Het is natuurlijk een grap. Maar wat wil Draadstaal laten zien?
Dat we door sociale media vooral bezig zijn met hoe we overkomen op anderen.
Maar dezelfde leuke mogelijkheden hebben ook een aantal vervelende gevolgen. Op digitale media gaat het vaker over de leuke kanten van jezelf: de druk is dus groot om leuk te doen of er goed uit te zien. Op internet ben je anoniemer, weet je soms niet met wie je te maken hebt, maar kun je jezelf ook lekker verstoppen voor de buitenwereld.
VOORBEELDEN VAN VERVELENDE GEVOLGEN VAN MEDIALISERING
Cyberpesten
Pesten via internet, bijvoorbeeld door veel haatberichten te versturen.
Catfish
Iemand heeft een nepprofiel op internet met als doel om een ander verliefd op hem/haar te laten worden.
Gameverslaving
Wanneer (online) gaming veel tijd van je vraagt en je er moeilijk mee kunt stoppen.
Grooming
Online kinderlokken. Een volwassene zoekt via internet contact en probeert het kind over te halen om vrienden te worden.
Haatberichten
Berichten waarin iemand wordt bedreigd of uitgescholden.
Sexting
Sexting is het sturen van een seksueel getinte foto – of bericht – via je mobiele telefoon. Sexting kan leiden tot cyberpesten, chantage en wraakporno.
Sociale mediaverslaving
Wanneer sociale media veel tijd van je vragen en je er moeilijk mee kunt stoppen.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Waarom was blogger Cynthia vroeger onzeker?
Omdat ze dacht dat wat ze online zag ook allemaal echt was. Ze vergeleek zichzelf continu met de mooiste foto’s online.
b) Vergelijk jij, net als Cynthia, jezelf of je omgeving ook wel eens met de online wereld? Leg je antwoord uit.
c) Ben jij verslaafd aan sociale media? Leg uit waarom wel of niet.
Mobieltjes niet meer welkom in klaslokaal
Niet meer tijdens de les een TikTokfilmpje kijken, een berichtje sturen aan een klasgenoot of een foto delen via Snapchat. In de klas zijn mobieltjes en bijvoorbeeld ook tablets of smartwatches vanaf 1 januari volgend jaar niet meer toegestaan omdat ze afleiden en ervoor zorgen dat leerlingen slechter presteren. Dat heeft minister Robbert Dijkgraaf (OCW) bekendgemaakt.
Alleen als de mobieltjes noodzakelijk zijn voor de inhoud van de les mogen ze worden gebruikt, bijvoorbeeld in een les over digitale vaardigheden. Het is aan de scholen zelf om hiervoor met leraren, ouders en leerlingen de exacte regels af te spreken zodat iedereen in de school precies weet wat wel en niet mag. Scholen kunnen zelf de keuze maken om mobieltjes helemaal uit de school te weren. Leerlingen die afhankelijk zijn van hun telefoon, bijvoorbeeld om medische redenen of vanwege een beperking, mogen deze wel gewoon gebruiken. Voor het speciaal onderwijs komen dan ook aangepaste afspraken.
a) Vanaf januari 2024 is het advies van de overheid aan scholen om de mobiele telefoon uit het klaslokaal te laten. Wat vind jij hiervan?
Eigen mening leerling.
b) Bedenk één argument (reden) voor het toestaan van telefoons in de klas en één argument tegen het toestaan van telefoons.
Argument voor: je kunt je telefoon slim inzetten met apps als Mentimeter, LessonUp, Kahoot, Socrative etc. Zo wordt leren nog leuker!
Argument tegen: telefoon leiden kinderen te veel af om zich te concentreren op de uitleg in de klas.
c) Zoek nu een artikel online over een school die de telefoon al een tijdje verbiedt en deel de link in je antwoord. Zet erbij welke voordelen leerlingen ervaren door het verbod en ook wat ze minder leuk vinden aan het verbod.
Een voorbeeld van een artikel:
https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2435316-jongeren-vijf-uur-per-dag-op-smartphone-meer-tijd-nodig-om-te-leren
Voordelen: het is gezellig in de pauze. Leerlingen praten met elkaar.
Sexting is het versturen van intieme foto’s of video’s: een foto in ondergoed, van borsten of een ander geslachtsdeel. Vaak doe je dit voor je geliefde, omdat dit spannend of opwindend is, maar een naaktfoto is zó doorgestuurd… met allerlei nare gevolgen.
Sexting is een vorm van cyberpesten. Cyberpesten is via sociale media erg makkelijk. Een anoniem haatbericht is snel verstuurd en zonder directe consequenties. Via Snapchat en Instagram gaat een foto heel snel rond. Met vervelende gevolgen:
De dertienjarige dochter van Samantha maakt op 13 januari een eind aan haar leven door in Zuidoost van een flat te springen. Aanleiding is een filmpje dat rondgaat op sociale media met beelden van seksuele handelingen van haar dochter. Samantha hoopt dat door het delen van haar verhaal online shaming stopt. “We moeten echt beter kijken naar sociale media, daar zit het probleem.”
a) Wanneer heb jij voor het laatst een selfie gemaakt?
b) Verwijder je wel eens iemand van je Snapchat of Instagram-account? Waarom wel of niet?
c) Hebben jullie met de klas een Whatsapp-groep? Gaat dat altijd goed?
Opdracht 5
a) Wanneer ben je aan het cyberpesten?
Bijvoorbeeld: Wanneer je structureel haatberichten naar dezelfde persoon stuurt, ben je aan het cyberpesten
b) Heb jij of iemand die je kent, wel eens te maken gehad met cyberpesten of sexting? Schrijf een kort verhaal over de gebeurtenis. Gebruik andere namen.
@Dyon: onderstaand stuk heb ik verplaatst vanuit de les “journalistiek”. Zou jij de eerste paar zinnen willen omschrijven zodat ie beter bij deze les past? Thanks
GEPLAKT UIT HOOFDSTUK 2: Bronnen ken je vast nog van het vak geschiedenis. In de media zijn bronnen ook heel belangrijk. Een bron is informatie. En media brengen informatie over. Een veelgebruikte bron op de middelbare school is de online encyclopedie Wikipedia.
Maar… is Wikipedia altijd een betrouwbare bron? Nee! Kijk maar:
Een Chinese huisvrouw die zich voordeed als geleerde plaatste de afgelopen jaren honderden overtuigende maar totaal verzonnen artikelen over de Russische geschiedenis op Wikipedia.
De nep-artikelen op de Chinese versie van de open online-encyclopedie kwamen vorige maand aan het licht, meldt Vice. De Chinese romanschrijver Yifan deed voor een nieuw boek onderzoek op Wikipedia en stuitte op een boeiend artikel over een bepaalde mijn in het middeleeuwse Rusland. Bij doorklikken naar verwante artikelen kwam er een coherent en logisch verhaal naar voren.
Allemaal verzonnen
Toch blijkt alle informatie in de artikelen compleet verzonnen. Plaatsen, gebeurtenissen, regimes: tot aan de samenstelling van de grond en de inhoud van mijnen – alles is bedacht door iemand met de gebruikersnaam Zhemao. In totaal schreef die gebruiker 206 artikelen voor de Chinese Wikipedia sinds 2019.
Het controlesysteem van Wikipedia, bestaande uit kunstmatige intelligentie en vrijwilligers, kon de artikelen blijkbaar niet van echt onderscheiden.
Nu zijn ze bij Wikipedia over het algemeen streng in het controleren, maar omdat iedereen er iets op kan zetten, wordt de betrouwbaarheid van media steeds belangrijker.
——————————————————————————–
5.2. Nepnieuws
Het internet biedt iedereen de mogelijkheid om een rol te spelen in de nieuwsvoorziening. We noemen dit burgerjournalistiek: iedereen is journalist. Zo kan iedereen nieuwsartikelen (her)schrijven via eigen blogs en websites of sociale media. Als deze burgerjournalisten zich dan niet houden aan de regels die journalisten leren tijdens hun opleiding voor het schrijven van artikelen (zoals: blijf bij de feiten), kunnen er onwaarheden worden gedeeld.
Je hoort dan ook steeds vaker het woord nepnieuws. Dat zijn artikelen die er betrouwbaar uitzien, maar dit eigenlijk helemaal niet zijn omdat ze zijn geschreven door burgerjournalisten. Omdat ze er zo betrouwbaar eruitzien, worden ze via sociale media vaak gedeeld.
Hoe weet je wanneer een bron betrouwbaar is?
Ze passen hoor en wederhoor toe. Dit wil zeggen dat een journalist béíde kanten van een verhaal vertelt, en niet alleen de mening van één iemand.
Ze scheiden feiten en meningen van elkaar. Het is duidelijk wanneer er een mening wordt gegeven, dan staat het tussen “deze haakjes” en wordt iemand geciteerd.
Ze gebruiken feiten die terug te vinden zijn in andere bronnen. Alle feiten zijn te controleren met andere bronnen.
Zuid-Afrikaanse tienling blijkt verzinsel, ‘moeder’ opgenomen in kliniek
De vrouw die eerder deze maand beweerde moeder te zijn geworden van een tienling, blijkt niet recentelijk zwanger te zijn geweest. Ook NU.nl berichtte over de tien tegelijk geboren baby’s, wat een wereldrecord zou betekenen.
Lees het nieuwsartikel hierboven helemaal en bekijk daarna de tabel “Hoe weet je wanneer een bron betrouwbaar is.”
Wat heeft de journalist nagelaten om te doen?
“Ze gebruiken feiten die terug te vinden zijn in andere bronnen.” De journalist heeft de bron niet gecontroleerd.
Opdracht 7
Geef van ieder ‘nieuwsfeit’ aan of dit betrouwbaar is en waaraan je dit kunt zien:
a) Het gaat weer vriezen AMSTERDAM – Volgens meteorologisch instituut Weeronline gaat de temperatuur komende dagen ’s nachts beneden het vriespunt.
1. Betrouwbaar. Deze informatie kunnen we bij een ander meteorologisch instituut controleren.
b) Ontslag wacht agenten na arrestatie BREDA – Twee agenten uit Breda zullen binnenkort ontslagen worden nadat beelden online kwamen waarin ze hardhandig een dief arresteerden.
2. Onbetrouwbaar. Er wordt een mening gegeven: “de agenten zullen binnenkort worden ontslagen” en het is niet duidelijk wie de bron is.
Opdracht 8
Kruip in de huid van een nepnieuwsmaker. Weet jij hoe je nepnieuws maakt? Leer alle trucs en tips op SlechtNieuws.nl.
@Dyon nieuwe paragraaf over (de gevaren van) AI:
5.3. AI
Over AI, deep fakes, mogelijke problemen in de toekomst
Opdracht 1 is een leuke opdracht om gezamenlijk met de klas te doen.
Opdracht 1
Bekijk de bovenstaande video.
a) Zet hem stil op 2:20. Vertel hoe jij denkt dat de video afloopt.
b) Kijk de video af. Komt het overeen met wat je hebt opgeschreven?
c) Waar maakt de filmmaker allemaal gebruik van om jou op andere gedachten te brengen?
De achtergrondmuziek, wat hij nog wel of nog niet laat zien. Hij maakt gebruik van stereotypen
De media zijn een van de socialiserende instituties. De media bepalen voor een deel hoe jij naar andere mensen en de wereld kijkt. Je kunt bijvoorbeeld een beeld vormen van een Amerikaan of een Japanner, zonder dat je ooit maar in Amerika of Japan bent geweest. Je vormt je beeld bijvoorbeeld uit films, tijdschriften of series. Dit noemen we beeldvorming.
Onze beeldvorming komt alleen niet altijd overeen met de werkelijkheid. Het beeld dat vrouwen vooral mooi moeten zijn, zorgt ervoor dat veel meiden en jongen vrouwen vaak onzeker zijn over hun uiterlijk. Zij baseren het ideale uiterlijk op beelden uit de media. Maar zijn deze beelden wel zo eerlijk?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten dat beeldvorming door de media een rol speelt in onze samenleving.
Uitleggen wat rolpatronen en stereotypen zijn en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen hoe de media discriminatie kunnen versterken.
Uitleggen hoe je vooroordelen en stereotypes kunt herkennen en tegengaan.
De media creëren onbedoeld vooroordelen. Maar de werkelijkheid is anders. Een meisje dat geen make-up draagt, is niet lelijk. Een jongen met een bril is geen nerd en een man met een witte jas hoeft geen dokter te zijn.
6.1. Rolpatronen
Opdracht 2
a) Geef drie kenmerken van een “echte” man. (Dit mogen hobby’s, dagelijkse werkzaamheden of uiterlijke kenmerken zijn.)
Bijvoorbeeld: Een echte man is sterk en gespierd, werkt veel en doet de klusjes in huis.
b) Geef drie kenmerken van een “echte” vrouw. (Dit mogen hobby’s, dagelijkse werkzaamheden of uiterlijke kenmerken zijn.)
Bijvoorbeeld: Een echte vrouw ziet er verzorgd uit, zorgt grotendeels voor het gezin en heeft vriendinnen waarmee ze altijd belt.
Media maken graag gebruik van bestaande beeldvorming. We noemen dit ook wel rolpatronen. Een rolpatroon is het gedrag laten zien dat wordt verwacht: Jongens zijn stoer, meisjes zijn lief. Mannen zorgen voor geld, vrouwen zorgen voor het huishouden. Deze traditionele ideeën zijn in werkelijkheid anders, maar de media houden dit stereotype beeld mede in stand.
Een rolpatroon bepaalt niet alleen je gedrag, maar ook je kleding, lichaamshouding en taalgebruik. Een huisarts kleedt zich op haar werk anders dan in haar vrije tijd. En een politieagent spreekt zijn kinderen op een andere manier aan, dan hij doet wanneer hij een verdachte aanhoudt. Mensen vinden een rolpatroon prettig. Het zegt je namelijk hoe je je moet gedragen: een politicus moet een net pak aan, het restaurantpersoneel doet altijd heel vriendelijk en als grote broer of zus voel je je verantwoordelijk wanneer je met je broertjes of zusjes op pad bent.
Opdracht 3
a) Kijk terug naar je antwoorden van opdracht 2. Heb je hier rolpatronen gebruikt in jouw omschrijvingen van een ”echte” man en een ”echte” vrouw? Leg uit waarom wel of niet.
In de voorbeelden hierboven hebben we heel veel rolpatronen gebruikt. Hoezo moet een man veel geld verdienen? En wat als een man de hele dag belt met vrienden?
b) Welke rollen heb jij in het dagelijkse leven? Noem er minimaal drie.
Bijvoorbeeld: Zoon of dochter, broer of zus, vriend, leerling
c) Kun je bij iedere rol helemaal jezelf zijn? Waarom wel of waarom niet?
Bijvoorbeeld: In de rol van oudere broer of zus, zul je soms verantwoordelijk moeten zijn. Als leerling moet je je gedragen volgens de schoolregels.
Opdracht 4
a) Leg uit waarom media graag gebruik maken van rolpatronen.
Dan weten mensen precies wat er wordt bedoeld.
b) Leg uit waarom mensen het fijn kunnen vinden om rolpatronen te hebben.
Omdat mensen dan weten wat er van ze verwacht wordt en hoe ze zich moeten gedragen.
6.2. Stereotypes
Hoewel rolpatronen zorgen dat verwachtingen kloppen, leveren ze ook een probleem op. Rolpatronen geven namelijk een veel te simpel beeld van hoe iemand zich in een bepaalde rol moet gedragen. Hierdoor ontstaan stereotypes. Een stereotype is een simpele en niet altijd kloppende verwachting van een persoon of groep. Bijvoorbeeld door één eigenschap extra uit te vergroten.
In een tv-serie is een homoseksueel vaak een uitbundig type, een blond meisje niet altijd de slimste en iemand die goed kan leren wordt vaak uitgebeeld als een sulletje. In de werkelijkheid is dat natuurlijk helemaal niet zo. Toch wordt het stereotype beeld hardnekkiger naarmate je het vaker ziet. Op die manier hebben de media invloed op de manier waarop wij naar andere mensen kijken.
Vader en zoon rijden in de auto, en krijgen een ongeluk. De vader is op slag dood, de zoon gaat per ambulance naar het ziekenhuis. De chirurg buigt zich over het slachtoffer, maar zegt niet te kunnen opereren: ‘Het is mijn zoon.’ Rara, hoe kan dat?
Het antwoord op dit raadsel staat onder de pagina. Het raadsel bevestigt het probleem van stereotypes. Stel je in je hoofd maar eens een politieagent, huisarts of directeur voor. Waarschijnlijk is de politieagent een man, draagt de huisarts een witte jas en is de directeur een man in pak. Dit zijn allemaal stereotypes! De werkelijkheid kan heel anders zijn dan het beeld dat je had.
Opdracht 5
Bedenk twee eigen voorbeelden van stereotypes die je vaak tegenkomt in de media.
We kijken ook met stereotypes naar mannen en vrouwen. Een vrouw is zorgzaam, een man is stoer. De vrouw doet het huishouden, de man zorgt voor het inkomen. Maar in de praktijk hoeft dit helemaal niet zo te zijn:
Een ballerina met een AK-47: Oekraïne heeft zijn vrouwelijke soldaten steeds harder nodig
Een groeiend aantal vrouwen dient in het Oekraïense leger. Een militaire woordvoerder in Odesa zei deze week zelfs dat hun rol moet worden uitgebreid als de oorlog zich voortsleept en het aantal doden toeneemt.
a) Teken jouw stereotype beeld van de volgende groepen: vluchtelingen, oma’s, moslims, Amerikanen en brandweerlieden.
b) Doorbreek met een nieuwe tekening het stereotype beeld bij deze groepen.
c) Vergelijk jouw stereotype beelden met die van een ander in de klas.
@DYON: De huidige 6.3. mag weg. Eventueel kunnen er delen van 6.3 gebruikt worden in 6.1, de nieuwe 6.3 of 6.4.
6.3. Roldoorbrekend gedrag
Soms gedragen mensen zich anders dan je bij hun rol vindt passen. Dan ontstaat er een rolconflict, of roldoorbrekend gedrag. Larissa die commando wilde worden, werd in eerste instantie afgewezen omdat ze een vrouw was. “Vrijwel geen enkele vrouw zou kunnen voldoen aan de zware fysieke eisen.” Zij werd afgewezen omdat ze een vrouw was, niet omdat ze niet voldeed aan de eisen, die kans heeft ze niet eens gekregen. Larissa’s verhaal is een voorbeeld van een rolconflict.
Wanneer je ouders opeens raar door de kamer springen en dansen of de leraar opeens in straattaal zijn les begint, is er sprake van roldoorbrekend gedrag.
Opdracht 7
a) Bekijk de video van Britains Got Talent hierboven. Waarom is hier sprake van roldoorbrekend gedrag?
Omdat je niet verwacht dat deze mannen op leeftijd, opeens zo’n goede dansshow neer kunnen zetten.
b) Geef nog een voorbeeld van roldoorbrekend gedrag dat je zelf bent tegen gekomen.
6.3. Vooroordelen en discriminatie
Hoe rolpatronen en stereotypes in de media kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie.
@DYON: Zou je in deze les in 4.2 en 4.3 iets duidelijker willen maken wat die 2 onderwerpen te maken hebben met het weggeven van je data op internet? Dus dat als een bedrijf jouw data heeft, dat je in een filterbubbel komt, en dat in combinatie met selectieve waarneming = dat je snel in een bubbel van complottheorieen terecht komt.
Hoe media bij jou binnenkomt….
Alleen voor docenten
Voor opdracht 7b hebben de leerlingen een telefoon nodig. Kunnen ze die niet gebruiken op school, dan maken ze deze opdracht thuis.
Mediabedrijven die hun content gratis aanbieden, verdienen geld omdat bedrijven (adverteerders) betalen voor reclames rondom hun berichten. Op YouTube bekijk je regelmatig vooraf een advertentie en staat er vaak een balkje, een banner, onder in de video. Op websites stikt het van verschillende banners rondom informatie en op tv krijg je na voor, tussen en na ieder programma een reclameblok.
Hoe meer mensen deze reclames zien, hoe meer geld een mediabedrijf krijgt van de adverteerders. Mediabedrijven proberen dus zoveel mogelijk mensen over te halen om hun medium te zien, want dan pas gaan ze geld verdienen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom persoonlijke informatie van belang is voor mediabedrijven.
Weten wat een filterbubbel is.
Weten wat selectieve waarneming is.
Weten hoe een filterbubbel en selectieve waarneming kunnen leiden tot complottheorieën.
Opdracht 1
Kies een van de volgende websites uit en omschrijf iedere reclame op die je ziet als je door de website surft. Kies uit: NU.nl, Spele of YouTube.
Denk aan advertenties voor het inladen van video’s, tekstlinkjes die vragen om erop te klikken, banners, advertenties die eruit zien als nieuwsberichten.
Mediabedrijven die zich hebben gespecialiseerd in het maken van reclame zijn gek op jouw persoonlijke informatie. Wanneer een bedrijf weet dat jij op hockey zit, dan zal het proberen om tijdens jouw mediagebruik zoveel mogelijk hockeyproducten te laten zien. Wanneer jij een product op bol.com bekijkt, slaat bol.com een cookie op jouw mobiel of computer op, om je vervolgens op Facebook, YouTube of een andere website datzelfde product nog een keer te laten zien. Het bedrijf hoopt daarmee dat je teruggaat naar bol.com en het product alsnog koopt.
Hoe meer een mediabedrijf van jou weet, hoe makkelijker het een product aan jou kan aanbieden. Bedrijven zullen er dus alles aan doen om zoveel mogelijk informatie over jou te verzamelen. Dit gaat ten koste van jouw privacy op internet. Je hebt privacy als jij zelf kan bepalen welke informatie je met anderen deelt. Het is dus belangrijk om goed te weten welke persoonlijke informatie je op internet zet en waarmee dit wordt gedeeld.
Opdracht 2
a) Wat voor reclames zie jij op TikTok of Instagram?
b) Klopt het dat dit overeenkomt met jouw persoonlijke interesses? Waarom wel? Of waarom niet?
Opdracht 3
a) Bekijk de video bovenaan de pagina. Wat willen de makers van deze video bereiken?
Dat je gaat nadenken over waarom je zo gemakkelijk informatie op internet deelt.
b) Waarom zijn mediabedrijven gek op jouw persoonlijke informatie?
Die kunnen ze doorverkopen of gebruiken om advertenties beter af te stemmen op de bezoeker.
c) Hoe verdienen mediabedrijven geld met jouw persoonlijke informatie?
Ze laten adverteerders geld betalen om op hun mediamerk te adverteren. Hoe duidelijker de doelgroep, hoe meer een adverteerder moet betalen
Opdracht 4
Kruip in de huid van een rechercheur van de politie. En ga online op zoek naar de boef.
Gebruik de knoppen op de website, maar vooral Google om de verdachte te vinden. Begin bij het lezen van de “casefile”. Aan de slag!
4.2. Filterbubbel
Mensen kiezen zelf van welk bedrijf ze nieuws lezen en informatie verkrijgen. De één wil er wel voor betalen, de ander niet. Mensen kiezen er dus voor om vaak nieuws te krijgen uit één bron. Hierdoor krijg je sneller een eenzijdig beeld van nieuws, we noemen dit een filterbubbel. De Telegraaf brengt meer nieuws over criminaliteit dan de Volkskrant. Mensen die hun nieuws krijgen via de Telegraaf hebben dus een ander beeld van de criminaliteit in Nederland, dan mensen die het nieuws uit de Volkskrant halen.
Doordat Google en Instagram gebruik maken van een algoritme blijven mensen vastzitten in hun filterbubbel. Als Google weet dat jij in Arnhem woont en jij zoekt op restaurants, krijg je restaurants in Arnhem te zien. Als jij op Instagram veel voetbal-Insta’s volgt, krijg jij als suggesties andere voetbal-Insta’s aangeboden om te volgen. Hoe meer een bedrijf over je weet, hoe beter het algoritme kan werken.
Opdracht 5
Bekijk de bovenstaande video. Leg in je eigen woorden uit hoe Facebook ervoor zorgt dat jij weer sneller Facebook bezoekt.
Door de berichten af te stemmen op mijn persoonlijke voorkeuren, maar ook door telkens een nieuw bericht te laten zien.
Opdracht 6
Hoe ziet jouw filterbubbel eruit? Bekijk wat voor type accounts jij volgt op Snapchat/Instagram/TikTok. Bijvoorbeeld: Misschien volg je alleen bepaald sportnieuws?
Google maakt ook gebruik van persoonlijke informatie én algoritmes:
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven tot 4 min. 54 (let op: de video begint bij 2 min. 48).
a) Als jij op social media dezelfde dingen liket, op dezelfde video’s reageert en dezelfde mensen volgt, word je in een doelgroep geplaatst. Wat is denk je jouw doelgroep?
Bijvoorbeeld: Jongeren, geïnteresseerd in make-up video’s, hockeyer.
b) Vraag aan je docent of je je telefoon even mag gebruiken. Zo niet, doe deze opdracht dan thuis.
Heb je deze geschiedenis-optie aan staan? Zo ja, waar was jij als laatste?
Bijvoorbeeld: Ik was op school of in de supermarkt.
c) Zou je overwegen om deze optie uit te zetten? Waarom wel/niet?
Bijvoorbeeld: Ja, want zo heeft Google minder informatie van mij. Of: Nee, het is juist handig als Google informatie over mij heeft, want dan krijg ik betere advertenties.
4.3. Selectieve waarneming
We worden dagelijks overspoeld met beelden. We proberen groepen en mensen te versimpelen met behulp van stereotypes, maar dan nog is het onmogelijk om alle informatie die je dagelijks tot je krijgt, op te nemen. Ieder mens heeft “last” van selectieve waarneming. Je maakt onbewust keuzes in welke informatie je tot je neemt. Ben jij, net als je vader, een enorme fan van Max Verstappen? Dan zal informatie daarover je eerder opvallen. Je ziet vooral datgene wat past binnen je referentiekader.
Een voorbeeld van selectieve waarneming is de volgende reclamevideo van het automerk SKODA.
Je ziet dus lang niet alles. Veel van onze keuzes over wat we willen waarnemen, maken we zelf. Die keuze is dan gebaseerd op wat mensen verwachten of van ons vragen. Vaak onthouden we datgene wat we al kennen en valt dat ons eerder op. Dat is veel makkelijker om te begrijpen dan nieuwe informatie.
Opdracht 8
Deze opdracht doe je in tweetallen. Ieder doet opdracht a) alleen.
a) Ga naar de website van de Telegraaf. Besteed daar 2 minuten om door de website te bladeren en artikelen te zien (niet te lezen). Ga van de website af en type minimaal 5 onderwerpen op die je bent tegengekomen.
b) Vergelijk nu de onderwerpen met elkaar. Kijk naar de verschillen. Wat valt je op?
Op dezelfde website maak je dus andere keuzes. Dat is selectieve waarneming.
4.4. Complottheorieën
Nieuw te schrijven stuk! Check het leerdoel bovenaan.
1. Door persoonlijke informatie te verzamelen, kunnen bedrijven meer advertenties verkopen.
Het medialandschap wordt bepaald door alle mediamerken bij elkaar van alle soorten (massa)media: radio, televisie, internet, tijdschriften. Televisiezenders als RTL en SBS verliezen kijkers aan bijvoorbeeld Netflix, YouTube en Disney+. Deze zijn niet alleen via tv te bekijken, maar ook via je mobiel, tablet of laptop. In deze les bekijken we dit medialandschap, leggen wij je uit welke rol de overheid hierin heeft en staan we stil bij verschillende doelgroepen waar de media zich op richten.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe het medialandschap van Nederland in elkaar zit.
Uitleggen welke rol de overheid heeft in het medialandschap.
Uitleggen dat media zich richten op doelgroepen en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
@DYON wil je de intro herschrijven? Crossmediaal mag eruit. Intro mag korter en boven de leerdoelen gezet worden. Wil je daarnaast ergens in deze par ook AI noemen (dat het bestaat, wat het is enz)
Veel bedrijven zijn steeds meer crossmediaal. Zo heeft het populaire tijdschrift LINDA ook een website, een app en een eigen online televisiekanaal. De Volkskrant heeft een krant, een website en een Nieuws-app. Sommige programma’s van BNNVARA worden ook voor YouTube gemaakt.
Opdracht 1
Geef twee eigen voorbeelden van programma’s die crossmediaal te zien of te gebruiken zijn.
