te halen. Omdat de verdachte mag zwijgen, is het lastiger strafbare feiten te bewijzen. Veel slachtoffers willen dat de dader gestraft wordt. Heel logisch! Toch vinden we het belangrijk dat iedere verdachte de rechten krijgt die hierboven genoemd staan. Iedereen heeft namelijk recht op rechtsbescherming, ook verdachten. We willen natuurlijk geen onschuldige mensen veroordelen!
Schoonvader (54) die verdacht wordt van moord op loodgieter Mario (28) ondergaat test met leugendetector
De 54-jarige Stephane V. uit Nieuwpoort blijft twee maanden langer in de cel op verdenking van de moord op zijn schoonzoon Mario Sumaj (28). De loodgieter uit Koekelare werd vorige zomer met acht kogels doodgeschoten aan de IJzer in Diksmuide. Volgende week ondergaat V. een leugendetectortest, mogelijk een belangrijk onderdeel in het onderzoek.
Lees het bericht hierboven over een zaak in België. Leugendetectors worden bij de Belgische politie regelmatig gebruikt.
Vind je dat de Nederlandse politie ook gebruik moet maken van leugendetectors? Geef een argument vóór en een argument tégen het gebruik van leugendetectors.
Bijvoorbeeld: Voor: Zo kun je sneller ontdekken of de verdachte schuldig is of niet, net zoals bij DNA-onderzoek. Tegen: Verdachten moeten, net als zwijgrecht, ook het recht hebben om geen leugendetectortest te ondergaan.
6.3. Rechten van het slachtoffer
In veel strafzaken zijn er directe slachtoffers, bijvoorbeeld slachtoffers van diefstal, mishandeling, aanranding of doodslag. We hebben het veel gehad over de rechten die verdachten hebben, maar ook slachtoffers en hun nabestaanden hebben rechten. Die rechten staan in de wet.
vier rechten van een slachtoffer
Recht op informatie: Het slachtoffer mag informatie krijgen over de rechtszaak, en mag het dossier van de rechtszaak bekijken.
Spreekrecht: Een slachtoffer van een ernstig misdrijf mag tijdens de rechtszaak spreken over de (gevolgen van de) misdaad. Of als het slachtoffer dood is, dan mogen de nabestaanden van het slachtoffer spreken.
Schadevergoeding: Het slachtoffer kan via de officier van justitie vragen om schadevergoeding. De rechter kan de dader verplichten de schade te vergoeden. Schadevergoeding is iets anders dan een boete, want een boete wordt betaald aan de overheid, en schade wordt aan het slachtoffer vergoed.
Slachtofferhulp: Het slachtoffer heeft recht op hulp, bijvoorbeeld hulp bij het verwerken van een trauma.
Niet bij ieder delict vallen er slachtoffers. Als het gaat om vandalisme, of om giftige stoffen dumpen in de natuur, zijn er geen directe menselijke slachtoffers. En soms is het slachtoffer overleden. Dan zijn er vaak wel nabestaanden van het slachtoffer: ouders, kinderen of een partner.
Nabestaanden slachtoffers zorgboerderij oog in oog met schutter in rechtszaal
Slachtoffers en nabestaanden van de schietpartij op de zorgboerderij in Alblasserdam kunnen vandaag na lang wachten hun verhaal doen in de rechtbank. Op deze tweede zittingsdag, die begin april was gepland maar toen werd uitgesteld, maken 21 mensen gebruik van deze mogelijkheid. Op 6 mei vorig jaar schoot John S. op medewerkers en cliënten. Er vielen twee doden en twee zwaargewonden.
a) Welk van de vier rechten van een slachtoffer herken je in dit bericht?
Spreekrecht.
b) Zoek op het internet op of slachtofferhulp is ingeschakeld voor de slachtoffers en nabestaanden.
Ja, alle betrokkenen van het schietincident krijgen slachtofferhulp, en ook andere mensen uit Alblasserdam morgen zich aanmelden voor slachtofferhulp.
6.4. Jeugdstrafrecht
We hebben de afgelopen lessen geleerd over de principes, wetten en regels die zorgen voor rechtsbescherming. Burgers moeten namelijk beschermd worden tegen te veel macht van de overheid. Tot nu toe heb je geleerd welke regels en rechten allemaal gelden voor volwassen verdachten.
Foto: ANP
Voor jongeren gelden speciale regels. Jongeren tussen de 12 en 18 jaar worden namelijk vervolgd volgens het jeugdstrafrecht. Hieronder bespreken we de belangrijkste regels van het jeugdstrafrecht.
Regels in het jeugdstrafrecht
Zittingen zijn niet openbaar. Jongeren gaan naar een speciale kinderrechter. Bij de kinderrechter mag er geen publiek aanwezig zijn. Dit is om jongeren te beschermen. Bij een strafzaak met volwassenen mag er namelijk wel publiek zijn bij de zitting.
Minder hoge straffen. De gevangenisstraffen voor jongeren zijn minder hoog dan bij volwassenen.
PIJ-maatregel. PIJ betekent: Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen. De PIJ-maatregel is voor jeugdige verdachten met een psychische stoornis, of met een persoonlijkheid die niet goed is ontwikkeld. Zij komen terecht in een justitiële jeugdinrichting. Hier worden ze behandeld, zodat ze geen recidivisten worden.
Halt-straf. Als het vergrijp niet zo ernstig is, kunnen jongeren door de politie naar Halt gestuurd worden. Bij Halt krijgen jongeren en ouders gesprekken, en jongeren moeten hun excuses aan het slachtoffer aanbieden, ze moeten de schade vergoeden of krijgen een andere passende straf. Zo krijgen ze inzicht in (de gevolgen van) hun gedrag.
Een leerstraf. Soms moeten jongeren verplicht een cursus of training volgen. Daar leren ze dan hoe ze moeten omgaan met bepaalde problemen waar ze tegenaan lopen. Dit heet een leerstraf.
Opdracht 9
Welk kenmerk van het jeugdstrafrecht herken je in de volgende situaties?
a) Fay (14 jaar) heeft illegaal vuurwerk afgestoken en moet van bureau Halt de straat schoonprikken.
Halt-straf.
b) Wahid (16) moet na een geweldsdelict een cursus tegen agressieproblematiek volgen.
Een leerstraf.
c) François (15) heeft een ontwikkelingsstoornis. Na een misdrijf wordt hij in een inrichting geplaatst waar hij psychische hulp krijgt.
PIJ-maatregel.
d) Mats (14) moet voor de kinderrechter komen. Er is geen publiek of pers aanwezig.
Zittingen zijn niet openbaar.
e) Benjamin (15) hoeft maar een paar maanden naar de jeugdgevangenis, terwijl hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd.
Minder hoge straffen.
Bovenstaande regels gelden voor alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Jongeren onder de 12 jaar kunnen niet voor de rechter komen of straf krijgen. Als zij een misdrijf plegen, dan wordt er gekeken of alles wel goed gaat met de jongere en zijn thuissituatie. Als nodig, dan wordt het gezin geholpen.
Opdracht 10
Waarom kunnen jongeren onder de 12 jaar niet vervolgd worden, denk je?
Bijvoorbeeld: Zij zijn nog zo jong als ze een misdrijf plegen, dat justitie ervan uitgaat dat er iets mis is in het gezin of in de opvoeding.
Voor jongeren tussen 18 en 23 jaar gelden weer andere regels. Per situatie wordt gekeken of zij, op basis van hun persoonlijkheid en de omstandigheden, behandeld moeten worden als jongere, of als volwassene.
Vanaf 23 jaar geldt altijd het volwassenenstrafrecht. En soms worden zelfs jongeren van 16 of 17 volgens het volwassenenstrafrecht behandeld, als dit past bij hun ontwikkeling en bij de omstandigheden, of bij zeer ernstige strafbare feiten.
Opdracht 11
Bekijk de video hierboven.
a) De straffen in het jeugdstrafrecht zijn van “opvoedkundig karakter”. Wat betekent dit?
Dat betekent dat je iets van de straffen kunt leren. Je wordt er dus door “opgevoed”.
b) Waarom worden sommige jongeren van 16 of 17 behandeld volgens het volwassenenstrafrecht?
Als je een zeer ernstig strafbaar feit pleegt, of als je een heel volwassen persoonlijkheid hebt, dan wordt soms het volwassenstrafrecht toegepast. De rechter geeft dan een signaal af dat dit gedrag echt niet kan, en beschermt hiermee ook de samenleving.
c) Welke jongeren tot 23 jaar worden volgens het jeugdstrafrecht vervolgd?
Als je je nog niet helemaal volwassen gedraagt, bijvoorbeeld omdat je nog naar school gaat of omdat je nog niet zo ver bent in je ontwikkeling, dan past het jeugdstrafrecht soms beter. Vooral als je open staat voor behandeling.
1. Waarom is een rechtszaak openbaar?
Correct!Wrong!
2. Wat is een van de rechten van een verdachte in een strafzaak?
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Tieners hard aangepakt: uren in de cel voor stelen koekje
Een rol koekjes, lipgloss, een zak snoep of een blikje fris. Een minderjarige die een van deze producten zonder afrekenen in zijn jaszak of rugzak stopt, de winkel uitloopt en wordt betrapt, hoeft niet meer te rekenen op slechts een goed gesprek. “Tegenwoordig is het bijna zeker dat je staande wordt gehouden en mee moet naar het politiebureau”, zegt een jeugdadvocaat.
Tessa (15 jaar) heeft lipgloss gestolen bij een drogisterij. Hieronder staan vijf verrichtingen van de politie.
De politie mag Tessa 1. naar een ID-bewijs vragen. 2. fouilleren. 3. maximaal 160 uur vasthouden voor verhoor. 4. arresteren op straat. 5. direct een leerstraf opleggen.
Welke drie verrichtingen mag de politie uitvoeren zonder toestemming van de officier van justitie? Schrijf de drie juiste nummers op.
1, 2 en 4.
Tekst 2: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen. De boa’s krijgen naar eigen zeggen steeds vaker te maken met agressie. Ze demonstreerden de afgelopen weken in verschillende plaatsen, waaronder Amsterdam.
Hieronder staan vier uitspraken over de rol en bevoegdheden van boa’s.
1. Boa’s controleren of burgers zich aan regels houden en mogen boetes uitdelen bij overtredingen.
2. Boa’s hebben dezelfde bevoegdheden als politieagenten.
3. De taak van boa’s is het ondersteunen van de politie bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
4. Een boete die door een boa is uitgedeeld is definitief en mag dus niet bij een rechter worden aangevochten.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Tekst 3: Veroordeelde moet door corona maanden langer wachten op begin werkstraf: ‘Ik wil er gewoon zo snel mogelijk van af’
Aan het begin van de coronacrisis lag de uitvoering van werkstraffen zo’n drie maanden zelfs helemaal stil. Waar Reclassering Nederland in 2019 ruim 28.000 werkstraffen begeleidde, waren dat er in 2020 maar iets meer dan 15.000. Gemiddeld duurt het gehele traject van een werkstraf nu twee maanden langer dan voor corona, aldus de reclassering.
Welke taak van de reclassering herken je in tekst 3?
A. Advies geven aan rechter en OM.
B. Begeleiden van daders.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
D. Opsporing van strafbare feiten.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
Tekst 4: Agent vrijgesproken van mishandeling bij arrestatie
Een politieagent die bij een aanhouding een trap en een knietje uitdeelde, is door de rechtbank vrijgesproken van mishandeling. De agent tegen wie het Openbaar Ministerie 24 uur werkstraf had geëist, heeft volgens de rechter geen disproportioneel* geweld gebruikt.
Een agent mag volgens de wet onder bepaalde voorwaarden geweld gebruiken. Een rechter kan die beslissing achteraf wel toetsen, maar dient terughoudend te zijn in het beoordelen van de keuzes die de politie in stressvolle situaties maakt, aldus het vonnis.
* Disproportioneel geweld = meer geweld dan nodig was in die situatie.
Hieronder staan vier uitspraken over de rechtszaak tegen de agent uit tekst 4.
1. De politieagent kan volgens de wet niet schuldig zijn omdat hij agent is.
2. De politieagent stond terecht voor een delict uit de Opiumwet.
3. De politieagent werd verdacht van een misdrijf.
4 .De rechter heeft de eis van het Openbaar Ministerie overgenomen.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Opdracht 5
Hieronder staat een aantal handelingen die plaatsvinden in een rechtszitting.
1. Het houden van een pleidooi.
2. Het houden van een requisitoir.
3. Het ondervragen van de verdachte.
4. Het ondervragen van getuigen.
5. Het uitspreken van een vonnis.
6. Het voorlezen van de tenlastelegging.
Geef voor elke handeling aan wie deze uitvoert of uitvoeren. Kies uit de volgende drie functionarissen: de advocaat, de officier van justitie en de rechter.
Let op: een handeling kan ook door meer dan één functionaris worden uitgevoerd.
1: De advocaat.
2: De officier van justitie.
3: De advocaat, de officier van justitie en de rechter.
4: De advocaat, de officier van justitie en de rechter.
5: De rechter.
6: De officier van justitie.
Nummer 3 en 4 mogen alleen goed gerekend worden als alle drie de functionarissen genoemd zijn.
Opdracht 6
In Nederland heeft de Hoge Raad onder andere de taak om uitleg te geven over een wet, als niet helemaal duidelijk is hoe die wet toegepast moet worden. Welk begrip past bij deze taak van de Hoge Raad?
A. Fatsoensregels.
B. Jurisprudentie.
C. Klassenjustitie.
D. Rechtsongelijkheid.
B. Jurisprudentie.
Tekst 5: Alle sisverbod-zaken Rotterdam van de baan
Justitie in Rotterdam seponeert alle zaken rond het zogeheten sisverbod. De gemeente voerde het sisverbod drie jaar geleden in. Mannen die vrouwen en LHBTI+’ers* op straat lastigvielen, intimideerden en bijvoorbeeld naar ze sisten, riskeerden sindsdien een boete van 200 euro.
Tegen één man werd een proefproces gevoerd tot bij het gerechtshof in Den Haag. Dat oordeelde eind vorig jaar dat het verbod juridisch niet houdbaar is, omdat er geen wet is die straatintimidatie verbiedt. Het openbaar ministerie denkt nu dat … tegen die uitspraak geen zin heeft.
* De afkorting LHBTI+ staat onder andere voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen.
Wat moet er op de puntjes in tekst 5 worden ingevuld?
A. Een strafeis uitspreken.
B. In cassatie gaan.
C. In hoger beroep gaan.
B. In cassatie gaan.
Tekst 6: Jongen (12) vast voor steekpartij en beroving leeftijdgenoot
De politie heeft een 12-jarige jongen uit Rotterdam aangehouden voor een gewelddadige beroving bij metrostation Slinge. Die beroving ging gepaard met een steekpartij waarbij het slachtoffer, een eveneens 12-jarige jongen, gewond raakte.
Welke uitspraak is het meest van toepassing op de verdachte uit de tekst?
De verdachte
A. kan vanwege zijn leeftijd niet worden vervolgd door het Openbaar Ministerie.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
C. zal een leerstraf opgelegd krijgen van de kantonrechter.
D. zal vanwege de ernst van het delict berecht worden volgens het volwassenenstrafrecht.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
Opdracht 9
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Hieronder staan vier beweringen over de positie van het slachtoffer in het strafrecht.
Geef van elke bewering aan of deze juist of onjuist is.
1. Slachtoffers hebben het recht om in de rechtszaal te spreken.
2. Slachtoffers hebben recht op slachtofferhulp.
3. Slachtoffers kunnen ondersteuning van de reclassering krijgen.
4. Slachtoffers kunnen via de officier van justitie vragen om een schadevergoeding.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
In de wet staat dat je geen strafbare feiten mag plegen. Als je wordt betrapt dan kun je gestraft worden. En als het echt erg is wat je hebt gedaan, dan kun je mogelijk zelfs je baan en familie of vrienden kwijtraken. Waarom worden er dan toch misdrijven gepleegd?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke factoren de kans op strafbaar gedrag vergroten of verkleinen.
Weten dat mensen minder snel strafbare feiten plegen wanneer ze ouder worden.
Weten welke theorieën er over crimineel gedrag zijn.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Geef een argument vóór de stelling: “Crimineel gedrag is altijd een keuze.”
Bijvoorbeeld: Iedereen is altijd zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Indy had ook een andere keus kunnen maken.
b) Geef ook een argument tégen de stelling.
Bijvoorbeeld: Indy werd gechanteerd en was verslaafd. Hij kon echt niet anders dan criminele dingen doen.
c) Wat vind jij zelf? Is criminaliteit altijd een keuze of niet?
Bijvoorbeeld: ik vind wel dat het altijd een keuze is, maar sommige mensen zitten wel in een heel moeilijke situatie om de goede keuze te maken.
7.1. Risicofactoren en beschermende factoren
In sommige situaties is de kans groter dat iemand criminele dingen doet. In zulke situaties zijn er veel factoren aanwezig, die de kans op strafbaar gedrag vergroten. Zulke factoren noemen we: risicofactoren.
7.1.1. De vier risicofactoren
DE VIER RISICOFACTOREN
Een onveilige opvoeding.
Sommige kinderen groeien onveilig op. Er is bijvoorbeeld sprake van geweld of misbruik in het gezin. Door je socialisatieproces ga je dit normaal vinden. Mogelijk laat je dan later zelf ook strafbaar gedrag laten zien.
Psychische of gedragsproblemen.
Sommige mensen hebben agressieproblemen, of kunnen zich moeilijk inleven in een andere persoon. Andere mensen hebben psychoses. Soms doen zulke mensen anderen kwaad, ook al willen ze dit misschien niet.
Problematisch drank- en/of drugsgebruik.
Alcohol en drugs zorgen ervoor dat je je impulsiever gedraagt. Je komt daardoor sneller in een gevecht terecht. En als je verslaafd bent aan alcohol of drugs, dan moet je je alcohol of drugs kunnen betalen. Sommige verslaafden gaan stelen of drugs dealen.
Foute vrienden en groepsdruk.
Als je vrienden het geinig vinden om illegaal vuurwerk af te steken, dan is de kans groot dat je mee gaat doen. Je wil er namelijk bij horen. En als een “vriend” jou onder druk zet om ergens in te breken, durf je misschien geen nee te zeggen.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Welk crimineel gedrag vertoonde Daniël?
Hij bedreigde een andere jongen en nam een taser mee naar school.
b) Aan het eind van het filmpje legt Daniël uit waarom hij zich crimineel gedroeg. Welke twee risicofactoren herken je? Leg voor beide uit waarom.