Bijvoorbeeld: The Voice, op televisie, kun je online terugkijken en hebben een app. Of: YouTubers hebben vaak een YouTube-kanaal en een Instagram-account. Of: RTL Nieuws is op TV en op internet.
2.1. Publieke omroep
Maar ook de Nederlandse overheid drukt met de Nederlandse publieke omroep (NPO) een grote stempel op het medialandschap in Nederland. De overheid betaalt de NOS om nieuws te verzamelen en deze op internet, radio en televisie te delen. Het NOS Achtuurjournaal is dagelijks het best bekeken programma van Nederland.
De overheid betaalt ook verenigingen om televisie en radio te maken op de publieke omroep. Dit zijn bijvoorbeeld BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed, de EO en nog een aantal meer.
Welk programma zou volgens jou niet zo snel gemaakt worden door een commerciële zender? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: Documentaires (2DOC, 3DOC), Het Klokhuis, 2 voor 12, Blauw bloed, Nieuwsuur, Buitenhof
Opdracht 3
Laat het medialandschap van Nederland zien. Maak een collage met de populairste series, nieuwssites, radiozenders, tv-programma’s, YouTubers en mediapersoonlijkheden.
2.2. Doelgroepen
Veel mediabedrijven zijn opgericht vanuit een bepaalde gedachte. Dit kan zijn een religieuze of politieke boodschap, of omdat iemand iets creatiefs heeft bedacht, of omdat iemand mooie verhalen kan vertellen en soms ook omdat iemand met een heel goed idee geld kan verdienen.
De reden waarom een medium is opgericht, noemen we een identiteit. De identiteit van BNNVARA is om jongeren informatieve, vernieuwende, maar vooral leuke programma’s te brengen. De christelijke televisiezender EO wil vooral het Bijbelse verhaal vertellen en John de Mol wil graag geld verdienen met zijn televisieprogramma’s.
Omdat het lastig is om een product te maken waar heel Nederland graag naar kijkt, luistert of in leest, richten de meeste mediabedrijven zich op een doelgroep.
Je kunt mensen indelen in verschillende groepen: man/vrouw, jong/oud/heel oud, sportief/creatief. Mensen die houden van reizen, de natuur, auto’s, voetbal, paarden, golf, vissen, boten, puzzels en ga zo maar door. De doelgroep van Nickelodeon bestaat uit jonge kinderen die van cartoons houden. De app 9292ov is voor alle mensen die veel met het openbaar vervoer reizen. Het tijdschrift Linda Meiden is gemaakt voor jonge vrouwen van 17-28 jaar die graag lezen over mode, mannen, relaties en series.
Opdracht 4
a) Geef bij de volgende mediamerken aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.
1. NOS Journaal.
2. LINDA.
3. Donald Duck.
4. National Geographic.
5. Vandaag Inside.
1. Beide, vanaf 25 jaar, interesse in actualiteit.
2. Vrouw, 25-45.
3. Beide, 6-12.
4. Beide, 25-45, interesse in natuur en de wereld.
5. Man, 25-75.
b) Kies drie tijdschriften uit met duidelijk verschillende doelgroepen. Omschrijf de doelgroep zo uitgebreid mogelijk.
Bijvoorbeeld: Historisch Nieuwsblad: mensen die houden van de geschiedenis. Of: Tina: meiden. Of: Autovisie: vaak mannen, die auto’s als hobby hebben.
2.3. Geld verdienen
Het overgrote deel van de media is commercieel, dat betekent dat ze winst moeten maken om te blijven bestaan.
VERDIENMODELLEN VOOR MEDIABEDRIJVEN
Abonnementen
Consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement.
Advertenties
Adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s.
Enzo Knol had zoveel views (hoe vaak de video is bekeken) dat bedrijven hem gratis producten toestuurden om in zijn vlog te gebruiken. Niet veel later kreeg hij zelfs veel geld betaald uit advertenties rondom zijn video’s. Als je naar een programma van RTL kijkt, dan krijg je advertenties voor, tussen en na het programma. Je kunt gratis kijken, maar in ruil daarvoor zie je dus reclame. De gratis krant op het station zit vol met reclame, de app en website van NU.nl staan vol met reclame en hoe beter deze reclames op jou zijn afgestemd, hoe groter de kans is dat jij er op klikt.
Strengere regels voor populaire influencers gaan 1 juli in
Nederlandse vloggers en influencers met veel volgers op bijvoorbeeld YouTube, Instagram en TikTok moeten vanaf 1 juli duidelijk maken als ze tegen betaling producten laten zien.
Voor de nieuws-app van de Volkskrant moet je juist betalen om het nieuws te kunnen lezen. Je moet een abonnement afsluiten en dan krijg je toegang tot de krant. Hetzelfde geldt voor tijdschriften, maar bijvoorbeeld ook voor Spotify en Netflix.
Opdracht 5
a) Wat is het doel van mediamerken wanneer een product gratis is?
Zoveel mogelijk mensen gebruik laten maken van een mediamerk, zodat ze veel geld verdienen aan advertenties of persoonlijke gegevens die men achter laat.
b) Geef een voorbeeld van een product waar je dit vooral merkt.
Websites en apps die gratis zijn, sommige zitten vol met reclame.
a) Noem drie dingen die je opvallen.
Bijvoorbeeld: 1. De kwaliteit van de camera en montage is beter. 2. Er zit meer een verhaal in zijn vlogs (hij heeft er meer over nagedacht). 3. Hij is veel beter in vloggen geworden.
b) Wat is de doelgroep van Enzo Knol? Omschrijf deze zo uitgebreid mogelijk.
Jeugd van 6-14 jaar oud.
c) Op welke twee manieren verdient Enzo Knol geld met zijn vlogs?
1. Hij krijgt een deel van de inkomsten uit de advertenties van YouTube.
2. Bedrijven betalen hem om hun producten voorbij te laten komen in zijn vlogs.
3. Hij verkoopt merchandise (producten met zijn merknaam erop) via zijn webshop.
d) Waarom is het goed dat YouTubers het vertellen wanneer ze een product aanprijzen tegen betaling?
Bijvoorbeeld: Het is goed dat YouTubers vertellen dat ze een product aanprijzen tegen betaling, omdat kijkers dan weten dat de informatie over het product niet per se waar hoeft te zijn.
1. In Nederland hebben we alleen commerciële mediabedrijven.
Correct!Wrong!
2. De BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed en de EO zijn voorbeelden van:
Correct!Wrong!
3. De beste omschrijving van het begrip doelgroep is:
Je hebt in het vorige hoofdstuk gelezen wat een medium is en wat massamedia betekent. Mensen die voor hun beroep actuele media en gegevens verzamelen en verspreiden, noemen we journalisten. Zij moeten dit natuurlijk wel op een eerlijke en betrouwbare manier doen om burgers van betrouwbaar nieuws te voorzien. Wat journalisten precies doen en waarom hun rol in een democratie belangrijk is, leer je in deze les.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke rollen er in de journalistiek zijn.
Uitleggen waarom journalistiek belangrijk is in onze samenleving.
Uitleggen wat persvrijheid is.
2.1. Beroepen in de journalistiek
De journalistiek speelt een belangrijke rol in het maken van nieuws. Sterker nog, de nieuwsberichten van journaals, kranten en nieuwssites bepalen vaak de manier waarop we naar maatschappelijke vraagstukken kijken.
Daarom is het goed dat journalistiek niet thuis achter de computer wordt gemaakt, maar onderdeel is van nieuwsorganisaties waarin verschillende mensen samen het nieuws maken.
VIER BEROEPEN IN DE JOURNALISTIEK
Journalist
Iemand die aan journalistiek doet, zoals een verslaggever, interviewer, nieuwslezer of redacteur.
Verslaggever
Een verslaggever is iemand die nieuws verzamelt vanaf verschillende locaties.
Redactie
De redactie bepaalt welk nieuws ze wel of niet brengt en controleert het werk van de verslaggever.
Persbureau
Een mediabedrijf dat nieuws van over de hele wereld verzamelt en deze nieuwsberichten verkoopt aan nieuwsorganisaties, zoals bijvoorbeeld RTL nieuws of NOS.
Opdracht 1
Bekijk de video bovenaan deze les.
a) Martijn Bink is verslaggever bij de NOS. Leg uit wat zijn werk is.
Hij maakt als verslaggever nieuwsberichten op locaties door heel Nederland.
b) Welke andere beroepen zie je terug in de video?
Je hoort de redactie. Een cameraman, geluidsman, regie, nieuwslezeres.
c) Is het beroep van journalist een beroep dat jou aanspreekt? Leg uit waarom wel of waarom niet.
Bijvoorbeeld: Het beroep van journalist spreekt mij wel aan, omdat het afwisselend is en je overal in Nederland komt. Of: het beroep van journalist spreekt mij niet aan, want ik vind nieuws en het journaal vooral heel saai.
2.2. Waakhonden van de democratie
Nieuwsbedrijven hebben een belangrijke functie binnen onze democratie. Ze hebben de taak om de overheid, organisaties en bedrijven te controleren. Zo controleren ze bijvoorbeeld of mensen niet corrupt zijn en of de burgers in Nederland op een nette manier worden geholpen. We noemen dit de waakhondfunctie.
Een waakhond is er om een huis of gebouw te beschermen. De hond gaat blaffen als er iets gebeurt dat niet klopt. Journalisten doen eigenlijk hetzelfde. Ze beschermen de democratie: wanneer ze denken dat er iets fout gaat schrijven ze erover om het onder de aandacht te brengen. Daarom is journalistiek belangrijk in onze samenleving.
Roelof Bosma is verkozen tot Journalist van het Jaar 2023.
Roelof Bosma is verkozen tot Journalist van het Jaar 2023. De journalist krijgt de prijs voor het onderzoek naar pfas-lozingen van de Chemours-fabriek in het grondwater, maakt mediavakblad Villamedia donderdag bekend.
Bosma deed het onderzoek met collega’s voor het BNNVARA-programma Zembla. De 44-jarige journalist en zijn collega’s onthulden afgelopen jaar in de aflevering De PFAS-doofpot dat de fabriek in Dordrecht de chemische stof in het grondwater had geloosd. Ook zou Chemours al langer op de hoogte zijn geweest van de mogelijke gezondheidsrisico’s hiervan.
Dit liet Zembla zien aan de hand van documenten, die volgens de jury overtuigend bewijs leveren. Maar het zijn “de gesprekken van Bosma met de omwonenden van de fabriek waardoor je echt gegrepen wordt”, zegt de jury. “Bosma won het vertrouwen van de slachtoffers en overtuigde ze om hun verhaal te doen.”
a) Leg in je eigen woorden uit wat de waakhondfunctie van de media inhoudt.
Bijvoorbeeld: Met de waakhondfunctie bedoelen we dat journalisten de politiek en bedrijven en organisaties controleren op fouten. Zo zijn bijvoorbeeld politici gewaarschuwd dat ze geen fouten mogen maken, want anders zijn er journalisten die deze fouten aan de burgers bekend maken.
b) Wat zou er gebeuren als journalisten geen onderzoek meer zouden doen naar de overheid en grote bedrijven?
Bijvoorbeeld: Dan konden ze gewoon hun gang gaan, vooral zichzelf helpen, niemand die er iets van zou vinden
c) Lees het artikel boven deze vraag. Wat heeft dit artikel te maken met de waakhondfunctie van de media?
Bijvoorbeeld: in dit artikel wordt Roelof Bosma genoemd die de prijs van journalist van het jaar wint. Dit komt omdat hij onderzoek deed naar giftige stoffen die in de grond waren geloosd door een bedrijf. Hij ontdekte dit, bracht het in de media en burgers werden geïnformeerd.
Rutte noemt neerschieten Peter R. de Vries ‘aanslag op vrije journalistiek’
“De aanslag op Peter R. de Vries is schokkend en niet te bevatten. Een aanslag op een moedige journalist en daarmee een aanslag op de vrije journalistiek, die zo wezenlijk is voor onze democratie”, reageerde demissionair premier Rutte op de moordpoging op De Vries.
Lees bovenstaande bron. Peter R. de Vries was misdaadverslaggever. Hij vertelde als journalist over grote misdadigers, maar ook was hij soms zeer kritisch op de politie en de officier van justitie. In 2021 werd hij op straat doodgeschoten.
a) Was Peter R. de Vries een waakhond van de democratie?
Ja. Hij was altijd kritisch op de politie en officier van justitie, maar zorgde er ook voor dat misdadigers werden gepakt.
b) Waarom zou een crimineel Peter R. de Vries misschien laten vermoorden?
Criminelen willen zo journalisten en andere mensen bang maken zodat zij zich niet bemoeien met hun zaken.
c) Wat denk je dat de journalist die bovenstaand artikel schreef, bedoelt met ‘vrije journalistiek’?
Bijvoorbeeld: journalisten mogen schrijven waarover zij willen schrijven. Zij zijn hier vrij in.
2.3. Persvrijheid
Rutte noemde in 2021 de moord op Peter R. de Vries een aanslag op de vrije journalistiek. Met vrije journalistiek bedoelen we dat journalisten of de pers vrij en zonder angst mogen schrijven waarover zij willen schrijven. We noemen dit persvrijheid. Dit staat ook in de Nederlandse Grondwet; namelijk in artikel 7. Wanneer een journalist iets bekend maakt door gebruik te maken van media is er van te voren geen controle of de informatie klopt. Mocht de informatie onjuist zijn die wordt verspreid, dan kan er achteraf een klacht worden ingediend of iemand kan zelfs naar de rechter stappen en een schadevergoeding krijgen. Het bericht wordt aangepast met juiste informatie.
Opdracht 4
a) Wat betekent persvrijheid?
Bijvoorbeeld: persvrijheid staat in de Grondwet en betekent dat journalisten in vrijheid en zonder angst mogen schrijven waarover zij willen schrijven.
Op welke plaats van de wereldranglijst staat Nederland?
Bijvoorbeeld: Nederland staat op de zesde plaats als het gaat over persvrijheid of hoe vrij de pers is.
c) Kies een land op de kaart dat volgens de website niet zo vrij is. Wat is er aan de hand dat dit land geen vrije pers heeft?
Bijvoorbeeld: Noord-Korea staat op de laatste plek van de ranglijst. Dit land is een dictatuur en de pers wordt gecontroleerd door de overheid. Hier hebben journalisten dus niet de vrijheid om te schrijven waarover zij willen schrijven. Als zij dit wel doen bestaat de kans dat zij worden opgepakt.
Opdracht 5
Bekijk bovenstaande video over een voorbeeld van de persvrijheid en veiligheid in Nederland.
a) Bart Meesters is fotograaf en cameraman die heftige gebeurtenissen, calamiteiten, vastlegt. Welke afspraken worden op de redactie met Bart soms gemaakt om de veiligheid van journalisten te behouden?
Bijvoorbeeld: bij de krant worden geen namen van fotografen of schrijvers geplaatst om anoniem te blijven.
b) Waarom denk jij dat journalisten soms worden aangevallen of bedreigd?
Bijvoorbeeld: omdat journalisten bepaalde gevoelige informatie hebben over iemand of omdat ze foto’s maken van iemand die dat niet wil.
c) Zoek een voorbeeld op waarbij in Nederland een journalist werd aangevallen of bedreigd. Waarom gebeurde dit? Wat vind jij daarvan? Geef duidelijk je mening.
Bijvoorbeeld: dit voorbeeld waar Tim Hoffman doelwit was van een aanslag.
foto’s toevoegen en quiz aanpassen!
1. Een bedrijf dat nieuwsberichten verkoopt aan nieuwsbedrijven, noemen we een:
Correct!Wrong!
2. De beste omschrijving van kwaliteitsjournalistiek:
Correct!Wrong!
3. Journalisten zijn belangrijk in onze samenleving, omdat:
We praten, we appen, we snappen en we chatten. We geven elkaar een hand, een boks, een knipoog of een kus. Alleen wanneer we slapen, doen we even niets. De rest van de dag zijn we continu bezig met overbrengen van een boodschap, een bericht. Dat heet communicatie. Of we nu met elkaar bellen of we in elkaars bijzijn praten, we brengen een boodschap over, dus noemen we het communicatie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat communicatie is en hierbij voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen wat het verschil is tussen media en massamedia.
Weten welke functies media hebben en hierbij voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen wat medialisering is en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Niet alleen mensen brengen een boodschap over. Billboards, posters, kerkklokken, stoplichten, boeken, push-berichten en appjes brengen allemaal een boodschap over. Wanneer iemand niet face-to-face een boodschap overbrengt dan gebruiken we daarvoor een medium.
Er zijn bedrijven die zich alleen maar bezighouden met het overbrengen van een boodschap (communicatie). We noemen dit media. Zo zijn er bedrijven die tijdschriften maken, apps bouwen, podcasts produceren, reclameboodschappen maken, televisieprogramma’s bedenken of nieuwsartikelen schrijven. Allemaal met als doel om informatie met jou te delen. Die informatie noemen we content. De content kan verpakt zijn in een tekst, video, afbeelding of muziek.
Opdracht 1
a) Bekijk de bovenstaande video. Van welke media maak jij meerdere keren per dag gebruik?
Bijvoorbeeld: YouTube, BeReal, Snapchat, televisie en bepaalde andere apps.
b) In de video wordt gezegd dat we steeds “afhankelijker zijn van media”. Wat wordt hiermee bedoeld?
Dat we niet meer zonder deze media kunnen. Als we (Google) Maps niet meer zouden hebben, hoe komen we dan op de juiste bestemming?
c) Zonder welke media kun jij niet meer? Geef twee voorbeelden en leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: ik kan echt niet zonder Snap en YouTube. Via Snap communiceer ik met vrienden en via YouTube kijk ik al mijn programma’s.
d) Is het geven van een knipoog aan iemand ook communicatie? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Iemand een knipoog geven is ook communicatie, want je brengt daarmee een boodschap over aan de ander.
1.1. Massamedia
Deze mediabedrijven moeten natuurlijk geld verdienen. Vandaar dat ze niet alleen content maken voor jou persoonlijk, maar voor een groot publiek.
Wanneer het medium voor iedereen toegankelijk is (denk aan YouTube of een tijdschrift) spreken we van massamedia. Dit zijn media die met hun boodschap zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken.
Opdracht 2
Geef van de onderstaande voorbeelden aan of hier sprake is van massamedia:
1. Noah en Ahmed staan te wachten bij een bushokje met een grote poster met de aankondiging van het concert van Drake.
2. Emma maakt vlogs die ze op YouTube zet.
3. Tess stuurt een spraakbericht naar haar vriendinnengroep.
4. Daan en Anna bezoeken een concert van Taylor Swift in de Ziggodome.
5. Lucas leest een boek over de Romeinse tijd.
6. Het Instagram-account van Jesse staat op slot, hij houdt dat graag privé.
1. Wel massamedia, de poster is door iedereen te zien.
2. Wel massamedia, de vlogs zijn door iedereen te zien.
3. Geen massamedia, het bericht van Tess kan alleen door haar vriendinnen gelezen worden.
4. Geen massamedia, niet voor iedereen toegankelijk.
5. Wel massamedia, het boek kan door iedereen gekocht worden.
6. Geen massamedia, niet voor iedereen toegankelijk.
Opdracht 3
Geef een eigen voorbeeld van een massamedium waarvan je vaak gebruik maakt. Leg uit waarom het volgens jou een massamedium is.
Bijvoorbeeld: Televisie, veel mensen kijken op bepaalde tijdstippen naar tv-programma’s.
1.2. Functies van de media
Ieder mediabedrijf richt zich weer op een andere behoefte van mensen. Zo wil een vlogger als Kwebbelkop mensen amuseren, terwijl beautyvloggers als BeautyNezz mensen ook willen informeren. Methode M wil je laten nadenken over de samenleving. En een groot mediabedrijf als Facebook wil mensen met elkaar in contact brengen. Het RTL Nieuws brengt iedere dag het belangrijkste nieuws.
Ieder medium voorziet weer in andere behoeftes van mensen. We hebben zes functies die we aan media kunnen koppelen, soms kun je ook wel meerdere functies aan één medium koppelen. Bij bijvoorbeeld Instagram passen meerdere functies.
FUNCTIES VAN MASSAMEDIA
Amusementsfunctie
De media worden veel gebruikt voor amusement: je vermaakt je ermee en je hebt er plezier van. Denk aan films, series, stripboeken en spelletjes.
Socialiserende functie
Socialisatie betekent dat je waarden en normen aanleert: je leert wat normaal is in de cultuur waarin je leeft. De media socialiseert mensen en draagt daarmee onze cultuur over. Zo staat er bijvoorbeeld in de krant dat het belangrijk is om de doden te herdenken met herdenkingsdag en zie je op het journaal dat mensen oranje kleding aandoen met Koningsdag.
Meningsvormende functie
In de media komen veel verschillende mensen aan het woord. Soms proberen zij de mening van mensen te beïnvloeden en te vormen. Zij proberen er dan voor te zorgen dat jouw mening verandert.
Informatiefunctie
De media geven burgers feitelijke informatie, bijvoorbeeld over beslissingen die gemaakt worden door de overheid of gebeurtenissen in de wereld.
Agendafunctie
De media zetten, via burgers of journalisten, belangrijke maatschappelijke thema’s op de agenda om ze bespreekbaar te maken. De politiek of tv-programma’s geven hier dan aandacht aan en mensen gaan erover praten.
Infotainmentfunctie
Media geven informatie op een entertainende manier. Een voorbeeld hiervan is het programma Spuiten en slikken. Zij geven informatie over drugs en seks op een manier die jongeren aanspreekt. Dit is dus een combinatie van de amusementsfunctie en de informatiefunctie.
Opdracht 4
a) Welke functies van de media zie je vooral terug bij Instagram?
Amusementsfunctie, socialiserende functie, meningsvormende functie, informatiefunctie, agendafunctie en infotainmentfunctie. Allemaal dus!.
b) Bedenk tien apps die op je telefoon staan. Noteer bij iedere app welke functie(s) van de media hierbij horen.
Bijvoorbeeld: TikTok/Instagram/Snapchat hebben een socialiserende functie en een amusementsfunctie. Nieuws-apps hebben een informatiefunctie. Magister/Zermelo/andere onderwijs-apps hebben ook een informatiefunctie.
c) Welke functie van de media komt op jouw telefoon het meest voor, denk je? Hoe komt dat?
Bijvoorbeeld: Het meeste komt de amusementsfunctie voor, maar ik heb ook veel apps die amuseren en informatie geven. Dus de infotainmentfunctie is er dus ook.
BOOS-aflevering over The Voice wint journalistieke prijs De Tegel
Het YouTube-programma BOOS heeft dit jaar De Tegel in de categorie Onderzoek gewonnen. De aflevering over de misstanden achter de schermen bij The Voice of Holland leverde de belangrijkste journalistieke prijs van Nederland op.
Presentator Tim Hofman deed samen met de redactie van BOOS onderzoek naar mogelijk grensoverschrijdend gedrag bij het RTL-programma. De video werd meer dan 10 miljoen keer bekeken.
In de aflevering worden coaches Ali B en Marco Borsato, bandleider Jeroen Rietbergen en een regisseur door verschillende vrouwen beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag.
a) Waarom is het belangrijk dat de media mensen ook laten nadenken over belangrijke maatschappelijke onderwerpen?
Bijvoorbeeld: Het is belangrijk dat mensen begrijpen wat er allemaal in een samenleving gebeurt en dat ze verder kijken dan alleen hun eigen wereld.
b) Lees het nieuwsartikel hierboven. Welke functies van de media vervult een programma als ‘Boos’?
Informatiefunctie en agendafunctie.
c) Kun je nog een programma noemen dat de agendafunctie gebruikt?
Bijvoorbeeld: Ja, bijvoorbeeld het programma ‘Keuringsdienst van waarde’, dat misstanden over de voedingsindustrie aan het licht brengt.
1.3. Medialisering
Je ouders gebruiken heel andere media dan jij. Ze lezen misschien de papieren krant, kijken vaker televisie en wie weet luisteren ze ook nog wel muziek via een cd of elpee.
Pas in 2007 beleefde de mobiele telefoon zijn definitieve doorbraak met het uitkomen van Apple’s iPhone. Het was de eerste smartphone die niet alleen voor het bedrijfsleven, maar gewoon voor iedereen handig was om te gebruiken. Jouw ouders zijn dus opgegroeid zonder mobiele telefoon of internet! Kun jij je dat voorstellen?
De komst van (snel) internet en smartphones heeft de mediawereld in nog geen tien jaar volledig op zijn kop gezet. Tegenwoordig is de hele wereld binnen handbereik. Was het vroeger wachten op de krant van morgen, nu bliept je telefoon als er iets in de wereld gebeurt. Iedereen kan tv-programma’s maken en jij bepaalt zelf wanneer je ernaar kijkt. Via Snapchat en BeReal sta je dagelijks in contact met je vrienden, de vrienden van vrienden en een heleboel mensen die je niet eens echt kent.
Opdracht 6
a) Van welke media maakten je ouders vroeger gebruik, denk je?
Afhankelijk van hun leeftijd: ze hadden waarschijnlijk nog geen internet of mobiele telefoons, keken sowieso veel meer geprogrammeerde televisie, hadden een WalkMan of DiscMan, luisterden vast ook meer naar de radio.
b) Waarin zitten de verschillen met de media van toen en nu? Noem er drie.
Bijvoorbeeld: 1. Contact met elkaar krijgen was lastiger.
2. Informatie opzoeken kostte meer tijd.
3. Media vroegen veel minder directe aandacht (geen pushnotificaties).
Opdracht 7
Kies een onderwerp uit: Muziek luisteren, tv kijken, gamen of bellen. Maak daarvan een tijdlijn (met foto’s, jaartallen en uitleg) van hoe de apparaten in de afgelopen 50 jaar zijn veranderd.
Met de komst van internet is media altijd om je heen. Vroeger moest je bij de telefoon gaan zitten (want er zat een snoer aan) om iemand te bellen en je favoriete tv-programma nam je op met een videoband om het later terug te kijken. Nu word je iedere seconde van de dag door je telefoon bijgepraat.
Er is sprake van medialisering in de samenleving. Voor vrijwel al onze dagelijkse dingen gebruiken wij onze telefoon. Dat brengt een hoop nieuwe mogelijkheden met zich mee. Deze zaken maken het leven gemakkelijker, maar geldt dat ook voor iedereen?
Opdracht 8
a) Leg met een eigen voorbeeld uit wat medialisering is.
Medialisering wil zeggen dat we voor alles wat we doen tegenwoordig wel media gebruiken: om eten te laten bezorgen, een film uit te kiezen en zelfs de lampen in huis aan te doen.
b) Noem twee dingen die dankzij media makkelijker zijn dan tien jaar geleden.
1. Je hebt veel sneller informatie over alle onderwerpen.
2. In contact komen met elkaar.
3. Muziek luisteren of films/series kijken.
4. Foto’s en video’s maken.
5. Online winkelen.
c) Bekijk de grafiek hierboven. Wat laat deze grafiek zien?
Dat het aantal online aankopen sinds 2012 enorm is gestegen.
d) Kun je in de grafiek zien dat de medialisering is toegenomen?
Ja, de aankopen zijn online via media gedaan, dat worden er dus steeds meer.
e) Bekijk de afbeelding hieronder. Hoe herken je medialisering in deze cartoon?
Vroeger keken mensen rechtstreeks naar concerten, nu kijken veel mensen via hun telefoon naar een concert en/of willen alles direct online delen.
Opdracht 9
Maak een dagindeling van de apps die je gebruikt. Welke apps open je gelijk als je wakker wordt? En welke gedurende de dag? En welke app bekijk je als laatste voor je gaat slapen? Noteer ook ongeveer het tijdstip. Sommige apps kunnen meerdere keren voorkomen.
1. De beste omschrijving van communicatie is:
Correct!Wrong!
2. Een belangrijk kenmerk van massamedia is:
Correct!Wrong!
3. Een voorbeeld van media met een meningsvormende functie is:
Correct!Wrong!
4. De combinatie van amusement en informatie noemen we:
In de Extra-opdracht gaan leerlingen zich voorbereiden op een klassengesprek (ofwel: dialoog) door middel van het maken van een mindmap. Het thema van de dialoog is: Wat is de zin van het leven?
Jip wist wel dat oma behoorlijk op leeftijd was, maar dat ze overleden is, komt toch als een schok. Het was Jips lievelingsoma, want ze was altijd supergrappig en lief. Nu is ze weg en kan Jip haar nooit meer zien.
Nooit meer? zegt Yous, natuurlijk wel: je oma blijft altijd een beetje bij je, in je hart. En ooit zie je haar weer in de hemel. Jip kijkt met fronsende wenkbrauwen naar Yous. Wat zeg jíj nou weer? Dood is dood, dan ben je voor altijd weg.
Waarom bestaan we op deze aarde? Wat heeft het leven eigenlijk voor zin? Wat gebeurt er na je dood? En wat maakt je nu écht gelukkig? In deze les duiken we in een aantal levensvragen – niet om de antwoorden nú te vinden, maar om er gewoon alvast eens over na te denken.
Wat moet ik weten en kunnen?
Ik kan uitleggen wat zingeving is.
Ik kan toelichten welke rol religies spelen bij zingeving.
Ik kan zelf op zoek gaan naar wat belangrijk voor mij is.
A. De onzin van het leven
Wat een pech dat je in deze eeuw geboren bent! In tegenstelling tot je leraren, behoor jij tot de generatie die opgroeit met allerlei grote maatschappelijke problemen. Problemen waar je zelf weinig invloed op hebt gehad.
Klimaatopwarming
Terroristische aanslagen
Coronavirus
Vluchtelingenstromen
Oorlog in Oekraïne en in de Gazastrook
Je zult deze problemen vast wel eens met je leraren, ouders of verzorgers hebben besproken. Zij hebben in hun jeugd nooit een coronavirus meegemaakt en ook waren ze toen niet bezig met klimaatopwarming. Deze maatschappelijke problemen hebben wel een effect op hoe jíj je nu voelt. Terroristische aanslagen of het coronavirus maakten je misschien wel bang. De vluchtelingenstromen en de oorlog in Oekraïne geven je misschien het gevoel van machteloosheid. En hoe ziet de toekomst eruit als de aarde steeds verder opwarmt?
Opdracht 1
Kies uit het lijstje hierboven het maatschappelijke probleem dat de meeste indruk op jou maakt.
a) Wat zijn de eerste gedachtes die bij je opkomen als je over dit maatschappelijk probleem nadenkt?
Bijvoorbeeld: Coronavirus, het was een heel onwerkelijk gevoel. Zeker toen we niet meer naar school mochten. Of: Toen Israël de Gazastrook binnenviel, dacht ik dat er een wereldoorlog zou uitbreken.
b) Welke zorgen heb je over dit maatschappelijke probleem?
Bijvoorbeeld: Vluchtelingenstromen, deze mensen leven in hele slechte omstandigheden, of hoe passen deze mensen goed in de Nederlandse samenleving. Of: Ik hoop niet dat er in Nederland snel een terroristische aanslag komt.
c) Denk je dat de mensheid dit probleem snel krijgt opgelost? En kunnen we voorkomen dat het nog een keer gebeurt?
Bijvoorbeeld: Ja, ik heb veel vertrouwen in de mensheid dat ze leren van fouten en het de volgende keer oplossen. Of: Nee, ik heb weinig vertrouwen in de mensheid, we blijven dezelfde domme dingen doen.
d) Welke vraag kun je stellen bij dit maatschappelijk probleem?
Bijvoorbeeld: Is de mensheid wel in staat om dit probleem op te lossen? Is er een God, die dit om een reden doet? Hoe kan het dat mensen in staat zijn tot… ?
De maatschappelijke problemen zijn niet de enige problemen waar jij mee te maken hebt of krijgt. Er zijn ook problemen dichterbij huis waar je geen invloed op hebt. Bijvoorbeeld de ziekte of het overlijden van een familielid, vrienden of kennissen.
Jayme (3) overleden aan zeldzame spierziekte SMA: ‘Rust zacht kleine strijder, wij houden van jou’
‘Wat ben jij een sterke jongen. Elke keer weer verbaasde je iedereen met wat je kon en deed. Nu heb jij ons verlaten. Rust zacht kleine strijder, wij houden van jou.’ Jayme van Pelt, het 3-jarige jongetje uit Rijswijk dat leed aan de zeldzame spierziekte SMA en veel bekendheid kreeg door zijn behandeling met het dure medicijn Zolgensma, is overleden.
a) Wat is er met Jayme gebeurd?
Hij is op zeer jonge leeftijd gestorven aan een ziekte die niet vaak voorkomt. Hij kwam in het nieuws omdat er geld ingezameld werd voor een duur medicijn voor hem.
b) Waarom voelt het overlijden van een 3-jarige anders dan wanneer iemand van 83 jaar overlijdt?
Bijvoorbeeld: Een kind heeft dan niet de kans gehad om te leven. We vinden dit zielig en daarom maakt het mensen sneller verdrietig.
c) Welke vragen zou je bij dit nieuwsbericht kunnen stellen?
Bijvoorbeeld: Waarom hebben ze deze jongen niet kunnen redden? Of: Waarom worden kinderen zo jong ziek? Of: Hoe ga je om met zo’n groot verdriet?
Iedereen heeft dus overal om zich heen te maken met allerlei grote en kleinere problemen. Veel mensen vragen zich op zo’n moment dan ook af: Waar doen we het eigenlijk allemaal voor, wat heeft dit nu voor zin? Een mens heeft zingeving nodig.
a) Hoe zou jij levensvragen omschrijven?
Bijvoorbeeld: Vragen waar je niet altijd een antwoord op hebt. Grote vragen over de zin of het doel van het leven.
b) De website van geestelijkeverzorging.nl geeft zes voorbeelden van levensvragen. Welke twee vragen houden jou wel eens bezig?
Bijvoorbeeld:
1. Waarom heeft God of Allah mij in de steek gelaten?
2. Waarom overkomt mij dit?
c) Waarom is het stellen van levensvragen nuttig?
Het helpt je om het leven zinvoller te maken en betekenis te geven.
B. De zin van het leven volgens religie
Veel mensen zoeken zingeving in een vorm van religie. Een religie geeft voor sommigen antwoord op bepaalde levensvragen. Een religie is dan ‘iets’ waarin je gelooft, wat je helpt bij het betekenis geven aan je leven.
Er zijn verschillende vormen van religies, kijk maar:
Monotheïsme: geloven in één god, zoals het jodendom, het christendom of de islam.
Polytheïsme: geloven in meerdere goden, zoals het hindoeïsme, of Chinees volksgeloof.
Animisme: geloven dat alle mensen, dieren, planten en de natuur (bliksem, stenen) bepaalde krachten hebben, zoals het Surinaamse volksgeloof Winti.
Humanisme: geloven in de krachten van de mens zelf.
Opdracht 4
Hierboven zie je een aantal vormen van religie. Kies er één uit waar je nieuwsgierig naar bent.
a) Ga eens op zoek naar iets dat belangrijk is in deze religie. Dit mag van alles zijn.
Bijvoorbeeld: Animisme, je moet de geesten en zielen tevreden houden. Je moet goed met de natuur omgaan. Of: Polytheïsme, voorouders (en/of goden) helpen je beschermen tegen het kwaad.
b) Hoe gaat jouw gekozen geloofsvorm om met de dood?
Bijvoorbeeld: Monotheïsme, je gaat naar de hel (als je het slecht hebt gedaan) of de hemel (als je het goed hebt gedaan). Of: Humanisme, als je dood bent, houdt het op.
c) Hoe kan een religie helpen bij levensvragen?
Vaak hebben religies op levensvragen al een antwoord geformuleerd.
Opdracht 5
Zoek op: wat is de zin van het leven…
a) … volgens een monotheïstisch geloof (jodendom, christendom, islam)?
Op aarde volg je zo goed mogelijk de regels van het geloof, draag je zorg voor je naasten en uiteindelijk beland je in de hemel.
b) …volgens een polytheïstische geloof (hindoeïsme, Chinees volksgeloof)?
Bij het hindoeïsme draait het om het goede te doen, als jij het goede doet, dan krijg je ook het goede terug.
c) … volgens animisme?
Doordat er goede krachten en slechte krachten zijn, moet je zó leven dat je de goede krachten te vriend houdt.
d) … volgens humanisme?
Omdat humanisten niet geloven in een leven na de dood, dien je dit leven zo prettig mogelijk voor jezelf in te richten. Haal zoveel mogelijk uit het leven waar je behoefte aan hebt.
Waarom doen moslims aan de ramadan?
Opoffering en bezinning zijn voor moslims de kernwaarden van de ramadan. Het is een maand van tolerantie, liefdadigheid, verbroedering, bezinning en verdraagzaamheid. Solidair zijn aan de noodlijdende medemens is waar het om draait.
De ramadan is een hele praktische invulling van een geloof. Om je bewust te zijn van de zin van het leven, is de vastenmaand heel belangrijk in het islamitische geloof.
Opdracht 6
Zoek op YouTube naar een video waarin kinderen vertellen over het meedoen aan de ramadan.
a) Wat is de link naar de video?
b) Waarom doen de kinderen uit de video mee aan de ramadan?
Bijvoorbeeld: Om stil te staan bij arme mensen. Of: Omdat ouders islamitisch zijn.
c) Zijn er rituelen die jij en je ouders uitvoeren, die horen bij een bepaalde geloofsovertuiging? Waarom doen jullie dit?
Bijvoorbeeld: Wij bidden altijd voor het eten. Of: Ik klop altijd af als ik iets niet wil jinxen.
C. Ontdekken waar jij voor staat
Op deze leeftijd ben je aan het ontdekken wie je bent, wat je wilt in het leven en waar je voor staat. Daar hoef je nog lang geen antwoord op te hebben. Je kunt deze tijd beschouwen als oefenperiode. Kijk rustig om je heen wat anderen doen en kijk wat het beste bij je past.
Opdracht 7
Welke van de geloofsvormen (monotheïsme, polytheïsme, animisme en humanisme) spreekt jou het meeste aan?
Leg uit waarom in minimaal twee zinnen.
Bijvoorbeeld: Het humanisme, omdat ik niet heel veel voel bij een leven na de dood, geesten, goden of zielen. Ik vind het belangrijk om heel bewust in het nu te leven. Of: Het monotheïsme, ik vind het fijn dat er één god is die op ons let, dat er duidelijke regels zijn waar je je aan moet houden. Ook vind ik de waarden die het geloof heeft belangrijk.
Sta je wel eens stil bij de grote levensvragen? En praat je er dan over met je ouders of je vrienden? Of houd je je gedachten meestal helemaal voor jezelf?
Veel mensen nemen niet de tijd om over grote levensvragen na te denken. En de zin van het leven is ook niet gauw onderwerp van gesprek tijdens je lunchpauze of je tussenuur! Toch is het goed om daar wél af en toe bij stil te staan. Want waar jij gelukkig van wordt, dát is de moeite waard om eventjes bij stil te staan.
Opdracht 8
We gaan een document maken met de blauwdruk van je leven. Deze blauwdruk is gewoon een beginnetje, je kunt hem later altijd nog eens afmaken.
In dit beginnetje gaan we een aantal grote gebeurtenissen, vragen en waarden opschrijven.
a) Introductie:
1. Wie ben je en hoe oud ben je nu?
2. Welke belangrijke gebeurtenissen, hoogte- en dieptepunten, heb je meegemaakt in je leven tot nu toe? Wat heeft dat met jou gedaan?
3. Heb je vanuit thuis een religie meegekregen? Zo ja, welke?
b) Levensvragen:
4. Zijn mensen toevallig hier op aarde? Of om welke reden zouden mensen hier zijn?
5. Geloof jij dat er goede mensen zijn en slechte mensen, of niet? Kun je hier een voorbeeld bij geven?
6. Je hebt bij opdracht 6 gekozen voor een geloofsvorm. Waarom heb je deze vorm gekozen?
c) Gelukkig worden:
7. Wat is voor jou geluk?
8. Hoe denk jij gelukkig te kunnen worden of blijven?
9. Wat heb je nodig om meer geluk te ervaren?
Extra: De zin van het leven
We hebben stilgestaan bij zingeving: wat is de zin van het leven? Je hebt nagedacht over de religie die jij interessant vindt. En je hebt genoteerd wat geluk is en wat jou gelukkig maakt.
Voor deze opdracht ga je je voorbereiden op een klassengesprek met als thema: de zin van het leven. Want wat is volgens jou de zin van het leven? En hoe denken je klasgenoten daarover?
Wat heb je nodig?
Papier
Pennen
Stiften of potloden
Wat ga je doen?
Stap 1
Eerst gaan we aantekeningen maken in de vorm van een mindmap. Noteer dus in het midden van je papier in grote letters: De zin van het leven.
Welke waarden, personen, gevoelens of zinnen wil je opschrijven op je mindmap? Noteer minimaal vijf dingen. Gebruik kleuren en pijltjes om je mindmap overzichtelijk te maken.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt vijf goed doordachte dingen opgeschreven in je mindmap over de zin van het leven. Je gebruik van pijlen en kleuren maakt je mindmap overzichtelijk.
Voldoende
Je hebt een aantal belangrijke dingen opgeschreven over wat, volgens jou, de zin is van het leven.
Onvoldoende
Je hebt nog niets opgeschreven. Of je weet niet wat je moet opschrijven en je hebt geen hulp gevraagd.
Stap 2
Vul je mindmap nog wat verder aan. Blader door deze opdracht heen, bijvoorbeeld door je antwoorden bij opdracht 7 en 8. Of gebruik het internet.
Noteer nog vijf dingen die, voor jou persoonlijk, te maken hebben met de zin van het leven.
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt een complete en overzichtelijke mindmap gemaakt over de zin van het leven. Je hebt goed nagedacht en gereflecteerd over wat er in je mindmap moet staan.
Voldoende
Je hebt een duidelijke mindmap gemaakt over de zin van het leven. Je hebt goed nagedacht over wat er, volgens jou, in je mindmap moet staan.
Onvoldoende
Je mindmap is nog niet af. Of je hebt niet goed nagedacht over jouw mening over de zin van het leven.
Stap 3
Voer het klassengesprek! Onder leiding van je docent gaan jullie een klassengesprek voeren over de zin van het leven.
Luister goed naar je medeleerlingen, en vraag door als je iets niet begrijpt. Praat respectvol met elkaar, ook als je met elkaar van mening verschilt. En misschien leer je nog wel iets over wat nu echt belangrijk is in het leven?
Check, check, dubbelcheck
Goed
Je hebt met respect naar elkaar geluisterd en met elkaar gesproken. Je hebt ook nog wat inzichten opgedaan waarmee je je mindmap kunt aanvullen!
Voldoende
Je hebt je mening gegeven wanneer daar ruimte voor was. Verder was je stil terwijl andere leerlingen spraken en je hebt wat interessante dingen gehoord.
Onvoldoende
Je hebt niet je best gedaan om mee te doen aan het klassengesprek. Je hebt ook niet echt geluisterd naar je medeleerlingen. Jammer!
Wat heb ik geleerd?
a) Hoe vind je het om na te denken over levensvragen? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik vind het wel leuk, want je denkt na over dingen waar je niet dagelijks over nadenkt. Of: Ik vind het moeilijk, want ik weet de antwoorden niet.
b) Wat heb je over jezelf ontdekt tijdens deze les?
Bijvoorbeeld: Dat ik veel op mijn ouders lijk met wat ik belangrijk vindt. Of: Dat ik niet echt in een religie geloof.
c) Is er een levensvraag waar je verder over na zou willen denken? Welke vraag is dat?
Bijvoorbeeld: Wat me écht gelukkig maakt. Of: Wat ik zou willen bereiken in de toekomst.
All I want for Christmas is natuurlijk de Methode M kerstpuzzel! Zet de kerstmuziek maar op in de klas, we gaan weer samen puzzelen. Ook dit jaar maak je met je klas kans op de allerlekkerste slagroomtaart van Nederland. Dus waar wachten jullie nog op? Aan de slag!
Spelregels Kerstpuzzel
Naar welke zin zijn wij op zoek? Beantwoord de onderstaande vragen. Neem de juiste letter uit het woord. Samen vormen deze letters een zin! In totaal zijn er 22 letters. Bij iedere vraag staat de plek genoemd waar de letter hoort.
Let op: Alleen Methode M-scholen kunnen de slagroomtaart winnen.
Per klas mag je maar één keer inzenden. (Alleen de eerste inzending van de klas telt: doe het dus in één keer goed!)
Als de uitkomst een getal is, schrijf dit dan uit. (Bijvoorbeeld ‘6’ wordt zes. De Z is dan de letter.)
Het juiste antwoord moet voor zaterdag 24 december bij ons binnen zijn.
De uitslag wordt op maandag 9 januari bekend gemaakt.
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden.
Vraag 1
In dit land kwamen dit jaar 131 mensen om het leven in een voetbalstadion. We zoeken de eerste letter van de naam van dit land. (Plek 14) Indonesië
Vraag 2
Op welke leeftijd overleed deze queen (zie foto) dit jaar? We zoeken de vijfde letter van dit getal. (Plek 7) Zesennegentig
Vraag 3
Dit jaar werd Twitter overgenomen door de rijkste man ter wereld. Wie is deze man? We zoeken de tweede letter van zijn voornaam. (Plek 22) Elon Musk
Vraag 4
Deze president werd in Frankrijk herkozen met 58% van de stemmen. We zoeken de eerste letter van zijn achternaam. (Plek 16) Macron
Vraag 5
Deze talentenjacht werd dit jaar gecanceld en van tv gehaald door het programma van Tim Hofman. We zoeken de eerste letter van het tweede woord van dit programma. (Plek 1) The Voice of Holland
Vraag 6
Welke verkiezingen werden er in maart van dit jaar gehouden in Nederland? We zoeken de eerste letter van het woord. (Plek 9) Gemeenteraadsverkiezingen
Vraag 7
Wat is de naam van de best bekeken Netflix-serie van 2022 (zie foto)? We zoeken de derde letter van de naam van deze serie. (Plek 13) Squid Game
Vraag 8
Op de laatste dag van dit jaar wordt er statiegeld ingevoerd op dit verpakkingsmiddel. We zoeken de derde letter van dit woord. (Plek 11) Blik
Vraag 9
Dit was de meest beluisterde artiest van 2022 op één dag. We zoeken de derde letter van deze artiest. (Plek 8) Bad Bunny
Vraag 10
Dit virus werd in mei 2022 voor het eerst in Nederland ontdekt. We zijn op zoek naar de laatste letter. (Plek 3) Apenpokken
Vraag 11
Dit land werd binnengevallen op 24 februari. We zoeken de eerste letter van dit land. (Plek 6) Oekraïne
Vraag 12
Deze oud-premier (zie foto) van Japan werd doodgeschoten tijdens een verkiezingstoespraak. We zoeken de vierde letter van zijn voornaam. (Plek 19) Shinzo Abe
Vraag 13
Deze app werd naast Snapchat en Instagram dit jaar super populair. We zoeken de vijfde letter van dit woord. (Plek 2) BeReal
Vraag 14
In dit land vindt het WK voetbal dit jaar plaats. We zoeken de tweede letter. (Plek 10) Qatar
Vraag 15
Welk YouTube-account herken je in de foto hierboven? We zoeken de derde letter. (Plek 21) Gio
Vraag 16
Deze voetbalclub won de Champions League dit jaar. We zoeken de negende letter. (Plek 17) Real Madrid
Vraag 17
Met deze hiphop-artiest (zie foto) verbrak sportmerk Adidas de samenwerking. We zoeken de eerste letter (van zijn oude artiestennaam). (Plek 12) Kanye West
Vraag 18
In deze staat van de VS komen 19 kinderen en 2 docenten om door een schietpartij op een basisschool. We zoeken de vierde letter van de naam van deze staat. (Plek 4) Texas
Vraag 19
Zoveel miljard mensen wonen er nu minimaal op aarde. We zoeken de laatste letter van dit getal. (Plek 15) Acht
Vraag 20
In deze hoofdstad werden de 24ste Olympische Spelen gehouden. We zoeken de eerste letter van het woord. (Plek 20) Beijing
Vraag 21
Deze “Miss Tutorial” trouwde dit jaar. We zoeken de eerste letter van haar achternaam. (Plek 18) Nikki de Jager
Vraag 22
Het hoeveelste kabinet Rutte werd dit jaar geïnstalleerd? We zoeken de eerste letter van het woord. (Plek 5) (kabinet Rutte) vier
Insturen maar!
Helemaal klaar en proef je de slagroomtaart al bijna? Stuur jullie inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van jullie school enklas te vermelden.
Namens alle medewerkers van Methode M wensen we jou een hele fijne vakantie en een goed 2023!
De uitslag: De antwoorden staan bij de vragen. De winnaar is geloot en de juiste zin was natuurlijk…
H O E – D A N – O O K – I K – V I N D – J E – L E U K
Jingle Bells! Jingle Bells! Jingle all-the-way! Zet de kerstmuziek maar op in de klas, we gaan weer kerstpuzzelen. En ook dit jaar maak je met je klas kans op de allerlekkerste slagroomtaart van Nederland. Dus waar wachten jullie nog op? Aan de slag!
Spelregels
Naar welke zin zijn wij op zoek? Beantwoord de vragen. Neem de juiste letter uit het woord. Samen vormen deze letters een zin! In totaal zijn er 21 letters. Bij iedere vraag staat de plek genoemd waar de letter hoort.
Alleen Methode M-scholen dingen mee naar de slagroomtaart.
Per klas mag je maar één keer inzenden. (Alleen de eerste inzending van de klas telt: doe het dus in een keer goed!)
Als de uitkomst een getal is, schrijf dit dan uit. (Bijvoorbeeld ‘6’ wordt zes. De Z is dan de letter.)
Het juiste antwoord moet voor zaterdag 15 januari bij ons binnen zijn.
De uitslag wordt op maandag 17 januari bekend gemaakt.
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden.
Vraag 1
Op 20 januari van dit jaar verliet Donald Trump het Witte Huis. Wie volgde hem op als president van de Verenigde Staten? We zoeken de 1e letter van zijn voornaam. (Plek 16) Joe Biden
Vraag 2
Mede dankzij zijn (zie foto) inzet kwamen de fouten van de overheid in de toeslagenaffaire naar boven. We zoeken de 1e letter van zijn achternaam. (Plek 7) Pieter Omtzigt
Vraag 3
De rechtszaak tegen Ridouan T. ging van start. Een belangrijke rol in dit proces speelt de kroongetuige. Zijn broer, advocaat en ook adviseur Peter R. de Vries zijn vermoord. We zoeken de 1e letter van zijn voornaam. (Plek 14) Nabil B.
Vraag 4
Op 6 juli werd Nederland opgeschrikt door de moord op Peter R. de Vries. In welke plaats werd hij neergeschoten? We zoeken de 1e letter. (Plek 5) Amsterdam
Vraag 5
Het 2e seizoen van deze populaire Netflix-serie staat online. Welke serie bedoelen we? We zoeken de 1e letter. (Plek 20) Undercover
Vraag 6
Deze dame werd dit jaar 18. Om die reden werd een boek over haar uitgebracht. We zoeken de vijfde letter van haar voornaam. (Plek 13) Amalia
Vraag 7
Aan het eind van de verkiezingsavond stond zij op de tafel te dansen. Wie was de lijsttrekker van D66 tijdens de Tweede Kamerverkiezingen? We zoeken de 1e letter van haar achternaam.) (Plek 9) Sigrid Kaag
Vraag 8
Om milieuvervuiling tegen te gaan, zit hier vanaf 1 juli statiegeld op. We zoeken de 1e letter. (Plek 21) Kleine plastic flesjes
Want hoe kan ik ooit van iemand anders houden? En ik weet dat we niet perfect waren, maar ik heb me nog nooit zo gevoeld voor niemand En ik kan me gewoon niet voorstellen hoe je zo oké zou kunnen zijn nu ik er niet meer ben Ik denk dat je niet meende wat je in dat liedje over mij schreef Omdat je voor altijd zei, nu rijd ik alleen langs je straat En al mijn vrienden zijn moe Om te horen hoeveel ik je mis, maar Ik heb een beetje medelijden met ze Want ze zullen je nooit kennen zoals ik, yeah Vandaag reed ik door de buitenwijken En stelde me voor dat ik naar huis reed naar jou
Bron: ?
Vraag 9
Welk hit uit 2021 hebben wij door Google laten vertalen? We zoeken de 1e letter. (Plek 15) Driver License
Vraag 10
Welke Nederlandse provincie kreeg te maken met hevige overstromingen in juli? We zoeken de eerste letter. (Plek 18) Limburg
Vraag 11
Het EK2020 werd dit jaar gehouden, voor Nederland vergeten we hem maar gauw. Welk land won uiteindelijk dit EK? We zoeken de eerste letter. (Plek 10) Italie
Vraag 12
Wie ging er deze zomer zwemmen in Bacardi-lemon? We zoeken de eerste letter van zijn achternaam. (Plek 1) Mart Hoogkamer
Vraag 13
Eindelijk werd de Formule 1 weer in Nederland gehouden. Wie won deze grand-prix? We zoeken de eerste letter van zijn achternaam. (Plek 12) Max Verstappen
Vraag 14
De populaire game “Animal Crossing” kwam dit jaar met een nieuwe uitgave. Hoe heet deze nieuwe editie? We zoeken de 2e letter. (Plek 17) New Horizons
Vraag 15
Dit jaar waren de Olympische Spelen van 2020. Nederland werd 7e in het medailleklassement, maar met hoeveel medailles? We zoeken de tweede letter. (Plek 19) Zesendertig
Vraag 16
Welk park nam dit jaar na 33 jaar afscheid van Monsieur Cannibale? We zoeken de eerste letter. (Plek 3) Efteling
Vraag 17
De Nederlander Boyan Slat is al een aantal jaren bezig met een grote schoonmaakactie op zee, maar dit jaar werkte zijn systeem om het plastic op te ruimen echt. Hoe heet zijn project? We zoeken de 1e letter (na “the”). (Plek 8) The Ocean Clean-up
Vraag 18
Wie was na Justin Bieber de meest beluisterde artiest op Spotify in Nederland? We zoeken de eerste letter van zijn naam. (Plek 11) Kevin
Vraag 19
Op 23 januari dit jaar besloot de regering dat we om 21.00 uur niet meer naar buiten mochten. Dit zorgde voor hevige rellen in de grote steden. Hoe heet deze maatregel die de overheid had ingesteld. We zoeken de vierde letter. (Plek 6) Avondklok
Vraag 20
We hebben in de kerstkaart op ons Instagram-account een letter verstopt. Kun jij hem vinden? (Plek 4) d
Vraag 21
De Verenigde Naties organiseerden in november dit jaar een belangrijke conferentie over het klimaat. Waar werd deze “klimaatconferentie” gehouden? We zoeken de zesde letter! (Plek 2) Glasgow
Klaar!
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden.
Maatschappijleer gaat over hoe we met elkaar samenleven. In de video hierboven laat het meisje de oudere mevrouw huilen. Je kunt je afvragen: willen we in Nederland zo met elkaar omgaan?
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom er regels nodig zijn in de samenleving.
Weten wat waarden en normen zijn en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Weten wat belangen zijn en wat een belangentegenstelling is en hierbij voorbeelden kunnen noemen.
1.1. Waarom zijn er regels nodig?
Regels zorgen ervoor dat mensen met elkaar kunnen samenleven. Vergelijk het met een spel: zonder spelregels kun je niet met elkaar spelen.
De overheid heeft een aantal regels opgesteld over hoe we met elkaar samenleven. Deze regels noemen we wetten en wie zich er niet aan houdt, krijgt straf. Er zijn regels voor het verkeer, het milieu, huisdieren, eigendom van grond en ga zo maar door.
Er zijn ook ongeschreven regels. Deze regels noemen we fatsoensregels. Een voorbeeld is het meisje uit de video. Het is een ongeschreven regel dat we opstaan in bus, tram of trein voor mensen die slecht ter been zijn. Dat vinden we normaal. Het is ook een ongeschreven regel dat je iemand niet zomaar uitscheldt.
Opdracht 1
Geef twee voorbeelden van een ongeschreven regel in onze samenleving.
1. De deur open houden voor de persoon die na je komt. 2. Eten met je mond dicht. 3. In het openbaar vervoer laat je eerst mensen eruit, voordat je naar binnen gaat.
Opdracht 2
a) Geef een voorbeeld van onfatsoenlijk gedrag uit de video hierboven.
Bijvoorbeeld: Hij laat steeds scheten, ze doen hem pijn, ze lachen hem uit.
b) Hoe zou jij zelf reageren als iemand in het openbaar dit gedrag vertoont?
Ik zou zeggen dat ik zijn gedrag niet respectvol zou vinden. Zou hij dit gedrag andersom, ook leuk vinden?