Groepsdruk en een onveilige opvoeding. Hij zegt namelijk dat je “dingen meekrijgt” om je heen (vrienden) en thuis (opvoeding), en dat je daardoor bepaalde keuzes maakt.
c) Wat doet Daniël nu, als zijn vrienden fout gedrag vertonen?
Hij zegt dat ze het beter niet kunnen doen, en als ze toch doorgaan, loopt hij weg.
d) Heb je zelf wel eens door groepsdruk iets verkeerds gedaan?
Bijvoorbeeld: Ja, een foute “vriendin” van vroeger daagde me uit om iets te stelen in een winkel.
De vier risicofactoren versterken elkaar. Als je nare dingen meemaakt in je opvoeding, kun je gedragsproblemen krijgen. Of doordat je agressieproblemen hebt, ontmoet je foute vrienden. Vaak zijn er dus meerdere factoren van toepassing.
Opdracht 3
Bekijk nogmaals de video bovenaan de pagina. Leg uit dat Indy te maken kreeg met twee risicofactoren die elkaar versterkten.
Indy ontmoette Frank (een foute vriend) daardoor raakte hij verslaafd aan drugs. Daardoor raakte hij steeds meer negatief beïnvloed door Frank om strafbare dingen te doen.
7.1.2. De drie beschermende factoren
Hierboven leerde je over de risicofactoren. Er zijn ook situaties waarin iemand juist géén crimineel gedrag laat zien. In zulke situaties zijn er vaak veel beschermende factoren aanwezig: dat zijn factoren die strafbaar gedrag juist verkleinen.
DE DRIE BESCHERMENDE FACTOREN
Een baan hebben of onderwijs volgen.
Mensen die werken, hebben meestal voldoende geld. Ze hoeven niet op illegale manieren aan geld te komen. En tieners die naar school gaan, hangen overdag niet op straat en komen minder in de verleiding om buiten rotzooi te schoppen.
Een hecht gezin of een relatie hebben.
Mensen met een fijne relatie of een hecht gezin gaan minder snel de criminaliteit in. Ze willen hun ouders en geliefde niet teleurstellen. Of ze willen hun kinderen het goede voorbeeld geven.
Goede sociale vaardigheden hebben.
Als je makkelijk een praatje maakt, dan maak je makkelijk vrienden en ben je minder eenzaam. Je bent dan ook minder gevoelig voor foute “vriendschappen”, want je durft weerstand te bieden tegen groepsdruk.
Vlaardingse Westwijk krijgt miljoen euro per jaar voor preventie jeugdcriminaliteit
De Westwijk kwam vorig jaar op het lijstje van twintig slechtste wijken van Nederland. Burgemeester Bert Wijbenga reageerde woensdag verheugd dat het Rijk een miljoen euro per jaar besteedt om jeugdcriminaliteit in de Westwijk aan te pakken: “We kunnen hiermee proberen om in de Westwijk jongeren te helpen de goede keuze in school, werk en het leven te maken. Het snelle geld van de criminaliteit lonkt, maar daarmee volgt ook een hard en gevaarlijk leven zonder uitweg.”
Het is de bedoeling dat er twee jeugdboa’s in de wijk komen. Meer jongerenwerkers en jongerencoaches zullen met jongeren aan de slag gaan en er zal gewerkt worden aan de sociale weerbaarheid van kinderen en jongeren.
Daarnaast start een Preventie Interventie Team dat kwetsbare gezinnen ondersteunt met de opvoeding, (mentale) gezondheid en financiële problemen.
a) Wat wordt er bedoeld met “er zal gewerkt worden aan de sociale weerbaarheid van kinderen en jongeren”?
Jongerencoaches zullen jongeren misschien coachen of cursussen in sociale vaardigheden geven, om ervoor te zorgen dat jongeren minder snel in contact komen met criminelen die hen proberen te ronselen.
b) Wat vindt de burgemeester het belangrijk om “jongeren te helpen de goede keuze in school, werk en het leven te maken”?
De burgemeester wil jongeren helpen aan werk en/of scholing, zodat ze niet in de verleiding komen om op een illegale manier geld te verdienen.
c) Leg uit dat beide maatregelen helpen tegen crimineel gedrag.
Met deze twee maatregelen vergroot je de beschermende factoren, namelijk: (1) goede sociale vaardigheden en (2) een baan hebben of onderwijs volgen.
d) Bekijk de laatste alinea. Welke twee risicofactoren worden verminderd door dit plan?
Kwetsbare gezinnen worden geholpen met de opvoeding en met (mentale) gezondheid. Dit moet de risicofactoren “onveilige opvoeding” en “psychische of gedragsproblemen” verminderen.
Niet álle jongeren die opgroeien in een nare situatie, of te maken krijgen met gedragsproblemen, foute vrienden of drugs- en alcoholproblemen, plegen misdrijven. Maar de kans is wel groter dat zij strafbare dingen doen. En jongeren met veel beschermende factoren, die in een fijn gezin opgroeien, elke dag naar school gaan en in hun vrije tijd sporten met hun vrienden, hebben minder kans om in de criminaliteit te belanden.
Opdracht 5
Kies bij elk voorbeeld hieronder welke risicofactor(en) óf beschermende factor je herkent.
a) Eva’s “vriendin” licht mensen op via Marktplaats. Eva vindt dit niet oké, dus ze maakt nieuwe vriendinnen op school.
Goede sociale vaardigheden hebben.
b) Jaimy wordt soms tijdens een ruzie zó boos. Laatst kon hij zich niet inhouden en heeft hij een klasgenoot in elkaar getrapt.
Psychische/gedragsproblemen.
c) Tess haar vader drinkt veel alcohol en mishandelt dan Tess’ moeder. Tess chillt dus liever bij vrienden thuis. Soms moet zij voor hen een pakketje bij iemand afleveren. Daar krijgt zij dan 100 euro voor.
Onveilige thuissituatie en foute vrienden.
7.1.3. Leeftijd en geslacht
Veel jongeren plegen wel eens een licht delict. Ze drinken alcohol onder de 18, stelen een lippenstift uit de Etos, bedreigen een klasgenoot of maken een bushokje kapot. De meeste jongeren stoppen hiermee als ze volwassen worden en een baan of gezin krijgen, want dit zijn beschermende factoren. Dat zie je ook in deze tabel:
Foto: CBS, 2020
Ongeveer vijf procent van de jongeren die opgroeien, gaat wél door met het plegen van misdrijven. Dit zijn voornamelijk jongens. Het gaat dan vaker om ernstigere misdrijven. Je ziet in de tabel hieronder dat ernstigere misdrijven vaker worden gepleegd door oudere delinquenten.
Mensen die steeds opnieuw strafbare feiten plegen, noemen we ook wel: recidivisten.
Foto: CBS, 2020
Opdracht 6
Bekijk de twee tabellen hierboven.
a) In welke twee leeftijdsgroepen werden in 2019 de meeste misdrijven gepleegd?
In de leeftijden van 18 tot 25 jaar en van 12 tot 18 jaar.
b) Zijn mannen of vrouwen vaker verdacht van een misdrijf? Geldt dit bij alle misdrijven?
Mannen. Ja, dit geldt voor alle misdrijven.
c) Wie plegen vaker geweldsmisdrijven, volwassenen of minderjarige jongeren?
Volwassenen.
d) Bijna zestig procent van de misdrijven gepleegd door minderjarigen, zijn vermogensmisdrijven. Slechts twintig procent van de misdrijven waren geweldsmisdrijven. Hoe komt dat, denk je?
Bijvoorbeeld: Jongeren plegen vaak minder zware misdrijven zoals vermogensmisdrijven. Als ze ouder worden, stoppen ze vaak met het plegen van misdrijven. De mannen die wél misdrijven blijven plegen, plegen vaak zwaardere misdrijven.
7.2. Theorieën over crimineel gedrag
We weten nu wel wie meer of minder risico lopen op strafbaar gedrag. Maar we hebben nog steeds niet de vraag beantwoord: waarom plegen mensen strafbare feiten? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Er zijn namelijk zes verschillende theorieën over.
De zes theorieën die crimineel gedrag verklaren
Aangeleerd gedragstheorie
Anomietheorie
Bindingstheorie
Rationele-keuze-theorie
Etikettentheorie
Neutraliseringstheorie
1. Aangeleerd gedragstheorie Crimineel gedrag wordt aangeleerd door mensen uit je omgeving. Je neemt de waarden en normen over van de mensen om je heen, dus als in je familie of je vriendengroep veel criminaliteit voorkomt, dan is het logisch dat jij hetzelfde gedrag gaat vertonen.
Voorbeeld: Als de vader van Jan boos is, geeft hij de moeder van Jan wel eens een klap. Jan leert hierdoor niet hoe hij goed met woede kan omgaan. Als hij boos is, gaat hij slaan en vechten.
2. Anomietheorie Anomie betekent dat je bepaalde levensdoelen niet kunt halen. Je wil bijvoorbeeld een dure auto, maar je kunt geen goedbetaalde baan vinden. Mensen doen dus criminele dingen als ze gefrustreerd zijn omdat ze weinig kansen hebben in het leven, bijvoorbeeld door armoede, discriminatie, of gebrek aan opleiding.
Foto: Ugur Arpaci
Voorbeeld: Het lukt Bart niet om een opleiding af te ronden. Zijn vrienden is het wel gelukt, zij hebben een baan en kopen een auto en een huis. Bart heeft geen geld hiervoor. Een kennis vraagt of hij voor veel geld een zak xtc wil verkopen. Hij gaat akkoord.
3. Bindingstheorie Als mensen zich erg verbonden voelen met de mensen om hen heen, plegen ze minder snel strafbare feiten. Als je een goede binding hebt met je gezin, met school en met je vrienden, dan wil je deze mensen niet teleurstellen, dus vertoon je geen crimineel gedrag.
Voorbeeld: Dries heeft een leuke vriendin en hij heeft fijne vrienden in de klas. Dries wil het graag goed doen op school zodat hij een baan kan vinden en kan samenwonen. Criminele dingen doen komt niet in zijn hoofd op.
4. Rationele-keuze-theorie Als mensen een misdrijf willen plegen, overwegen ze eerst de voor- en nadelen van het misdrijf. Hoeveel geld levert het misdrijf ze op? En wat is de kans dat ze gepakt worden? Het plegen van het misdrijf is dus een bewuste, rationele keuze.
Voorbeeld: Ilse jat soms dure kleding uit de winkel. Maar in de meeste winkels hangen nu camera’s, en het personeel let steeds beter op. Ze besluit dat de kans te groot is dat ze wordt gepakt, en ze stopt.
5. Etikettentheorie Als mensen een misdrijf gepleegd hebben of zich anders gedragen dan andere mensen, dan gaat de omgeving hen ook behandelen als crimineel. Ze drukken als het ware het etiket “crimineel” op de persoon. Die persoon voelt zich dan anders behandeld, en uit boosheid gaat hij zich ook crimineel gedragen. Deze theorie geldt vooral voor recidivisten.
Voorbeeld: Willem heeft in de gevangenis gezeten. Als hij terugkomt, merkt hij dat zijn buren hem niet vertrouwen. Zijn vrienden en familie willen hem niet meer zien. Hij heeft wel nog vrienden uit de gevangenis. Zij halen hem over tot een gewapende overval.
6. Neutraliseringstheorie Als jongeren in een vriendengroep strafbare feiten plegen, dan hebben ze vaak minder het gevoel dat het hun schuld is. Ze voelen niet de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag en voor de schade die ze aanrichten. Jongeren plegen daardoor makkelijker misdrijven in groepen. Als jongeren ouder worden en meer verantwoordelijkheden krijgen, zoals werk en een gezin, zie je dat ze minder criminaliteit (in groepsverband) plegen.
Voorbeeld: Diégo hangt vaak met vrienden op straat. Ze trappen fietsen kapot, gooien stenen naar auto’s en bekladden de muren. Geinig, toch? Diégo heeft niet het idee dat het écht zijn schuld is dat ze dit doen, maar hij doet wel altijd mee.
Foto: Carlos Urrutia
Zoals je misschien al is opgevallen, gaan sommige van deze theorieën over criminaliteit in het algemeen. Andere theorieën gaan over een specifieke groep mensen (jongeren, recidivisten) of over één type misdrijf (financiële misdrijven).
Hans leert ontspoorde jongeren fietsen maken: ‘Ik vind dat ze aan het werk moeten’
Ze waren gewelddadig, hingen op straat en zaten in het criminele circuit. Maar Hans van der Burgh uit Delft haalt ontspoorde jongeren naar zijn fietsenwerkplaats en nu leren ze een vak. De 2Wieleracademie in de Haagse wijk Ypenburg geeft jongeren met ernstige problemen een tweede kans. ‘Als ik niet hier was zou ik een crimineel zijn, met verkeerde dingen bezig zijn,’ zegt de 17-jarige Abbi. ‘Nu denk ik aan mezelf en mijn toekomst.’
a) Leg vanuit de anomietheorie uit dat ex-gevangenen zonder baan grote kans maken op recidive (steeds opnieuw strafbare feiten plegen).
Doordat de ex-gevangene geen baan heeft, is het moeilijker om bepaalde levensdoelen te bereiken (een fijn huis, genoeg geld). Dus om die doelen te bereiken, gaat hij opnieuw het criminele pad op.
b) Leg vanuit de etikettentheorie uit dat ex-gevangenen die geen baan kunnen vinden, grote kans maken op recidive.
Doordat potentiële werkgevers de ex-gevangene zien als crimineel, wordt hij nergens aangenomen. Hij voelt zich afgewezen door de samenleving en keert zich tot zijn (criminele) vrienden.
c) Welke theorie zegt dat criminaliteit een bewuste keuze is? Leg uit.
De rationele-keuze-theorie. Die gaat ervan uit dat criminelen besluiten dat criminele activiteiten genoeg geld opleveren, vergeleken met de pakkans.
d) Lees de tekst hierboven. Helpt dit plan tegen jeugdcriminaliteit, denk je? Leg je antwoord uit en gebruik in je antwoord één van de theorieën.
De jongeren die in de 2Wieleracademie leren voor het vak fietsenmaker, krijgen een binding met Hans (bindingstheorie) en hebben een haalbaar doel in het leven (anomietheorie), dus zullen minder snel in de criminaliteit belanden.
Opdracht 8
Bekijk de video hierboven.
a) Leg uit hoe je de aangeleerd gedragstheorie herkent in de video.
De jeugd ziet soms verkeerde voorbeelden in de wijk, in videoclips, en ze gaan om met foute vrienden. Daardoor leren ze verkeerde dingen.
b) Leg uit hoe je de bindingstheorie herkent in de video.
Het zijn vaak jongens met een onprettige thuissituatie, en waarbij het niet goed gaat op school. Ze voelen dus waarschijnlijk weinig binding met ouders, docenten en klasgenoten.
c) Leg uit hoe je de anomietheorie herkent in de video.
De jongeren hebben niet het idee dat ze veel kansen hebben in hun leven. De jongerenwerker Fabian wil graag dat jongeren zien dat ze ook iets anders kunnen worden dan crimineel, bijvoorbeeld profvoetballer, lerares of advocaat. Misschien stoppen ze dan met geweld plegen.
d) Wat zou de gemeente kunnen doen om ervoor te zorgen dat jongeren minder snel het verkeerde pad op gaan?
Positieve voorbeelden laten zien, ervoor zorgen dat ze naar school gaan en een baantje hebben, de ouders hulp geven bij het creëren van een fijne thuissituatie.
Slachtoffers van vroeger zijn de daders van nu
In veel gevallen zijn de daders van nu, vroeger slachtoffer geweest. “Je ziet echt een stapeling van oorzaken”, legt forensisch therapeut Thimo Van der Pol uit, “Bij de jongeren die ik spreek is er veel stress in het gezin, speelt armoede en verslaving een rol. Of het gaat niet goed op school. Je kan je voorstellen dat als een kind lelijke dingen meemaakt, zoals verwaarlozing, seksueel misbruik en geweld, dat er dan iets kapotgaat.”
“Let wel: iedereen gaat op een andere manier met trauma om. Slechts een klein percentage besluit te reageren met crimineel gedrag,” ziet Van der Pol.
a) Leg uit waarom jongeren uit zulke onveilige gezinnen meer kans hebben op crimineel gedrag. Gebruik daarbij de bindingstheorie.
Als deze jongeren geen goede band hebben met hun ouders, zullen ze het minder erg vinden om hun ouders teleur te stellen, en plegen ze sneller misdrijven.
b) Welke (andere) theorie herken je in het bericht? Leg uit.
De aangeleerd gedragstheorie. Als jongeren denken dat geweld en seksueel misbruik normaal zijn, gaan ze het sneller zelf ook aanleren.
1. Welke uitspraak over factoren die strafbaar gedrag vergroten of verkleinen, is waar?
Correct!Wrong!
2. Welke uitspraak over theorieën die crimineel gedrag verklaren, is waar?
Op jouw school wordt vast wel eens straf gegeven. Misschien moeten leerlingen nablijven, strafwerk schrijven of moeten ze in gesprek gaan met de docent over hun gedrag.
De straf van jouw docent hangt waarschijnlijk af van de situatie. Ook rechters denken in elke strafzaak na over de straf die ze geven, en ook die straf verschilt per situatie. In deze les gaan we het hebben over verschillende soorten straf en het doel van straf geven.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de materiële en immateriële gevolgen zijn van criminaliteit en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Weten welke straffen en maatregelen allemaal opgelegd kunnen worden.
Uitleggen met welke doelen bepaalde straffen en maatregelen worden opgelegd.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Wat voor straf krijg je op een school in Denemarken? Wat willen die scholen daarmee bereiken?
Bijvoorbeeld: Leerlingen moeten beargumenteren waarom ze vinden dat ze gelijk hebben. Ze hopen dat leerlingen over hun gedrag nadenken en uitleggen waarom ze bepaald gedrag tonen.
b) Wat voor straf krijg je in Zuid-Afrika? Waarom?
Bijvoorbeeld: Kinderen die niet luisteren, worden geslagen, zodat ze wel gaan luisteren.
c) Wat voor straf werkt het beste, denk jij? Waarom?
Bijvoorbeeld: Een straf als in Denemarken, want dat is niet zo’n erge straf. Of: Ik denk dat strenge straffen beter werken, want anders blijven kinderen doorgaan met rotzooi trappen.
8.1. Gevolgen van criminaliteit
Criminaliteit heeft veel nare gevolgen. Denk je maar eens in: als jouw telefoon is gestolen, moet je een nieuwe betalen. Of als je een keer bent bedreigd, voel je je misschien onveilig.