1.1. Waarom zijn er regels nodig om samen te leven?
Correct!Wrong!
1.2. Wat is een waarde?
Met een waarde bedoelen we gedrag dat je belangrijk vindt in het leven. Denk maar aan het woord waardevol. Je kunt eerlijkheid, geluk of sportiviteit belangrijk vinden. Dat zijn dan jouw waarden.
Andere voorbeelden van waarden zijn: gezondheid, zelfstandigheid, eerlijkheid, vrijheid, behulpzaamheid, liefde, netheid, moed, spontaniteit, rijkdom en nog veel meer.
Als je wordt opgevoed met de boodschap dat je nooit mag liegen, dan vinden je ouders/verzorgers eerlijkheid erg belangrijk. Als je hebt geleerd om zelf dingen te ondernemen, dan is zelfstandigheid weer heel belangrijk.
Aan deze waarden koppelen we (ongeschreven) regels. Dit noemen we normen. Omdat we in Nederland respect belangrijk vinden, staan we op voor mensen die moeilijk kunnen lopen. De waarde is respect, de norm is opstaan. Omdat we vrijheid en gelijkwaardigheid belangrijk vinden, mogen homo’s en lesbiennes met elkaar trouwen. De waarden zijn vrijheid en gelijkheid, de norm is het homohuwelijk.
Per groep mensen kunnen de normen bij een waarde verschillen. Zo is de waarde respect in alle landen heel belangrijk. In Nederland laat je dit zien door mensen aan te kijken tijdens een gesprek. In Azië is het juist niet netjes om je baas of je ouders aan te kijken als die tegen je praten.
Opdracht 3
a) Welke regel op school vind jij het vervelendst? Leg uit waarom.
Bijvoorbeeld: Ik moet mijn huiswerk maken.
b) Welke waarde past het best bij deze schoolregel?
Huiswerk moet je maken, omdat leraren het belangrijk vinden dat je kennis opdoet. Kennis is hier de waarde.
Opdracht 4
a) Welke van de bovenstaande waarden vind jij belangrijk? Noem er drie.
Bijvoorbeeld: ik vind de waarden gezondheid, eerlijkheid en vrijheid heel belangrijk.
b) Bedenk bij iedere waarde die je koos bij a) een norm die erbij past.
Waarde: uiterlijk. Norm: Ik zorg dat ik altijd netjes, goed gekleed (vaak volgens de laatste mode) en verzorgd van huis ga.
of Waarde: Bescheidenheid. Norm: Ik treed niet graag op de voorgrond en geef andere de ruimte.
c) Vergelijk jouw waarden met die van je klasgenoot. Hebben jullie dezelfde waarden gekozen?
1.2. Wat is een VOORBEELD van een waarde?
Correct!Wrong!
1.3. Wat is een belang?
Een belang is iets waar je voordeel van kunt hebben. Voor leerlingen is het van belang dat ze op tijd kunnen stoppen met de les, zodat ze meer vrije tijd hebben.
Mensen die veel waarde hechten aan vrijheid, hebben bijvoorbeeld moeite met strenge regels. Een werkgever vindt andere dingen belangrijk dan zijn werknemers. Zij hebben dan ook verschillende belangen.
Een belang is dus iets waar je voordeel uit haalt. Mensen met een hoog inkomen, hebben bijvoorbeeld belang bij een lagere belasting. Ze houden dan meer geld over om uit te geven. Maar mensen met een laag inkomen hebben juist weer belang bij een beetje extra geld van de overheid. Dat extraatje kan de overheid alleen uitbetalen als ze rijken meer belasting laat betalen. We noemen dit een belangentegenstelling: Mensen met een hoog inkomen hebben een ander belang dan mensen met een laag inkomen.
Doordat mensen van elkaar verschillen, hebben zij niet altijd dezelfde belangen. Dit leidt vaak tot discussies of zelfs ruzie.
In het onderstaand nieuwsbericht zie je een belangentegenstelling.
Actie tegen plannen voor begraafplaats: ‘Het is hier de Efteling niet’
Zo’n vijftig nabestaanden hebben maandag gedemonstreerd tegen de vernieuwingsplannen van begraafplaats Zuylen in Breda. Directeur Roel Stapper bouwt er onder meer een arena met een podium en tribune, waar buiten uitvaartdiensten om voorstellingen met muziek kunnen worden gehouden. Een schande vinden de tegenstanders, die uitsluitend rust en stilte willen: “Stapper moet maar bij de Efteling gaan werken.”
Om financieel het hoofd boven water te houden, gaat directeur Roel Stapper begraafplaats Zuylen omvormen naar Park Zuylen dat voor iedereen toegankelijk is, zo liet hij onlangs aan Omroep Brabant weten.
Er zijn al een urnentuin, een speciaal NAC-veldje, een wandelroute en een bovengrondse begraafplaats. In september komt er ook een groot, nieuw kunstwerk. Dit paradepaardje, genaamd Adore, is een arena met een podium en tribune voor allerlei buitenactiviteiten. “DJ Tiësto mag zeker in park Zuylen komen optreden”, zei Stapper hierover.
“Dit is geen recreatiepark, maar een laatste rustplaats”, zegt Janny van Wanrooy, een van de initiatiefnemers. “Voor hun plezier gaan mensen maar naar park Valkenberg of de binnenstad. Wij komen hier om te rouwen en we willen dan rust en stilte en niet de muziek van een ander horen. Of een concert. Dat doen ze maar binnen. Het moet hier een oase van rust zijn, want daar hebben we grafrechten voor betaald.”
a) Leg in je eigen woorden uit wat er met een belangentegenstelling wordt bedoeld.
Bijvoorbeeld: Wanneer mensen het oneens zijn met elkaar, omdat voor iets anders voor hen belangrijk is.
b) Wat is de belangentegenstelling in de nieuwsbron hierboven? Lees het hele nieuwsbericht voor je antwoord geeft.
Aan de ene kant is er Stapper, directeur van begraafplaats Zuylen in Breda. Hij wil de rustplaats ombouwen tot een park waar bijvoorbeeld een podium komt waar muzikanten optreden. Dit doet hij om de plek financieel gezond te houden.
Aan de andere kant zijn er de nabestaanden die rust willen op de begraafplaats.
Opdracht 6
Hieronder staan vier voorbeelden van belangen. Zet er steeds één iemand bij die hier het meest belang bij heeft. Kies uit: Ouders/verzorgers, school, werkgever, de overheid.
1. Zoveel mogelijk mensen moeten aan het werk in Nederland.
2. Aanwezig zijn tijdens de lessen op school.
3. Werknemers een zo laag mogelijk salaris betalen.
4. Dat je je goed gedraagt bij andere mensen.
1. de overheid
2. School
3. Werkgever
4. Ouders/verzorgers
Loekasjenko is sinds 1994 in Belarus aan de macht en werd 9 augustus weer met een overweldigende meerderheid van stemmen herkozen. De politieke tegenstanders van Loekasjenko stellen dat hij in werkelijkheid bijna geen stemmen kreeg en met fraude aan de macht is gebleven.
De regeringsleiders van de Europese Unie zijn woensdag bijeengekomen op een ingelaste bijeenkomst over de toestand in Belarus.
Noem een kenmerk van een dictatuur dat te herkennen is in tekst 1.
Noem ook een kenmerk van een dictatuur waar Belarus volgens tekst 1 niet aan voldoet.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: …
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: …
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: Er is sprake van nepverkiezingen. Of: Eén persoon heeft de hoogste macht. Of: Grondrechten gelden niet.
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: Politieke tegenstanders worden niet toegestaan.
Tekst 2: Internationaal Strafhof begint officieel onderzoek naar Venezuela
Het Internationaal Strafhof vindt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Venezolaanse functionarissen misdaden tegen de menselijkheid hebben gepleegd, en opent daarom een officieel onderzoek. Hiermee begint een onderzoek naar mogelijke martelingen en buitengerechtelijke executies door veiligheidstroepen in Venezuela. Dat zou zijn gebeurd tijdens anti-regeringsprotesten in 2017.
Welk kenmerk van de rechtsstaat is mogelijk geschonden in Venezuela volgens tekst 2?
A. Burgers hebben grondrechten.
B. De politieke macht ligt bij de volksvertegenwoordiging.
C. Het kabinet kan ter verantwoording geroepen worden door het parlement.
A. Burgers hebben grondrechten.
Tekst 3: Fragmenten verkiezingsprogramma …
(1) Voor racisme en discriminatie is in ons land geen plaats. Ieder mens moet hetzelfde behandeld worden. Doe je daar niet aan mee? Dan word je hard aangepakt. Speciale agenten gaan zorgen dat mensen worden gestraft voor zulk slecht gedrag.
(2) … wil dat mensen zoveel mogelijk zelf mogen beslissen over hun eigen leven. Sommige mensen die ouder zijn dan 75, vinden dat hun leven af is. Wij willen dat zij zelf mogen kiezen wanneer zij sterven. Dit gebeurt dan met stervenshulp. Dit kan alleen als we zeker weten dat er geen andere reden is om te sterven, zoals zorgen over geld.
(3) We vinden het belangrijk dat mensen kunnen meepraten en meebeslissen over de politiek en ons land. We willen een gekozen minister-president en dat mensen meer te zeggen krijgen over hun gemeente, de provincie of ons land.
(4) Wij beschermen de rechten van mensen wanneer ze het internet gebruiken. Mensen krijgen meer te zeggen over wat er gebeurt met hun eigen gegevens op internet, zoals door Google of op Facebook. We gaan het verzamelen van die gegevens door bedrijven en de overheid goed in de gaten houden.
De vier standpunten uit tekst 3 zijn van één en dezelfde Nederlandse politieke partij.
Welke politieke partij moet er op de puntjes in tekst 3 ingevuld worden?
A. CDA
B. D66
C. PVV
D. SGP
B. D66
Opdracht 4
Zie tekst 3.
In tekst 3 staan vier standpunten uit het verkiezingsprogramma van een Nederlandse politieke partij.
Hieronder staan vier uitspraken over die standpunten.
1. Standpunt 1 is meer een nationalistisch dan een liberaal standpunt.
2. Standpunt 2 is meer een progressief dan een conservatief standpunt.
3. Standpunt 3 is geen democratisch standpunt.
4. Standpunt 4 is meer een sociaaldemocratisch dan een ecologisch standpunt.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist
2 = Juist
3 = Onjuist
4 = Juist
Opdracht 5
Zie tekst 3.
De politieke partij laat met de standpunten in tekst 3 zien dat zij willen dat bestaande grondrechten beter worden gehandhaafd.
Hieronder staan zes Nederlandse grondrechten.
a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
b. Vrijheid van vergadering.
c. Recht op privacy.
d. Vrijheid van godsdienst.
e. Vrijheid van onderwijs.
Welk grondrecht hoort bij standpunt 1?
Welk grondrecht hoort bij standpunt 4?
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Standpunt 1 = …
Standpunt 4 = …
Standpunt 1 = a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
Standpunt 4 = c. Recht op privacy.
Opdracht 6
Hieronder staan drie standpunten die afkomstig zijn van de websites van drie Nederlandse politieke partijen.
1. Nederlanders verdienen hun geld door hard te werken. Zij verdienen het ook om zelf te beslissen wat ze met dat geld doen.
2. Voor ons is solidariteit het belangrijkste uitgangspunt bij het heffen van belastingen: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.
3. Onze partij is voorstander van een zoveel mogelijk tegengaan van prostitutie en de instelling en handhaving van een verbod op betaalde seksuele diensten.
Van de bovenstaande standpunten is er één conservatief, één links en één rechts.
Geef per standpunt aan of dat standpunt conservatief, links of rechts is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Rechts
2 = Links
3 = Conservatief
Opdracht 7
Nederland kent verschillende politieke stromingen. Twee daarvan zijn de liberale en de nationalistische stroming.
Hieronder staan vier uitgangspunten.
1. Er moet veel ruimte zijn voor de vrije markt.
2. Er moet gestreefd worden naar onafhankelijkheid en zelfbestuur van het land.
3. Immigratie is een bedreiging voor het land.
4. Er moet nadruk worden gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van burgers.
Geef per uitgangspunt aan bij welke stroming het past: de liberale of de nationalistische stroming.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met liberale stroming of nationalistische stroming.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Liberale stroming.
2 = Nationalistische stroming.
3 = Nationalistische stroming.
4 = Liberale stroming.
Tekst 4: Afspraak voor ‘groenere’ verpakkingen
Al het plastic dat we dagelijks gebruiken, moet over vijf jaar herbruikbaar zijn. Dat is een belangrijke doelstelling waar tientallen ondertekenaars van het Europees Plastics Pact vandaag hun handtekening onder zetten in Brussel.
Ondertekenen van het pact is vrijwillig voor landen en bedrijven, maar niet vrijblijvend. Ieder jaar wordt bijgehouden hoe ver de deelnemers zijn.
Naar aanleiding van tabel 1 worden de volgende vier uitspraken gedaan.
1. De landelijke rechtse partijen hebben een meerderheid in de gemeenteraad.
2. In de gemeenteraad zit minimaal één partij die zich baseert op de Bijbel.
3. Er zitten vier lokale partijen in de gemeenteraad van Nijmegen.
4. Als GroenLinks voor een bepaald voorstel is, is de kans groot dat de Partij voor de Dieren dit voorstel steunt op basis van de stroming van beide partijen.
Geef van elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
Loekasjenko is sinds 1994 in Belarus aan de macht en werd 9 augustus weer met een overweldigende meerderheid van stemmen herkozen. De oppositie stelt dat hij in werkelijkheid bijna geen stemmen kreeg en met fraude aan de macht is gebleven.
De regeringsleiders van de Europese Unie zijn woensdag bijeengekomen op een ingelaste bijeenkomst over de toestand in Belarus.
Noem een kenmerk van een dictatuur dat te herkennen is in tekst 1.
Noem ook een kenmerk van een dictatuur waar Belarus volgens tekst 1 niet aan voldoet.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: …
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: …
Een kenmerk van een dictatuur uit tekst 1: Er is sprake van nepverkiezingen. Of: Eén persoon heeft de hoogste macht. Of: Grondrechten gelden niet.
Een kenmerk van een dictatuur waar Belarus niet aan voldoet: Oppositie wordt niet toegestaan.
Tekst 2: Internationaal Strafhof begint officieel onderzoek naar Venezuela
Het Internationaal Strafhof vindt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Venezolaanse functionarissen misdaden tegen de menselijkheid hebben gepleegd, en opent daarom een officieel onderzoek. Hiermee begint een onderzoek naar mogelijke martelingen en buitengerechtelijke executies door veiligheidstroepen in Venezuela. Dat zou zijn gebeurd tijdens anti-regeringsprotesten in 2017.
Welk kenmerk van de rechtsstaat is mogelijk geschonden in Venezuela volgens tekst 2?
A. Burgers hebben grondrechten.
B. De politieke macht ligt bij de volksvertegenwoordiging.
C. Het kabinet kan ter verantwoording geroepen worden door het parlement.
A. Burgers hebben grondrechten.
Tekst 3: Fragmenten verkiezingsprogramma …
(1) Voor racisme en discriminatie is in ons land geen plaats. Ieder mens moet hetzelfde behandeld worden. Doe je daar niet aan mee? Dan word je hard aangepakt. Speciale agenten gaan zorgen dat mensen worden gestraft voor zulk slecht gedrag.
(2) … wil dat mensen zoveel mogelijk zelf mogen beslissen over hun eigen leven. Sommige mensen die ouder zijn dan 75, vinden dat hun leven af is. Wij willen dat zij zelf mogen kiezen wanneer zij sterven. Dit gebeurt dan met stervenshulp. Dit kan alleen als we zeker weten dat er geen andere reden is om te sterven, zoals zorgen over geld.
(3) We vinden het belangrijk dat mensen kunnen meepraten en meebeslissen over de politiek en ons land. We willen een gekozen minister-president en dat mensen meer te zeggen krijgen over hun gemeente, de provincie of ons land.
(4) Wij beschermen de rechten van mensen wanneer ze het internet gebruiken. Mensen krijgen meer te zeggen over wat er gebeurt met hun eigen gegevens op internet, zoals door Google of op Facebook. We gaan het verzamelen van die gegevens door bedrijven en de overheid goed in de gaten houden.
De vier standpunten uit tekst 3 zijn van één en dezelfde Nederlandse politieke partij.
Welke politieke partij moet er op de puntjes in tekst 3 ingevuld worden?
A. CDA
B. D66
C. PVV
D. SGP
B. D66
Opdracht 4
Zie tekst 3.
In tekst 3 staan vier standpunten uit het verkiezingsprogramma van een Nederlandse politieke partij.
Hieronder staan vier uitspraken over die standpunten.
1. Standpunt 1 is meer een nationalistisch dan een liberaal standpunt.
2. Standpunt 2 is meer een progressief dan een conservatief standpunt.
3. Standpunt 3 is meer een extremistisch dan een democratisch standpunt.
4. Standpunt 4 is meer een sociaaldemocratisch dan een ecologisch standpunt.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist
2 = Juist
3 = Onjuist
4 = Juist
Opdracht 5
Zie tekst 3.
De politieke partij laat met de standpunten in tekst 3 zien dat zij willen dat bestaande grondrechten beter worden gehandhaafd.
Hieronder staan zes Nederlandse grondrechten.
a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
b. Legaliteitsbeginsel.
c. Recht op privacy.
d. Vrijheid van godsdienst.
e. Vrijheid van onderwijs.
f. Vrijheid van vergadering.
Welk grondrecht hoort bij standpunt 1?
Welk grondrecht hoort bij standpunt 4?
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Standpunt 1 = …
Standpunt 4 = …
Standpunt 1 = a. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
Standpunt 4 = c. Recht op privacy.
Opdracht 6
Hieronder staan drie standpunten die afkomstig zijn van de websites van drie Nederlandse politieke partijen.
1. Nederlanders verdienen hun geld door hard te werken. Zij verdienen het ook om zelf te beslissen wat ze met dat geld doen.
2. Voor ons is solidariteit het belangrijkste uitgangspunt bij het heffen van belastingen: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.
3. Onze partij is voorstander van een zoveel mogelijk tegengaan van prostitutie en de instelling en handhaving van een verbod op betaalde seksuele diensten.
Van de bovenstaande standpunten is er één conservatief, één links en één rechts.
Geef per standpunt aan of dat standpunt conservatief, links of rechts is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Rechts
2 = Links
3 = Conservatief
Opdracht 7
Nederland kent verschillende politieke stromingen. Twee daarvan zijn de liberale en de nationalistische stroming.
Hieronder staan vier uitgangspunten.
1. Er moet veel ruimte zijn voor de vrije markt.
2. Er moet gestreefd worden naar onafhankelijkheid en zelfbestuur van het land.
3. Immigratie is een bedreiging voor het land.
4. Er moet nadruk worden gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van burgers.
Geef per uitgangspunt aan bij welke stroming het past: de liberale of de nationalistische stroming.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met liberale stroming of nationalistische stroming.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Liberale stroming.
2 = Nationalistische stroming.
3 = Nationalistische stroming.
4 = Liberale stroming.
Tekst 4: NCTV* slaat alarm
“We zien een groep die wereldwijd als een zwerm functioneert. Ze delen filmpjes over de Tweede Wereldoorlog, verheerlijken geweld, willen chaos creëren en de zittende leiders omver werpen.
Minstens tweehonderd Nederlandse jongens zijn actief in deze beweging, vaak alleen op hun zolderkamertje. Door algoritmes op sociale media worden ze er helemaal ingetrokken en dan radicaliseren ze volledig.”
* NCTV = de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
Naar aanleiding van tabel 1 worden de volgende vier uitspraken gedaan.
1. De landelijke rechtse partijen hebben een meerderheid in de gemeenteraad.
2. In de gemeenteraad zit minimaal één partij die zich baseert op de Bijbel.
3. Er zitten vier lokale partijen in de gemeenteraad van Nijmegen.
4. Als GroenLinks voor een bepaald voorstel is, is de kans groot dat de Partij voor de Dieren dit voorstel steunt op basis van de stroming van beide partijen.
Geef van elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn zes eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Mogelijke doodstraf voor tiener die als 10-jarige demonstreerde
De tiener Murtaja (18) uit Saudi-Arabië dreigt de doodstraf te krijgen. Murtaja zit al vijf jaar in de gevangenis, omdat hij als 10-jarige deelnam aan een protest tegen de regering. Tijdens dat protest riep hij: “Het volk wil mensenrechten!”. Op zijn dertiende werd hij opgepakt.
a) Woont Murtaja in een land met een democratie of een dictatuur?
Murtaja woont in een land met een
A. Democratie.
B. Dictatuur.
B. Dictatuur.
b) Leg je antwoord bij a) uit met een voorbeeld uit de tekst.
Bijvoorbeeld: Murtaja werd opgepakt naar aanleiding van een protest/demonstratie. Of: Murtaja werd opgepakt omdat hij riep dat het volk mensenrechten wil.
Tekst 2: Ebru Umar mag Turkije verlaten
Ebru Umar mag Turkije verlaten en is onderweg naar Nederland. Dat heeft de minister van Buitenlandse Zaken bekend gemaakt. Turkije heeft het verbod om Turkije uit te gaan, ingetrokken. Umar mag het gerechtelijk onderzoek in Nederland afwachten.
De schrijfster Umar werd op haar vakantieadres in Turkije aangehouden. Zij had in tweets bepaalde uitspraken over de Turkse president gedaan.
Lees tekst 2. Over welk grondrecht gaat het in de tekst?
A. De godsdienstvrijheid.
B. De vrijheid van meningsuiting.
C. Het recht op privacy.
B. De vrijheid van meningsuiting.
Opdracht 3
Wat is geen taak van de Nederlandse overheid?
A. Het bestrijden van armoede in Nederland.
B. Het onderhouden van kerkgebouwen in Nederland.
C. Het zorgen voor de autosnelwegen in Nederland.
B. Het onderhouden van kerkgebouwen in Nederland.
Tekst 3: Standpunten van politieke partijen
Standpunt A over euthanasie: Mensen die tot de conclusie komen dat hun leven voltooid is, moeten zelf kunnen bepalen hoe en wanneer ze willen sterven.
Standpunt B over economie: Veel regels voor bedrijven zijn niet nuttig en zelfs schadelijk voor de economie.
Lees tekst 4. Welke politieke partijen zouden kiezers kunnen verliezen door de uitkomsten van dit onderzoek?
A. PvdA en SP
B. VVD en D66
C. GroenLinks en PVV
D. CDA en SGP
D. CDA en SGP
Tekst 5: De overheid kan helpen met minder regels
Ondernemers zorgen voor een bloeiende economie met veel banen.
Dat is niet te danken aan de overheid, maar de overheid kan wel helpen door te zorgen voor veel minder regels. Wij zijn druk bezig met het snijden in een aantal regels.
Lees tekst 5. Bij welke politieke stroming past het standpunt uit de tekst het best?
A. De christendemocratische stroming.
B. De ecologische stroming.
C. De liberale stroming.
D. De sociaaldemocratische stroming.
C. De liberale stroming.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Opdracht 1
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer doen altijd meerdere partijen mee. Voor de uiteindelijke zetelverdeling moet na het tellen van de stemmen het aantal zetels worden berekend.
Waarom heeft in Nederland een politieke partij nooit 100% van de zetels?
Omdat die partij dan alle stemmen zou hebben gekregen, dat komt nooit voor.
Opdracht 2
Wat doet een minister?
A. Die bepaalt hoe de wet aangepast moet worden.
B. Die beslist of wetsvoorstellen worden aangenomen.
C. Die geeft leiding aan een ministerie.
D. Die geeft leiding aan zijn partijleden in het parlement.
C. Die geeft leiding aan een ministerie.
Het Rijk, de provincies en de gemeentes vormen de drie bestuurslagen. In tabel 1 ontbreken de namen van drie instanties. Vul bij elk nummer de naam in van de instantie.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Het parlement / de Eerste en Tweede Kamer.
2 = (Het college van) Gedeputeerde Staten.
3 = De gemeenteraad.
Tekst 1: Een akkoord op hoofdlijnen, veel gemeenten werken er al jaren mee
De gemeente Pijnacker-Nootdorp is zo’n gemeente waar ze het 7 jaar geleden al over een andere boeg gooiden en afscheid namen van dichtgetimmerde coalitieakkoorden*. Wethouder Ilona Jense van Haarts onderhandelde namens de lokale VVD-fractie over dat akkoord. “Je maakt alleen afspraken over de hoofdlijnen, de rest niet en dat is dus open voor debat.”
* Een coalitieakkoord = een regeerakkoord op gemeentelijk niveau.
Waarmee kan worden begonnen na het bereiken van het coalitieakkoord?
A. Het kiezen van de wethouders.
B. Het oprichten van oppositiepartijen.
C. Het vormen van een coalitie van lokale partijen.
D. Het zoeken van een nieuwe burgemeester.
A. Het kiezen van de wethouders.
Tekst 2: Tweede Kamer: Geen diertransporten bij tropische temperaturen
De Tweede Kamer vindt dat diertransporten in Nederland niet mogen plaatsvinden bij temperaturen van 30 graden of hoger. Ook moeten de dieren bij aankomst in het slachthuis binnen vijftien minuten zijn uitgeladen. Een meerderheid van de Tweede Kamer stemde in met twee moties daarover van de Partij voor de Dieren, om ervoor te zorgen dat het kabinet zich gaat buigen over deze kwesties.
Welke taak van het parlement vervult de Tweede Kamer in de tekst?
A. De mede-wetgevende taak.
B. De controlerende taak.
C. De rechtsprekende taak.
D. De uitvoerende taak.
B. De controlerende taak.
Opdracht 6
Hieronder volgen vier uitspraken over het kabinet.
1. Het kabinet stemt op wetsvoorstellen.
2. Het kabinet wordt geholpen door ambtenaren.
3. Het kabinet schrijft het regeerakkoord.
4. Als het kabinet valt, komen er nieuwe verkiezingen.
Geef van elke uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
Wat moet er op de puntjes in tekst 3 worden ingevuld?
A. Ambtenaren
B. Gedeputeerden
C. Raadsleden
D. Tweede Kamerleden
B. Gedeputeerden
Tekst 4: Theo Rietkerk uit Kampen wil terugkeren in de politiek.
Theo Rietkerk (CDA) komt misschien terug in de politiek. Hij wil een zetel in de Eerste Kamer.
“Theo, je staat niet op de lijst. Kan ik niet op je stemmen?: Rietkerk krijgt de vraag regelmatig in verkiezingstijd. Steeds legt hij uit dat leden van de Eerste Kamer niet rechtstreeks gekozen worden, …
Welk zinsdeel moet op de puntjes worden ingevuld?
A. maar aangewezen worden door de minister-president.
B. maar benoemd worden door de koning.
C. maar gekozen worden door de leden van de Provinciale Staten.
C. maar gekozen worden door de leden van de Provinciale Staten.
Opdracht 9
Welke uitspraak over de koning is juist?
A. Koning Willem-Alexander geeft de minister-president opdrachten voor zijn regering.
B. Koning Willem-Alexander kan de minister-president ontslaan als zijn regering hem niet meer bevalt.
C. De minister-president is verantwoordelijk voor wat koning Willem-Alexander doet of zegt.
D. Als Koning Willem-Alexander een wetsvoorstel weigert te ondertekenen, wordt het wetsvoorstel teruggestuurd naar de Tweede Kamer.
C. De minister-president Rutte is verantwoordelijk voor wat koning Willem-Alexander doet of zegt.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Opdracht 1
Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt gebruikgemaakt van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Voor de uiteindelijke zetelverdeling moet na het tellen van de stemmen het aantal zetels worden berekend.
Waarom heeft in Nederland een politieke partij nooit 100% van de zetels?
Omdat die partij dan alle stemmen zou hebben gekregen, dat komt nooit voor.
Tekst 1: Resultaten Amerikaanse presidentsverkiezingen 2020: Biden wint
Biden wordt de 46e president van de Verenigde Staten op 20 januari 2021.
Er volgen drie uitspraken over gegevens uit tekst 1 en tabel 1. Welk van deze uitspraken laat zien dat de Verenigde Staten een meerderheidsstelsel hebben?
A. De burgers hebben een nieuwe president gekozen.
B. De presidentskandidaat met de meeste stemmen wint de hele staat.
C. In iedere staat kan op dezelfde presidentskandidaten gestemd worden.
B. De presidentskandidaat met de meeste stemmen wint de hele staat.
Het Rijk, de provincies en de gemeentes vormen de drie bestuurslagen. In tabel 2 ontbreken de namen van drie instanties. Vul bij elk nummer de naam in van de instantie.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
1 = Het parlement / de Eerste en Tweede Kamer.
2 = (Het college van) Gedeputeerde Staten.
3 = De gemeenteraad.
Tekst 2: Een akkoord op hoofdlijnen, veel gemeenten werken er al jaren mee
De gemeente Pijnacker-Nootdorp is zo’n gemeente waar ze het 7 jaar geleden al over een andere boeg gooiden en afscheid namen van dichtgetimmerde coalitieakkoorden*. Wethouder Ilona Jense van Haarts onderhandelde namens de lokale VVD-fractie over dat akkoord. “Je maakt alleen afspraken over de hoofdlijnen, de rest niet en dat is dus open voor debat.”
* Een coalitieakkoord = een regeerakkoord op gemeentelijk niveau.
Waarmee kan worden begonnen na het bereiken van het coalitieakkoord?
A. Het kiezen van de wethouders.
B. Het oprichten van oppositiepartijen.
C. Het vormen van een coalitie van lokale partijen.
D. Het zoeken van een nieuwe burgemeester.
A. Het kiezen van de wethouders.
Tekst 3: Tweede Kamer: Geen diertransporten bij tropische temperaturen
De Tweede Kamer vindt dat diertransporten in Nederland niet mogen plaatsvinden bij temperaturen van 30 graden of hoger. Ook moeten de dieren bij aankomst in het slachthuis binnen vijftien minuten zijn uitgeladen. Een meerderheid van de Tweede Kamer stemde in met twee moties daarover van de Partij voor de Dieren.
Welke taak van het parlement vervult de Tweede Kamer in de tekst?
A. De mede-wetgevende taak.
B. De controlerende taak.
C. De rechtsprekende taak.
D. De uitvoerende taak.
B. De controlerende taak.
Tekst 4: CDA stelt vragen over de stijging van het aantal minderjarige influencers
Tweede Kamerlid Peters (CDA) is bezorgd over het toenemend aantal commerciële kinderaccounts op social media* . Hij wil weten hoe minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) kinderen hiertegen gaat beschermen.
Steeds meer Nederlandse kinderen verdienen geld met bijvoorbeeld vloggen of het showen van kleding op platforms als YouTube en Instagram. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. “Een letterlijk ongezonde ontwikkeling”, vindt Peters. Hij wil dat minister Slob een einde maakt aan deze praktijken.
* Peters is bezorgd dat geld verdienen via social media kan leiden tot kinderarbeid.
Het kabinet en het parlement hebben een aantal taken. Bij die taken horen rechten. Hieronder staan vier uitspraken over die taken en rechten naar aanleiding van tekst 4.
1. Kamerlid Peters maakt gebruik van het vragenrecht.
2. Kamerlid Peters oefent de wetgevende taak van het parlement uit.
3. Minister Slob kan vanuit zijn functie ambtenaren vragen om onderzoek
te doen naar de werktijden van minderjarige influencers.
4. Minister Slob mag vanuit zijn functie een wetsvoorstel schrijven om de wetgeving over kinderaccounts te veranderen.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
Er zijn bijna verkiezingen in Nederland en twee vriendinnen hebben een gesprek hierover. Maaike zegt: “Als partijen in de regering zitten, doen de partijen nooit precies wat ze voor de verkiezingen beloofden.” Romy zegt: “Dat is logisch, want om te regeren moeten partijen compromissen sluiten.”
Geef een uitleg die de bewering van Romy ondersteunt. Gebruik in je uitleg de volgende begrippen: meerderheidskabinet, regeerakkoord en compromissen.
Let op: Maak in je uitleg ook duidelijk wat met deze begrippen bedoeld wordt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Als partijen in de regering zitten, kunnen ze niet precies doen wat ze voor de verkiezingen beloofden, want …
Gebruik in je uitleg de begrippen meerderheidskabinet, regeerakkoord en compromissen.
Als partijen in de regering zitten, kunnen ze niet precies doen wat ze voor de verkiezingen beloofden, want de regering moet (bij voorkeur) de steun van de meerderheid in de Tweede Kamer hebben. Geen enkele partij heeft (in zijn eentje) de meerderheid en kan dus alleen regeren. Daarom proberen partijen na de verkiezingen samen tot die meerderheid in de Tweede Kamer te komen en een meerderheidskabinet te vormen.
– Als partijen samen gaan regeren stellen ze samen een regeerakkoord op waarin staat wat ze de komende vier jaar / regeerperiode willen doen.
– Om tot zo’n gezamenlijk regeerakkoord te komen, waar de/alle partijen het mee eens zijn, moeten ze compromissen sluiten. Dat betekent dat de partijen tot afspraken/overeenkomsten moeten komen, waarbij de partijen allemaal/allebei niet altijd/volledig hun zin krijgen, maar (geregeld) wat zullen moeten toegeven.
Opdracht 8
Het kabinet heeft een aantal machtsmiddelen. Hieronder volgen vier uitspraken over machtsmiddelen van het kabinet.
1. Het kabinet kan amendementen indienen op wetsvoorstellen.
2. Het kabinet kan steunen op ambtenaren.
3. Het kabinet kan verwijzen naar de gemaakte afspraken in het regeerakkoord.
4. Het kabinet kan dreigen met een kabinetscrisis.
Geef van elke uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul juist of onjuist in.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn zes eindexamenvragen. Succes!
Opdracht 1
a) Maak driemaal de juiste keuze:
In Nederland mogen mensen vanaf … jaar stemmen voor de Tweede Kamer.
A. 18 jaar
B. 21 jaar
A. 18 jaar
b) Het is … om een stem uit te brengen.
A. verplicht
B. niet verplicht
B. niet verplicht
c) De leden van de Tweede Kamer worden … gekozen.
A. rechtstreeks
B. niet rechtstreeks
A. rechtstreeks
Tekst 1: Twee nieuwe Kamerleden
De Tweede Kamer heeft sinds 5 juni 2019 twee nieuwe leden. De voorzitter van de Tweede Kamer nam Wytske de Pater-Postma (CDA) de eed en Niels van den Berge (GroenLinks) de belofte af.
Lees tekst 1. Met een eed of een belofte beloven ambtenaren en politici dat zij hun taken zo goed mogelijk uitvoeren.
Wat wordt een van de taken van de Tweede Kamerleden uit de tekst?
A. Zij gaan de rechters controleren.
B. Zij gaan de regering controleren.
C. Zij gaan nieuwe wetten uitvoeren.
B. Zij gaan de regering controleren.
Opdracht 3
In een gemeenteraad worden regelmatig besluiten genomen. Die besluiten moeten ook worden uitgevoerd. Wie zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van die besluiten?
A. De ambtenaren.
B. De gemeenteraadsleden.
C. De wethouders en de burgemeester.
C. De wethouders en de burgemeester.
Tekst 2: Arthur van Dijk voorgedragen
De volksvertegenwoordigers van de provincie Noord-Holland willen Arthur van Dijk als voorzitter van het dagelijks bestuur van de provincie. Hij zal benoemd worden door de regering.
Lees tekst 2. Welke functie krijgt Arthur van Dijk?
A. Commissaris van de Koning.
B. Lid van de Provinciale Staten voor Noord-Holland.
C. Lid van het college van B en W.
A. Commissaris van de Koning.
Opdracht 5
Welke uitspraak over de koning is juist?
A. Koning Willem-Alexander geeft de minister-president opdrachten voor zijn regering.
B. Koning Willem-Alexander kan de minister-president ontslaan als zijn regering hem niet meer bevalt.
C. De minister-president is verantwoordelijk voor wat koning Willem-Alexander doet of zegt.
C. De minister-president is verantwoordelijk voor wat koning Willem-Alexander doet of zegt.
Opdracht 6
Op 30 april 2013 nam Willem-Alexander het koningschap over van koningin Beatrix.
Waarom werd Willem-Alexander de nieuwe koning van Nederland?
A. Hij erfde het koningschap.
B. In een referendum besliste het Nederlandse volk dat hij koning moest worden.
c. In het Europees Parlement werd hij aangewezen.
A. Hij erfde het koningschap.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Amsterdam Zuidoost krijgt vier jongerencentra
Amsterdam Zuidoost krijgt vanaf volgend jaar vier jongerencentra. Die komen in sociaaleconomisch achtergestelde wijken en zijn volgens de gemeente onmisbaar om de jeugd gezond, kansrijk en veilig op te laten groeien. In de centra kunnen jongeren hun talenten ontwikkelen en kunnen er terecht voor hulp bij het zoeken van een stage of werk.
Jongeren in Zuidoost hebben bovengemiddeld vaak te maken met problemen binnen het gezin, met armoede en ze komen vaker met politie en justitie in aanraking.
Op dit moment is er geen jongerenvoorziening in Zuidoost. Wethouder Kukenheim: “Het realiseren van deze jongerencentra in Zuidoost draagt bij aan het opbouwen van zelfvertrouwen, (zelf)respect en een beter toekomstperspectief van deze kinderen en jongeren.”
Het besluit tot de komst van jongerencentra is genomen door de Amsterdamse politiek.
Welke fase in het proces van politieke besluitvorming is net afgerond in tekst 1?
A. Fase 1: Agendavorming.
B. Fase 2: Beleidsvoorbereiding.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
D. Fase 4: Beleidsuitvoering.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
Opdracht 2
Hieronder staan vier uitspraken over beleidsambtenaren in de politieke besluitvorming. Welke uitspraak is juist?
Beleidsambtenaren
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
B. vertegenwoordigen de burgers van Nederland.
C. zijn in dienst van politieke partijen.
D. zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het overheidsbeleid.
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
Tekst 2: Tweede Kamer wil strengere uitstootnormen voor Tata Steel
De Tweede Kamer vindt de milieunormen waar Tata Steel aan moet voldoen niet streng genoeg. Een meerderheid steunt een oproep van GroenLinks aan het kabinet om de uitstoot van schadelijke stoffen verder te verlagen.
Uit een recent RIVM-rapport kwam naar voren dat omwonenden van de staalfabriek van Tata Steel in IJmuiden blootgesteld worden aan hoge concentraties giftige stoffen. “Ook al voldoet Tata Steel aan de vergunningen, toch is de gezondheidssituatie voor omwonenden dramatisch”, zegt GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee.
Wat laat tekst 2 zien over politieke besluitvorming in Nederland?
De tekst laat zien dat
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
B. er vaak geen draagvlak is voor besluiten van de Tweede Kamer.
C. tijdens de uitvoer van besluiten kan blijken dat een besluit niet uitvoerbaar is.
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
Tekst 3: Scholen in Helsinki verruilen koemelk voor haverdrank
De Finse hoofdstad Helsinki trekt 100.000 euro uit om kinderen uit het basisonderwijs over te laten stappen op havermelk. Het besluit is het resultaat van een raadpleging onder de bevolking.
Havermelk is een plantaardig alternatief voor melk van koeien. Wie dat wil kan overigens ook voor koemelk blijven kiezen.
Van welke mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de politiek is gebruik gemaakt in tekst 3?
A. Het inschakelen van politieke partijen.
B. Het referendum.
C. Lobbyen.
D. Openlijke actie.
B. Het referendum.
Tekst 4: Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen.
Studentensteden jagen studenten de stadscentra uit. Daarover klagen studenten al jaren. Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Denise van de Sant is voorzitter van de LKvV. Ze woont in het centrum van Utrecht. “Studenten hebben een positief effect op een stad. Studenten maken een binnenstad bruisend.”
De LKvV is een belangengroep. Een kenmerk van belangengroepen is dat ze opkomen voor de belangen van een groep.
Noem een ander kenmerk van belangengroepen en citeer uit tekst 4 een zin waaruit dit kenmerk blijkt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk: …
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt: …
Kenmerk: een belangengroep probeert druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt (een van de volgende):
– “Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen”
– “Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.”
Tekst 5: CDA stelt vragen over de stijging van het aantal minderjarige influencers
Tweede Kamerlid Peters (CDA) is bezorgd over het toenemend aantal commerciële kinderaccounts op social media* . Hij wil weten hoe minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) kinderen hiertegen gaat beschermen.
Steeds meer Nederlandse kinderen verdienen geld met bijvoorbeeld vloggen of het showen van kleding op platforms als YouTube en Instagram. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. “Een letterlijk ongezonde ontwikkeling”, vindt Peters. Hij wil dat minister Slob een einde maakt aan deze praktijken.
* Peters is bezorgd dat geld verdienen via social media kan leiden tot kinderarbeid.
Media kunnen een aantal functies vervullen voor de democratie, bijvoorbeeld de informatiefunctie. Leg uit welke ándere functie voor de democratie RTL Nieuws heeft vervuld in tekst 5.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de … , want …
Eén van de volgende combinaties:
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de controlefunctie / controle- of waakhondfunctie / waakhondfunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft onderzoek gedaan naar minderjarige influencers waardoor er kritische vragen komen over het beleid van de overheid.
of
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de agendafunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft door het maken van het nieuwsitem een maatschappelijke kwestie op de politieke agenda gezet / door het nieuwsitem van RTL nieuws worden er vragen gesteld aan de minister.
Tekst 6: EU-parlement eist actie tegen illegale handel huisdieren
De illegale handel in huisdieren zorgt voor veel dierenleed en moet snel worden aangepakt, vindt het Europees Parlement. Een grote meerderheid riep … op om met een actieplan en wetsvoorstellen te komen. Het toezicht moet worden aangescherpt en overtreders moeten zwaarder worden bestraft, luidt de oproep.
Welke instantie van de Europese Unie moet op de puntjes in tekst 6 ingevuld worden?
A. De Europese Commissie.
B. De Europese Raad.
C. De Raad van de Europese Unie.
A. De Europese Commissie.
Opdracht 8
Op welke wijze kan Nederland invloed uitoefenen op het Europese klimaatbeleid?
A. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu overlegt en beslist samen met de milieu-ministers van andere lidstaten over voorstellen van de Europese Commissie.
B. De Nederlandse regering kan een Europees referendum indienen over het Europese klimaatbeleid.
C. De Nederlandse regering kan gebruikmaken van het recht om een pleidooi te houden in de Europese Commissie.
D. De verschillende Nederlandse ministers in de Europese Raad kunnen invloed uitoefenen op het klimaatbeleid van de Europese Commissie.
A. De Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu overlegt en beslist samen met de milieu-ministers van andere lidstaten over voorstellen van de Europese Commissie.
Opdracht 9
Hieronder staan verschillende Europese instellingen.
1. De Europese Commissie.
2. De Raad van de Europese Unie.
3. Het Europees Parlement.
4. De Europese Raad.
Welke van deze instellingen hebben als taak wetsvoorstellen goed te keuren? Kies twee nummers uit bovenstaand rijtje.
2 en 3.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Amsterdam Zuidoost krijgt vier jongerencentra
Amsterdam Zuidoost krijgt vanaf volgend jaar vier jongerencentra. Die komen in sociaaleconomisch achtergestelde wijken en zijn volgens de gemeente onmisbaar om de jeugd gezond, kansrijk en veilig op te laten groeien. In de centra kunnen jongeren hun talenten ontwikkelen en kunnen er terecht voor hulp bij het zoeken van een stage of werk.
Jongeren in Zuidoost hebben bovengemiddeld vaak te maken met problemen binnen het gezin, met armoede en ze komen vaker met politie en justitie in aanraking.
Op dit moment is er geen jongerenvoorziening in Zuidoost. Wethouder Kukenheim: “Het realiseren van deze jongerencentra in Zuidoost draagt bij aan het opbouwen van zelfvertrouwen, (zelf)respect en een beter toekomstperspectief van deze kinderen en jongeren.”
Het besluit tot de komst van jongerencentra is genomen door de Amsterdamse politiek.
Welke fase in het proces van politieke besluitvorming is net afgerond in tekst 1?
A. Fase 1: Agendavorming.
B. Fase 2: Beleidsvoorbereiding.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
D. Fase 4: Beleidsuitvoering.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
Opdracht 2
Hieronder staan vier uitspraken over ambtenaren in de politieke besluitvorming. Welke uitspraak is juist?
Ambtenaren
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
B. vertegenwoordigen de burgers van Nederland.
C. zijn in dienst van politieke partijen.
D. zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het overheidsbeleid.
A. spelen een rol tijdens de beleidsvoorbereiding.
Tekst 2: Tweede Kamer wil strengere uitstootnormen voor Tata Steel
De Tweede Kamer vindt de milieunormen waar Tata Steel aan moet voldoen niet streng genoeg. Een meerderheid steunt een oproep van GroenLinks aan het kabinet om de uitstoot van schadelijke stoffen verder te verlagen.
Uit een recent RIVM-rapport kwam naar voren dat omwonenden van de staalfabriek van Tata Steel in IJmuiden blootgesteld worden aan hoge concentraties giftige stoffen. “Ook al voldoet Tata Steel aan de vergunningen, toch is de gezondheidssituatie voor omwonenden dramatisch”, zegt GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee.
Wat laat tekst 2 zien over politieke besluitvorming in Nederland?
De tekst laat zien dat
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
B. er vaak geen draagvlak is voor besluiten van de Tweede Kamer.
C. tijdens de uitvoer van besluiten kan blijken dat een besluit niet uitvoerbaar is.
A. een politiek besluit geen eindpunt is, maar dat besluitvorming een doorgaand proces is.
Tekst 3: Scholen in Helsinki verruilen koemelk voor haverdrank
De Finse hoofdstad Helsinki trekt 100.000 euro uit om kinderen uit het basisonderwijs over te laten stappen op havermelk. Het besluit is het resultaat van een raadpleging onder de bevolking.
Havermelk is een plantaardig alternatief voor melk van koeien. Wie dat wil kan overigens ook voor koemelk blijven kiezen.
Van welke mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de politiek is gebruik gemaakt in tekst 3?
A. Het inschakelen van politieke partijen.
B. Het referendum.
C. Lobbyen.
D. Openlijke actie.
B. Het referendum.
Tekst 4: Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen.
Studentensteden jagen studenten de stadscentra uit. Daarover klagen studenten al jaren. Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Denise van de Sant is voorzitter van de LKvV. Ze woont in het centrum van Utrecht. “Studenten hebben een positief effect op een stad. Studenten maken een binnenstad bruisend.”
De LKvV is een belangengroep. Een kenmerk van belangengroepen is dat ze opkomen voor de belangen van een groep.
Noem een ander kenmerk van belangengroepen en citeer uit tekst 4 een zin waaruit dit kenmerk blijkt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk: …
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt: …
Kenmerk: een belangengroep probeert druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
Een zin uit tekst 4 waaruit dit blijkt (een van de volgende):
– “Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen”
– “Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.”
Tekst 5: CDA stelt vragen over de stijging van het aantal minderjarige influencers
Tweede Kamerlid Peters (CDA) is bezorgd over het toenemend aantal commerciële kinderaccounts op social media* . Hij wil weten hoe minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) kinderen hiertegen gaat beschermen.
Steeds meer Nederlandse kinderen verdienen geld met bijvoorbeeld vloggen of het showen van kleding op platforms als YouTube en Instagram. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws. “Een letterlijk ongezonde ontwikkeling”, vindt Peters. Hij wil dat minister Slob een einde maakt aan deze praktijken.
* Peters is bezorgd dat geld verdienen via social media kan leiden tot kinderarbeid.
Media kunnen een aantal functies vervullen voor de democratie, bijvoorbeeld de informatiefunctie. Leg uit welke ándere functie voor de democratie RTL Nieuws heeft vervuld in tekst 5.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de … , want …
Eén van de volgende combinaties:
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de controlefunctie / controle- of waakhondfunctie / waakhondfunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft onderzoek gedaan naar minderjarige influencers waardoor er kritische vragen komen over het beleid van de overheid.
of
– Een andere functie die RTL Nieuws heeft vervuld is de agendafunctie, want (voorbeeld van een juiste uitleg) : RTL nieuws heeft door het maken van het nieuwsitem een maatschappelijke kwestie op de politieke agenda gezet / door het nieuwsitem van RTL nieuws worden er vragen gesteld aan de minister.
Tekst 6: EU-parlement eist actie tegen illegale handel huisdieren
De illegale handel in huisdieren zorgt voor veel dierenleed en moet snel worden aangepakt, vindt het Europees Parlement. Een grote meerderheid riep … op om met een actieplan en wetsvoorstellen te komen. Het toezicht moet worden aangescherpt en overtreders moeten zwaarder worden bestraft, luidt de oproep.
Welke instantie moet op de puntjes in tekst 6 ingevuld worden?
A. De Europese Commissie.
B. De Eerste Kamer.
C. De Raad van de Europese Unie.
A. De Europese Commissie.
Tekst 7: Eindelijk een oplossing
De Macedonische en de Griekse premier kondigden een nieuwe naam aan voor de Republiek Macedonië. Het buurland van Griekenland heet in de toekomst ‘Republiek Noord-Macedonië’. Griekenland houdt een toetreding van Macedonië tot de Europese Unie niet meer tegen als de nieuwe naam Republiek Noord-Macedonië inderdaad wordt ingevoerd.
Uit tekst 7 blijkt dat de Republiek Noord-Macedonië wil toetreden tot de Europese Unie. Welk recht krijgt de Republiek Noord-Macedonië als zij toetreedt tot de Europese Unie?
De Republiek Noord-Macedonië krijgt dan het recht
A. Om hun economie te beschermen tegen de lidstaten van de Europese Unie.
B. Om de Noord-Macedonische wetgeving in te voeren in de Europese Unie.
C. Om haar eigen vertegenwoordigers in het Europees Parlement te kiezen.
D. Om mensen uit de Europese Unie te verbieden in de Republiek Noord-Macedonië te werken.
C. Om haar eigen vertegenwoordigers in het Europees Parlement te kiezen.
Opdracht 9
Hieronder staan verschillende Europese instellingen.
1. De Europese Commissie.
2. De Raad van de Europese Unie.
3. Het Europees Parlement.
Welke van deze instellingen hebben als taak wetsvoorstellen goed te keuren? Kies twee nummers uit bovenstaand rijtje.
2 en 3.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn zes eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Amsterdam Zuidoost krijgt vier jongerencentra
Amsterdam Zuidoost krijgt vanaf volgend jaar vier jongerencentra. Dat heeft de gemeenteraad in Amsterdam bepaald.
Jongeren in Zuidoost hebben bovengemiddeld vaak te maken met problemen binnen het gezin, met armoede en ze komen vaker met politie en justitie in aanraking. In de jongerencentra kunnen jongeren hun talenten ontwikkelen en kunnen er terecht voor hulp bij het zoeken van een stage of werk.
Lees tekst 1. Welke fase in het proces van politieke besluitvorming is net afgerond?
A. Fase 1: Agendavorming.
B. Fase 2: Beleidsvoorbereiding.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
D. Fase 4: Beleidsuitvoering.
C. Fase 3: Beleidsbepaling.
Tekst 2: Boze studenten in brief aan minister: laat ons in de binnensteden wonen.
Studentensteden jagen studenten de stadscentra uit. Daarover klagen studenten al jaren. Maar de frustratie hierover is nu zo groot dat de actiegroep Landelijke Kamer van Verenigingen (LKvV) een brief heeft geschreven aan de minister van Binnenlandse Zaken.
Lees tekst 2. Op welke manier probeert de actiegroep in tekst 2 in ieder geval haar standpunten bekend te maken?
A. Door contact op te nemen met politici.
B. Door gebruik te maken van officiële inspraakmomenten.
C. Door naar de rechter te stappen.
D. Door te lobbyen.
A. Door contact op te nemen met politici.
Opdracht 3
Welke mogelijkheden om het politieke besluitvormingsproces te beïnvloeden zijn te herkennen in het filmfragment? Noem er twee. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. Mogelijkheid 1:
Mogelijkheid 2:
Mogelijkheid 1: Handtekeningenactie. Mogelijkheid 2: Demonstreren. Mogelijkheid 3: Aandacht vragen in de media.
Opdracht 4
Bij welke instantie kunnen burgers terecht om een klacht over de overheid in te dienen?
A. De Nationale ombudsman.
B. Een college van B en W.
C. Het ministerie van Binnenlandse Zaken.
A. De Nationale ombudsman.
Opdracht 5
De Italiaanse gekozen vertegenwoordigster Licia Ronzulli neemt haar dochtertje Vittoria regelmatig mee naar haar werk, omdat ze meer tijd met haar wil doorbrengen. Zij zit in een instituut waarin 27 landen vertegenwoordigd zijn. Dit instituut in Brussel heeft 705 leden.
In welk Europees instituut zit Licia Ronzulli?
A. De Europese Commissie
B. Het Europees Parlement
C. De Tweede Kamer
B. Het Europees Parlement
Tekst 3: Kandidaat-lidstaten voor de Europese Unie (EU)
Turkije, Noord-Macedonië, Montenegro, Albanië en Servië willen lid worden van de EU.
Lees tekst 3. De EU onderhandelt met deze vijf landen over toetreding tot de EU.
Waaraan moet een land voldoen om lid te kunnen worden van de Europese Unie?
Dat land moet
A. De doodstraf uitvoeren.
B. De euro als betaalmiddel invoeren.
C. Een democratische bestuursvorm hebben.
C. Een democratische bestuursvorm hebben.
Spelregels
Naar welke zin zijn wij op zoek? Beantwoord alle onderstaande vragen. De eerste letter van ieder antwoord is een van de letters uit de zin die we zoeken. In totaal zijn er 31 letters. Bij iedere vraag staat de plek genoemd waar de letter hoort.
Per klas mag je maar één keer inzenden. (Alleen de eerste inzending van de klas telt: doe het dus in een keer goed!)
Als de uitkomst een getal is, schrijf dit dan uit. (Bijvoorbeeld ‘6’ wordt zes. De Z is dan de letter.)
Het juiste antwoord moet voor zaterdag 9 januari bij ons binnen zijn.
De uitslag wordt na de kerstvakantie, op maandag 11 januari bekend gemaakt.
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden.
#1
In Wit-Rusland zijn ze hun dictator beu. Al maanden demonstreren ze tegen zijn bewind. Wat is de achternaam van deze Europese dictator? (Plek 27) Loekasjenko{
#2
Wie was dit jaar de Mol verliezer? (Plek 24) Tygo Gernandt
#3
Het Nederlands elftal speelde dit jaar een oefenwedstrijd in de stad Bergamo. Bergamo is een van de steden met de meeste corona-slachtoffers. In welk land ligt Bergamo? (Plek 20) Italië
#4
Hij is superbelangrijk voor jou. Hoe heet deze minister op de foto? (Plek 14) Arie Slob
#5
Wat is de naam van het Instragramaccount van Joke? Zij werd tijdens de coronacrisis bekend vanwege haar muzikale kunsten. (Plek 17) orgeljoke
#6
Wie won dit jaar het tweede seizoen van The Masked Singer? (Plek 6) Jan Dulles
#7
Wie of wat stond in 2020 een groot deel van het jaar op nummer 1 in de Top 40? The Weeknd(Plek 31)
#8
Dit jaar vertrok het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Hoe lang zijn ze lid geweest van de Europese Unie? (Plek 16) 47 jaar
#9
Na de Lion King en Aladdin was het tijd voor de volgende live-action film. Hoe heet deze Oosterse Disney-klassieker? (Plek 13) Mulan
#10
In mei zorgde het gewelddadige politieoptreden voor de dood van een Afro-Amerikaanse man. Wat was zijn naam? (Plek 19) George Floyd
#11
Snelle is de meest beluisterde artiest op Spotify dit jaar. Hij heet natuurlijk geen Snelle, hoe heet hij wél? (Plek 2) Lars Bos
#12
Dankzij bovenstaande TikTok werd dit nummer opeens populair! Hoe heet de challenge of nummer van dit liedje? (Plek 3) Supalonely
#13
Dit programma begon al in 2006, maar kreeg dit jaar pas een Televizierring. Over welk programma hebben we het? (Plek 10) Over mijn lijk
#14
Welk Nederlands bedrijf krijgt 3,4 miljard (!) overheidssteun vanwege de enorme verliezen door de coronacrisis? (Plek 21) KLM
#15
Hierboven zie je de populairste video’s van een bekende YouTuber. Maar van wie is dit kanaal? (Plek 15) GameMeneer
#16
Hoe heet de mopperende buurman uit Sesamstraat die begin dit jaar op 81-jarige leeftijd overleed? (Plek 1) Aart Staartjes
#17
Waar staat bovenstaand logo voor? (Plek 4) iOS 14
#18
Hoe heet de CDA-minister die ook wel de “coronaminister” wordt genoemd? (Plek 30) Hugo de Jonge
#19
Op welke dag ging Nederland in een “intelligente lockdown”? (Plek 9) Vijftien maart
#20
Begin dit jaar kwam deze Nederlandse make-up artieste “uit de kast” als transvrouw. Over wie hebben we het? (Plek 11) Nikkie de Jager
#21
De winter van 2019-2020 stond in de teken van natuurbranden. Niet in Nederland natuurlijk, maar waar werd 11 miljoen hectare grond door brand verwoest? (Plek 8) Australië
#22
Met wie maakte Snelle dit jaar een coronacover van het nummer “15 miljoen mensen” uit 1996? (Plek 22) Davina Michelle
#23
Veel Nederlanders keken naar CNN tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Dichterbij ligt Duitsland, wie is daar nog 1 jaar de baas?(Plek 28) Angela Merkel
#24
Wie of wat heeft als eerste 100 miljoen volgers op TikTok? (Plek 29) Charli D’Amelio
#25
Tijdens de lockdown werd de documentaire Tiger King op Netflix erg populair. Hoe heet de persoon waar het allemaal om draait? (Plek 25) Joe Exotic
#26
In de game The Last of Us Part II draait het om Joel en? (Plek 7) Ellie
#27
Welke voetbalclub werd “gered” door de coronacrisis en hoefde dit voetbalseizoen niet te degraderen? (Plek 18) RKC Waalwijk
#28
Hoe heet de beruchte president van Suriname die na 10 jaar plaats moest maken voor zijn opvolger? (Plek 12) Desi Bouterse
#29
Zij noemt hem gewoon oom Alexander. Wie is zij? (Plek 26) Eloise van Oranje
#30
In welke Nederlandse dierentuin werd het Aziatische olifantje Vinh geboren? (Plek 23) Artis
#31
Welke Bram heeft een Nederlands record op Instagram én nu deze tattoo op zijn borst? (Plek 5) Krikke
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1
… (1) … waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht Artikel 158: Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van … (2) … twee jaren of geldboete, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Tekst 1 is een fragment uit het Wetboek van Strafrecht.