Sommige van deze gevolgen zijn materiële gevolgen: dit betekent dat het geld kost, om ze op te lossen.
Drie materiële gevolgen van criminaliteit
Kosten om criminaliteit te voorkómen. Sommige mensen en bedrijven nemen maatregelen om geen slachtoffer te worden van criminaliteit. Ze installeren bijvoorbeeld een anti-inbraakalarm of installeren een extra slot op de deur. Deze maatregelen kosten geld.
Kosten om de schade te herstellen. Als je bestolen bent, of als jouw spullen vernield zijn, wil je nieuwe spullen kopen. Dit kost geld. Soms kun je geld krijgen van de verzekering. Dan gaat wel je maandelijkse premie omhoog. Ook dit is een materieel gevolg.
Uitgaven om criminaliteit te bestrijden. De overheid besteedt jaarlijks miljarden euro’s om criminaliteit te bestrijden.
Andere gevolgen zijn immateriële gevolgen. Dit betekent dat de gevolgen niet zomaar zijn op te lossen met geld.
Vijf immateriële gevolgen van criminaliteit
Gevoelens van angst of onveiligheid. Na een misdrijf zoals mishandeling, bedreiging of inbraak kunnen mensen bang worden of zich onveilig voelen. Soms hebben mensen zelfs een ernstig trauma als gevolg.
Morele verontwaardiging. Voor de meeste mensen voelt het oneerlijk dat er criminelen zijn die in korte tijd veel geld “verdienen”. Dit noemen we ook wel: morele verontwaardiging.
Normvervaging. Als je veel criminaliteit om je heen ziet, dan veranderen misschien jouw ideeën over wat goed en wat kwaad is. Wat je normaal vindt, dat vervaagt en verandert. Normvervaging. Misschien ga je je zelf nu ook minder snel aan de regels houden.
Verlies aan vertrouwen in de politiek. Mensen kunnen het vertrouwen verliezen in politie, justitie en de overheid. Ze hebben bijvoorbeeld het gevoel dat er niet genoeg wordt gedaan om hen te beschermen.
Gevaar voor eigenrichting. Soms zijn mensen zó boos na een misdrijf, dat ze de daders zelf iets aan willen doen. Dit heet ook wel: eigenrichting.
Opdracht 2
Welk gevolg(en) van criminaliteit herken je in onderstaande situaties?
a) Sara wordt gestalkt. Ze durft niet meer alleen over straat.
Gevoelens van onveiligheid.
b) De vriend van Farid dealt drugs en verdient zo zijn geld. Farid vraagt of hij zijn vriend kan helpen voor een zakcentje.
Normvervaging.
c) Timothy is pissig, want zijn dure laptop is gestolen. En de dieven gaan vrijuit!
Morele verontwaardiging; kosten om de schade te herstellen.
d) Mark krijgt in de kroeg een duw. Hij flipt en slaat met zijn flesje bier een gat in het hoofd van de verdachte.
Gevaar voor eigenrichting.
Opdracht 3
Bekijk bovenstaande video.
Noem een materieel gevolg van het misdrijf, én een immaterieel gevolg.
Materieel: Het kost geld om de gebouwen te repareren. Immaterieel: Bewoners zijn geschrokken en bang.
8.2. Sancties
Omdat criminaliteit vervelende gevolgen heeft, is het belangrijk om criminaliteit tegen te gaan. Na een strafzaak bepaalt de rechter of de verdachte schuldig of onschuldig is; en als de verdachte schuldig is, volgt meestal een sanctie: een soort straf. Er zijn drie typen sancties die gegeven kunnen worden, namelijk: een hoofdstraf, een bijkomendestraf, of een maatregel. Hieronder bespreken we ze.
8.2.1. Hoofdstraffen
Hoofdstraffen zijn de belangrijkste en meest bekende vormen van straf.
VIER HOOFDSTRAFFEN
Taakstraf
Dit is meestal een werkstraf: papiertjes prikken of graffiti schoonmaken. Soms is het een leerstraf: bijvoorbeeld een cursus sociale vaardigheden volgen.
Geldboete
De maximale boete die je per delict kunt krijgen, staat in de wet.
Gevangenisstraf
Een gevangenisstraf wordt ook wel een vrijheidsstraf genoemd, omdat je (tijdelijk) je vrijheid kwijt bent.
Hechtenis
Hechtenis is ook een vrijheidsstraf. Hechtenis wordt alleen opgelegd bij overtredingen. Je kunt maximaal 1 jaar hechtenis krijgen.
Je kunt een hoofdstraf onvoorwaardelijk krijgen, of (deels) voorwaardelijk. Onvoorwaardelijk betekent dat de straf sowieso uitgevoerd moet worden. Een voorwaardelijke straf wordt alleen uitgevoerd als de verdachte in zijn proeftijd opnieuw een delict pleegt.
Opdracht 4
Bekijk bovenstaande video.
a) Waarvoor kun je een levenslange gevangenisstraf krijgen?
Voor moord, een aanslag op de koning of regering, of een terroristisch misdrijf.
b) Is levenslang ook echt levenslang?
In principe wel. Na 25 jaar wordt wel opnieuw beoordeeld of je gratie krijgt en vrijgelaten mag worden.
8.2.2. Bijkomende straffen
Een bijkomende straf is een straf die te maken heeft met het strafbare feit dat is gepleegd. Twee voorbeelden van bijkomende straffen zijn:
TWEE BIJKOMENDE STRAFFEN
Rechten van iemand afnemen
Bijvoorbeeld: Iemand die dronken in een auto rijdt, kan zijn rijbewijs kwijtraken, of iemand die als militair of politieagent misdrijven pleegt, raakt zijn baan kwijt.
Uitspraak openbaar maken
De voor- en achternaam van de dader, en de straf die hij krijgt, worden genoemd in de krant. De rechter geeft dit als straf, als hij vindt dat alle burgers in Nederland moeten weten wat de dader gedaan heeft.
a) Waarom is het verboden om onder invloed van alcohol achter het stuur te zitten?
Bijvoorbeeld: Onder invloed van alcohol maak je langzamer beslissingen en dat is gevaarlijk als je achter het stuur zit.
b) Bekijk deze pagina. Welke straffen kun je krijgen voor rijden onder invloed van alcohol?
Maximaal 1 jaar gevangenisstraf, maximaal een boete van € 7.800, en/of het verliezen van je rijbewijs.
c) Zijn jouw antwoorden bij vraag b hoofdstraffen of bijkomende straffen?
Gevangenisstraf en boete zijn hoofdstraffen, rijbewijs verliezen is een bijkomende straf.
d) Leg uit dat het afhangt van de situatie welke straf je krijgt.
Bijvoorbeeld: Als het je eerste misdrijf is, krijg je misschien alleen een boete. Of: Als je een gevaarlijke situatie veroorzaakte, krijg je misschien meer straf.
8.2.3. Maatregelen
Sommige sancties zijn niet bedoeld als straf. Ze zijn bedoeld om te schade te herstellen, of om de samenleving te beschermen tegen de dader. Of om de dader tegen zichzelf te beschermen. Dit soort sancties noemen we: maatregelen.
DRIE VOORBEELDEN VAN MAATREGELEN
Criminele winst afpakken
Als de dader winst heeft gemaakt in de criminaliteit, dan worden de winst of de spullen afgepakt.
Schadevergoeding betalen
De dader moet een bepaald bedrag aan schadevergoeding betalen aan het slachtoffer.
Tbs (terbeschikkingstelling)
Iemand krijgt tbs als hij psychische stoornis heeft, en door die stoornis het misdrijf heeft gepleegd. Hij wordt dan “ter beschikking gesteld” aan een tbs-kliniek. Hij wordt daar dus opgesloten en krijgt verplicht een psychische behandeling krijgt, om herhaling te voorkomen.
Opdracht 6
a) Wat zijn de vier hoofdstraffen?
Gevangenisstraf, boete, hechtenis, taakstraf.
b) Wat zijn twee voorbeelden van bijkomende straffen?
Rechten van iemand afnemen, uitspraak openbaar maken.
c) Wat zijn drie voorbeelden van maatregelen?
Criminele winst afpakken, schadevergoeding betalen, tbs.
Sancties kunnen met elkaar gecombineerd worden. Soms krijgt de dader bijvoorbeeld een hoofdstraf én een bijkomende straf opgelegd, of soms krijgt de dader een hoofdstraf en een maatregel.
Opdracht 7
Gaat het in onderstaande gevallen om een voorwaardelijke hoofdstraf, een onvoorwaardelijke hoofdstraf, een bijkomende straf of een maatregel? Een combinatie is ook mogelijk.
a) Voor het hebben van een hennepplantage is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Een hoofdstraf, waarvan deels voorwaardelijk.
b) Verdachte heeft door onvoorzichtig rijgedrag een ongeval veroorzaakt waarbij een persoon is overleden. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een onvoorwaardelijke ontzegging van het rijbewijs van één jaar.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf en een bijkomende straf.
c) Verdachte is veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf en tbs voor het vervaardigen, verspreiden en bezit van kinderporno en seksueel misbruik van drie kinderen.
Een hoofdstraf en een maatregel.
d) Verdachte wordt ter zake van meermalen plegen van valsheid in geschrifte en feitelijk leiding geven aan witwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, alsmede een geldboete van € 90.000,00.
Twee hoofdstraffen, waarvan de gevangenisstraf voorwaardelijk is.
8.3. Waarom straffen we?
De straf hangt dus af van het delict dat is gepleegd. Maar de rechter denkt ook na over het effect van zijn straf. Welk doel wil hij bereiken met de straf? En welke straf past daar dan bij?
Waarom straffen we eigenlijk? En wat is het nut ervan?
In de Middeleeuwen stond straf gelijk aan fysiek lijden. Later kwam het idee op van de strenge gevangenis. In de jaren zeventig was men erg gericht op de psychologie van de dader: wat is er met iemand gebeurd waardoor iemand zo handelt? Nu is er juist meer aandacht voor de verhalen van slachtoffers, onze veiligheid en ons gevoel van veiligheid.
a) Leg uit dat er verschillende redenen zijn waarom criminelen straf verdienen.
Bijvoorbeeld: We moeten criminelen straffen zodat de samenleving veiliger wordt, maar ook omdat het niet eerlijk is als een crimineel vrijuit gaat.
b) Wat vind jij belangrijk bij straf: strenge gevangenisstraf, erachter komen waaróm de dader criminele dingen doet, de gevoelens van het slachtoffer, of je veilig voelen? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Erachter komen waarom de dader criminele dingen doet, zodat hij geholpen kan worden en ermee stopt. Of: Streng straffen, zodat hij voelt dat het niet goed is wat hij doet.
c) Wat voor type straf past bij jouw antwoord bij vraag b?
Bijvoorbeeld: Veel psychische hulp en begeleiding. Of: Lange gevangenisstraffen.
Er zijn zeven doelen die je kunt bereiken wanneer je verdachten straft voor hun criminele gedrag.
De 7 doelen van straf
Vergelding. Als je een misdrijf pleegt, mag je hier niet mee wegkomen. Je verdient straf. Dit noemen we vergelding.
Afschrikking/preventie. Criminelen weten dat ze een gevangenisstraf kunnen krijgen als ze gepakt worden. Dit schrikt sommige mensen af, waardoor ze dus geen misdrijf plegen.
Beveiliging van de samenleving. Zolang de dader gevangen zit, kan hij of zij niet opnieuw de fout in gaan. De samenleving is dan (tijdelijk) tegen hem beschermd.
Handhaving van de rechtsorde. Burgers moeten zich houden aan de wet. Politie en justitie moeten er voor zorgen dat, áls burgers zich niet aan de regels houden, zij gestraft worden. Zij moeten de regels (rechtsorde) dus handhaven.
Voorkómen van eigenrichting. Soms zijn mensen zó boos na een misdrijf, dat ze de daders zelf iets aan willen doen. Dit heet ook wel: eigenrichting. Dit willen we voorkomen. De rechter straft dus criminelen zodat anderen geen eigenrichting plegen.
Heropvoeding/resocialisatie. Hopelijk zorgt een straf ervoor dat de dader zijn leven betert. Hij wordt eigenlijk opnieuw opgevoed (heropvoeding) en opnieuw sociaal gemaakt (resocialisatie).
Genoegdoening. Bij een misdrijf vallen vaak slachtoffers. Soms is een gebeurtenis zo erg, dat de hele samenleving er last van heeft. Als de dader gestraft wordt, dan moeten de slachtoffers en samenleving het gevoel hebben dat de straf ook klopt bij het misdrijf.
Opdracht 9
Bekijk de video hierboven.
Welk doel van straffen vindt Bas het belangrijkst? Leg uit.
Resocialisatie, want hij wil jongeren helpen zodat ze niet meer in de gevangenis komen.
Opdracht 10
a) Welke doelen van straffen vind jij het belangrijkst? Zet de zeven doelen van straffen in een rijtje onder elkaar. Zet de belangrijkste bovenaan, en de minst belangrijke onderaan.
Bijvoorbeeld: Vergelding, genoegdoening, beveiligen van de samenleving, afschrikken, heropvoeding, handhaving van de rechtsorde, voorkomen van eigenrichting.
b) Schrijf naast ieder doel van straffen, het type straf dat hier (volgens jou) het beste bij past.
Bijvoorbeeld: Vergelding: Gevangenisstraf. Genoegdoening: Schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. Beveiligen van de samenleving: Gevangenisstraf of tbs. Afschrikken: Boete. Heropvoeding: Taakstraf of tbs. Handhaving van de rechtsorde: Criminele winst afpakken. Voorkomen van eigenrichting: Een hoofdstraf.
c) Vergelijk je antwoorden bij a) en b) met die van een klasgenoot. Wat valt jullie op?
Bijvoorbeeld: Mijn klasgenoot vindt beveiligen van de samenleving en heropvoeding belangrijker dan ik, verder lijken onze rijtjes op elkaar.
Voor een delict kun je dus veel verschillende soorten straffen krijgen. Hoe kiest de rechter welke straf het meest passend is?
Dat hangt deels af van de dader. Hoe oud is de dader? Heeft hij al een strafblad? Raakt hij zijn baan kwijt, als hij de gevangenis in moet? Is hij verslaafd aan alcohol, of niet? Soms denkt de rechter dat een voorwaardelijke straf beter helpt om herhaling te voorkomen. Of een rechter wil dat de verdachte afkickt van drugs. En soms kiest de rechter juist voor een zware straf.
Het hangt ook af van het doel dat de rechter wil bereiken. Wil hij de samenleving beschermen tegen een heel gevaarlijke crimineel? Dan is een gevangenisstraf een goede straf. Of wil hij de dader resocialiseren? Dan is begeleiding door de reclassering, afkicken van drugs, of een tbs-maatregel passender. Of is genoegdoening belangrijker? Dan krijgt het slachtoffer misschien een schadevergoeding.
Rechter straft zwaarder dan 20 jaar geleden
Gevangenisstraf is in veel landen de zwaarste en duurste straf die kan worden opgelegd. De Nederlandse rechter kiest vaker voor een gevangenisstraf dan voor een ander type straf: jaarlijks worden meer dan 30.000 gevangenisstraffen opgelegd, tegenover 26.000 taakstraffen en 14.000 boetes.
Misdaadonderzoeker Hilde Wermink zegt hierover: ‘Het idee is dat van zwaardere straffen een afschrikwekkende werking uitgaat en dat het mensen ervan weerhoudt om opnieuw de fout in te gaan. Maar de praktijk laat toch een ander beeld zien. Een zwaardere straf leidt niet tot minder criminaliteit. Integendeel, we hebben het onderzocht, en we zien een hoger percentage recidive na korte gevangenisstraffen dan na ander type straffen.
a) Vat het artikel in enkele zinnen samen.
Na een gevangenisstraf herhalen veel ex-criminelen hun gedrag en ze vervallen opnieuw in de criminaliteit. Dit is minder het geval als ze een boete of taakstraf kregen.
b) Gevangenissen worden betaald uit belastinggeld. Hoeveel belastinggeld kost het om één gevangene één dag gevangen te zetten? Gebruik Google.
Het kost 250 euro per gevangene per dag.
c) Rechters geven vaker een lange gevangenisstraf dan 20 jaar geleden. Wat vind jij hiervan? Onderbouw je mening met en argument.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat goed, want hoe langer je iemand in de gevangenis zet, hoe langer de samenleving beveiligd is tegen die crimineel. Of: Ik denk dat er wel betere manieren van straffen zijn, die bijvoorbeeld meer effect hebben en goedkoper zijn.
8.3.1. Een passende straf
De rechter bekijkt dus per situatie en per verdachte wat hem de beste straf lijkt. Soms is het voor de rechter moeilijk om te bepalen welke straf past bij een misdrijf, en soms juist heel makkelijk.
Hieronder hebben we acht rechtszaken uit 2020 op een rijtje gezet, met daarbij de straf die door de rechter is gegeven. Wat is jouw mening over de straffen? Ben je het eens met de straf die de rechter oplegt? Of ben je het ermee oneens? Vergelijk aan het einde jouw antwoorden met de rest.
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Een 27-jarige verdachte heeft 100 kilo harddrugs vervoerd. De rechter geeft hem 4 jaar gevangenisstraf. 1/8
Een 36-jarige verdachte heeft grote geldbedragen witgewassen. De rechter geeft hem 4 maanden gevangenisstraf. 2/8
Een 35-jarige verdachte heeft met een vuurwapen geschoten op een raam van een woning. In de woning was niemand aanwezig. De rechter geeft hem 9 maanden gevangenisstraf. 3/8
Een 20-jarige verdachte wordt schuldig bevonden aan winkeldiefstal met gebruik van geweld. De rechter geeft hem 120 dagen gevangenisstraf, waarvan 74 dagen voorwaardelijk. De verdachte heeft een psychische stoornis dus de rechter geeft ook een maatregel op: verdachte moet opgenomen worden in een zorginstelling. 4/8
Een 24-jarige verwarde man probeert een woning binnen te komen en steekt daarbij een bewoner in zijn onderarm. De rechters verklaren de man ontoerekeningsvatbaar vanwege zijn psychische stoornissen. Hij krijgt TBS opgelegd. 5/8
Een 21-jarige verdachte heeft meerdere malen getankt zonder te betalen, en heeft meegewerkt aan de diefstal van een aantal (politie)uniformen. De rechter veroordeelt de verdachte tot 200 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast moet verdachte zich laten begeleiden door de reclassering, en moet hij wonen in instelling voor begeleid wonen.6/8
De rechtbank veroordeelt vijftien krakers die op 1 oktober 2019 een aantal panden in Utrecht hebben gekraakt. Sommige krakers waren eerder veroordeeld voor kraken. Zij krijgen een gevangenisstraf van drie dagen en een geldboete van 500 euro opgelegd.7/8
Een 18-jarige vrouw wordt vervolgd wegens een poging tot doodslag op een man die in gevecht was met haar vriend. De vrouw bevond zich in de woning van haar vriend toen zij geschreeuw en een knal hoorde. Zij hoorde een man onder meer zeggen dat hij geld wil en dat hij hen anders zal doden. Zij ziet een man vechten met haar vriend, ze hebben allebei een wapen vast en trekken eraan. Het lukt de vrouw niet om de mannen uit elkaar te halen. De vrouw pakt een aardappelschilmesje en steekt de man in zijn voor- en achterhoofd. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van noodweer. De vrouw wordt vrijgesproken. 8/8
Results
1
Een 27-jarige verdachte heeft 100 kilo harddrugs vervoerd. De rechter geeft hem 4 jaar gevangenisstraf.