Wat moet op de puntjes in tekst 1 worden ingevuld?
A. 1 Misdrijven, 2 ten hoogste.
B. 1 Misdrijven, 2 ten minste.
C. 1 Overtredingen, 2 ten hoogste.
D. 1 Overtredingen, 2 ten minste.
A. (1) Misdrijven (2) ten hoogste.
Opdracht 2
Strafbaar gedrag kan onder andere staan in:
a. De Opiumwet.
b. De Wegenverkeerswet.
c. De Wet op wapens en munitie.
d. Het Wetboek van Strafrecht.
Hieronder staan vier strafbare feiten.
1. Joyriding.
2. Openbare dronkenschap.
3. Rijden onder invloed.
4. Xtc-productie.
Geef van elk strafbaar feit aan in welke wet of wetboek het strafbare feit staat. Let op: niet elke wet of wetboek hoeft in je antwoord voor te komen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. Joyriding staat in …
2. Openbare dronkenschap staat in …
3. Rijden onder invloed staat in …
4. Xtc-productie staat in …
1. Joyriding staat in: b / de Wegenverkeerswet.
2. Openbare dronkenschap staat in: d / het Wetboek van Strafrecht.
3. Rijden onder invloed staat in: b / de Wegenverkeerswet.
4. Xtc-productie staat in: a / de Opiumwet.
Afbeelding 1: Watervogels liever niet voeren!
Watervogels liever niet voeren!
Brood is ongezond voor watervogels. Ze worden er ziek van.
Voer trekt ratten en ander ongedierte aan.
Het water wordt troebel en gaat stinken.
Overmatig voeren verstoort het natuurlijke gedrag.
Welke van de volgende beweringen is van toepassing op afbeelding 1?
Op het bord:
A. staat een geschreven regel. Je kunt een boete krijgen bij overtreding.
B. staat een geschreven regel. De regel is namelijk opgeschreven op het bord.
C. staat een ongeschreven regel. Je kunt een boete krijgen bij overtreding.
D. staat een ongeschreven regel. Je kunt hier dus geen boete voor krijgen.
D. staat een ongeschreven regel. Je kunt hier dus geen boete voor krijgen.
Opdracht 4
Het aantal geregistreerde gevallen van diefstal is meestal lager dan het aantal werkelijk gepleegde gevallen van diefstal. Geef hiervoor twee verklaringen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Verklaring 1: …
Verklaring 2: …
Verklaring 1: Niet alle diefstallen worden aangegeven (bij de politie).
Verklaring 2: Niet alle diefstallen worden door de politie ontdekt/opgespoord.
Ook goed rekenen: De politie kan fouten maken bij het registreren (van diefstallen).
Opmerking: Het antwoord ‘fouten van de politie’ zonder dat duidelijk is gemaakt dat het om registratiefouten gaat, mag niet goed gerekend worden.
Opdracht 5
Uit onderzoek blijkt dat beeldvorming over criminaliteit niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Wat kan daarvan een oorzaak zijn?
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
B. De scheiding der machten speelt hier een grote rol in.
C. Criminaliteit is een onbelangrijk thema voor de media.
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
Tekst 2: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken de schade vaak vergoeden.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Van Dam kan weten dat er weinig aangifte wordt gedaan omdat hij de politiestatistieken kan inzien.
Waarop worden politiestatistieken gebaseerd?
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
B. Daderonderzoek en slachtofferonderzoek.
C. Door de politie opgespoorde zaken en daderonderzoek.
D. Slachtofferonderzoek en aangiften.
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
Tekst 3: Kritiek op niet bekeuren Rico Verhoeven
De wijkagent die wereldkampioen kickboksen Rico Verhoeven geen boete gaf nadat Verhoeven zijn peperdure sportwagen op een strook voor voetgangers had geparkeerd, trekt zich niets aan van de kritiek daarop. “Ik heb gewoon die bevoegdheid.”
Verhoeven kwam in het centrum van Dordrecht weg met een waarschuwing. “Bleek om Rico Verhoeven te gaan, maar bij een waarschuwing gelaten”, grapte de wijkagent daarna op Instagram. Op die opmerking kwam veel kritiek op sociale media.
De reacties op de sociale media zijn talrijk. “Als ik dat doe, heb ik gelijk de Handhaving op mijn dak”, zegt iemand. Volgens een ander wordt met twee maten gemeten.
Een rechtsstaat heeft een aantal kenmerken. Aan welk kenmerk van de rechtsstaat wordt volgens de reacties op social media in tekst 3 NIET voldaan?
A. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B. De rechterlijke macht is onpartijdig en onafhankelijk.
C. Er is sprake van machtenscheiding.
D. Er is sprake van rechtszekerheid.
E. Alle burgers hebben grondrechten.
A. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
Tekst 4: Vandalen laten water weglopen bij zwembad
Bij het vullen van een zwembad in Waalwijk is zo’n 650.000 liter water weggelopen. Vandalen hebben de slang, waardoor het water het bad in stroomde, op het droge gegooid.
Het terrein rond het zwembad stroomde vol water, waardoor grasmatten vernield zijn. Ook zijn er betonnen banken en lichtmasten uit de grond getrokken. Volens Omroep Brabant schat de gemeente de herstelkosten op tienduizenden euro’s.
a) Vandalisme is een voorbeeld van veelvoorkomende criminaliteit. In tekst 4 staat een kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit.
Welk kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit is te herkennen in tekst 4?
Het veroorzaakt veel schade.
b) Noem nog een kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit.
Bijvoorbeeld: Het gaat om massaal voorkomende strafbaar gestelde gedragingen. Of: Het is hinderlijk en bevordert de gevoelens van onveiligheid.
Tekst 5
Als bijvoorbeeld arbeidsmigranten die het Nederlands niet goed beheersen, een zwaardere straf krijgen omdat met hen op de rechtszitting niet goed te praten valt, en ze een celstraf krijgen terwijl iemand anders in een soortgelijke zaak een taakstraf zou hebben gekregen.
Welke van de volgende beweringen is van toepassing op afbeelding 1?
Op het bord:
A. staat een geschreven regel. Je kunt een boete krijgen bij overtreding.
B. staat een geschreven regel. De regel is namelijk opgeschreven op het bord.
C. staat een ongeschreven regel. Je kunt een boete krijgen bij overtreding.
D. staat een ongeschreven regel. Je kunt hier dus geen boete voor krijgen.
D. staat een ongeschreven regel. Je kunt hier dus geen boete voor krijgen.
Opdracht 2
In het Wetboek van Strafrecht staat een groot aantal artikelen.
Waarin zijn die artikelen te verdelen?
A. In delicten en strafbare feiten.
B. In misdrijven en strafbare feiten.
C. In overtredingen en delicten.
D. In overtredingen en misdrijven.
D. In overtredingen en misdrijven.
Opdracht 3
Spanning, geringe pakkans en groepsgedrag zijn oorzaken van een bepaalde vorm van criminaliteit.
Welke vorm van criminaliteit is dat?
A. Internationale vrouwenhandel.
B. Ontvoeringen.
C. Veelvoorkomende criminaliteit.
D. Zware georganiseerde misdaad.
C. Veelvoorkomende criminaliteit.
Tekst 1: Vandalen laten water weglopen bij zwembad
Bij het vullen van een zwembad in Waalwijk is zo’n 650.000 liter water weggelopen. Vandalen hebben de slang, waardoor het water het bad in stroomde, op het droge gegooid.
Het terrein rond het zwembad stroomde vol water, waardoor grasmatten vernield zijn. Ook zijn er betonnen banken en lichtmasten uit de grond getrokken. Volens Omroep Brabant schat de gemeente de herstelkosten op tienduizenden euro’s.
a) Vandalisme is een voorbeeld van veelvoorkomende criminaliteit. In tekst 1 staat een kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit.
Welk kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit is te herkennen in tekst 1?
Het veroorzaakt veel schade.
b) Noem nog een kenmerk van veelvoorkomende criminaliteit.
Bijvoorbeeld: Het gaat om massaal voorkomende strafbaar gestelde gedragingen. Of: Het is hinderlijk en bevordert de gevoelens van onveiligheid.
Tekst 2: Kritiek op niet bekeuren Rico Verhoeven
De wijkagent die wereldkampioen kickboksen Rico Verhoeven geen boete gaf nadat Verhoeven zijn peperdure sportwagen op een strook voor voetgangers had geparkeerd, trekt zich niets aan van de kritiek daarop. “Ik heb gewoon die bevoegdheid.”
Verhoeven kwam in het centrum van Dordrecht weg met een waarschuwing. “Bleek om Rico Verhoeven te gaan, maar bij een waarschuwing gelaten”, grapte de wijkagent daarna op Instagram. Op die opmerking kwam veel kritiek op sociale media.
De reacties op de sociale media zijn talrijk. “Als ik dat doe, heb ik gelijk de Handhaving op mijn dak”, zegt iemand. Volgens een ander wordt met twee maten gemeten.
Een rechtsstaat heeft een aantal kenmerken. Aan welk kenmerk van de rechtsstaat wordt volgens de reacties op social media in tekst 2 NIET voldaan?
A. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B. De rechterlijke macht is onpartijdig en onafhankelijk.
C. Er is sprake van machtenscheiding.
A. Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
Opdracht 6
Nederland heeft een aantal uitgangspunten in het strafrecht en het strafproces.
Welke van de volgende uitgangspunten geldt in Nederland?
In Nederland:
A. bepaalt een jury of een verdachte schuldig is.
B. geldt voor alle leeftijden hetzelfde strafrecht.
C. is iemand schuldig totdat een rechter de verdachte onschuldig acht.
D. wordt rekening gehouden met de achtergronden van de dader.
D. wordt rekening gehouden met de achtergronden van de dader.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1
… (1) … waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht Artikel 158: Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van … (2) … twee jaren of geldboete, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.
Tekst 1 is een fragment uit het Wetboek van Strafrecht.
Wat moet op de puntjes in tekst 1 worden ingevuld?
A. 1 Misdrijven, 2 ten hoogste.
B. 1 Misdrijven, 2 ten minste.
C. 1 Overtredingen, 2 ten hoogste.
D. 1 Overtredingen, 2 ten minste.
A. (1) Misdrijven (2) ten hoogste.
Opdracht 2
Strafbaar gedrag kan onder andere staan in:
a. De Opiumwet.
b. De Wegenverkeerswet.
c. De Wet op wapens en munitie.
d. Het Wetboek van Strafrecht.
Hieronder staan vier strafbare feiten.
1. Joyriding.
2. Openbare dronkenschap.
3. Rijden onder invloed.
4. Xtc-productie.
Geef van elk strafbaar feit aan in welke wet of wetboek het strafbare feit staat. Let op: niet elke wet of wetboek hoeft in je antwoord voor te komen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. Joyriding staat in …
2. Openbare dronkenschap staat in …
3. Rijden onder invloed staat in …
4. Xtc-productie staat in …
1. Joyriding staat in: b / de Wegenverkeerswet.
2. Openbare dronkenschap staat in: d / het Wetboek van Strafrecht.
3. Rijden onder invloed staat in: b / de Wegenverkeerswet.
4. Xtc-productie staat in: a / de Opiumwet.
Afbeelding 1: Watervogels liever niet voeren!
Watervogels liever niet voeren!
Brood is ongezond voor watervogels. Ze worden er ziek van.
Voer trekt ratten en ander ongedierte aan.
Het water wordt troebel en gaat stinken.
Overmatig voeren verstoort het natuurlijke gedrag.
Welke van de volgende beweringen is van toepassing op afbeelding 1?
Op het bord:
A. staat een geschreven regel. De politie kan dus boetes uitdelen bij overtreding.
B. staat een geschreven regel. De regel is namelijk opgeschreven op het bord.
C. staat een ongeschreven regel. Boa’s mogen boetes uitdelen bij overtreding van de regel.
D. staat een ongeschreven regel. Er mag geen boete worden uitgedeeld bij overtreding van de regel.
D. staat een ongeschreven regel. Er mag geen boete worden uitgedeeld bij overtreding van de regel.
Opdracht 4
Het aantal geregistreerde gevallen van diefstal is meestal lager dan het aantal werkelijk gepleegde gevallen van diefstal. Geef hiervoor twee verklaringen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Verklaring 1: …
Verklaring 2: …
Verklaring 1: Niet alle diefstallen worden aangegeven (bij de politie).
Verklaring 2: Niet alle diefstallen worden door de politie ontdekt/opgespoord.
Ook goed rekenen: De politie kan fouten maken bij het registreren (van diefstallen).
Opmerking: Het antwoord ‘fouten van de politie’ zonder dat duidelijk is gemaakt dat het om registratiefouten gaat, mag niet goed gerekend worden.
Opdracht 5
Uit onderzoek blijkt dat beeldvorming over criminaliteit niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Wat kan daarvan een oorzaak zijn?
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
B. De scheiding der machten speelt hier een grote rol in.
C. Criminaliteit is een onbelangrijk thema voor de media.
A. De manier waarop over criminaliteit in de media wordt bericht.
Tekst 2: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken de schade vaak vergoeden.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Van Dam kan weten dat er weinig aangifte wordt gedaan omdat hij de politiestatistieken kan inzien.
Waarop worden politiestatistieken gebaseerd?
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
B. Daderonderzoek en slachtofferonderzoek.
C. Door de politie opgespoorde zaken en daderonderzoek.
D. Slachtofferonderzoek en aangiften.
A. Aangiften en de door de politie opgespoorde zaken.
Tekst 3: Alle sisverbod-zaken Rotterdam van de baan
Justitie in Rotterdam seponeert alle zaken rond het zogeheten sisverbod. De gemeente voerde het sisverbod drie jaar geleden in. Mannen die vrouwen en LHBTI+’ers* op straat lastigvielen, intimideerden en bijvoorbeeld naar ze sisten, riskeerden sindsdien een boete van 200 euro.
Tegen één man werd een proefproces gevoerd tot bij het gerechtshof in Den Haag. Dat oordeelde eind vorig jaar dat het verbod juridisch niet houdbaar is, omdat er geen wet is die straatintimidatie verbiedt.
* De afkorting LHBTI+ staat onder andere voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen.
Aan de uitspraak van het gerechtshof in tekst 3 kun je zien dat Nederland een rechtsstaat is. Een kenmerk van een rechtsstaat is dat er sprake is van machtenscheiding.
Welk ander kenmerk van een rechtsstaat is te herkennen in de uitspraak van het gerechtshof? Leg je antwoord uit. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Een ander kenmerk is … , want …
Bijvoorbeeld:
– Een ander kenmerk is het legaliteitsbeginsel / het handelen van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet, want de rechter zegt dat je geen burgers mag vervolgen voor iets dat niet in de wet strafbaar gesteld is.
Of:
– Een ander kenmerk is dat er grondrechten zijn, want een grondrecht is het legaliteitsbeginsel / want de rechter zegt dat je geen burgers mag vervolgen voor iets dat niet in de wet strafbaar gesteld is.
Of:
– Een ander kenmerk is dat de rechters onafhankelijk zijn, want een rechter stelt de overheid in het ongelijk en de overheid moet daarom haar beleid veranderen.
Tekst 4: OM wil af van briefgeheim op pakketjes
Het Openbaar Ministerie (OM) wil verdachte postpakketten direct kunnen openen. Het gaat om pakketten die zijn verstuurd via PostNL, waar mogelijk drugs of andere illegale goederen in zitten.
Het briefgeheim maakt het openen van postpakketten en de opsporing van de daders lastig en tijdrovend. Het briefgeheim moet daarom worden opgeheven, zegt een officier van justitie in het tv-programma Nieuwsuur. Het briefgeheim staat in de Grondwet.
In een rechtsstaat heeft de overheid twee taken, die met elkaar kunnen botsen. Een van deze taken is rechtshandhaving.
In tekst 4 staat dat het OM verdachte postpakketten direct wil kunnen openen en daarom het briefgeheim wil afschaffen.
Leg uit met welke ándere taak van de overheid deze wens van het OM kan botsen. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Deze wens van het OM kan botsen met de taak …, want …
Deze wens van het OM kan botsen met de taak rechtsbescherming, want:
– het briefgeheim is een recht dat in de Grondwet staat en de overheid moet dit grondrecht van de burger beschermen.
Of:
– het opheffen/afschaffen van het briefgeheim gaat ten koste van de privacy van de verzender en de ontvanger van de pakketten.
Tekst 5
Als bijvoorbeeld arbeidsmigranten die het Nederlands niet goed beheersen, een zwaardere straf krijgen omdat met hen op de rechtszitting niet goed te praten valt, en ze een celstraf krijgen terwijl iemand anders in een soortgelijke zaak een taakstraf zou hebben gekregen.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Tieners hard aangepakt: uren in de cel voor stelen koekje
Een rol koekjes, lipgloss, een zak snoep of een blikje fris. Een minderjarige die een van deze producten zonder afrekenen in zijn jaszak of rugzak stopt, de winkel uitloopt en wordt betrapt, hoeft niet meer te rekenen op slechts een goed gesprek. “Tegenwoordig is het bijna zeker dat je staande wordt gehouden en mee moet naar het politiebureau”, zegt een jeugdadvocaat.
Tessa (15 jaar) heeft lipgloss gestolen bij een drogisterij. Hieronder staan vijf verrichtingen van de politie.
De politie mag Tessa: 1. naar een ID-bewijs vragen. 2. fouilleren. 3. maximaal 160 uur vasthouden voor verhoor. 4. arresteren op straat. 5. direct een leerstraf opleggen.
Welke drie verrichtingen mag de politie uitvoeren zonder toestemming van de officier van justitie? Schrijf de drie juiste nummers op.
1, 2 en 4.
Tekst 2: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen. De boa’s krijgen naar eigen zeggen steeds vaker te maken met agressie. Ze demonstreerden de afgelopen weken in verschillende plaatsen, waaronder Amsterdam.
Hieronder staan vier uitspraken over de rol en bevoegdheden van boa’s.
1. Boa’s controleren of burgers zich aan regels houden en mogen boetes uitdelen bij overtredingen.
2. Boa’s hebben dezelfde bevoegdheden als politieagenten.
3. De taak van boa’s is het ondersteunen van de politie bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
4. Een boete die door een boa is uitgedeeld is definitief. Die boete mag dus niet bij een rechter worden aangevochten.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Tekst 3: Veroordeelde moet door corona maanden langer wachten op begin werkstraf: ‘Ik wil er gewoon zo snel mogelijk van af’
Aan het begin van de coronacrisis lag de uitvoering van werkstraffen zo’n drie maanden zelfs helemaal stil. Waar Reclassering Nederland in 2019 ruim 28.000 werkstraffen begeleidde, waren dat er in 2020 maar iets meer dan 15.000. Gemiddeld duurt het gehele traject van een werkstraf nu twee maanden langer dan voor corona, aldus de reclassering.
Welke taak van de reclassering herken je in tekst 3?
A. Advies geven aan rechter en OM.
B. Begeleiden van daders.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
D. Opsporing van strafbare feiten.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
Tekst 4: Agent vrijgesproken van mishandeling bij arrestatie
Een politieagent die bij een aanhouding een trap en een knietje uitdeelde, is door de rechtbank vrijgesproken van mishandeling. De agent tegen wie het Openbaar Ministerie 24 uur werkstraf had geëist, heeft volgens de rechter geen disproportioneel* geweld gebruikt.
Een agent mag volgens de wet onder bepaalde voorwaarden geweld gebruiken. Een rechter kan die beslissing achteraf wel toetsen, maar dient terughoudend te zijn in het beoordelen van de keuzes die de politie in stressvolle situaties maakt, aldus het vonnis.
* Disproportioneel geweld = meer geweld dan nodig was in die situatie.
Hieronder staan vier uitspraken over de rechtszaak tegen de agent uit tekst 4.
1. De politieagent kan volgens de wet niet schuldig zijn omdat hij agent is.
2. De politieagent stond terecht voor een delict uit de Opiumwet.
3. De politieagent werd verdacht van een misdrijf.
4 .De rechter heeft de eis van het Openbaar Ministerie overgenomen.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Opdracht 5
Bekijk de strip hierboven.
Welke personen spreken op de vier plaatjes in de strip? Kies telkens uit: de verdachte; de rechter; de officier van justitie; de advocaat.
Doe het zo: Neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Plaatje 1 = …
Plaatje 2 = …
Plaatje 3 = …
Plaatje 4 = …
Plaatje 1 = de officier van justitie.
Plaatje 2 = de advocaat.
Plaatje 3 = de verdachte.
Plaatje 4 = de rechter.
Tekst 5: In cassatie
M. de J. gaat in cassatie tegen zijn veroordeling voor de moord op zakenman Koen Everink. M. de J. heeft altijd ontkend dat hij iets met de dood van de zakenman te maken heeft gehad.
Welke rechterlijke instantie gaat de zaak van M. de J. behandelen?
A. De Hoge Raad.
B. De rechtbank.
C. Een gerechtshof.
A. De Hoge Raad.
Tekst 6: Alle sisverbod-zaken Rotterdam van de baan
Justitie in Rotterdam seponeert alle zaken rond het zogeheten sisverbod. De gemeente voerde het sisverbod drie jaar geleden in. Mannen die vrouwen en LHBTI+’ers* op straat lastigvielen, intimideerden en bijvoorbeeld naar ze sisten, riskeerden sindsdien een boete van 200 euro.
Tegen één man werd een proefproces gevoerd tot bij het gerechtshof in Den Haag. Dat oordeelde eind vorig jaar dat het verbod juridisch niet houdbaar is, omdat er geen wet is die straatintimidatie verbiedt. Het openbaar ministerie denkt nu dat … tegen die uitspraak geen zin heeft.
* De afkorting LHBTI staat onder andere voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen.
Wat moet er op de puntjes in tekst 6 worden ingevuld?
A. Een strafeis uitspreken.
B. In cassatie gaan.
C. In hoger beroep gaan.
B. In cassatie gaan.
Tekst 7: Jongen (12) vast voor steekpartij en beroving leeftijdgenoot
De politie heeft een 12-jarige jongen uit Rotterdam aangehouden voor een gewelddadige beroving bij metrostation Slinge. Die beroving ging gepaard met een steekpartij waarbij het slachtoffer, een eveneens 12-jarige jongen, gewond raakte.
Welke uitspraak is het meest van toepassing op de verdachte uit de tekst?
De verdachte:
A. kan vanwege zijn leeftijd niet worden vervolgd door het Openbaar Ministerie.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
C. zal een leerstraf opgelegd krijgen van de kantonrechter.
D. zal vanwege de ernst van het delict berecht worden volgens het volwassenenstrafrecht.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
Opdracht 9
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Hieronder staan vier beweringen over de positie van het slachtoffer in het strafrecht.
Geef van elke bewering aan of deze juist of onjuist is.
1. Slachtoffers hebben het recht om in de rechtszaal te spreken.
2. Slachtoffers hebben recht op slachtofferhulp.
3. Slachtoffers kunnen ondersteuning van de reclassering krijgen.
4. Slachtoffers kunnen via de officier van justitie vragen om een schadevergoeding.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Tieners hard aangepakt: uren in de cel voor stelen koekje
Een rol koekjes, lipgloss, een zak snoep of een blikje fris. Een minderjarige die een van deze producten zonder afrekenen in zijn jaszak of rugzak stopt, de winkel uitloopt en wordt betrapt, hoeft niet meer te rekenen op slechts een goed gesprek. “Tegenwoordig is het bijna zeker dat je staande wordt gehouden en mee moet naar het politiebureau”, zegt een jeugdadvocaat.
Tessa (15 jaar) heeft lipgloss gestolen bij een drogisterij. Hieronder staan vijf verrichtingen van de politie.
De politie mag Tessa 1. naar een ID-bewijs vragen. 2. fouilleren. 3. maximaal 160 uur vasthouden voor verhoor. 4. arresteren op straat. 5. direct een leerstraf opleggen.
Welke drie verrichtingen mag de politie uitvoeren zonder toestemming van de officier van justitie? Schrijf de drie juiste nummers op.
1, 2 en 4.
Tekst 2: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen. De boa’s krijgen naar eigen zeggen steeds vaker te maken met agressie. Ze demonstreerden de afgelopen weken in verschillende plaatsen, waaronder Amsterdam.
Hieronder staan vier uitspraken over de rol en bevoegdheden van boa’s.
1. Boa’s controleren of burgers zich aan regels houden en mogen boetes uitdelen bij overtredingen.
2. Boa’s hebben dezelfde bevoegdheden als politieagenten.
3. De taak van boa’s is het ondersteunen van de politie bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
4. Een boete die door een boa is uitgedeeld is definitief en mag dus niet bij een rechter worden aangevochten.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Tekst 3: Veroordeelde moet door corona maanden langer wachten op begin werkstraf: ‘Ik wil er gewoon zo snel mogelijk van af’
Aan het begin van de coronacrisis lag de uitvoering van werkstraffen zo’n drie maanden zelfs helemaal stil. Waar Reclassering Nederland in 2019 ruim 28.000 werkstraffen begeleidde, waren dat er in 2020 maar iets meer dan 15.000. Gemiddeld duurt het gehele traject van een werkstraf nu twee maanden langer dan voor corona, aldus de reclassering.
Welke taak van de reclassering herken je in tekst 3?
A. Advies geven aan rechter en OM.
B. Begeleiden van daders.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
D. Opsporing van strafbare feiten.
C. Werkstraffen laten uitvoeren.
Tekst 4: Agent vrijgesproken van mishandeling bij arrestatie
Een politieagent die bij een aanhouding een trap en een knietje uitdeelde, is door de rechtbank vrijgesproken van mishandeling. De agent tegen wie het Openbaar Ministerie 24 uur werkstraf had geëist, heeft volgens de rechter geen disproportioneel* geweld gebruikt.
Een agent mag volgens de wet onder bepaalde voorwaarden geweld gebruiken. Een rechter kan die beslissing achteraf wel toetsen, maar dient terughoudend te zijn in het beoordelen van de keuzes die de politie in stressvolle situaties maakt, aldus het vonnis.
* Disproportioneel geweld = meer geweld dan nodig was in die situatie.
Hieronder staan vier uitspraken over de rechtszaak tegen de agent uit tekst 4.
1. De politieagent kan volgens de wet niet schuldig zijn omdat hij agent is.
2. De politieagent stond terecht voor een delict uit de Opiumwet.
3. De politieagent werd verdacht van een misdrijf.
4 .De rechter heeft de eis van het Openbaar Ministerie overgenomen.