4423
2
Een 36-jarige verdachte heeft grote geldbedragen witgewassen. De rechter geeft hem 4 maanden gevangenisstraf.
2245
3
Een 35-jarige verdachte heeft met een vuurwapen geschoten op een raam van een woning. In de woning was niemand aanwezig. De rechter geeft hem 9 maanden gevangenisstraf.
3136
4
Een 20-jarige verdachte wordt schuldig bevonden aan winkeldiefstal met gebruik van geweld. De rechter geeft hem 120 dagen gevangenisstraf, waarvan 74 dagen voorwaardelijk. De verdachte heeft een psychische stoornis dus de rechter geeft ook een maatregel op: verdachte moet opgenomen worden in een zorginstelling.
5314
5
Een 24-jarige verwarde man probeert een woning binnen te komen en steekt daarbij een bewoner in zijn onderarm. De rechters verklaren de man ontoerekeningsvatbaar vanwege zijn psychische stoornissen. Hij krijgt TBS opgelegd.
4324
6
Een 21-jarige verdachte heeft meerdere malen getankt zonder te betalen, en heeft meegewerkt aan de diefstal van een aantal (politie)uniformen. De rechter veroordeelt de verdachte tot 200 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast moet verdachte zich laten begeleiden door de reclassering, en moet hij wonen in instelling voor begeleid wonen.
4918
7
De rechtbank veroordeelt vijftien krakers die op 1 oktober 2019 een aantal panden in Utrecht hebben gekraakt. Sommige krakers waren eerder veroordeeld voor kraken. Zij krijgen een gevangenisstraf van drie dagen en een geldboete van 500 euro opgelegd.
3334
8
Een 18-jarige vrouw wordt vervolgd wegens een poging tot doodslag op een man die in gevecht was met haar vriend. De vrouw bevond zich in de woning van haar vriend toen zij geschreeuw en een knal hoorde. Zij hoorde een man onder meer zeggen dat hij geld wil en dat hij hen anders zal doden. Zij ziet een man vechten met haar vriend, ze hebben allebei een wapen vast en trekken eraan. Het lukt de vrouw niet om de mannen uit elkaar te halen. De vrouw pakt een aardappelschilmesje en steekt de man in zijn voor- en achterhoofd. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van noodweer. De vrouw wordt vrijgesproken.
5116
1. Wat betekent het als mensen moreel verontwaardigd zijn over criminaliteit?
Correct!Wrong!
2. Welke uitspraak over voorwaardelijke en onvoorwaardelijke straffen is waar?
Correct!Wrong!
3. Levi krijgt een bijkomende straf opgelegd. Wat betekent dat voor Levi?
In de vorige lessen heb je veel geleerd over de oorzaken en gevolgen van criminaliteit. Ook leerde je over de redenen om criminelen te straffen en over de verschillende straffen die er bestaan.
De overheid is uiteindelijk diegene die beslist wat strafbaar is en wat niet, welke straf je kunt krijgen voor welk delict en hoe we criminaliteit tegen moeten gaan. In deze les leer je over de rol van de overheid bij de bestrijding van criminaliteit.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke overheidsinstellingen zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van criminaliteit.
Uitleggen op welke beleidsterreinen de overheid criminaliteit bestrijdt.
Uitleggen wat het verschil is tussen preventief en repressief beleid.
Weten hoe effectief en wenselijk bepaalde beleidsmaatregelen zijn.
Weten hoe de verschillende politieke stromingen over criminaliteitsbestrijding denken.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina.
a) Wie is de man die spreekt op de video?
Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van Rotterdam.
b) Wat is zijn rol in het tegengaan van criminaliteit, denk je?
Bijvoorbeeld: Hij stuurt politie aan. Of: Hij probeert criminaliteit te voorkomen door zulke filmpjes te maken.
9.1. Taken van overheidsinstanties
In de les “Rechtsstaat” heb geleerd over de machtenscheiding in Nederland. Er is namelijk niet één groep mensen met alle macht. De macht is gescheiden en over drie groepen mensen verdeeld, namelijk: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
Die drie machten hebben alle drie een eigen taak in onze democratie. De wetgevende macht beslist over wetten: wat is strafbaar en hoeveel straf kun je krijgen? De uitvoerende macht voert de wetten uit: hoe mogen we verdachten opsporen? En de rechterlijke macht straft mensen die zich niet aan de wet houden en bepaalt welke straf ze krijgen.
Opdracht 2
Leg uit waarom de scheiding der machten belangrijk is in een rechtsstaat. Zoek het op in de les “Rechtsstaat” als dat nodig is.
Door de machtenscheiding zal er nooit één iemand zijn die alle macht in handen heeft. De burgers worden door machtenscheiding dus beschermd tégen de macht van de overheid.
Wie hoort nou precies bij welke macht? Dat zie je in deze tabel:
DE SCHEIDING VAN MACHTEN
De wetgevende macht.
De regering en het parlement bepalen wat strafbaar is volgens de wet. Maar ook de gemeenteraad mag bepalen wat in hun gemeente strafbare feiten zijn. Dit zijn dan altijd overtredingen.
De uitvoerende macht.
De officier van justitie, de burgemeester en de politie werken samen om criminaliteit en overlast in wijken aan te pakken. Het overleg tussen deze drie partijen heet ook wel: het driehoeksoverleg. Het OM (en dus de officieren van justitie) en de politie sporen strafbare feiten op. En de burgemeester zorgt er met de politie voor dat de openbare orde wordt gehandhaafd: dus dat het rustig is op straat.
De rechterlijke macht.
De officieren van justitie en de rechters bepalen of verdachten schuldig zijn, en bestraffen crimineel gedrag.
Opdracht 3
Kijk nogmaals naar de video van burgemeester Aboutaleb bovenaan de pagina.
a) Bepaalt hij de regels in zijn gemeente? Leg je antwoord uit.
Nee, hij hoort bij de uitvoerende macht, dus hij handhaaft de openbare orde en probeert overlast aan te pakken.
b) Wie bepaalt de regels in een gemeente?
De regering en het parlement bepalen de wetten voor het land en dus ook voor alle gemeentes. De gemeenteraad mag daarnaast bepalen wat overtredingen zijn in hun gemeente.
9.2. Typen beleid
De overheid probeert criminaliteit tegen te gaan, en maakt daar plannen voor. Die plannen noemen we ook wel: beleid. Bestuurders maken dus beleidsplannen op het gebied van criminaliteit.
Er zijn verschillende soorten beleid op het gebied van criminaliteit, namelijk opsporingsbeleid, gevangenisbeleid, vervolgingsbeleid en jeugdcriminaliteitsbeleid.
Foto: ANP
VIER TYPEN BELEID
Opsporingsbeleid
De politie spoort criminelen op. Opsporingsbeleid zijn afspraken tussen overheid en politie over het type criminaliteit dat veel wordt opgespoord. Moeten we meer doen tegen zware criminaliteit, of tegen veelvoorkomende criminaliteit?
Vervolgingsbeleid
Vervolgen betekent: voor de rechter brengen. Vervolgingsbeleid zijn plannen van de overheid om verdachten zo snel mogelijk voor de rechter te brengen. Of plannen om bepaalde delicten af te laten handelen door de officier van justitie, in plaats van door de rechter.
Gevangenisbeleid
Bestuurders maken plannen over de bouw en renovatie van gevangenissen. Hoe moet een cel eruit zien, en aan welke andere voorwaarden moet een gevangenis voldoen?
Jeugdcriminaliteitsbeleid
Bestuurders bedenken ook hoe ze jeugdcriminaliteit kunnen terugdringen. Ze bedenken bijvoorbeeld hoe ze de jeugd beter kunnen voorlichten over de gevaren van het criminele circuit en ze proberen werk en zorg voor jongeren beter te regelen. En ze bepalen wanneer een jongere in aanmerking komt voor een Halt-straf.
Opdracht 4
a) Noteer bij iedere krantenkop om welk type beleid het gaat.
“Online lokprofiel tegen jeugdprostitutie: hoe ver mag je gaan?”
Opsporingsbeleid.
b) “Dekker wil technische snufjes in strijd tegen smokkel in gevangenissen”
Gevangenisbeleid.
c) “ZSM: snel duidelijkheid in een strafzaak”
Vervolgingsbeleid.
d) “Politie kraakt criminele communicatiedienst: ‘Hele onderwereld op een presenteerblaadje’”
Opsporingsbeleid.
e) “Vervolgen van verkrachter wordt eenvoudiger door nieuwe wet”
Vervolgingsbeleid.
f) “Preventief fouilleren kan helpen tegen excessief geweld jeugd”
Jeugdcriminaliteitsbeleid.
Sommige typen beleid zijn bedoeld om te voorkómen dat mensen delicten plegen. Denk bijvoorbeeld aan voorlichtingscampagnes voor jongeren, zodat ze de nadelen van de criminaliteit zien voordat ze ermee te maken krijgen. Of denk aan het tegengaan van armoede, zodat mensen minder noodzaak zien om te stelen.
Andere soorten beleid richten zich meer op strenger ingrijpen nádat delicten zijn gepleegd. Denk bijvoorbeeld aan strengere straffen, meer bevoegdheden van politie en justitie en een sneller vervolgingsbeleid.
PREVENTIEF OF REPRESSIEF BELEID
Preventief beleid
Beleid dat erop gericht is om criminaliteit te voorkómen.
Repressief beleid
Beleid dat erop gericht is om misdadigers goed te kunnen bestraffen.
Opdracht 5
Bekijk opdracht 4 en de typen beleid daarboven.
a) Welke twee voorbeelden van preventief beleid kun je in de typen beleid van opdracht 4 herkennen?
Jongeren voorlichten over de gevaren van criminaliteit, werk en zorg voor jongeren regelen, preventief fouilleren.
b) Welke twee voorbeelden van repressief beleid kun je in de typen beleid van opdracht 4 herkennen?
Een strenger opsporingsbeleid, verdachten zo snel mogelijk voor de rechter brengen, online lokprofiel tegen jeugdprostitutie, technische snufjes tegen de smokkel in gevangenissen, politie kraakt criminele communicatiedienst, vervolgen van verkrachter wordt eenvoudiger.
Opdracht 6
a) Zoek op het internet naar een krantenbericht over repressief beleid. Schrijf de titel, de bron en de datum van het bericht op.
Bijvoorbeeld: “Criminele families: Oppakken en afpakken,” hetccv.nl, 1 mei 2020.
b) Zoek ook een bericht over preventief beleid. Schrijf de titel, de bron en de datum van het bericht op.
Bijvoorbeeld: “Radicalisering: niet indammen maar voorkomen”, Sociaalwerknederland.nl, 28 maart 2017.
Opdracht 7
Leg uit dat meer camera’s op straat een voorbeeld is van zowel repressief als preventief beleid.
Als mensen de camera zien hangen dan zullen ze minder snel een misdrijf plegen, dus het werkt preventief. En als ze wél een misdrijf plegen dan staan ze op film en kunnen ze sneller worden herkend, dus dat werkt repressief.
9.3. Effectief en wenselijk beleid
Je kent nu verschillende soorten beleid. De bedoeling van zulke beleidsmaatregelen is dat ze effectief zijn: dat ze goed werken tegen criminaliteit. We willen ermee bereiken dat een bepaalde vorm van criminaliteit daalt, of dat de gevolgen van criminaliteit minder ernstig zijn. En het zou ook fijn zijn als burgers zich minder onveilig voelen door bepaalde preventieve of repressieve maatregelen.
Het is dus belangrijk om te checken of bepaalde maatregelen wél of niet helpen in de bestrijding van criminaliteit.
‘Onveilig gevoel’ in Waardse Rivierenwijk: gemeente roept buurt bijeen
De gemeente Dijk en Waard wil volgende maand met de buurt in gesprek gaan. Uit onderzoek blijkt dat veel bewoners zich onveilig voelen in de wijk.
De Rivierenwijk staat onder bewoners al jarenlang bekend als een ‘probleemwijk’. De afgelopen jaren is het rustiger en veiliger in de wijk, maar inwoners zijn niet vergeten dat er in 2017 een man overleed na een schietpartij, en dat in 2015 twee dode baby’s gevonden werden in een woning.
Deze week krijgen alle bewoners van de Rivierenwijk een uitnodiging voor de bijeenkomst. “We gaan bespreken wat er leeft en speelt in de wijk, en we stellen een lijst op met aandachtspunten voor de wijk”, verklaart de gemeente.
a) Is de criminaliteit in Rivierenwijk de laatste jaren gedaald?
Ja, volgens het artikel is de wijk rustiger en veiliger geworden.
b) Zijn de gevoelens van onveiligheid afgenomen?
Nee, bewoners voelen zich nog steeds onveilig.
c) Heeft de gemeente Dijk en Waard het volgens jou goed gedaan?
Ja. Ze hebben de feitelijke criminaliteit omlaag gebracht. Of: Nee, bewoners voelen zich nog steeds onveilig.
d) Zijn de gevolgen van criminaliteit in dit artikel op materieel of immaterieel vlak ?
Immaterieel vlak. Bewoners zijn bang. Op materieel vlak zijn ze (waarschijnlijk) afgenomen, er is minder criminaliteit.
Foto: CBS, 2020
Opdracht 9
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Zijn de bovengenoemde beveiligingsmaatregelen preventief of repressief?
Preventief. Ze proberen hiermee inbraak te voorkomen.
b) Zorgen deze beveiligingsmaatregelen voor meer of minder onveiligheidsgevoelens?
Minder onveiligheidsgevoelens: hierdoor denken mensen dat er minder snel kan worden ingebroken. Of: Meer onveiligheidsgevoelens als je zoveel sloten en beveiliging hebt, denk je iedere keer dat er kan worden ingebroken.
Bij iedere maatregel die de overheid neemt, moeten ze zich ook afvragen of het wel wenselijk is. Of de oplossing niet erger is dan het probleem. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om de ME af te sturen op een groepje hangjongeren. Of ieder huis continu te bewaken met politieagenten om inbraak te voorkomen.
Misschien zijn de bovenstaande voorbeelden vanzelfsprekend, maar wat denk jij van de volgende oplossingen?
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Daniel Frank
Fietsendiefstal: van iedere fiets wordt de locatie continu bijgehouden (rechtshandhaving)1/4
Lacie Slezak
Moordenaars: het DNA van alle Nederlanders opslaan in de politiedatabank (rechtshandhaving)2/4
Fabien Maurin
Terrorisme: minder strenge controles op terrorisme op vliegvelden (rechtsbescherming)3/4
Rodnae
Etnisch profileren: Geen controles door politie op uiterlijke kenmerken (rechtsbescherming)4/4
Results
1
Fietsendiefstal: van iedere fiets wordt de locatie continu bijgehouden (rechtshandhaving)
1442
2
Moordenaars: het DNA van alle Nederlanders opslaan in de politiedatabank (rechtshandhaving)
3917
3
Terrorisme: minder strenge controles op terrorisme op vliegvelden (rechtsbescherming)
1145
4
Etnisch profileren: Geen controles door politie op uiterlijke kenmerken (rechtsbescherming)
4313
DILEMMA TUSSEN RECHTSHANDHAVING EN RECHTSBESCHERMING
Rechtshandhaving
De overheid let erop dat mensen zich aan de regels houden.
Rechtsbescherming
De overheid beschermt de grondrechten en vrijheden van burgers.
We leerden eerder al dat rechtshandhaving en rechtsbescherming met elkaar botsen. Er moet per maatregel, ook gekeken worden of we meer handhaving willen of juist meer bescherming. Wat is wenselijk?
9.4. Drie visies op criminaliteit
Iedere politieke partij heeft een andere mening over hoe we om moeten gaan met criminaliteit. De ene partij wil langere gevangenisstraffen, de andere partij wil ex-gevangenen helpen om terug te keren in de maatschappij na hun gevangenisstraf. Een derde partij vindt dat jongeren beter voorgelicht moeten worden over de gevaren van drugscriminaliteit, terwijl weer een andere partij overal camera’s wil ophangen om verdachten op te kunnen pakken.
Opdracht 10
Kies twee politieke partijen. Ga naar allebei de websites en vergelijk hun standpunten over criminaliteit met elkaar. Wat valt je op?
Bijvoorbeeld: DENK wil meer wijkagenten en meer preventieve maatregelen. ChristenUnie wil ook meer waardering voor agenten, en meer inzetten op opsporing van zware criminaliteit.
Wat een partij vindt, verschilt vaak per stroming. Sociaaldemocraten vinden iets anders dan liberalen, en christendemocraten leggen weer ergens anders de nadruk op.
Sociaaldemocraten en progressieven
Liberalen en conservatieven
Christendemocraten
Mensbeeld:
Mensen plegen niet zomaar criminaliteit. Er zitten vaak maatschappelijke oorzaken achter, zoals armoede, verslaving of groepsdruk. We moeten de oorzaken van criminaliteit aanpakken.
Mensbeeld:
Als burgers er zelf voor kiezen om criminaliteit te plegen, dan moeten zij de gevolgen daarvan zelf dragen. Burgers hebben eigen verantwoordelijkheid.
Mensbeeld:
Als mensen de juiste waarden en normen hebben, zullen ze geen criminaliteit plegen. Het gezin, de school, (sport)clubs, kerken en andere organisaties moeten onze waarden en normen doorgeven aan burgers.
Standpunten:
Criminaliteit voorkómen met preventieve maatregelen. De rechten van burgers beschermen. Vaker taakstraffen geven.
Standpunten:
Criminaliteit bestraffen met meer repressieve maatregelen zoals strenger en sneller straffen. Meer mogelijkheden voor politie en justitie om verdachten op te sporen en vervolgen.
Standpunten:
Sommige christendemocraten willen meer preventieve maatregelen, anderen willen juist repressieve maatregelen.
Opdracht 11
a) Welke twee politieke partijen koos jij bij opdracht 8?
DENK en ChristenUnie.
b) Schrijf voor beide partijen op bij welke stroming ze horen.
DENK: Sociaaldemocratisch. ChristenUnie: Christendemocratisch.
c) Bekijk op de websites van beide partijen, wat hun standpunt is over criminaliteit. Klopt hun standpunt met wat hierboven in de tabel staat? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, want DENK wil meer preventieve maatregelen en dat past bij de sociaaldemocratie. ChristenUnie wil meer waardering voor agenten én meer opsporen van zware criminaliteit. Dat past bij de christendemocratie.
Dit vinden politieke partijen van de aanpak van criminaliteit
JA21, Derk Jan Eppink, ‘s-Gravenhage. 3e op de lijst. Peiling JA21: 1 zetel
“Criminaliteit is een groot probleem, zeker op het platteland. Rondtrekkende bendes, inbrekers en drugshandelaren opereren buiten het oog van de politie. Vroeger was er politie in de buurt of in elk dorp. Ik herinner me nog een politieman in Steenderen die een gevangenis met twee cellen in de tuin had. Nu moet een belaagde inwoner in Steenderen eindeloos wachten op politie vanuit Zutphen.”
Partij voor de Dieren, Luuk van der Veer, Apeldoorn. 13e op de lijst. Peiling PvdD: 7 zetels
“Boeren moeten een fatsoenlijk salaris kunnen verdienen in een ander, beter landbouwsysteem. Boeren hebben nu soms moeite het hoofd boven water te houden. Dat maakt hen kwetsbaar voor criminelen die schuren zoeken voor de productie van drugs.”
a) Welke stroming herken je in de standpunten van JA21? Leg je antwoord uit.
Het liberalisme, en ze zijn conservatief, want ze vinden het goed dat er politie met een gevangenis in het dorp was.
b) Welke stroming herken je in de standpunten van Partij voor de Dieren? Leg je antwoord uit.
Sociaaldemocratie, en ze zijn progressief. Ze willen kwetsbare boeren helpen om niet met criminelen samen te werken, dus ze willen drugscriminaliteit voorkómen.
c) Leg uit dat JA21 inzet op repressie, en Partij van de Dieren eerder zal inzetten op preventie.
JA21 vindt een gevangeniscel in het dorp goed, en dat is straf geven, dus repressie. Partij van de Dieren vindt voorkómen van criminaliteit beter door het garanderen van een goed salaris, dus dat is preventie.
d) Met welk van de twee standpunten ben jij het eens? Leg uit.
Bijvoorbeeld: Partij van de Dieren, want criminaliteit voorkómen is beter dan achteraf moeten ingrijpen. Of: JA21, want drugscriminelen moeten streng gestraft worden.
1. Welke uitspraak is juist?
Correct!Wrong!
2. Wat is een voorbeeld van vervolgingsbeleid?
Correct!Wrong!
3. Wat is een voorbeeld van preventief beleid?
Correct!Wrong!
4. Juist of onjuist. Rechtshandhaving is bijna altijd belangrijker dan rechtsbescherming.
Correct!Wrong!
5. Welke uitspraak over criminaliteit past het beste bij de sociaaldemocraten?
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Verdachten van moord raakten ‘in paniek’
In zeventien seconden was het voorbij, de schermutseling die JR.G. het leven kostte. Het gebeurde bij de ingang van een flat. Een steek met een mes werd de 19-jarige rapper fataal.
De verdachten van de moord stonden voor de rechter. A.F. (20) en Y.A. (21) waren lid van een rivaliserende rapgroep. De ontmoeting in het portiek was toeval, zeiden ze. Die messen hadden ze bij zich omdat ze zich onveilig voelden na eerdere steekincidenten van vrienden en omdat ze later die avond een videoclip zouden opnemen.
De kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag neemt toe als kinderen te kampen hebben met een opeenstapeling van elkaar versterkende risicofactoren.
Noem twee van die mogelijke risicofactoren die van toepassing kunnen zijn op de verdachten uit tekst 1.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
– Het hebben van foute vrienden.
– Groepsdruk.
– Psychische problemen of gedragsproblemen.
– Een onveilige opvoeding.
– Problematisch drank- en/of drugsgebruik.
NB: Ook goed rekenen: Bij je hebben van wapen / mes.
Tekst 2: Woning, werk, wederhelft
Een oude wijsheid is dat recidive het best kan worden voorkomen door het garanderen van huisvesting, een baan en een vaste relatie. In dit verband wordt vaak gesproken van de drie W’s: ‘woning, werk en wederhelft’.
Er zijn verschillende theorieën die proberen te verklaren waarom criminaliteit ontstaat.
Welke theorie paste het beste bij tekst 2?
A. De anomietheorie.
B. De bindingstheorie.
C. De etikettentheorie.
D. De neutraliseringstheorie.
D. De neutraliseringstheorie.
Opdracht 3
De overheid kan verschillende soorten maatregelen tegen criminaliteit nemen. Hieronder staat een aantal maatregelen.
Geef van elke maatregel aan of deze valt onder repressief beleid of onder preventief beleid.
1. Meer verlichting langs donkere wegen.
2. Uitbreiding van het aantal gevangeniscellen.
3. Verbeteren van de werkgelegenheid.
4. Vergroten van de sociale controle.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. 1 = … beleid.
2 = … beleid.
3 = … beleid.
4 = … beleid.
1 = Preventief beleid.
2 = Repressief beleid.
3 = Preventief beleid.
4 = Preventief beleid.
Tekst 3: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken de schade vaak vergoeden.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Wat is volgens Van Dam een oorzaak voor de lage aangiftebereidheid bij cybercrime?
A. De hoge materiële gevolgen voor de slachtoffers.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
C. De lage pakkans bij cybercrime delicten.
D. Een laag gevoel van rechtsbescherming bij bedrijven.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
Tekst 4: Geen 15 maar 25 jaar cel voor doodslag
De maximale gevangenisstraf voor doodslag moet omhoog van 15 naar 25 jaar. Hiervoor hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en van Rechtsbescherming donderdag een wetsvoorstel ingediend. Het wetsvoorstel moet nog wel worden goedgekeurd.
Vanuit rechters zijn er signalen dat de maximale straf voor doodslag als knellend wordt ervaren bij zeer ernstige gevallen. De ministers vinden de verhoging wenselijk “omdat doodslag een zeer ernstig misdrijf is dat onherstelbaar leed bij nabestaanden van slachtoffers veroorzaakt en leidt tot onbegrip en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De straf doet nu geen recht aan de ernst van het misdrijf”, zeggen zij.
Volgens de ministers uit tekst 4 zorgt de verhoging van de maximumstraf voor doodslag ervoor dat twee doelen van straffen beter kunnen worden behaald.
Welke twee doelen van straffen zijn dat?
Twee van de volgende doelen:
Genoegdoening (van het leed bij nabestaanden en slachtoffer), vergelding (van gevoelens van onherstelbaar leed en onbegrip), beveiliging van de samenleving, handhaving van de rechtsorde, voorkomen van eigenrichting.
Opdracht 6
Zie tekst 4.
Politieke stromingen hebben verschillende opvattingen over het bestrijden van criminaliteit.
Bij welke politieke stroming passen de plannen van de ministers het best?
A. De ecologische stroming.
B. De liberale stroming.
C. De sociaaldemocratische stroming.
B. De liberale stroming.
Tekst 5: BASTA!
BASTA! is een methode die zich richt op delictgedrag bij kinderen jonger dan 12 jaar. In Nederland zitten duizenden kinderen onder de twaalf in een moeilijke situatie thuis, op school of in de buurt. Soms plegen ze delicten en komen hierdoor in aanraking met de politie of hulpverlenende instanties. Om te voorkomen dat deze kinderen afglijden naar grotere problemen, is een vroegtijdige aanpak belangrijk. De BASTA!-methode voor jeugdprofessionals ondersteunt deze aanpak en is specifiek gericht op kinderen jonger dan 12 jaar met risicovol gedrag én hun ouders, school en de buurt waarin ze wonen.
Van welke twee soorten beleid is sprake bij de methode BASTA!? Leg je antwoord uit.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Van … beleid, want …
Van … beleid, want …
Van jeugdcriminaliteitsbeleid (2), want het beleid is gericht op 12-minners (zeer jonge kinderen).
Van preventief beleid (4), want het beleid is gericht op voorkomen van delicten.
Tekst 6: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen. De boa’s krijgen naar eigen zeggen steeds vaker te maken met agressie. Ze demonstreerden de afgelopen weken in verschillende plaatsen, waaronder Amsterdam.
Overheidsinstanties hebben verschillende taken in de criminaliteitsbestrijding.
Welke taak van welke overheidsinstantie is te herkennen in tekst 6?
A. De gemeenteraad bepaalt op lokaal niveau wat strafbaar gedrag is.
B. De politie voert de taak rechtshandhaving uit.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
D. Het openbaar ministerie spoort strafbaar gedrag op.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
Tekst 7: Man met wapens in huis moet de cel in
Een man bij wie de politie vier verboden wapens en munitie vond, is veroordeeld tot tien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk. De politie kwam bij hem thuis om vragen te stellen over een overval, waarvan de man aangifte had gedaan. De man zei dat hij in 2017 thuis was overvallen.
In februari 2018 kwamen agenten bij hem voor een aanvullende verklaring. Toen lag er een gaspistool op tafel. De agenten namen het in beslag, maar werden daarna door de man uit zijn huis gezet. De officier van justitie gaf daarna toestemming om het hele huis te doorzoeken. Daarbij vonden ze nog drie wapens en munitie.
Bij de politie bekende de man dat de wapens van hem waren. Hij had ze nodig omdat hij zich onveilig voelde, verklaarde hij.
De rechter kan hoofdstraffen, bijkomende straffen en/of maatregelen opleggen.
Uit welke groep of groepen komen de sancties die door de rechter in tekst 7 zijn opgelegd?
A. Alleen uit de bijkomende straffen.
B. Alleen uit de hoofdstraffen.
C. Alleen uit de maatregelen.
D. Uit de bijkomende straffen en de hoofdstraffen.
E. Uit de bijkomende straffen en de maatregelen.
F. Uit de hoofdstraffen en de maatregelen.
B. Alleen uit de hoofdstraffen.
De analyse van een maatschappelijk vraagstuk is een vast onderdeel van het landelijke examen. Om je hier alvast mee te laten oefenen, heeft iedere module een kleine opdracht die lijkt op dit examenonderdeel.
Hacken, DDoS-aanvallen, phishing – voor de ene jongere klinkt het als abracadabra en voor een ander is het kinderspel. Jongeren zijn steeds vaker betrokken bij cybercrime: het overtreden van de wet met het internet als wapen. We gaan aan de slag om deze cybercrime te analyseren: wat is het, wie doet het en waarom is het een steeds groter probleem?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Uitleggen wat de de vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan de pagina tot minuut 3.10. De video gaat over Jelle, een 18-jarige jongen die opgepakt is voor het aanvallen van overheidsinstellingen, een bank en andere websites.
a) Wat is een DDoS-aanval?
Het platleggen van een website door er heel veel (nep)bezoekers op af te sturen. De server van de website raakt overbelast en niemand kan er dan nog gebruik van maken.
b) Wie waren de betrokkenen bij deze cybercrime?
De dader (Jelle), de slachtoffers (o.a. de overheid, de bank, Tweakers), de politie, het openbaar ministerie dat Jelle nu vervolgt.
c) Welk belang had Jelle bij het uitvoeren van zijn aanvallen?
Aandacht krijgen.
d) Waarom zijn de DDoS-aanvallen van Jelle een probleem?
Bijvoorbeeld: Hij heeft schade veroorzaakt aan bedrijven (de bank, Tweakers), overlast veroorzaakt voor mensen die de site van de Belastingdienst nodig hadden en paniek veroorzaakt doordat men niet wist wie er achter de aanvallen zaten. Bovendien kost het de samenleving veel geld om de politie er onderzoek naar te laten doen.
Tekst 1: Cybercrime neemt explosief toe: ‘Binnen drie uur was 1 miljoen euro gepind en verdwenen’
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West-Brabant (ZWB). ,,Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken schade vaak vergoeden.”
Harde cijfers ontbreken dus maar het staat volgens de teamleider vast dat er een aardverschuiving gaande is van klassieke misdaad naar cybercrime en dat burgers en bedrijven massaal slachtoffer worden. Dus beweegt de politie ZWB mee, zegt Van Dam. Er komen onder meer cyberrechercheurs bij.
(…)
“Phishing en WhatsApp-fraude vormen zeker 80 procent van alle cybercrime, waarbij phishing het grootst is. Verder heb je heel technische varianten waaronder tech-support-scams (helpdeskfraude) zoals de bekende Microsoft-fraude, meestal uitgevoerd door Indiërs en niet aan te pakken. Het gaat heel geniepig. Ze bellen willekeurig nummers: ‘Met Microsoft. Heeft u wel eens een probleem met de computer? O Ja? Nou, dan kijk ik toch even met u mee in uw computer om het probleem op te lossen.”
,,Geef je ze toestemming, dan zetten ze stiekem software op je computer om gevoelige gegevens te stelen, zoals wachtwoorden en mailadressen. Daarmee halen ze je bankrekening leeg. In India zitten op elke hoek van de straat belwinkels vanwaar uit deze criminelen over de hele wereld telefoneren. Het is zinloos om daar strafrechtelijk achteraan te gaan. Dus hebben we landelijk voor een preventiecampagne gekozen: Stop Hang op. Deze fraude is nu afgenomen.”
Lees tekst 1. Een maatschappelijk vraagstuk heeft vier kenmerken. Zo schenken de media veel aandacht aan het probleem en zijn er verschillende meningen over hoe het probleem het beste opgelost kan worden.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 1 te herkennen zijn en leg je antwoord uit.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: …, want in de tekst staat …
Kenmerk 2: …, want in de tekst staat …
Kenmerk 1: er zijn veel mensen die de situatie onwenselijk vinden, want in de tekst staat dat burgers en bedrijven massaal slachtoffer worden van cybercrime.
Kenmerk 2: Er is gezamenlijke actie nodig om het probleem op te lossen, want in de tekst staat dat de politie een landelijke campagne is begonnen.
Tekst 2: Jongeren één klik verwijderd van cybercrime
Nederland – Met een online campagne – waarbij werd samengewerkt met vlogster Marije Zuurveld, gamers en Scholieren.com – heeft de politie de afgelopen dagen 9456 Nederlandse jongeren laten zien hoe hun experimenteergedrag ‘met één klik’ kan uitmonden in cybercrime. Doel is hen bewust maken van de gevaren en mogelijke gevolgen van cybercrime. ‘Maar we willen het onderwerp ook bespreekbaar maken. Het zou mooi zijn als er thuis en op school meer met jongeren wordt gesproken over de juridische én ethische grenzen online’.
Preventie of voorlichting is een belangrijk deel van de aanpak van cybercrime. Zeker bij jongeren. Floor Jansen, binnen de politie expert op het gebied van jeugd en cybercrime, legt uit dat de aanpak van cybercrime onder jongeren begint bij bewustwording over wat strafbaar is en wat de gevolgen kunnen zijn. ‘Dat is voor veel jongeren niet helder en vraagt dus om een gezamenlijke inspanning. Niet alleen van de politie, maar ook van ouders, opvoeders, scholen en andere instanties. Ook zij krijgen ermee te maken en hebben een minstens zo belangrijke rol bij de preventie. Ouders en kinderen zouden het hier thuis aan de keukentafel met elkaar over moeten hebben.’
Een maatschappelijk vraagstuk is vanuit vier invalshoeken te bekijken. In tekst 2 zijn twee invalshoeken te herkennen: de politiek-juridische invalshoeken en de sociaal-culturele invalshoek. Geef bij elk van deze invalshoeken een citaat uit tekst 2.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. citaat politiek-juridische invalshoek…
2. citaat sociaal-culturele invalshoek…
1. citaat politiek-juridische invalshoek: “Floor Jansen, binnen de politie expert op het gebied van jeugd en cybercrime, legt uit dat de aanpak van cybercrime onder jongeren begint bij bewustwording over wat strafbaar is en wat de gevolgen kunnen zijn.”
2. citaat sociaal-culturele invalshoek: “Het zou mooi zijn als er thuis en op school meer met jongeren wordt gesproken over de juridische én ethische grenzen online’.
Bekijk figuur 1. Deze tabel geeft het percentage slachtoffers in 2019 weer per leeftijdscategorie en soort vergrijp.
a) Hoeveel procent van de jongeren (15 tot 24 jaar) krijgt te maken met cybercriminaliteit?
17,6 procent
b) Welke vorm van cybercrime vindt het meeste plaats bij jongeren?
Cyberpesten
c) Welke vorm van cybercriminaliteit vindt het meeste plaats bij mensen ouder dan 45 jaar?
Hacken
d) Neemt het risico om het slachtoffer te worden van cybercrime toe of af wanneer je ouder wordt?
Het risico neemt af wanneer je ouder wordt.
Tekst 3: Hacker Erik gaf de hele school vrij en moest voor straf op stage
Jonge hackers die voor het eerst door de politie zijn betrapt, worden op stage gestuurd bij IT-bedrijven. Met deze alternatieve straf is het afgelopen jaar geëxperimenteerd. De politie en het Openbaar Ministerie zijn tevreden over de eerste resultaten en gaan ermee door.
Elf jongeren kregen dit jaar de alternatieve straf Hack_Right aangeboden. Een van hen was ‘Erik’, die om privacy-redenen niet met zijn echte naam wil worden genoemd. Hij was 17 toen hij zijn school hackte. “Nog voor de eerste schooldag begon, had ik de wachtwoorden van alle docenten al.”
Floor Jansen, rechercheur bij het Team High Tech Crime van de politie, komt vaker jongens als Erik tegen. “Veel jongeren willen aantonen dat systemen lek zijn en laten zien wat ze in huis hebben, zonder dat ze zich bezighouden met de gevolgen”, vertelt ze.
Speciaal voor deze groep bedacht Jansen met een collega van het OM de nieuwe maatregel, die kan worden opgelegd in plaats van een gewone taakstraf. “Als je twintig uur washandjes vouwt, weet je nog steeds niet wat wel en niet mag op internet. Wij willen leren hoe je je vaardigheden de volgende keer op een goede manier inzet.”
Daarom worden de jonge daders geïntroduceerd bij ‘ethische’ hackers: gelijkgestemden zonder kwade bedoelingen, die beveiligingslekken opsporen voor bedrijven. Ze gaan ook op stage bij IT-bedrijven, die dit soort jongens liever voor hen zien werken dan tegen hen.
Wat vind jij? Is het goed dat jongeren die veroordeeld worden voor cybercrime in plaats van een gevangenisstraf of een gewone taakstraf een stage krijgen om ethisch te hacken? Beantwoord de vraag in twee of drie zinnen en neem in je antwoord mee wat de doelen van straf zijn.
Bijvoorbeeld: Ja, ik vind het beter dat jongeren een stage krijgen dan een gewone taakstraf of gevangenisstraf. Een van de doelen van straf is het resocialiseren van de dader: jongeren leren via deze straf om zich wenselijker te gedragen. Of: Nee, ik vind het niet goed dat jongeren op stage gaan om ethisch te hacken in plaats van een taakstraf of gevangenisstraf. Een straf is bedoeld als vergelding: je moet boete doen voor je misdaad en een stage is niet vervelend genoeg.
Voor deze opdracht ga je een echte rechtszaak naspelen en analyseren. Je leert welke rol de verschillende betrokkenen in een rechtszaak hebben, hoe een rechtszaak verloopt, welke vormen van straf er zijn en welke doelen straffen hebben.
Op Rechtspraak.nl staan alle uitspraken die zijn gedaan in rechtszaken in Nederland. Eén van die uitspraken is in gewone taal uitgewerkt. Het gaat om de rechtszaak tegen iemand die verdacht wordt van het plegen van diefstal met geweld. Deze rechtszaak ga je naspelen in een groepje (stap 1, 2 en 3), om daarna zelf (alleen) aan de slag te gaan met de vragen van stap 4. Je vindt deze uitgewerkte casus op deze pagina.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke taak de rechter, de officier van justitie en de reclassering hebben.
Uitleggen welke onderdelen in een rechtszaak aan bod komen en in welke volgorde ze plaatsvinden.
Weten welke straffen en maatregelen allemaal opgelegd kunnen worden.
Uitleggen met welke doelen bepaalde straffen en maatregelen worden opgelegd.
Stap 1: Verdeel de rollen en bereid jouw rol voor
Je gaat de casus van Rechtspraak.nl naspelen in een groepje met vier personen. Verdeel de rollen. Eén iemand is de rechter, één iemand de officier van justitie, één iemand de advocaat van de verdachte én de verdachte zelf en één iemand speelt het slachtoffer én de reclassering.
Bekijk eerst met je groepsgenoten de verschillende onderdelen van de rechtszaak. Wie van jullie is wanneer aan het woord?
De 8 stappen van de zitting
Opening. De rechter controleert de gegevens van de verdachte (bijvoorbeeld de naam) en vertelt welke rechten hij heeft (bijvoorbeeld: zwijgrecht). Door: de rechter.
Aanklacht/tenlastelegging. De officier vertelt waarvan de verdachte wordt verdacht. Door: de officier van justitie.
Verhoor van getuigen (zoals het slachtoffer) en deskundigen. Zij stellen vragen aan getuigen (bijv. het slachtoffer) en experts, zoals de reclassering. Door: de rechter, de advocaat en de officier van justitie.
Verhoor van verdachte. Zij stellen vragen aan de verdachte over het misdrijf en over zijn persoonlijke omstandigheden. Door: de rechter, de advocaat en de officier van justitie.
Requisitoir. De officier vertelt welke straf hij eist, en waarom. Door: de officier van justitie.
Pleidooi. De advocaat houdt een pleidooi waarin hij zegt dat de verdachte geen/minder straf verdient. Door: de advocaat.
Laatste woord. De verdachte mag nog iets zeggen, bijvoorbeeld spijt betuigen of zichzelf verdedigen. Door: de verdachte.
Uitspraak/vonnis. De rechter bepaalt of de verdachte schuldig is of niet. Zo ja, dan bepaalt de rechter ook de straf. Door: de rechter.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Er is een duidelijke rolverdeling, je weet bij welk onderdeel welke rol aan de beurt is.
Voldoende
Er is een duidelijke rolverdeling, je weet bij welke onderdelen jij aan de beurt bent.
Onvoldoende
Er is geen heldere rolverdeling of jij weet niet bij welke onderdelen jij aan de beurt bent.
Stap 2: Bereid nu je eigen rol voor
Wat ga je zeggen wanneer jij aan het woord bent? Baseer je tekst op de informatie uit de casus. Bedenk goed: wat houdt jouw rol in? Wat wil diegene bereiken in deze rechtszaak? En wat gaat hij/zij zeggen om dat voor elkaar te krijgen?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt jouw rol(len) duidelijk omschreven en helder opgeschreven wat jij gaat zeggen bij de onderdelen waarbij jij aan de beurt bent.
Voldoende
Je hebt jouw rol(len) omschreven en opgeschreven wat je ongeveer gaat zeggen bij de onderdelen waarbij jij aan de beurt bent.
Onvoldoende
Je hebt je rol(len) niet omschreven of niet opgeschreven wat je gaat zeggen bij de onderdelen waarbij jij aan de beurt bent.
Stap 3: Speel het rollenspel
Speel nu de rechtszaak na in je groepje. Hou hierbij de volgorde van de rechtszaak aan, zoals bij opdracht 1 staat. Neem het rollenspel op, zodat dit terug te kijken is door jouw docent.
Check, check, dubbelcheck
Goed
De rechtszaak is helemaal nagespeeld. Jullie hebben hierbij de goede volgorde van een rechtszaak aangehouden. Je hebt alle relevante informatie die in de casus staat over jouw rol, in het rollenspel gebruikt. Er is een duidelijke opname gemaakt voor de docent.
Voldoende
De rechtszaak is helemaal nagespeeld. Jullie hebben hierbij de goede volgorde van een rechtszaak aangehouden. Je hebt de meeste relevante informatie die in de casus staat over jouw rol, in het rollenspel gebruikt. Er is een bruikbare opname gemaakt voor de docent.
Onvoldoende
De rechtszaak is niet helemaal nagespeeld, of niet in de juiste volgorde. Je bent veel relevante informatie vergeten te gebruiken in het rollenspel. Of de opname is niet bruikbaar voor de docent.
Stap 4: Analyseer de rechtszaak
Beantwoord na het spelen van het rollenspel zelf -dus niet in je groepje- alle volgende vragen:
a) Zou jij zelf, dus niet je rol, hetzelfde vonnis hebben uitgesproken als de rechter in deze casus of zou je juist milder of strenger zijn geweest? Leg je antwoord in maximaal drie zinnen uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind het vonnis van de rechter te mild. Deze dader is al vaker veroordeeld en gaat van 18 maanden gevangenisstraf echt niet meer schrikken. Of: Ik vind de straf te streng, de dader heeft zijn leven niet op orde en komt daardoor steeds in de problemen. Een lange gevangenisstraf helpt hem niet om uit de schulden te komen en verergert het probleem misschien alleen maar verder.
b) Zie bij de casus onder het kopje ‘strafeis’. Het straffen van daders heeft meerdere doelen. Welke doelen denk je dat een rol spelen in de strafeis van de officier van justitie?
Er staan meerdere doelen van straf in de strafeis. Preventie (het voorkomen dat de dader het nog een keer zal doen), vergelding, genoegdoening (de schadevergoeding voor het slachtoffer), afschrikking (voorkomen dat anderen hetzelfde gaan doen) en resocialisatie (o.a. de cursus om het gedrag van de verdachte te verbeteren).
c) Welke vorm van straf is: 1 de gevangenisstraf en 2 het betalen van de schadevergoeding?
De gevangenisstraf is de hoofdstraf en de schadevergoeding is een maatregel.
d) Wat betekent “4 maanden voorwaardelijk” in de straf “18 maanden waarvan 4 voorwaardelijk”?
De dader komt in principe na 14 maanden weer op vrije voeten en hoeft de 4 maanden voorwaardelijk alleen maar terug naar de gevangenis als hij weer voor een misdaad wordt veroordeeld of zich niet aan de voorwaarden van zijn vrijlating houdt (in dit geval bijv. als hij niet meewerkt met de reclassering).
e) Vind je dat er genoeg rekening is gehouden in de strafeis en in het vonnis met de persoonlijke omstandigheden van de dader? Leg je antwoord uit in drie zinnen.
Bijvoorbeeld: Nee, ik vind dat de rechter meer rekening had moeten houden met de persoonlijke omstandigheden van de dader. De dader was destijds verslaafd en daardoor vind ik hem minder toerekeningsvatbaar. En de dader is nu niet meer verslaafd, dus de kans is veel kleiner dat hij weer de fout in gaat. Of: Ja, ik vind dat de rechter hier genoeg rekening mee heeft gehouden. Ik vind een verslaving en geldproblemen geen reden om misdaden te plegen. De rechter hoeft hier in zijn straf dus ook geen rekening mee te houden.
f) Veel mensen zeggen geen advocaat te willen zijn, want advocaten zorgen dat misdadigers vrijuit gaan of minder straf krijgen. Ben jij het daarmee eens? En waarom is het belangrijk dat er advocaten zijn? Leg uit in drie zinnen.
Bijvoorbeeld: De advocaat zorgt ervoor dat een verdachte een eerlijk proces kan krijgen. Hij zorgt ervoor dat de rechten van de verdachte goed worden nageleefd. Bovendien helpt hij de verdachte zichzelf verdedigen tegen de aanklacht, zodat er voorkomen kan worden dat onschuldige mensen veroordeeld worden.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt alle analysevragen helder beantwoord en laat zien de stof uitstekend te beheersen. Je afwegingen in de antwoorden zijn goed en bondig geformuleerd.
Voldoende
Je hebt alle analysevragen beantwoord, en laat zien de meeste stof redelijk te beheersen. Soms maak je fouten. Of soms is je antwoord te kort omdat er een element in je antwoord ontbreekt.
Onvoldoende
Je hebt niet alle analysevragen beantwoord, of je maakt veel fouten. Je hebt niet lang nagedacht over je antwoorden en je docent kan zien dat je de zaak niet van verschillende kanten hebt bekeken.
Als het goed is, ga je nooit echt meemaken hoe het is om gearresteerd en vervolgd te worden. Toch mag je vandaag even proeven aan het leven van een verdachte. Je gaat namelijk een eigen gevangenisspel maken, waarin de spelers verdachten zijn die moeten zorgen dat ze niet veroordeeld worden.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het verschil is tussen overtredingen en misdrijven en hier voorbeelden van kunnen noemen.
Weten wat de uitgangspunten zijn van het strafrecht.
Uitleggen welke taken en bevoegdheden de politie heeft.
Stap 1: Ontwerp je speelbord
Je gaat een speelbord maken voor een gevangenisspel dat je met vier personen kunt spelen. Het speelbord is verdeeld in vakjes. Een dobbelsteen bepaalt hoeveel vakjes een speler vooruit gaat. De opdrachten onderweg kunnen de weg naar de gevangenis vertragen (aantal vakjes terug) of juist bespoedigen (aantal vakjes vooruit).
Zoek uit hoe een ganzenbord eruit ziet en gebruik dit als inspiratie.
Let op! Bij dit gevangenisspel is het doel om juist zo lang mogelijk uit de gevangenis (eindvak) te blijven. Je maakt dus eigenlijk een omgekeerd ganzenbord.
Ontwerp nu een duidelijk speelbord met een groot startvak, een groot eindvak en daar tussenin 52 kleinere vakjes. Nummer alle vakken. Deel de vakjes op je speelbord in kleuren in: de eerste kwart van het spelbord wordt “de arrestatie”, het tweede gedeelte wordt “het onderzoek” het derde gedeelte wordt “de vervolging” en het vierde deel wordt “het vonnis”. Het eerste vakje wordt het misdrijf zelf en het laatste vakje is de gevangenis.
Foto: Methode M
Check, check, dubbelcheck
Goed
Er is een duidelijk bord, met het goede aantal vakjes. Het bord heeft een duidelijk startvak en een duidelijk eindvak.: Het speelbord is duidelijk opgedeeld in vier delen met ieder hun eigen kleur. De onderdelen (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis) staan duidelijk vermeld, in de juiste volgorde.
Voldoende
Het speelbord heeft voldoende vakjes en een startvak en eindvak. Het speelbord kan duidelijker. Het speelbord is opgedeeld in vier delen, maar het onderscheid is niet zo duidelijk. De onderdelen (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis) staan vermeld, in de juiste volgorde.
Onvoldoende
Het speelbord is heel onduidelijk. Het heeft onvoldoende vakken, of geen duidelijke start- en eindvak. Het speelbord is niet opgedeeld in vier delen, of de onderdelen (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis ) staan niet in de juiste volgorde.
Stap 2: Bedenk het misdrijf
Bedenk een misdrijf waarvan de spelers worden verdacht. Beschrijf dat misdrijf in enkele zinnen en leg uit waarom het een misdrijf is. Wie zijn de verdachten? Waar worden zij precies van verdacht? Welke gevangenisstraf staat hen te wachten als ze veroordeeld worden (zoek dat goed op)?
Check, check, dubbelcheck
Goed
De misdaad is een misdrijf. Deze is duidelijk beschreven en er is goed uitgelegd waarom de misdaad een misdrijf is. Er is sprake van een goed onderzochte vermoedelijke gevangenisstraf.
Voldoende
De misdaad is een misdrijf. Deze is duidelijk beschreven en er is een uitleg waarom deze misdaad een misdrijf is. Er is een vermoedelijke gevangenisstraf, maar de onderbouwing daarvan kan sterker.
Onvoldoende
De misdaad is geen misdrijf, of er is niet goed uitgelegd waarom het een misdrijf is. Er is geen vermoedelijke gevangenisstraf of deze past totaal niet bij het misdrijf.
Stap 3: Bedenk gebeurtenissen waardoor de speler vakjes vooruit moet
Vooruit betekent in dit spel dat je dichter bij een veroordeling komt (wat je niet wilt). Bij ieder onderdeel (arrestatie, onderzoek, vervolging en vonnis) moet minstens één vakje gemarkeerd worden met een pijl vooruit (dus minimaal vier totaal).
Voor die vakjes moet je vervolgens gebeurtenissen bedenken die voor de verdachte negatief uitpakken. Denk aan dingen die ervoor kunnen zorgen dat de verdachte veroordeeld gaat worden. Bijvoorbeeld het vinden van bewijzen, getuigen, het betrapt worden op liegen tijdens de rechtszaak etc. Vind je dit lastig? Er staat een spiekbriefje onder het oogje hieronder.
Bedenk ook hoeveel vakjes vooruit de speler bij elke gebeurtenis moet. Zorg er vervolgens voor dat de gebeurtenissen aan een nummer gekoppeld zijn in het juiste gekleurde vlak (gebeurtenissen rond de arrestatie in het vlak “arrestatie”, gebeurtenissen rond het onderzoek in het vlak “onderzoek”, enz.).
Bijvoorbeeld: De politie vindt bewijs op je telefoon. Je bent op camera vastgelegd. Het blijkt je tweede vergrijp te zijn. Er zijn getuigen gevonden die jou hebben gezien op de plek van het misdrijf. Streng advies van de reclassering. Een van je medeverdachten bekent en noemt jou ook als schuldige. De officier van justitie kan bewijzen dat jouw alibi niet klopt.
Foto: Methode M
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt vier of meer gebeurtenissen opgezocht/bedacht. Minstens één gebeurtenis heb je zelf bedacht en niet uit de genoemde voorbeelden of het spiekbriefje gehaald. Iedere gebeurtenis is voorzien van een actie: een aantal vakjes vooruit. Alle gebeurtenissen staan in een logische volgorde en in het juiste vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis). Er zit een leuke afwisseling tussen de acties (dus niet steeds hetzelfde aantal vakjes verplaatsen). Het spel blijft hierdoor spannend.
Voldoende
Je hebt vier gebeurtenissen opgezocht/bedacht. (Bijna) alle gebeurtenissen staan in het juiste vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis).De gebeurtenissen zijn voorzien van een actie: een aantal vakjes vooruit. Die acties zijn wel steeds een beetje hetzelfde, wat je spel saai kan maken.
Onvoldoende
Je hebt minder dan vier gebeurtenissen opgezocht/bedacht of geen acties bedacht bij die gebeurtenissen. Of veel gebeurtenissen staan in het verkeerde vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis).
Stap 4: Bedenk gebeurtenissen waardoor de speler vakjes achteruit mag
Zoek ook gebeurtenissen waarbij de speler vakjes terug mag gaan. Bij ieder onderdeel (arrestatie, onderzoek, vervolging en vonnis) moet minstens één vakje gemarkeerd worden met een pijl vooruit (dus minimaal vier totaal). Markeer deze vakjes met een pijl die richting het startvlak wijst.
Achteruit betekent in dit spel dat je verder van de gevangenis vandaan blijft (wat je graag wilt). Denk dus aan gebeurtenissen die kunnen helpen om een veroordeling te voorkomen. Bijvoorbeeld zaken die verkeerd aangepakt zijn tijdens de arrestatie of het onderzoek door de politie, zoals een huiszoeking zonder dat de rechter daar toestemming voor heeft gegeven. Of aan verzachtende omstandigheden waarom iemand niet/minder schuldig wordt bevonden, bijvoorbeeld omdat het misdrijf is verjaard. Of zaken die de verdachte ter verdediging kan zeggen in de rechtszaak. Vind je dit lastig? Er staat een spiekbriefje als je deze opdracht nakijkt.
Bedenk nu hoeveel vakjes achteruit de speler bij elke gebeurtenis mag. Zorg er vervolgens voor dat de gebeurtenissen gekoppeld zijn aan een nummer in het juiste gekleurde vlak (gebeurtenissen rond de arrestatie in het vlak “arrestatie”, gebeurtenissen rond het onderzoek in het vlak “onderzoek”, enz.).
Bijvoorbeeld: Het OM biedt je een schikking aan. Huiszoeking zonder rechterlijk bevel. Je bent afgeluisterd terwijl de politie daar geen toestemming voor had. Het lijkt of je uit noodweer hebt gehandeld. Het OM denk dat er sprake is van overmacht. Het misdrijf is verjaard. De verdachte valt onder het jeugdstrafrecht (minder hoge straf). Je gaat in hoger beroep. Je bent niet op je rechten gewezen bij je arrestatie. Een getuige verklaart dat jij bij hem thuis was terwijl de misdaad werd gepleegd (een alibi).
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt minstens vier gebeurtenissen opgezocht/bedacht. Minstens één gebeurtenis heb je zelf bedacht en niet uit de genoemde voorbeelden of het spiekbriefje gehaald. Alle gebeurtenissen staan in een logische volgorde en in het juiste vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis).Iedere gebeurtenis is voorzien van een actie: een aantal vakjes achteruit. Er zit een leuke afwisseling tussen die acties (dus niet steeds hetzelfde aantal vakjes verplaatsen). Het spel blijft hierdoor spannend.
Voldoende
Je hebt minstens vier gebeurtenissen opgezocht/bedacht. (Bijna) alle gebeurtenissen staan in het juiste vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis).De gebeurtenissen zijn voorzien van een actie: een aantal vakjes achteruit. Die acties zijn wel steeds een beetje hetzelfde, wat je spel saai kan maken.
Onvoldoende
Je hebt minder dan vijf gebeurtenissen opgezocht/bedacht of geen acties bedacht bij die gebeurtenissen. Of veel gebeurtenissen staan in het verkeerde vak (arrestatie, onderzoek, vervolging, vonnis).
Stap 5: De finishing touch
Tijd om je spel af te werken! Schrijf de spelregels goed op. Tip: als je denkt dat je klaar bent met de spelregels, speel het spel dan eerst eens zelf. Werkt het zoals je wilt of moet je nog iets aanpassen? Zijn alle regels duidelijk? Laat nu je creativiteit los op het spelbord: maak het flitsend met mooie, toepasselijke plaatjes of tekeningen. Maak gave pionnen. Misschien zelfs een ‘echte’ kleine pop-up gevangenis? Je kunt het zo gek niet verzinnen.
Foto: Methode M
Check, check, dubbelcheck
Goed
De spelregels zijn volkomen duidelijk. Het spel kan makkelijk gespeeld worden. Jouw bord is aantrekkelijk en origineel, met toepasselijke afbeeldingen en mooie pionnen. Je hebt er duidelijk veel werk in gestoken.
Voldoende
De spelregels zijn redelijk duidelijk. Jouw bord ziet er netjes verzorgd uit, met toepasselijke afbeeldingen en pionnen. Het had misschien iets origineler/creatiever gekund.
Onvoldoende
De spelregels zijn onduidelijk of ontbreken. Of jouw bord ziet er onaantrekkelijk uit. Er zitten geen toepasselijke afbeeldingen bij of de pionnen ontbreken. Het ziet er afgeraffeld uit.
Nu is je spel klaar om gespeeld te worden. Zoek een tegenstander en zorg dat jij uit de gevangenis blijft!
De titel zegt het al. Doe deze quiz en weet of jij van advocaat je beroep moet gaan maken.
0%
Steven is vermoord met een keukenmes. De verdachte is Marieke F. Tijdens deze quiz ben jij de advocaat van Marieke. Marieke moet ook weten wat haar rechten zijn, zodat ze zich niet in de problemen werkt met haar verklaringen. En jij moet ervoor zorgen dat Marieke zo min mogelijk straf krijgt, óf dat ze onschuldig wordt verklaard! Kun jij dit? We gaan het zien!
Let op: Soms kun je een hint krijgen bij een vraag. Dan staat er onder de antwoorden: "show hint." Kijk maar:
Vraag 1. In de nacht van 6 op 7 november is Steven overleden door zeven messteken in zijn borst. De verdachte is Marieke F. Toen Marieke opgepakt werd, zaten haar handen onder het bloed. En haar bloederige vingerafdrukken staan op een keukenmes.
Noodweer betekent dat je jezelf of iemand anders moest verdedigen. Als er sprake is van noodweer, ben je niet strafbaar.
Overmacht betekent dat je een delict hebt gepleegd omdat de omstandigheden je ertoe dwongen. Je bent dan niet strafbaar.
Ontoerekeningsvatbaar betekent dat iemand (voor een deel) niet verantwoordelijk is voor wat hij heeft gedaan.
Vraag 2. Marieke F. moet wachten in de politiecel. Ze mag één telefoontje plegen. Ze belt jou, want jij bent een goede vriend(in) van haar, én je bent advocaat.
Ze vertelt jou in paniek wat er is gebeurd. Wat zeg jij tegen haar?
Vraag 3. Jij wordt dus Mariekes advocaat. Je gaat naar het politiebureau en spreekt met Marieke. Ze zegt:
"Ik ken Steven goed. Hij is een drugsdealer, net als mijn vriend Michael. Op 6 november hadden ze ruzie over een drugsdeal. Steven was zó boos op Michael! En ik werd bang. Ik pakte een keukenmes en stak Steven zeven keer, tot hij neerviel en niet meer bewoog."
Jij luistert naar het verhaal. Wat kun je nu het beste zeggen?
In de wet staat dat je schuldig bent aan doodslag als je: “opzettelijk een ander van het leven berooft.”
Vraag 4. Marieke vertelt verder:
"Steven en Michael begonnen met elkaar te vechten. Ik kon ze niet uit elkaar halen. Steven trok toen een pistool en richtte dat op Michael. Hij zei dat hij ging schieten. Ik ben toen naar de keuken gerend en heb het keukenmes gepakt om Steven te stoppen."
Wat raad jij Marieke nu aan?
Vraag 5. De officier van justitie klaagt Marieke F. aan voor doodslag. In de wet staat dat je schuldig bent aan doodslag als je: “opzettelijk een ander van het leven berooft.”
Wat denk jij? Is er sprake van doodslag in het geval van Marieke F.?
In de wet staat dat je schuldig bent aan doodslag als je iemand expres van het leven berooft.
In de wet staat dat je schuldig bent aan moord als je iemand expres van het leven berooft, en als je dit van tevoren ook al van plan was.
Vraag 8. Het is tijd voor het vonnis.
De rechter beslist dat de zeven messteken wel héél veel zijn, ten opzichte van het trekken van het pistool. Marieke krijgt een gevangenisstraf.
Wat is jouw reactie, als advocaat?
Noodweer betekent dat je jezelf of iemand anders moest verdedigen. Als er sprake is van noodweer, ben je niet strafbaar.
Een onvoorwaardelijke straf betekent dat de straf sowieso gegeven wordt.
Je luistert goed naar het verhaal van je verdachte en trekt niet te snel conclusies. Je wijst de verdachte op haar rechten, en zo zorg je ervoor dat zij de juiste dingen vertelt aan de politie. Daarnaast begrijp je dat er sprake was van noodweer. Hartstikke goed! Is de opleiding juridische dienstverlening misschien wat voor jou?
Niet slecht voor een tiener!
Je luistert goed naar het verhaal van je verdachte en trekt niet te snel conclusies. Je wijst de verdachte op haar rechten zodat ze geen flater slaat bij de politie. Niet slecht, maar het kan beter. Wil je de beste advocaat zijn die er is? Bekijk dan het begrip “noodweer”, bekijk de rechten van een verdachte in les 6 en probeer het dan nog een keer!
Oef... er zijn betere advocaten dan jij!
Die arme Marieke. Je hebt niet goed begrepen wat jouw rol is als advocaat. Het is je niet gelukt om de verdachte goed bij te staan. Lees vooral les 5 nog eens door en richt je op de rol van een advocaat, en check de rechten van een verdachte nog eens in les 6. Bekijk ook het begrip “noodweer”, en doe daarna nog een keer de quiz!
Wat een ramp!
Oef. Je hebt niet goed begrepen wat jouw rol is als advocaat. Dankzij jou komt de verdachte achter tralies, terwijl dat helemaal niet gehoeven had! Lees vooral les 5 nog eens door en richt je op de rol van een advocaat, en bekijk de rechten van een verdachte nog eens in les 6. Doe dan de quiz opnieuw. Let op de hints onderaan de vraag!
Ben je er klaar voor? Heb je goed geoefend? Je gaat nu beginnen aan de oefentoets die alle lessen met je gaat doornemen. Succes!
0%
1. Het is verboden om 130 km/per uur te rijden in een woonwijk. Hoe kun je die verkeersregel het beste omschrijven?
Correct!Wrong!
2. Nederland heeft vier verschillende wetboeken die over criminaliteit gaan. Welke uitspraak over deze vier wetboeken is ONJUIST?
Correct!Wrong!
3. Waarom geven politiestatistieken een verkeerd beeld van de criminaliteit in Nederland?
Correct!Wrong!
4. ‘Het aantal pinautomaten dat wordt opgeblazen, neemt toe. Er is in de media veel aandacht voor deze spectaculaire overvallen. Veel jonge criminelen denken daardoor dat het een snelle manier is om geld te verdienen.’
Welk gevolg van beeldvorming door de media is hier terug te lezen?
Correct!Wrong!
5. Wat is het allerbelangrijkste in een rechtsstaat?
Correct!Wrong!
6. Niet elke verdachte die voor de rechter komt, krijgt straf. Wanneer krijgt een verdachte geen straf?
Correct!Wrong!
7. Wanneer legt een officier van justitie een strafbeschikking op?
Correct!Wrong!
8. De reclassering geeft in sommige strafzaken advies aan rechters en het OM. Waarom is dat advies belangrijk?
Correct!Wrong!
9. Johnny moet als verdachte voor de rechter komen omdat hij een overval zou hebben gepleegd. Tijdens de zitting is ook officier van justitie Layla aanwezig. Wat gaat Layla doen?
Correct!Wrong!
10. Voordat de rechter Johnny wel of niet veroordeelt, kijkt hij naar jurisprudentie. Waarom?
Correct!Wrong!
11. Het legaliteitsbeginsel is een belangrijk principe in het strafrecht. Wat is een voorbeeld van het legaliteitsbeginsel?
Correct!Wrong!
12. Jonge daders van vergrijpen krijgen vaak een Halt-straf opgelegd. Waarom?
Correct!Wrong!
13. Marjolein stopt met school omdat ze veel gepest wordt. Ze kan daardoor moeilijk een baan krijgen, en daarom heeft ze geen geld voor mooie kleren. Ze gaat kleding stelen.
Welke criminele theorie herken je hierin?
Correct!Wrong!
14. Criminaliteit kan leiden tot normvervaging. Wat is dat?
Correct!Wrong!
15. Wat is een verschil tussen een taakstraf en een hechtenis?
Correct!Wrong!
16. Johnny wordt uiteindelijk veroordeeld voor het plegen van een overval. De rechter straft hem ook omdat hij eigenrichting wil voorkómen.
Wat betekent dat?
Correct!Wrong!
17. Wat is een voorbeeld van repressief beleid?
Correct!Wrong!
18. “Om jeugdcriminaliteit te voorkomen, moeten ouders hun kinderen beter leren wat goed of fout is.”
Bij welke stroming past deze uitspraak het beste?
Correct!Wrong!
(MK/C&R) Test jezelf (GT)
Alles goed. Alles. goed. ALLES GOED!
Het is niet waar. Het is wel waar. Het is niet waar. Het is wel waar. ALLES IS GOED.
SUPERNETJES!
Keurig. Bijna alles goed! Kijk nog even snel wat je fout hebt gedaan.
Voldoende.
Gewoon voldoende. Prima! Kijk nog even goed wat je fout hebt gedaan.
Famke Louise doet niet meer mee! Of toch weer wel? Wie neemt nu de beslissingen over coronamaatregelen? De ministers of de burgemeester? Het aantal besmettingen loopt weer op, maar toch niet overal? Het is moeilijk om goed op de hoogte te blijven van alles wat er speelt rondom het coronavirus.
Laten we samen een poging doen om alles wat beter te begrijpen.
Het laatste deel van het centrale eindexamen van maatschappijkunde is de analyse van een maatschappelijk vraagstuk. Je moet met behulp van verschillende bronnen (vooral teksten), diverse vragen beantwoorden.
Hoe beter je bent voorbereid, hoe makkelijker je er doorheen gaat. In deze module proberen we je daarvoor klaar te stomen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke onderdelen er zijn bij de analyse van een maatschappelijk vraagstuk.
Weten dat je een standpunt moet kunnen innemen en hierbij argumenten kunt geven.
De analyse gaat over een maatschappelijk vraagstuk dat te maken heeft met de onderwerpen van maatschappijkunde en telt ongeveer 10-15 vragen. Voor dit gedeelte heb je ook het bronnenboekje nodig, waar verschillende teksten staan die je moet lezen voordat je een vraag gaat beantwoorden. Je hoeft pas de tekst te lezen, als de vraag dit aangeeft.
ONDERWERPEN AFGELOPEN 5 JAAR
2023 Tijdvak 1
Wolven in Nederland
2023 Tijdvak 2
Overlast van ratten
2022 Tijdvak 1
Voedselverspilling
2022 Tijdvak 2
Woonoverlast
2022 Tijdvak 3
Dakloze jongeren
2021 Tijdvak 1
Betaalbaarheid van de zorg
2021 Tijdvak 2
Eenzaamheid onder ouderen
2021 Tijdvak 3
Discriminatie op de arbeidsmarkt
2019 Tijdvak 1
Laaggeletterdheid
2019 Tijdvak 2
Ramptoerisme
2018 Tijdvak 1
Cybercrime
2018 Tijdvak 2
Nepnieuws
Wat dit schooljaar het onderwerp is weten we niet, maar wat voor type vragen men stelt, kunnen we van tevoren wel bedenken. Daarom is het belangrijk om goed te oefenen voor dit onderdeel. Je hebt ongeveer vijf type vragen bij de analyse. In deze les nemen we ze kort door.
1.1. Kenmerken maatschappelijk vraagstuk en de invalshoeken
Het is de bedoeling dat je de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk uit je hoofd kent.
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing.
De media besteden aandacht aan het probleem.
Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.
Je moet deze kenmerken herkennen in een bron, kunnen noemen en toepassen op een bron. Bijvoorbeeld:
Moeder verbijsterd: “Mensen filmden mijn kind toen het werd aangereden.”
Iemand fotograferen die is aangereden. Politici en agenten kunnen er met hun verstand niet bij. Deze zomer vonden omstanders het nodig om foto’s te maken na een aanrijding. Dit tot groot verdriet van de nabestaanden.
De moeder van het slachtoffer, die haar naam liever niet in de krant heeft, richt zich in een oproep op sociale media direct tot de filmers. Wie zijn zij en wat zijn ze met de foto’s van plan? Uit respect voor haar kind wil de vrouw geen verdere toelichting geven op haar verhaal. Wel vindt ze het prima dat deze krant haar oproep oppakt.
Sensatiebeluste voorbijgangers die ernstige ongelukken en rampen filmen: het is een veelbesproken onderwerp. Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. “Vreselijk. Leed op leed. Wat bezielt mensen?”, reageert Madeleine van Toorenburg (CDA) op de filmers. “Het is nu wel de vraag wat er met de beelden wordt gedaan. Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen. Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’. “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd. De smartphone is een werkelijkheid waar we mee moeten leven, en met mensen die filmen dus ook.”
De afgelopen tijd hebben meerdere politiemensen in de media een oproep gedaan. “Ga niet filmen als wij een leven aan het redden zijn, en al helemaal niet als je daarmee de rest van het verkeer in gevaar brengt”, legt een woordvoerder uit.
“Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar. Maar beelden kunnen vervolgens ook een enorme impact op slachtoffers, familie, bekenden of nabestaanden hebben. Dus onze oproep: denk na over wat je filmt en wat je ermee doet!”
Ramptoerisme is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Een kenmerk is bijvoorbeeld dat veel mensen het onwenselijk vinden.
Noem nog twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk en geef voor elk kenmerk aan waarom uit de tekst hierboven blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Twee kenmerken, bijvoorbeeld:
− Kenmerk: het gaat om een probleem dat door de politiek kan worden opgelost, want in de tekst staat dat sommige Tweede Kamerleden willen dat de minister dit probleem strafrechtelijk aanpakt.
− Kenmerk: het vraagstuk krijgt media-aandacht, want in de tekst staat dat de krant aandacht aan het probleem besteedt na een oproep van een moeder van een slachtoffer / er is een krantenartikel over geschreven.
Ook goed rekenen:
− Kenmerk: er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem, want in de tekst staat dat er een stevige strafbepaling moet komen en de politie doet een oproep in de media om niet te filmen Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dit blijkt uit de tekst hierboven, want …
Kenmerk 2: … Dit blijkt uit de tekst hierboven, want …
Dit geldt ook voor de vier invalshoeken, ook wel benaderingswijzen genoemd.
De politiek-juridische invalshoek
Sociaaleconomische invalshoek
Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek.
Deze moet je kunnen herkennen, noemen en toepassen, zoals in de vraag hieronder.
Opdracht 2
Een maatschappelijk vraagstuk is vanuit vier invalshoeken te bekijken. In de tekst hierboven zijn twee invalshoeken te herkennen: de politiek-juridische invalshoek en de veranderings- en vergelijkende invalshoek. Geef bij elk van deze invalshoeken een citaat uit tekst hierboven.
1. citaat politiek-juridische invalshoek (een van de volgende):
− “Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt.”
− “Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen”.
− “Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
− “Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar”.
2. citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek (een van de volgende):
− “Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’.”
− “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd.” Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 citaat politiek-juridische invalshoek …
2 citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek …
We gaan dit uitgebreid met je oefenen in twee aparte lessen. In de les Maatschappelijk vraagstuk vind je meer uitleg over het maatschappelijk vraagstuk. In de les Invalshoeken krijg je extra informatie over het toepassen van de invalshoeken op bronnen.
1.2. Vragen over politiek & beleid
Omdat een maatschappelijk vraagstuk vaak een koppeling heeft met het onderwerp ‘politiek en beleid’ staan er altijd inhoudelijke vragen in de analyse. Hiervoor heb je de kennis nodig die je hebt opgedaan bij Politiek en beleid.
Bijvoorbeeld in de analyse van een maatschappelijk vraagstuk uit 2019 over laaggeletterdheid (iemand die laaggeletterd is kan onvoldoende lezen en schrijven) staat de volgende vraag:
Opdracht 3
Verschillende taken van de overheid in een verzorgingsstaat zijn in de Grondwet vastgelegd. Een voorbeeld van een taak van de overheid in een verzorgingsstaat is, dat de overheid moet zorgen voor onderwijs.
Noem een andere taak uit de Grondwet die de overheid moet vervullen om laaggeletterden te helpen.
Juiste antwoorden zijn (een van de volgende taken):
− het streven naar bestaanszekerheid van de bevolking
− het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt
− het zorgen voor een betere gezondheid van de bevolking
− het verzorgen van collectieve welvaartsvoorzieningen (o.a. huisvesting)
− het bijdragen aan een rechtvaardiger inkomensverdeling
− het bevorderen van de werkgelegenheid
In de les Politiek en beleid geven we nog wat extra voorbeelden uit oude examens.
1.3. Vragen over massamedia
Omdat media een belangrijke rol spelen bij een maatschappelijk vraagstuk komen hier veel vragen over terug bij de analyse. Het is lesstof die je ook bij massamedia al hebt gehad. Bijvoorbeeld: uit de analyse uit 2018 over cybercrime komt de volgende vraag:
Over Alert Online
Op het werk, op school, thuis of onderweg. Met onze telefoon, tablet of computer. Gelukkig zijn we ons er ook steeds meer van bewust dat dit risico’s met zich meebrengt. Maar weten we ook wat we kunnen doen om risico’s te voorkomen? Continu bewustzijn over online veiligheid is een aandachtspunt, maar daarmee zijn we er nog niet. We moeten ook weten wat we kunnen doen en hoe dat moet.
Daarom vraagt de campagne Alert Online één keer per jaar, twee weken lang, aandacht voor online veiligheid. Alert Online heeft als doel het vergroten van de kennis over en bewustwording rond online veiligheid en het stimuleren van mensen om daarnaar te handelen door maatregelen te nemen.
Onze economie en samenleving moeten beschermd worden tegen online gevaren. Een zwakke cybersecurity heeft namelijk mogelijk grote financiële en maatschappelijke gevolgen. Kennis en kunde leiden niet 15 direct tot veilig internetgedrag. Daar is echte gedragsverandering voor nodig.
Deze website www.alertonline.nl is het centrale punt in de Alert Onlinecampagne.
Lees de tekst hierboven. Massamedia hebben verschillende functies.
Waarom heeft de website www.alertonline.nl een socialiserende functie?
Omdat…
A. de website laat zien dat cybercrime een groot sociaal probleem is
B. de website een initiatief is van onder andere de overheid
C. de website veilig internetgedrag stimuleert
D. de website voor iedereen bedoeld en toegankelijk is
C
Opdracht 5
Behalve de socialiserende functie vervult Alert Online volgens de tekst hierboven nog een andere functie van de massamedia. Leg uit welke andere functie Alert Online volgens de tekst vervult.
De informatieve functie, want in tekst 4 staat dat Alert Online als doel heeft om de kennis over online veiligheid te vergroten. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
De … functie, want …
Het is daarom slim en belangrijk dat je de les Massamedia heel goed doorneemt. We nemen daar alle lesstof nog een keer met je door.
1.4. Begrippen, tabellen en grafieken
Daarnaast is de analyse vooral begrijpend lezen. Je moet uit bronnen informatie kunnen halen en die weer toepassen op de vraag of koppelen aan lesstof.
Je moet bekend zijn met de volgende begrippen: cultuur, subcultuur, referentiekader, socialisatie, vooroordelen, stereotype, cultuuroverdracht, generaliseren, objectief, subjectief, feiten, meningen, waarden, normen en belangen.
Daar krijg je dan dit soort vragen bij:
Reacties op de stelling ‘Mijn werkstress is het afgelopen jaar gestegen!’
Benno: Uit onderzoek blijkt dat een op de zeven werknemers te maken krijgt met burn-outklachten. En het zijn niet meer alleen de ouderen. Steeds meer jongeren zitten ziek thuis omdat ze opgebrand zijn.
Franҫois: Wij hebben meer stress over hoe we de rekeningen moeten betalen met dat zielige salaris dat de bazen nog maar geven tegenwoordig.
Huub: Wat zijn Nederlanders toch een stelletje verwende mensen. Ik heb drie jaar in Japan voor een firma gewerkt. Dat is wel even anders. Daar werken ze echt hard. Heerlijk was dat. Ophouden met zielig doen en aan de slag.
Paul: Er wordt veel te veel van mensen gevraagd en als je het niet aankunt, moet je vertrekken. Het is een serieus verschijnsel, dat de volksgezondheid ernstig bedreigt.
Bekijk de tabel hierboven. Hieronder staan drie beweringen naar aanleiding van tabel. Welke bewering is juist?
A. De cijfers over hacken in tabel zijn de cijfers in de politiestatistieken in die periode.
B. De cijfers over hacken in tabel zijn hoger dan de cijfers in de politiestatistieken in dezelfde periode.
C. De cijfers over hacken in tabel zijn lager dan de cijfers in de politiestatistieken in dezelfde periode
B
1.5. Een standpunt innemen
Ook staat er vaak een argumentatievraag in. Dat wil zeggen dat je bij een onderwerp je argumenten moet formuleren op basis van de bronnen. Even je eigen mening droppen is dus niet voldoende. Je moet je mening goed kunnen beargumenteren. Vaak levert de vraag veel punten op, wanneer je dit op goede manier doet.
Bijvoorbeeld: in de analyse uit 2017 over werkstress was de laatste vraag een argumentatievraag. De vraag bestaat uit vier stappen.
1. Neem een standpunt in. Ben je voor het verbieden van werkmail, of ben je voor het toestaan van werkmail.
2. Je moet een argument geven, deze komt uit je bronnenboekje.
3. Je moet verwijzen naar de bron.
4. Beargumenteren waarom het in jouw belang is.
Opdracht 8
Stel, je hebt een eigen bedrijf en bent dus werkgever. Als werkgever heb je bepaalde belangen.
Ben jij als werkgever voor het verbieden of voor het toestaan van werkmail na zes uur ’s avonds? Geef een argument voor je mening en verwijs daarbij naar een gegeven uit het bronnenboekje. Geef daarnaast aan welk belang jij als werkgever bij jouw keuze hebt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Ik ben voor het verbieden van werkmail na zes uur ’s avonds, want … geef argument en tekstverwijzing. Het verbieden is in mijn belang, want …
of
Ik ben voor het toestaan van werkmail na zes uur ’s avonds, want … geef argument en tekstverwijzing. Het toestaan is in mijn belang, want …
Wees zorgvuldig en controleer dat je alle stappen erin hebt verwerkt. Je docent krijgt namelijk de volgende aanwijzingen bij het nakijken:
Voorbeelden van juiste antwoorden:
Ik ben voor het verbieden van werkmail na zes uur, want van het ziekteverzuim dat te maken heeft met het werk, wordt een derde veroorzaakt door werkstress (zie tekst 1). Als mensen ook na zes uur nog werkmail krijgen, kan dit de (werk)stress nog doen toenemen. Het verbieden is in mijn belang, want (één van de volgende): − dan zal ik minder last hebben van ziekteverzuim / van burn-outs van het personeel. − dit zal mij (ziekte)kosten schelen. − dan zal ik minder nieuw / vervangend personeel hoeven aannemen / minder tijd kwijt zijn met het inwerken van nieuwe mensen (omdat het ziekteverzuim daalt). − dan zal ik gezonde(re) werknemers hebben (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën). − minder werkstress zal de tevredenheid onder de werknemers verhogen / kan zorgen voor een betere sfeer op het werk / kan zorgen voor een betere focus van de werknemer op het werk (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën).
of
Ik ben voor het toestaan van werkmail na zes uur, want verbieden past niet in de Nederlandse arbeidscultuur, waar werknemers juist steeds meer zelf willen bepalen. / (Nederlandse) werknemers willen juist meer vrijheid, ook als het gaat om werktijden (zie tekst 6). Het toestaan is in mijn belang, want (één van de volgende): − dan (als ze vrijheid hebben, ook wat betreft werktijden) zullen de werknemers gezond(er) / gelukkig(er) / ontspannen(er) / tevreden(er) zijn (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën). − dan (als ze vrijheid hebben, ook wat betreft werktijden), kan mijn bedrijf beter inspelen op de vraag / de klanten beter bedienen. − daarmee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de werknemers bevorderd en dat is goed voor de productie / prestaties van de werknemers / werksfeer / tevredenheid van de werknemers.
per juist argument met tekstverwijzing 1 per juist bijpassend belang als werkgever 1
Een maatschappelijk vraagstuk (of: een maatschappelijk probleem) is een onderwerp dat speelt in onze samenleving en waar niet direct een oplossing voor is. Het zijn namelijk ingewikkelde problemen, waar mensen niet dezelfde mening over hebben.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Weten wanneer een vraagstuk een politiek probleem wordt.
2.1. Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
Om te weten of een probleem een maatschappelijk vraagstuk is, hebben we vier kenmerken waaraan je een maatschappelijk vraagstuk kunt herkennen.
Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing.
De media besteden aandacht aan het probleem.
Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.
Deze kenmerken moet je kunnen opnoemen en beschrijven, kunnen herkennen en toepassen op een bron. Zoals bijvoorbeeld in de volgende examenvragen:
Tekst 1: Mensen met lees- en schrijfproblemen nauwelijks herkend
Twee van de drie Nederlanders zeggen niemand in hun omgeving te kennen die moeite heeft met lezen, schrijven, rekenen en/of computeren, terwijl Nederland in totaal 2,5 miljoen laaggeletterden telt, zegt de Stichting Lezen & Schrijven.
Het probleem van laaggeletterdheid wordt onderschat, concludeert de stichting aan het begin van de Week van de Alfabetisering. Die week is bedoeld om meer bekendheid te geven aan het probleem.
Dat komt deels doordat laaggeletterdheid voor meer staat dan veel mensen denken; het is van toepassing op iedereen boven de 16 jaar die onvoldoende kan lezen, schrijven, rekenen of met computers kan omgaan om goed mee te komen in de Nederlandse samenleving. Mensen verwarren het vaak met analfabetisme en dyslexie. Ook is het zo dat laaggeletterden hun problemen heel goed weten te maskeren.
Laaggeletterden komen vaak in de problemen bij alledaagse zaken als formulieren invullen, pinnen, digitaal betalen en reizen met het openbaar vervoer. Hun aantal blijft stijgen, meldt de Stichting Lezen & Schrijven. De meerderheid van deze groep heeft een Nederlandse afkomst.
Tekst 2: Stichting Lezen & Schrijven / Week van de Alfabetisering
Stichting Lezen & Schrijven is op 27 mei 2004 opgericht door H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden. Hoewel laaggeletterdheid voorkomt bij meer dan 10% van de volwassen bevolking, stond het als maatschappelijk probleem eigenlijk niet op de kaart.
Tijdens de Week van de Alfabetisering organiseert Stichting Lezen & Schrijven samen met honderden lokale partners door het hele land meer dan 3.000 activiteiten rondom laaggeletterdheid.
Om een grotere bekendheid rondom het probleem te generen worden er verschillende media benaderd. En door meerdere landelijke bijeenkomsten te organiseren hopen we ook het breder publiek in beweging te krijgen. Zodat armoede afneemt, meer mensen een baan vinden en gezonder leven. Zodat kinderen opgroeien met aandacht voor taal en iedereen gelijke kansen krijgt. Want onze samenleving wordt sterker als iedereen kan meedoen.
Laaggeletterdheid is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Twee kenmerken zijn dat er verschillende meningen bestaan over de oplossing van het vraagstuk en dat de overheid erbij betrokken is.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 1 of 2 naar voren komen. Geef voor elk kenmerk aan waarom uit tekst 1 of 2 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is op laaggeletterdheid.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende combinaties):
Kenmerk: het gaat om een situatie waar veel mensen bij betrokken zijn, want (een van de volgende):
− in tekst 1 staat dat Nederland in totaal 2,5 miljoen laaggeletterden telt
− in tekst 2 staat dat het voorkomt bij meer dan 10% van de bevolking
Kenmerk: aandacht van de media, want:
− in tekst 2 staat dat de Stichting Lezen & Schrijven de media benadert om meer aandacht voor het probleem te krijgen
Kenmerk: het probleem kan door gezamenlijke actie of door de overheid opgelost worden, want:
− in tekst 2 staat dat maatschappelijke organisaties actie ondernemen om het probleem aan te pakken. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … , want in tekst … staat …
Kenmerk 2: … , want in tekst … staat …
Tekst 3: Duitsland wil nepnieuws aanpakken
Sociale media die te langzaam zijn bij het verwijderen van nepnieuws en haatberichten kunnen in Duitsland boetes tot €50 miljoen krijgen als dit wetsvoorstel van de Duitse regering wordt goedgekeurd. In Duitsland moet het parlement het wetsvoorstel nog aannemen. Weliswaar hebben Facebook en Twitter vrijwillig stappen gezet die tot verbetering hebben geleid, maar het is niet genoeg, volgens minister van justitie Heiko Maas tegenover journalisten van diverse media. “Er wordt te weinig illegale inhoud verwijderd en als het al gebeurt, gaat het zelden snel genoeg”, stelt Maas. “Het grootste probleem is en blijft dat de netwerken de klachten van hun eigen gebruikers niet serieus genoeg nemen.”
De wet geeft de groeiende zorgen aan in de Duitse politiek over de mogelijke invloed van nepnieuws, met name tijdens verkiezingscampagnes. De angst is dat internet hoaxes (broodjeaapverhalen) en regelrechte leugens in Duitsland net zo’n rol gaan spelen als tijdens de verkiezingen in de Verenigde Staten. Zo werd het bericht dat paus Franciscus Donald Trump steunde, razendsnel verspreid via de sociale media.
Nepnieuws heeft gevolgen voor de democratische rechtsstaat. Een probleem wordt een maatschappelijk vraagstuk als het voldoet aan een aantal kenmerken. Eén van die kenmerken is dat het vraagstuk veel aandacht van de media krijgt.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk. Geef bij elk kenmerk aan waarom uit tekst 3 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Kenmerk 1: Er moet sprake zijn van een sociaal probleem; het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden / in strijd is met bepaalde wensen/normen. Dat blijkt uit tekst 3, want (een van de volgende):
− het gaat in tegen waarden en normen
− leugens en angst zijn onwenselijk
− de Duitse regering heeft een wetsvoorstel gemaakt
Kenmerk 2: Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem. Dat blijkt uit tekst 3, want de Duitse regering wil een wet invoeren om nepnieuws aan te pakken, sociale media (Facebook en Twitter) willen op vrijwillige basis het probleem aanpakken. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dat blijkt uit tekst 3, want …
Kenmerk 2: … Dat blijkt uit tekst 3, want …
Tekst 4: Gratis plastic tassen verboden
Winkeliers moeten vanaf 1 januari 2016 geld vragen als zij een plastic tas aanbieden. Het verbod op het gratis verstrekken van de wegwerptassen moet het zwerfafval terugdringen en het milieu sparen. De PvdA is blij, coalitiepartner VVD niet. VVD-Kamerlid Remco Dijkstra noemt de maatregel overbodig en betuttelend
Het verbod op gratis plastic tassen in bijvoorbeeld winkels zal in het begin niet al te streng worden gehandhaafd. Dat zei staatssecretaris Sharon Dijksma (Milieu) donderdag in de Tweede Kamer. Het kan zijn dat winkeliers nog niet meteen alles op orde hebben. Ze riskeren dan een tik op de vingers van inspecteurs. Bij herhaling is een boete mogelijk.
Volgens de staatssecretaris blijkt uit de praktijk dat de meeste consumenten zelf een tas meenemen als er een kleine vergoeding wordt gevraagd voor een wegwerptas. Volgens haar zorgt het voor meer bewustwording over afval. “Met minder plastic tasjes verminderen we de plastic afvalberg. Zo worden minder grondstoffen verspild, is er minder plastic troep op straat en gaan we de plastic soep in oceanen tegen.”
Plastic in het milieu is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Een kenmerk is dat het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden. Een tweede kenmerk is dat het vraagstuk de aandacht krijgt van de media.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 4 naar voren komen. Geef voor elk kenmerk aan waarom uit tekst 4 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Kenmerk: Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem. Dit blijkt uit tekst 4, want (één van de volgende):
− de PvdA is blij met het verbod op gratis plastic tassen, maar coalitiepartner VVD niet.
− VVD-Kamerlid Remco Dijkstra noemt de maatregel / het verbod op gratis plastic tassen overbodig en betuttelend en volgens staatssecretaris Sharon Dijksma zorgt het voor meer bewustwording over afval / blijkt uit de praktijk dat de meeste consumenten zelf een tas meenemen als er een kleine vergoeding wordt gevraagd voor een wegwerptas.
Kenmerk: Het gaat om een probleem dat door middel van gezamenlijke actie of door de politiek kan worden opgelost / het probleem wordt aangepakt door de overheid. Dit blijkt uit tekst 4, want (voorbeelden van juiste antwoorden):
− het gratis verstrekken van plastic tassen is per 1 januari 2016 wettelijk verboden (en hierdoor moet het plastic in het milieu verminderen).
− de staatssecretaris van Milieu (het kabinet) / de Tweede Kamer / de PvdA / VVD-Kamerlid Remco Dijkstra houdt zich bezig met (de oplossing van) het probleem. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dit blijkt uit tekst 4, want …
Kenmerk 2: … Dit blijkt uit tekst 4, want …
2.2. Een politiek probleem?
Kenmerk 4 van een maatschappelijk vraagstuk is: “Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.” Vaak wordt dus van de politiek een oplossing verwacht, dan noemen we een maatschappelijk vraagstuk ook een politiek probleem. Maar er zijn ook maatschappelijke vraagstukken die opgelost moeten worden door gezamenlijke actie. Als de oplossing niet van de overheid hoeft te komen, dan is een maatschappelijk vraagstuk dus geen politiek probleem.
Gemeenteraad wil zich als politiek niet mengen in discussie over ‘Zwarte Piet’
GroenLinks Noordwijk wil dat de Sinterklaasviering in Noordwijk voortaan daadwerkelijk een feest voor ‘alle kinderen’ wordt en daarom werd over dit onderwerp door de fractie een motie ingediend tijdens de gemeenteraadsvergadering. Maar een grote meerderheid van partijen voelden geen behoefte om zich als politiek te gaan mengen in de discussie over ‘Zwarte Piet’. Men vindt dat dit debat in de maatschappij moet plaatsvinden en de raad wil daarmee het onderwerp niet politiseren.
a) Wat is het verschil tussen een maatschappelijk vraagstuk en een politiek probleem?
Bij een politiek probleem wordt de oplossing van de overheid verwacht. Bij een maatschappelijk vraagstuk kan dit ook vanuit gezamenlijke actie komen.
b) Leg met behulp van de bron hierboven uit waarom de zwartepietendiscussie wel een maatschappelijk vraagstuk is, maar geen politiek probleem.
Het voldoet aan alle kenmerken van het maatschappelijk vraagstuk: veel mensen vinden de situatie ongewenst, er zijn verschillende meningen over, de media besteden er aandacht aan, het moet opgelost worden door gezamenlijke actie, maar niet door de politiek. Het is niet iets wat de politiek kan oplossen met wetgeving.