Geef per uitspraak aan of die juist of onjuist is. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan met juist of onjuist.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Onjuist.
2 = Onjuist.
3 = Juist.
4 = Onjuist.
Opdracht 5
Hieronder staat een aantal handelingen die plaatsvinden in een rechtszitting.
1. Het houden van een pleidooi.
2. Het houden van een requisitoir.
3. Het ondervragen van de verdachte.
4. Het ondervragen van getuigen.
5. Het uitspreken van een vonnis.
6. Het voorlezen van de tenlastelegging.
Geef voor elke handeling aan wie deze uitvoert of uitvoeren. Kies uit de volgende drie functionarissen: de advocaat, de officier van justitie en de rechter.
Let op: een handeling kan ook door meer dan één functionaris worden uitgevoerd.
1: De advocaat.
2: De officier van justitie.
3: De advocaat, de officier van justitie en de rechter.
4: De advocaat, de officier van justitie en de rechter.
5: De rechter.
6: De officier van justitie.
Nummer 3 en 4 mogen alleen goed gerekend worden als alle drie de functionarissen genoemd zijn.
Opdracht 6
In Nederland heeft de Hoge Raad onder andere de taak om uitleg te geven over een wet, als niet helemaal duidelijk is hoe die wet toegepast moet worden. Welk begrip past bij deze taak van de Hoge Raad?
A. Fatsoensregels.
B. Jurisprudentie.
C. Klassenjustitie.
D. Rechtsongelijkheid.
B. Jurisprudentie.
Tekst 5: Alle sisverbod-zaken Rotterdam van de baan
Justitie in Rotterdam seponeert alle zaken rond het zogeheten sisverbod. De gemeente voerde het sisverbod drie jaar geleden in. Mannen die vrouwen en LHBTI+’ers* op straat lastigvielen, intimideerden en bijvoorbeeld naar ze sisten, riskeerden sindsdien een boete van 200 euro.
Tegen één man werd een proefproces gevoerd tot bij het gerechtshof in Den Haag. Dat oordeelde eind vorig jaar dat het verbod juridisch niet houdbaar is, omdat er geen wet is die straatintimidatie verbiedt. Het openbaar ministerie denkt nu dat … tegen die uitspraak geen zin heeft.
* De afkorting LHBTI+ staat onder andere voor lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen.
Wat moet er op de puntjes in tekst 5 worden ingevuld?
A. Een strafeis uitspreken.
B. In cassatie gaan.
C. In hoger beroep gaan.
B. In cassatie gaan.
Tekst 6: Jongen (12) vast voor steekpartij en beroving leeftijdgenoot
De politie heeft een 12-jarige jongen uit Rotterdam aangehouden voor een gewelddadige beroving bij metrostation Slinge. Die beroving ging gepaard met een steekpartij waarbij het slachtoffer, een eveneens 12-jarige jongen, gewond raakte.
Welke uitspraak is het meest van toepassing op de verdachte uit de tekst?
De verdachte
A. kan vanwege zijn leeftijd niet worden vervolgd door het Openbaar Ministerie.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
C. zal een leerstraf opgelegd krijgen van de kantonrechter.
D. zal vanwege de ernst van het delict berecht worden volgens het volwassenenstrafrecht.
B. wordt verdacht van het plegen van een geweldsmisdrijf.
Opdracht 9
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de positie van het slachtoffer in het strafrecht. Hieronder staan vier beweringen over de positie van het slachtoffer in het strafrecht.
Geef van elke bewering aan of deze juist of onjuist is.
1. Slachtoffers hebben het recht om in de rechtszaal te spreken.
2. Slachtoffers hebben recht op slachtofferhulp.
3. Slachtoffers kunnen ondersteuning van de reclassering krijgen.
4. Slachtoffers kunnen via de officier van justitie vragen om een schadevergoeding.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 = …
2 = …
3 = …
4 = …
1 = Juist.
2 = Juist.
3 = Onjuist.
4 = Juist.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn zes eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Overtreding
Als de politie een overtreding constateert, maakt deze … op. Dat is een verslag van de politie over alle stappen die de politie heeft gezet in het onderzoek.
Wanneer de politie een misdrijf constateert, doet ze onderzoek. Hier hoort het verslag van het verhoor van de verdachte bij en ook de verklaringen van getuigen. De term … verwijst meestal naar het officiële document, waarin de persoonsgegevens van het slachtoffer van een misdrijf staan, naast die van de dader, het tijdstip en de plaats ervan.
a) Wat moet tweemaal op de puntjes in tekst 1 worden ingevuld?
A. Politiestatistieken.
B. Proces-verbaal.
C. Tenlastelegging.
B. Proces-verbaal.
b) Wie geeft er leiding aan een onderzoek van de politie?
A. Een advocaat.
B. Een burgemeester.
C. Een hoofdcommissaris van politie.
D. Een officier van justitie.
D. Een officier van justitie.
Tekst 2: In cassatie
M. de J. gaat in cassatie tegen zijn veroordeling voor de moord op zakenman Koen Everink. M. de J. heeft altijd ontkend dat hij iets met de dood van de zakenman te maken heeft gehad.
Welke rechterlijke instantie gaat de zaak van M. de J. behandelen?
A. De Hoge Raad.
B. De rechtbank.
C. Een gerechtshof.
A. De Hoge Raad.
Tekst 3: Vandalen zwembad melden zich De vandalen die de vernielingen hebben aangericht bij het zwembad van Wieringerwaard hebben zich gemeld bij de politie. Om hoeveel personen het gaat en waar zij vandaan komen is niet bekend. Wel is bekend dat zij een gepaste maatregel van bureau Halt krijgen opgelegd.
Welke sanctie kunnen de vandalen verwachten bij bureau Halt?
Zij kunnen:
A. een geldboete krijgen.
B. een gevangenisstraf krijgen.
C. een werk- of leerstraf krijgen.
D. in hechtenis worden gezet.
C. een werk- of leerstraf krijgen.
Opdracht 4
Bekijk de strip hierboven.
Welke personen spreken op de vier plaatjes in de strip? Kies telkens uit: de verdachte; de rechter; de officier van justitie; de advocaat.
Doe het zo: Neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Plaatje 1 = …
Plaatje 2 = …
Plaatje 3 = …
Plaatje 4 = …
Plaatje 1 = de officier van justitie.
Plaatje 2 = de advocaat.
Plaatje 3 = de verdachte.
Plaatje 4 = de rechter.
Opdracht 5
Een slachtoffer van een delict heeft een aantal rechten. Welk recht heeft een slachtoffer van een delict niet?
A. Het bepalen van de hoogte van de straf voor de dader.
B. Het vragen van een schadevergoeding van de dader.
C. Spreekrecht tijdens een rechtszitting.
D. Slachtofferhulp.
A. Het bepalen van de hoogte van de straf voor de dader.
Tekst 4: Verdachten fatale steekpartij voor rechter Twee Amsterdamse verdachten van een dodelijke steekpartij staan voor de rechtbank. Bij de steekpartij kwam een 19-jarige jongen uit Rotterdam om het leven.
Het OM verdenkt de twee 20-jarige Amsterdammers van doodslag. De verdachten zouden het slachtoffer met een of meer messen in de borst en/of buik hebben gestoken, stelt het OM in …
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Verdachten van moord raakten ‘in paniek’
In zeventien seconden was het voorbij, de schermutseling die JR.G. het leven kostte. Het gebeurde bij de ingang van een flat. Een steek met een mes werd de 19-jarige rapper fataal.
De verdachten van de moord stonden voor de rechter. A.F. (20) en Y.A. (21) waren lid van een rivaliserende rapgroep. De ontmoeting in het portiek was toeval, zeiden ze. Die messen hadden ze bij zich omdat ze zich onveilig voelden na eerdere steekincidenten van vrienden en omdat ze later die avond een videoclip zouden opnemen.
De kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag neemt toe als kinderen te kampen hebben met een opeenstapeling van elkaar versterkende risicofactoren.
Noem twee van die mogelijke risicofactoren die van toepassing kunnen zijn op de verdachten uit tekst 1.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
– Het hebben van foute vrienden.
– Groepsdruk.
– Psychische problemen of gedragsproblemen.
– Een onveilige opvoeding.
– Problematisch drank- en/of drugsgebruik.
NB: Ook goed rekenen: Bij je hebben van wapen / mes.
Tekst 2: Woning, werk, wederhelft
Een oude wijsheid is dat recidive het best kan worden voorkomen door het garanderen van huisvesting, een baan en een vaste relatie. In dit verband wordt vaak gesproken van de drie W’s: ‘woning, werk en wederhelft’.
Er zijn verschillende theorieën die proberen te verklaren waarom criminaliteit ontstaat.
Welke theorie paste het beste bij tekst 2?
A. De anomietheorie.
B. De bindingstheorie.
C. De etikettentheorie.
D. De neutraliseringstheorie.
D. De neutraliseringstheorie.
Opdracht 3
De overheid kan verschillende soorten maatregelen tegen criminaliteit nemen. Hieronder staat een aantal maatregelen.
Geef van elke maatregel aan of deze valt onder repressief beleid of onder preventief beleid.
1. Meer verlichting langs donkere wegen.
2. Uitbreiding van het aantal gevangeniscellen.
3. Verbeteren van de werkgelegenheid.
4. Vergroten van de sociale controle.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. 1 = … beleid.
2 = … beleid.
3 = … beleid.
4 = … beleid.
1 = Preventief beleid.
2 = Repressief beleid.
3 = Preventief beleid.
4 = Preventief beleid.
Tekst 3: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Onder meer uit schaamte, maar ook omdat bijvoorbeeld banken de schade vaak vergoeden.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Wat is volgens Van Dam een oorzaak voor de lage aangiftebereidheid bij cybercrime?
A. De hoge materiële gevolgen voor de slachtoffers.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
C. De lage pakkans bij cybercrime delicten.
D. Een laag gevoel van rechtsbescherming bij bedrijven.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
Tekst 4: Geen 15 maar 25 jaar cel voor doodslag
De maximale gevangenisstraf voor doodslag moet omhoog van 15 naar 25 jaar. Hiervoor hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en van Rechtsbescherming donderdag een wetsvoorstel ingediend. Het wetsvoorstel moet nog wel worden goedgekeurd.
Vanuit rechters zijn er signalen dat de maximale straf voor doodslag als knellend wordt ervaren bij zeer ernstige gevallen. De ministers vinden de verhoging wenselijk “omdat doodslag een zeer ernstig misdrijf is dat onherstelbaar leed bij nabestaanden van slachtoffers veroorzaakt en leidt tot onbegrip en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De straf doet nu geen recht aan de ernst van het misdrijf”, zeggen zij.
Volgens de ministers uit tekst 4 zorgt de verhoging van de maximumstraf voor doodslag ervoor dat twee doelen van straffen beter kunnen worden behaald.
Welke twee doelen van straffen zijn dat?
Twee van de volgende doelen:
Genoegdoening (van het leed bij nabestaanden en slachtoffer), vergelding (van gevoelens van onherstelbaar leed en onbegrip), beveiliging van de samenleving, handhaving van de rechtsorde, voorkomen van eigenrichting.
Opdracht 6
Zie tekst 4.
Politieke stromingen hebben verschillende opvattingen over het bestrijden van criminaliteit.
Bij welke politieke stroming passen de plannen van de ministers het best?
A. De ecologische stroming.
B. De liberale stroming.
C. De sociaaldemocratische stroming.
B. De liberale stroming.
Tekst 5: BASTA!
BASTA! is een methode die zich richt op delictgedrag bij kinderen jonger dan 12 jaar. In Nederland zitten duizenden kinderen onder de twaalf in een moeilijke situatie thuis, op school of in de buurt. Soms plegen ze delicten en komen hierdoor in aanraking met de politie of hulpverlenende instanties. Om te voorkomen dat deze kinderen afglijden naar grotere problemen, is een vroegtijdige aanpak belangrijk. De BASTA!-methode voor jeugdprofessionals ondersteunt deze aanpak en is specifiek gericht op kinderen jonger dan 12 jaar met risicovol gedrag én hun ouders, school en de buurt waarin ze wonen.
Van welke twee soorten beleid is sprake bij de methode BASTA!? Leg je antwoord uit.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Van … beleid, want …
Van … beleid, want …
Van jeugdcriminaliteitsbeleid (2), want het beleid is gericht op 12-minners (zeer jonge kinderen).
Van preventief beleid (4), want het beleid is gericht op voorkomen van delicten.
Tekst 6: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen. De boa’s krijgen naar eigen zeggen steeds vaker te maken met agressie. Ze demonstreerden de afgelopen weken in verschillende plaatsen, waaronder Amsterdam.
Overheidsinstanties hebben verschillende taken in de criminaliteitsbestrijding.
Welke taak van welke overheidsinstantie is te herkennen in tekst 6?
A. De gemeenteraad bepaalt op lokaal niveau wat strafbaar gedrag is.
B. De politie voert de taak rechtshandhaving uit.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
D. Het openbaar ministerie spoort strafbaar gedrag op.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
Tekst 7: Man met wapens in huis moet de cel in
Een man bij wie de politie vier verboden wapens en munitie vond, is veroordeeld tot tien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk. De politie kwam bij hem thuis om vragen te stellen over een overval, waarvan de man aangifte had gedaan. De man zei dat hij in 2017 thuis was overvallen.
In februari 2018 kwamen agenten bij hem voor een aanvullende verklaring. Toen lag er een gaspistool op tafel. De agenten namen het in beslag, maar werden daarna door de man uit zijn huis gezet. De officier van justitie gaf daarna toestemming om het hele huis te doorzoeken. Daarbij vonden ze nog drie wapens en munitie.
Bij de politie bekende de man dat de wapens van hem waren. Hij had ze nodig omdat hij zich onveilig voelde, verklaarde hij.
De rechter kan hoofdstraffen, bijkomende straffen en/of maatregelen opleggen.
Uit welke groep of groepen komen de sancties die door de rechter in tekst 7 zijn opgelegd?
A. Alleen uit de bijkomende straffen.
B. Alleen uit de hoofdstraffen.
C. Alleen uit de maatregelen.
D. Uit de bijkomende straffen en de hoofdstraffen.
E. Uit de bijkomende straffen en de maatregelen.
F. Uit de hoofdstraffen en de maatregelen.
B. Alleen uit de hoofdstraffen.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn negen eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Verdachten van moord raakten ‘in paniek’
In zeventien seconden was het voorbij, de schermutseling die JR.G. het leven kostte. Het gebeurde bij de ingang van een flat. Een steek met een mes werd de 19-jarige rapper fataal.
De verdachten van de moord stonden voor de rechter. A.F. (20) en Y.A. (21) waren lid van een rivaliserende rapgroep. De ontmoeting in het portiek was toeval, zeiden ze. Die messen hadden ze bij zich omdat ze zich onveilig voelden na eerdere steekincidenten van vrienden en omdat ze later die avond een videoclip zouden opnemen.
De kans op het ontwikkelen van strafbaar gedrag is groter als er meerdere risicofactoren spelen.
Noem twee risicofactoren die van toepassing kunnen zijn op de verdachten uit tekst 1.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
– Het hebben van foute vrienden.
– Groepsdruk.
– Psychische problemen of gedragsproblemen.
– Een onveilige opvoeding.
– Problematisch drank- en/of drugsgebruik.
NB: Ook goed rekenen: Bij je hebben van wapen / mes.
Tekst 2: Woning, werk, wederhelft
Een oude wijsheid is dat recidive het best kan worden voorkomen door het garanderen van huisvesting, een baan en een vaste relatie. In dit verband wordt vaak gesproken van de drie W’s: ‘woning, werk en wederhelft’.
Er zijn verschillende theorieën die proberen te verklaren waarom criminaliteit ontstaat.
In tekst 2 wordt gesproken over het feit dat een “wederhelft” ervoor kan zorgen dat crimineel gedrag voorkómen wordt. Welke theorie past hier het beste bij?
A. Aangeleerd gedragstheorie.
B. Bindingstheorie.
C. Rationele-keuze-theorie.
D. Etikettentheorie.
B. Bindingstheorie.
Opdracht 3
De overheid kan verschillende soorten maatregelen tegen criminaliteit nemen. Hieronder staat een aantal maatregelen.
Geef van elke maatregel aan of deze valt onder repressief beleid of onder preventief beleid.
1. Meer verlichting langs donkere wegen.
2. Uitbreiding van het aantal gevangeniscellen.
3. Verbeteren van de werkgelegenheid.
4. Vergroten van de sociale controle.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. 1 = … beleid.
2 = … beleid.
3 = … beleid.
4 = … beleid.
1 = Preventief beleid.
2 = Repressief beleid.
3 = Preventief beleid.
4 = Preventief beleid.
Tekst 3: Cybercrime* neemt explosief toe
Nog steeds doen weinig bedrijven en personen aangifte van cybercrime, zegt Martijn van Dam van het cyberteam van de politie Zeeland-West- Brabant. “Dit komt onder meer door de schaamte die leeft bij de slachtoffers als blijkt dat ze zijn opgelicht.”
* Cybercrime = criminaliteit gepleegd via computers of met computers als doelwit.
Wat is volgens Van Dam een oorzaak voor de lage aangiftebereidheid bij cybercrime?
A. De hoge materiële gevolgen voor de slachtoffers.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
C. De lage pakkans bij cybercrime delicten.
D. Een laag gevoel van rechtsbescherming bij bedrijven.
B. De immateriële gevolgen bij de slachtoffers.
Tekst 4: Geen 15 maar 25 jaar cel voor doodslag
De maximale gevangenisstraf voor doodslag moet omhoog van 15 naar 25 jaar. Hiervoor hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en van Rechtsbescherming donderdag een wetsvoorstel ingediend. Het wetsvoorstel moet nog wel worden goedgekeurd.
Vanuit rechters zijn er signalen dat de maximale straf voor doodslag als knellend wordt ervaren bij zeer ernstige gevallen. De ministers vinden de verhoging wenselijk “omdat doodslag een zeer ernstig misdrijf is dat onherstelbaar leed bij nabestaanden van slachtoffers veroorzaakt en leidt tot onbegrip en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De straf doet nu geen recht aan de ernst van het misdrijf”, zeggen zij.
Volgens de ministers uit tekst 4 zorgt de verhoging van de maximumstraf voor doodslag ervoor dat twee doelen van straffen beter kunnen worden behaald.
Welke twee doelen van straffen zijn dat?
Twee van de volgende doelen:
Genoegdoening (van het leed bij nabestaanden en slachtoffer), vergelding (van gevoelens van onherstelbaar leed en onbegrip), beveiliging van de samenleving, handhaving van de rechtsorde, voorkomen van eigenrichting.
Opdracht 6
Zie tekst 4.
Politieke stromingen hebben verschillende opvattingen over het bestrijden van criminaliteit.
Bij welke politieke stroming passen de plannen van de ministers het best?
A. De ecologische stroming.
B. De liberale stroming.
C. De sociaaldemocratische stroming.
B. De liberale stroming.
Tekst 5: BASTA!
BASTA! is een methode die zich richt op delictgedrag bij kinderen jonger dan 12 jaar. In Nederland zitten duizenden kinderen onder de twaalf in een moeilijke situatie thuis, op school of in de buurt. Soms plegen ze delicten en komen hierdoor in aanraking met de politie of hulpverlenende instanties. Om te voorkomen dat deze kinderen afglijden naar grotere problemen, is een vroegtijdige aanpak belangrijk. De BASTA!-methode voor jeugdprofessionals ondersteunt deze aanpak en is specifiek gericht op kinderen jonger dan 12 jaar met risicovol gedrag én hun ouders, school en de buurt waarin ze wonen.
Van welke twee soorten beleid is sprake bij de methode BASTA!? Leg je antwoord uit.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Van … beleid, want …
Van … beleid, want …
Van jeugdcriminaliteitsbeleid (2), want het beleid is gericht op 12-minners (zeer jonge kinderen).
Van preventief beleid (4), want het beleid is gericht op voorkomen van delicten.
Tekst 6: Meer boa’s mogen voortaan een wapenstok dragen
Meer buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) kunnen voortaan een wapenstok krijgen. Als de burgemeester, politie en justitie het nodig vinden, krijgen ze die.
De boa’s dringen al lange tijd aan op extra verdedigingsmiddelen, omdat ze steeds vaker te maken hebben met agressie.
Overheidsinstanties hebben verschillende taken in de criminaliteitsbestrijding.
Welke taak van welke overheidsinstantie is te herkennen in tekst 6?
A. De gemeenteraad bepaalt op lokaal niveau wat strafbaar gedrag is.
B. De politie voert de taak rechtshandhaving uit.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
C. Het driehoeksoverleg mag besluiten nemen over veiligheid op lokaal niveau.
Tekst 7: Veroordeeld
Een 32-jarige man is veroordeeld tot 15 jaar cel en tbs wegens de moord op een 24-jarige vrouw. Dat heeft de rechtbank in Utrecht bepaald.
Lees tekst 7. Een rechter kan hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen opleggen.
Wat heeft de rechter de man in de tekst opgelegd?
A. Alleen hoofdstraffen.
B. Een hoofdstraf en een bijkomende straf.
C. Een hoofdstraf en een maatregel.
D. Een maatregel en een bijkomende straf.
C. Een hoofdstraf en een maatregel.
Laten we eens testen hoe jij het er zou afbrengen op het eindexamen. Hier zijn zes eindexamenvragen. Succes!
Tekst 1: Overvaller start vaak als minderjarige
Een flinke meerderheid van de overvallers, straatrovers en inbrekers begint zijn criminele carrière al op minderjarige leeftijd.
Van de straatrovers die in 2013 werden veroordeeld was 80% voor zijn 18e jaar al eerder in aanraking gekomen met justitie. Bij overvallers was dat 66%, bij woninginbrekers 64%.
Lees tekst 1. Welk begrip past het beste bij tekst 1?
A. Recidive.
B. Requisitoir.
C. Vandalisme.
A. Recidive.
Tekst 2: Wat gebeurt er in de WhatsAppgroepen van scholieren?
In WhatsAppgroepen van scholieren worden de schokkendste dingen gedeeld. Naaktfoto’s van jongeren, video’s waarin mensen worden vermoord en ook racistisch beeldmateriaal.
Experts waarschuwen voor de gevaren en ouders maken zich zorgen. “Op de lange termijn kinnen kinderen dit soort gruwelijke beelden normaal gaan vinden, waardoor ze emotioneel afgestompt raken”, stelt hoogleraar Peter Nikken.
De scholieren zijn meestal bang om kritiek te geven, omdat ze dan geen onderdeel meer uitmaken van de groep en zo hun status op school verliezen.
Lees tekst 3. Een rechter kan hoofdstraffen, bijkomende straffen en maatregelen opleggen.
Wat heeft de rechter de man in de tekst opgelegd?
A. Alleen hoofdstraffen.
B. Een hoofdstraf en een bijkomende straf.
C. Een hoofdstraf en een maatregel.
D. Een maatregel en een bijkomende straf.
C. Een hoofdstraf en een maatregel.
Opdracht 4
Criminaliteit kent twee soorten gevolgen: materiële en immateriële gevolgen.
Geef bij elk gevolg aan of het de bij de materiële of immateriële gevolgen hoort.
1. Iemand durft de straat niet meer op, omdat zijn vriend in elkaar is geslagen.
2. Een verzekeringsmaatschappij verhoogt de premies voor scooters, omdat er meer scooters gestolen worden.
3. Iemand is kwaad op de politiek, omdat die te weinig maatregelen tegen criminelen neemt.
4. Een bedrijf gaat extra beveiligers inhuren om het toegenomen aantal winkeldiefstallen tegen te gaan.
1. Immateriële gevolgen.
2. Materiële gevolgen.
3. Immateriële gevolgen.
4. Materiële gevolgen.
Tekst 4: Jeugdcriminaliteit
Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer is van mening dat jeugdige criminelen niet onnodig in de cel moeten belanden. Zij deed onderzoek na een klacht dat een 15-jarige jongen vijftien dagen in de cel terechtkwam, omdat hij een opgelegde schadevergoeding niet kon betalen. Hij was veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling.
Lees tekst 4. Over welk beleid van de overheid ging de klacht uit de tekst?
A. Het opsporingsbeleid.
B. Het preventiebeleid.
C. Het vervolgingsbeleid.
C. Het vervolgingsbeleid.
Opdracht 6
Wat voor advies om ongelukken te voorkomen herken je in de foto hierboven?
A. Een advies op het gebied van vervolgingsbeleid.
B. Een preventief advies.
C. Een repressief advies.
B. Een preventief advies.
Famke Louise doet niet meer mee! Of toch weer wel? Wie neemt nu de beslissingen over coronamaatregelen? De ministers of de burgemeester? Het aantal besmettingen loopt weer op, maar toch niet overal? Het is moeilijk om goed op de hoogte te blijven van alles wat er speelt rondom het coronavirus.
Laten we samen een poging doen om alles wat beter te begrijpen.
Het laatste deel van het centrale eindexamen van maatschappijkunde is de analyse van een maatschappelijk vraagstuk. Je moet met behulp van verschillende bronnen (vooral teksten), diverse vragen beantwoorden.
Hoe beter je bent voorbereid, hoe makkelijker je er doorheen gaat. In deze module proberen we je daarvoor klaar te stomen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke onderdelen er zijn bij de analyse van een maatschappelijk vraagstuk.
Weten dat je een standpunt moet kunnen innemen en hierbij argumenten kunt geven.
De analyse gaat over een maatschappelijk vraagstuk dat te maken heeft met de onderwerpen van maatschappijkunde en telt ongeveer 10-15 vragen. Voor dit gedeelte heb je ook het bronnenboekje nodig, waar verschillende teksten staan die je moet lezen voordat je een vraag gaat beantwoorden. Je hoeft pas de tekst te lezen, als de vraag dit aangeeft.
ONDERWERPEN AFGELOPEN 5 JAAR
2023 Tijdvak 1
Wolven in Nederland
2023 Tijdvak 2
Overlast van ratten
2022 Tijdvak 1
Voedselverspilling
2022 Tijdvak 2
Woonoverlast
2022 Tijdvak 3
Dakloze jongeren
2021 Tijdvak 1
Betaalbaarheid van de zorg
2021 Tijdvak 2
Eenzaamheid onder ouderen
2021 Tijdvak 3
Discriminatie op de arbeidsmarkt
2019 Tijdvak 1
Laaggeletterdheid
2019 Tijdvak 2
Ramptoerisme
2018 Tijdvak 1
Cybercrime
2018 Tijdvak 2
Nepnieuws
Wat dit schooljaar het onderwerp is weten we niet, maar wat voor type vragen men stelt, kunnen we van tevoren wel bedenken. Daarom is het belangrijk om goed te oefenen voor dit onderdeel. Je hebt ongeveer vijf type vragen bij de analyse. In deze les nemen we ze kort door.
1.1. Kenmerken maatschappelijk vraagstuk en de invalshoeken
Het is de bedoeling dat je de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk uit je hoofd kent.
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing.
De media besteden aandacht aan het probleem.
Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.
Je moet deze kenmerken herkennen in een bron, kunnen noemen en toepassen op een bron. Bijvoorbeeld:
Moeder verbijsterd: “Mensen filmden mijn kind toen het werd aangereden.”
Iemand fotograferen die is aangereden. Politici en agenten kunnen er met hun verstand niet bij. Deze zomer vonden omstanders het nodig om foto’s te maken na een aanrijding. Dit tot groot verdriet van de nabestaanden.
De moeder van het slachtoffer, die haar naam liever niet in de krant heeft, richt zich in een oproep op sociale media direct tot de filmers. Wie zijn zij en wat zijn ze met de foto’s van plan? Uit respect voor haar kind wil de vrouw geen verdere toelichting geven op haar verhaal. Wel vindt ze het prima dat deze krant haar oproep oppakt.
Sensatiebeluste voorbijgangers die ernstige ongelukken en rampen filmen: het is een veelbesproken onderwerp. Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. “Vreselijk. Leed op leed. Wat bezielt mensen?”, reageert Madeleine van Toorenburg (CDA) op de filmers. “Het is nu wel de vraag wat er met de beelden wordt gedaan. Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen. Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’. “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd. De smartphone is een werkelijkheid waar we mee moeten leven, en met mensen die filmen dus ook.”
De afgelopen tijd hebben meerdere politiemensen in de media een oproep gedaan. “Ga niet filmen als wij een leven aan het redden zijn, en al helemaal niet als je daarmee de rest van het verkeer in gevaar brengt”, legt een woordvoerder uit.
“Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar. Maar beelden kunnen vervolgens ook een enorme impact op slachtoffers, familie, bekenden of nabestaanden hebben. Dus onze oproep: denk na over wat je filmt en wat je ermee doet!”
Ramptoerisme is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Een kenmerk is bijvoorbeeld dat veel mensen het onwenselijk vinden.
Noem nog twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk en geef voor elk kenmerk aan waarom uit de tekst hierboven blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Twee kenmerken, bijvoorbeeld:
− Kenmerk: het gaat om een probleem dat door de politiek kan worden opgelost, want in de tekst staat dat sommige Tweede Kamerleden willen dat de minister dit probleem strafrechtelijk aanpakt.
− Kenmerk: het vraagstuk krijgt media-aandacht, want in de tekst staat dat de krant aandacht aan het probleem besteedt na een oproep van een moeder van een slachtoffer / er is een krantenartikel over geschreven.
Ook goed rekenen:
− Kenmerk: er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem, want in de tekst staat dat er een stevige strafbepaling moet komen en de politie doet een oproep in de media om niet te filmen Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dit blijkt uit de tekst hierboven, want …
Kenmerk 2: … Dit blijkt uit de tekst hierboven, want …
Dit geldt ook voor de vier invalshoeken, ook wel benaderingswijzen genoemd.
De politiek-juridische invalshoek
Sociaaleconomische invalshoek
Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek.
Deze moet je kunnen herkennen, noemen en toepassen, zoals in de vraag hieronder.
Opdracht 2
Een maatschappelijk vraagstuk is vanuit vier invalshoeken te bekijken. In de tekst hierboven zijn twee invalshoeken te herkennen: de politiek-juridische invalshoek en de veranderings- en vergelijkende invalshoek. Geef bij elk van deze invalshoeken een citaat uit tekst hierboven.
1. citaat politiek-juridische invalshoek (een van de volgende):
− “Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt.”
− “Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen”.
− “Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
− “Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar”.
2. citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek (een van de volgende):
− “Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’.”
− “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd.” Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1 citaat politiek-juridische invalshoek …
2 citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek …
We gaan dit uitgebreid met je oefenen in twee aparte lessen. In de les Maatschappelijk vraagstuk vind je meer uitleg over het maatschappelijk vraagstuk. In de les Invalshoeken krijg je extra informatie over het toepassen van de invalshoeken op bronnen.
1.2. Vragen over politiek & beleid
Omdat een maatschappelijk vraagstuk vaak een koppeling heeft met het onderwerp ‘politiek en beleid’ staan er altijd inhoudelijke vragen in de analyse. Hiervoor heb je de kennis nodig die je hebt opgedaan bij Politiek en beleid.
Bijvoorbeeld in de analyse van een maatschappelijk vraagstuk uit 2019 over laaggeletterdheid (iemand die laaggeletterd is kan onvoldoende lezen en schrijven) staat de volgende vraag:
Opdracht 3
Verschillende taken van de overheid in een verzorgingsstaat zijn in de Grondwet vastgelegd. Een voorbeeld van een taak van de overheid in een verzorgingsstaat is, dat de overheid moet zorgen voor onderwijs.
Noem een andere taak uit de Grondwet die de overheid moet vervullen om laaggeletterden te helpen.
Juiste antwoorden zijn (een van de volgende taken):
− het streven naar bestaanszekerheid van de bevolking
− het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt
− het zorgen voor een betere gezondheid van de bevolking
− het verzorgen van collectieve welvaartsvoorzieningen (o.a. huisvesting)
− het bijdragen aan een rechtvaardiger inkomensverdeling
− het bevorderen van de werkgelegenheid
In de les Politiek en beleid geven we nog wat extra voorbeelden uit oude examens.
1.3. Vragen over massamedia
Omdat media een belangrijke rol spelen bij een maatschappelijk vraagstuk komen hier veel vragen over terug bij de analyse. Het is lesstof die je ook bij massamedia al hebt gehad. Bijvoorbeeld: uit de analyse uit 2018 over cybercrime komt de volgende vraag:
Over Alert Online
Op het werk, op school, thuis of onderweg. Met onze telefoon, tablet of computer. Gelukkig zijn we ons er ook steeds meer van bewust dat dit risico’s met zich meebrengt. Maar weten we ook wat we kunnen doen om risico’s te voorkomen? Continu bewustzijn over online veiligheid is een aandachtspunt, maar daarmee zijn we er nog niet. We moeten ook weten wat we kunnen doen en hoe dat moet.
Daarom vraagt de campagne Alert Online één keer per jaar, twee weken lang, aandacht voor online veiligheid. Alert Online heeft als doel het vergroten van de kennis over en bewustwording rond online veiligheid en het stimuleren van mensen om daarnaar te handelen door maatregelen te nemen.
Onze economie en samenleving moeten beschermd worden tegen online gevaren. Een zwakke cybersecurity heeft namelijk mogelijk grote financiële en maatschappelijke gevolgen. Kennis en kunde leiden niet 15 direct tot veilig internetgedrag. Daar is echte gedragsverandering voor nodig.
Deze website www.alertonline.nl is het centrale punt in de Alert Onlinecampagne.
Lees de tekst hierboven. Massamedia hebben verschillende functies.
Waarom heeft de website www.alertonline.nl een socialiserende functie?
Omdat…
A. de website laat zien dat cybercrime een groot sociaal probleem is
B. de website een initiatief is van onder andere de overheid
C. de website veilig internetgedrag stimuleert
D. de website voor iedereen bedoeld en toegankelijk is
C
Opdracht 5
Behalve de socialiserende functie vervult Alert Online volgens de tekst hierboven nog een andere functie van de massamedia. Leg uit welke andere functie Alert Online volgens de tekst vervult.
De informatieve functie, want in tekst 4 staat dat Alert Online als doel heeft om de kennis over online veiligheid te vergroten. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
De … functie, want …
Het is daarom slim en belangrijk dat je de les Massamedia heel goed doorneemt. We nemen daar alle lesstof nog een keer met je door.
1.4. Begrippen, tabellen en grafieken
Daarnaast is de analyse vooral begrijpend lezen. Je moet uit bronnen informatie kunnen halen en die weer toepassen op de vraag of koppelen aan lesstof.
Je moet bekend zijn met de volgende begrippen: cultuur, subcultuur, referentiekader, socialisatie, vooroordelen, stereotype, cultuuroverdracht, generaliseren, objectief, subjectief, feiten, meningen, waarden, normen en belangen.
Daar krijg je dan dit soort vragen bij:
Reacties op de stelling ‘Mijn werkstress is het afgelopen jaar gestegen!’
Benno: Uit onderzoek blijkt dat een op de zeven werknemers te maken krijgt met burn-outklachten. En het zijn niet meer alleen de ouderen. Steeds meer jongeren zitten ziek thuis omdat ze opgebrand zijn.
Franҫois: Wij hebben meer stress over hoe we de rekeningen moeten betalen met dat zielige salaris dat de bazen nog maar geven tegenwoordig.
Huub: Wat zijn Nederlanders toch een stelletje verwende mensen. Ik heb drie jaar in Japan voor een firma gewerkt. Dat is wel even anders. Daar werken ze echt hard. Heerlijk was dat. Ophouden met zielig doen en aan de slag.
Paul: Er wordt veel te veel van mensen gevraagd en als je het niet aankunt, moet je vertrekken. Het is een serieus verschijnsel, dat de volksgezondheid ernstig bedreigt.
Teksten kunnen in meer of mindere mate objectief of subjectief zijn.
In de tekst hierboven lees je reacties van vier personen op de stelling ‘Mijn werkstress is het afgelopen jaar gestegen!’.
Wie is in zijn reactie het meest objectief?
A. Benno
B. Franҫois
C. Huub
D. Paul
A
Opdracht 7
Bekijk de tabel hierboven. Hieronder staan drie beweringen naar aanleiding van tabel. Welke bewering is juist?
A. De cijfers over hacken in tabel zijn de cijfers in de politiestatistieken in die periode.
B. De cijfers over hacken in tabel zijn hoger dan de cijfers in de politiestatistieken in dezelfde periode.
C. De cijfers over hacken in tabel zijn lager dan de cijfers in de politiestatistieken in dezelfde periode
B
1.5. Een standpunt innemen
Ook staat er vaak een argumentatievraag in. Dat wil zeggen dat je bij een onderwerp je argumenten moet formuleren op basis van de bronnen. Even je eigen mening droppen is dus niet voldoende. Je moet je mening goed kunnen beargumenteren. Vaak levert de vraag veel punten op, wanneer je dit op goede manier doet.
Bijvoorbeeld: in de analyse uit 2017 over werkstress was de laatste vraag een argumentatievraag. De vraag bestaat uit vier stappen.
1. Neem een standpunt in. Ben je voor het verbieden van werkmail, of ben je voor het toestaan van werkmail.
2. Je moet een argument geven, deze komt uit je bronnenboekje.
3. Je moet verwijzen naar de bron.
4. Beargumenteren waarom het in jouw belang is.
Opdracht 8
Stel, je hebt een eigen bedrijf en bent dus werkgever. Als werkgever heb je bepaalde belangen.
Ben jij als werkgever voor het verbieden of voor het toestaan van werkmail na zes uur ’s avonds? Geef een argument voor je mening en verwijs daarbij naar een gegeven uit het bronnenboekje. Geef daarnaast aan welk belang jij als werkgever bij jouw keuze hebt.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Ik ben voor het verbieden van werkmail na zes uur ’s avonds, want … geef argument en tekstverwijzing. Het verbieden is in mijn belang, want …
of
Ik ben voor het toestaan van werkmail na zes uur ’s avonds, want … geef argument en tekstverwijzing. Het toestaan is in mijn belang, want …
Wees zorgvuldig en controleer dat je alle stappen erin hebt verwerkt. Je docent krijgt namelijk de volgende aanwijzingen bij het nakijken:
Voorbeelden van juiste antwoorden:
Ik ben voor het verbieden van werkmail na zes uur, want van het ziekteverzuim dat te maken heeft met het werk, wordt een derde veroorzaakt door werkstress (zie tekst 1). Als mensen ook na zes uur nog werkmail krijgen, kan dit de (werk)stress nog doen toenemen. Het verbieden is in mijn belang, want (één van de volgende): − dan zal ik minder last hebben van ziekteverzuim / van burn-outs van het personeel. − dit zal mij (ziekte)kosten schelen. − dan zal ik minder nieuw / vervangend personeel hoeven aannemen / minder tijd kwijt zijn met het inwerken van nieuwe mensen (omdat het ziekteverzuim daalt). − dan zal ik gezonde(re) werknemers hebben (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën). − minder werkstress zal de tevredenheid onder de werknemers verhogen / kan zorgen voor een betere sfeer op het werk / kan zorgen voor een betere focus van de werknemer op het werk (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën).
of
Ik ben voor het toestaan van werkmail na zes uur, want verbieden past niet in de Nederlandse arbeidscultuur, waar werknemers juist steeds meer zelf willen bepalen. / (Nederlandse) werknemers willen juist meer vrijheid, ook als het gaat om werktijden (zie tekst 6). Het toestaan is in mijn belang, want (één van de volgende): − dan (als ze vrijheid hebben, ook wat betreft werktijden) zullen de werknemers gezond(er) / gelukkig(er) / ontspannen(er) / tevreden(er) zijn (en dat is goed voor de prestaties / productie / financiën). − dan (als ze vrijheid hebben, ook wat betreft werktijden), kan mijn bedrijf beter inspelen op de vraag / de klanten beter bedienen. − daarmee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de werknemers bevorderd en dat is goed voor de productie / prestaties van de werknemers / werksfeer / tevredenheid van de werknemers.
per juist argument met tekstverwijzing 1 per juist bijpassend belang als werkgever 1
Een maatschappelijk vraagstuk (of: een maatschappelijk probleem) is een onderwerp dat speelt in onze samenleving en waar niet direct een oplossing voor is. Het zijn namelijk ingewikkelde problemen, waar mensen niet dezelfde mening over hebben.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Weten wanneer een vraagstuk een politiek probleem wordt.
2.1. Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
Om te weten of een probleem een maatschappelijk vraagstuk is, hebben we vier kenmerken waaraan je een maatschappelijk vraagstuk kunt herkennen.
Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing.
De media besteden aandacht aan het probleem.
Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.
Deze kenmerken moet je kunnen opnoemen en beschrijven, kunnen herkennen en toepassen op een bron. Zoals bijvoorbeeld in de volgende examenvragen:
Tekst 1: Mensen met lees- en schrijfproblemen nauwelijks herkend
Twee van de drie Nederlanders zeggen niemand in hun omgeving te kennen die moeite heeft met lezen, schrijven, rekenen en/of computeren, terwijl Nederland in totaal 2,5 miljoen laaggeletterden telt, zegt de Stichting Lezen & Schrijven.
Het probleem van laaggeletterdheid wordt onderschat, concludeert de stichting aan het begin van de Week van de Alfabetisering. Die week is bedoeld om meer bekendheid te geven aan het probleem.
Dat komt deels doordat laaggeletterdheid voor meer staat dan veel mensen denken; het is van toepassing op iedereen boven de 16 jaar die onvoldoende kan lezen, schrijven, rekenen of met computers kan omgaan om goed mee te komen in de Nederlandse samenleving. Mensen verwarren het vaak met analfabetisme en dyslexie. Ook is het zo dat laaggeletterden hun problemen heel goed weten te maskeren.
Laaggeletterden komen vaak in de problemen bij alledaagse zaken als formulieren invullen, pinnen, digitaal betalen en reizen met het openbaar vervoer. Hun aantal blijft stijgen, meldt de Stichting Lezen & Schrijven. De meerderheid van deze groep heeft een Nederlandse afkomst.
Tekst 2: Stichting Lezen & Schrijven / Week van de Alfabetisering
Stichting Lezen & Schrijven is op 27 mei 2004 opgericht door H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden. Hoewel laaggeletterdheid voorkomt bij meer dan 10% van de volwassen bevolking, stond het als maatschappelijk probleem eigenlijk niet op de kaart.
Tijdens de Week van de Alfabetisering organiseert Stichting Lezen & Schrijven samen met honderden lokale partners door het hele land meer dan 3.000 activiteiten rondom laaggeletterdheid.
Om een grotere bekendheid rondom het probleem te generen worden er verschillende media benaderd. En door meerdere landelijke bijeenkomsten te organiseren hopen we ook het breder publiek in beweging te krijgen. Zodat armoede afneemt, meer mensen een baan vinden en gezonder leven. Zodat kinderen opgroeien met aandacht voor taal en iedereen gelijke kansen krijgt. Want onze samenleving wordt sterker als iedereen kan meedoen.
Laaggeletterdheid is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Twee kenmerken zijn dat er verschillende meningen bestaan over de oplossing van het vraagstuk en dat de overheid erbij betrokken is.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 1 of 2 naar voren komen. Geef voor elk kenmerk aan waarom uit tekst 1 of 2 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is op laaggeletterdheid.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende combinaties):
Kenmerk: het gaat om een situatie waar veel mensen bij betrokken zijn, want (een van de volgende):
− in tekst 1 staat dat Nederland in totaal 2,5 miljoen laaggeletterden telt
− in tekst 2 staat dat het voorkomt bij meer dan 10% van de bevolking
Kenmerk: aandacht van de media, want:
− in tekst 2 staat dat de Stichting Lezen & Schrijven de media benadert om meer aandacht voor het probleem te krijgen
Kenmerk: het probleem kan door gezamenlijke actie of door de overheid opgelost worden, want:
− in tekst 2 staat dat maatschappelijke organisaties actie ondernemen om het probleem aan te pakken. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … , want in tekst … staat …
Kenmerk 2: … , want in tekst … staat …
Tekst 3: Duitsland wil nepnieuws aanpakken
Sociale media die te langzaam zijn bij het verwijderen van nepnieuws en haatberichten kunnen in Duitsland boetes tot €50 miljoen krijgen als dit wetsvoorstel van de Duitse regering wordt goedgekeurd. In Duitsland moet het parlement het wetsvoorstel nog aannemen. Weliswaar hebben Facebook en Twitter vrijwillig stappen gezet die tot verbetering hebben geleid, maar het is niet genoeg, volgens minister van justitie Heiko Maas tegenover journalisten van diverse media. “Er wordt te weinig illegale inhoud verwijderd en als het al gebeurt, gaat het zelden snel genoeg”, stelt Maas. “Het grootste probleem is en blijft dat de netwerken de klachten van hun eigen gebruikers niet serieus genoeg nemen.”
De wet geeft de groeiende zorgen aan in de Duitse politiek over de mogelijke invloed van nepnieuws, met name tijdens verkiezingscampagnes. De angst is dat internet hoaxes (broodjeaapverhalen) en regelrechte leugens in Duitsland net zo’n rol gaan spelen als tijdens de verkiezingen in de Verenigde Staten. Zo werd het bericht dat paus Franciscus Donald Trump steunde, razendsnel verspreid via de sociale media.
Nepnieuws heeft gevolgen voor de democratische rechtsstaat. Een probleem wordt een maatschappelijk vraagstuk als het voldoet aan een aantal kenmerken. Eén van die kenmerken is dat het vraagstuk veel aandacht van de media krijgt.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk. Geef bij elk kenmerk aan waarom uit tekst 3 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Kenmerk 1: Er moet sprake zijn van een sociaal probleem; het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden / in strijd is met bepaalde wensen/normen. Dat blijkt uit tekst 3, want (een van de volgende):
− het gaat in tegen waarden en normen
− leugens en angst zijn onwenselijk
− de Duitse regering heeft een wetsvoorstel gemaakt
Kenmerk 2: Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem. Dat blijkt uit tekst 3, want de Duitse regering wil een wet invoeren om nepnieuws aan te pakken, sociale media (Facebook en Twitter) willen op vrijwillige basis het probleem aanpakken. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dat blijkt uit tekst 3, want …
Kenmerk 2: … Dat blijkt uit tekst 3, want …
Tekst 4: Gratis plastic tassen verboden
Winkeliers moeten vanaf 1 januari 2016 geld vragen als zij een plastic tas aanbieden. Het verbod op het gratis verstrekken van de wegwerptassen moet het zwerfafval terugdringen en het milieu sparen. De PvdA is blij, coalitiepartner VVD niet. VVD-Kamerlid Remco Dijkstra noemt de maatregel overbodig en betuttelend
Het verbod op gratis plastic tassen in bijvoorbeeld winkels zal in het begin niet al te streng worden gehandhaafd. Dat zei staatssecretaris Sharon Dijksma (Milieu) donderdag in de Tweede Kamer. Het kan zijn dat winkeliers nog niet meteen alles op orde hebben. Ze riskeren dan een tik op de vingers van inspecteurs. Bij herhaling is een boete mogelijk.
Volgens de staatssecretaris blijkt uit de praktijk dat de meeste consumenten zelf een tas meenemen als er een kleine vergoeding wordt gevraagd voor een wegwerptas. Volgens haar zorgt het voor meer bewustwording over afval. “Met minder plastic tasjes verminderen we de plastic afvalberg. Zo worden minder grondstoffen verspild, is er minder plastic troep op straat en gaan we de plastic soep in oceanen tegen.”
Plastic in het milieu is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Een kenmerk is dat het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden. Een tweede kenmerk is dat het vraagstuk de aandacht krijgt van de media.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk die in tekst 4 naar voren komen. Geef voor elk kenmerk aan waarom uit tekst 4 blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Kenmerk: Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem. Dit blijkt uit tekst 4, want (één van de volgende):
− de PvdA is blij met het verbod op gratis plastic tassen, maar coalitiepartner VVD niet.
− VVD-Kamerlid Remco Dijkstra noemt de maatregel / het verbod op gratis plastic tassen overbodig en betuttelend en volgens staatssecretaris Sharon Dijksma zorgt het voor meer bewustwording over afval / blijkt uit de praktijk dat de meeste consumenten zelf een tas meenemen als er een kleine vergoeding wordt gevraagd voor een wegwerptas.
Kenmerk: Het gaat om een probleem dat door middel van gezamenlijke actie of door de politiek kan worden opgelost / het probleem wordt aangepakt door de overheid. Dit blijkt uit tekst 4, want (voorbeelden van juiste antwoorden):
− het gratis verstrekken van plastic tassen is per 1 januari 2016 wettelijk verboden (en hierdoor moet het plastic in het milieu verminderen).
− de staatssecretaris van Milieu (het kabinet) / de Tweede Kamer / de PvdA / VVD-Kamerlid Remco Dijkstra houdt zich bezig met (de oplossing van) het probleem. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk 1: … Dit blijkt uit tekst 4, want …
Kenmerk 2: … Dit blijkt uit tekst 4, want …
2.2. Een politiek probleem?
Kenmerk 4 van een maatschappelijk vraagstuk is: “Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.” Vaak wordt dus van de politiek een oplossing verwacht, dan noemen we een maatschappelijk vraagstuk ook een politiek probleem. Maar er zijn ook maatschappelijke vraagstukken die opgelost moeten worden door gezamenlijke actie. Als de oplossing niet van de overheid hoeft te komen, dan is een maatschappelijk vraagstuk dus geen politiek probleem.
Gemeenteraad wil zich als politiek niet mengen in discussie over ‘Zwarte Piet’
GroenLinks Noordwijk wil dat de Sinterklaasviering in Noordwijk voortaan daadwerkelijk een feest voor ‘alle kinderen’ wordt en daarom werd over dit onderwerp door de fractie een motie ingediend tijdens de gemeenteraadsvergadering. Maar een grote meerderheid van partijen voelden geen behoefte om zich als politiek te gaan mengen in de discussie over ‘Zwarte Piet’. Men vindt dat dit debat in de maatschappij moet plaatsvinden en de raad wil daarmee het onderwerp niet politiseren.
a) Wat is het verschil tussen een maatschappelijk vraagstuk en een politiek probleem?
Bij een politiek probleem wordt de oplossing van de overheid verwacht. Bij een maatschappelijk vraagstuk kan dit ook vanuit gezamenlijke actie komen.
b) Leg met behulp van de bron hierboven uit waarom de zwartepietendiscussie wel een maatschappelijk vraagstuk is, maar geen politiek probleem.
Het voldoet aan alle kenmerken van het maatschappelijk vraagstuk: veel mensen vinden de situatie ongewenst, er zijn verschillende meningen over, de media besteden er aandacht aan, het moet opgelost worden door gezamenlijke actie, maar niet door de politiek. Het is niet iets wat de politiek kan oplossen met wetgeving.
Een maatschappelijk vraagstuk moet je vanuit specifieke invalshoeken (of: benaderingswijzen) kunnen bekijken. Een invalshoek helpt je om een probleem met een bepaalde blik te analyseren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Uitleggen hoe je een maatschappelijk vraagstuk kunt analyseren met behulp van de invalshoeken.
3.1. De vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk
Politiek-juridische invalshoek
Sociaaleconomische invalshoek
Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Deze invalshoeken moet je kunnen opnoemen en beschrijven, kunnen herkennen en toepassen op een bron.
Om je te helpen deze invalshoeken goed uit elkaar te houden, heeft iedere invalshoek een aantal voorbeeldvragen waarmee je een maatschappelijk vraagstuk kunt analyseren. Ook heeft iedere invalshoek begrippen die erbij passen.
3.1.1. Politiek-juridische invalshoek
Vragen die je helpen beslissen of een tekst bij een vraagstuk met de politiek-juridische invalshoek hoort:
Welk beleid en welke regelgeving bestaan er voor dit maatschappelijk vraagstuk? Zijn er regels nodig om het probleem op te lossen?
Waarom is het vraagstuk een politiek probleem?
Wat zijn de machtsmiddelen van de overheid en de verschillende maatschappelijke groeperingen?
Wie of welke groep heeft er ten aanzien van het vraagstuk meer macht dan een andere groep?
Welke functie van politieke partijen vervullen politieke partijen bij de aanpak van het vraagstuk?
Welke opvattingen hebben politieke partijen en stromingen met betrekking tot dit vraagstuk?
Welke mogelijkheden hebben groepen om het beleid te beïnvloeden?
Als je het antwoord op één van deze vragen in de tekst ziet staan, dan is de tekst geschreven vanuit de politiek-juridische invalshoek.
Bijpassende begrippen zijn: algemeen belang, belangen, tegengestelde belangen, belangengroepen, pressiegroepen, dictatuur, parlementaire democratie, gezag, grondrechten, grondwet, lobby, formele macht, informele macht, machtsmiddelen, machtsverhouding, overheid, overheidsbeleid, politieke agenda, fasen in de politieke besluitvorming, politiek probleem, politieke partijen, politieke stroming, rechtsstaat, geschreven regels, ongeschreven regels en verzorgingsstaat.
Als je veel van deze begrippen in de tekst herkent, dan is de tekst geschreven vanuit de politiek-juridische invalshoek.
Ook Eerste Kamer achter corona-app; landelijke introductie zaterdag
De corona-app kan landelijk worden ingevoerd. Na de Tweede is ook de Eerste Kamer akkoord gegaan met de wet van minister De Jonge die de app regelt. Via de ‘notificatieapplicatie’ krijgen mensen een bericht als ze in de buurt zijn geweest van iemand die besmet is met het coronavirus en dat moet verdere verspreiding van het virus tegengaan.
Leg uit hoe je de politiek-juridische invalshoek kunt herkennen in de tekst hierboven.
Het gaat over politieke besluitvorming: de invoering van een wet. Eerst keurt de Tweede Kamer de wet goed, daarna de Eerste Kamer.
3.1.2. Sociaaleconomische invalshoek
Vragen die je helpen beslissen of een tekst bij een vraagstuk met de sociaaleconomische invalshoek hoort:
Wat zijn de belangen van de betrokken maatschappelijke groepen?
Welke belangentegenstellingen liggen ten grondslag aan conflicten tussen belangenorganisaties?
Wat is de maatschappelijke positie van betrokken groepen?
Welke factoren bepalen de (relatief slechte) positie van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt en in de samenleving?
Wat is de relatie tussen belangen en maatschappelijke positie?
Wat is de relatie tussen het vraagstuk en maatschappelijke ongelijkheid?
Welke economische belangen of financiële aspecten zijn bij het vraagstuk betrokken?
Als je het antwoord op één van deze vragen in de tekst ziet staan, dan is de tekst geschreven vanuit de sociaaleconomische invalshoek.
Als je veel van deze begrippen in de tekst herkent, dan is de tekst geschreven vanuit de sociaaleconomische invalshoek.
GroenLinks: geef alle jongeren 10.000 euro op hun 18de verjaardag
Alle jongeren in Nederland moeten op hun 18de verjaardag 10.000 euro op hun rekening gestort krijgen als ‘startkapitaal’. Zónder voorwaarden. Miljonairs moeten dat idee van GroenLinks via de belasting gaan betalen.
Leg uit hoe je de sociaaleconomische invalshoek kunt herkennen in de tekst hierboven.
Het gaat om economische belangen en maatschappelijke positie. Studenten hebben een andere maatschappelijke positie dan miljonairs. GroenLinks wil deze studenten helpen door ze financieel sterker te maken. Miljonairs moeten hierdoor geld inleveren.
3.1.3. Sociaal-culturele invalshoek
Vragen die je helpen beslissen of een tekst bij een vraagstuk met de sociaal-culturele invalshoek hoort:
Wat zijn de meningen, waarden, normen van betrokken maatschappelijke groepen over de aard, de oorzaken van het maatschappelijk vraagstuk of oplossingen?
Wat is de rol van (sub)cultuur in de samenleving?
Wat is de rol van de media bij het ontstaan van meningen en beeldvorming?
Als je het antwoord op één van deze vragen in de tekst ziet staan, dan is de tekst geschreven vanuit de sociaal-culturele invalshoek.
Als je veel van deze begrippen in de tekst herkent, dan is de tekst geschreven vanuit de sociaal-culturele invalshoek.
Silke (18) en Niek (16) hebben post voor Arie Slob
Twee tieners uit Gelderland schrijven beiden een open brief aan minister Arie Slob uit onvrede met zijn uitspraken over homoseksualiteit op scholen.
Beledigd voelde Silke Jansen zich. Verdrietig ook. Een minister, een machtige man toch in dit land, die terug probeerde te draaien waar zij en al die anderen in haar gemeenschap zo voor gevochten hadden; het recht op een veilige omgeving.
Leg uit hoe je de sociaal-culturele invalshoek kunt herkennen in de tekst hierboven.
Het gaat over waarden en normen van mensen over homoseksualiteit. Het gaat ook over het recht op een veilige omgeving.
3.1.4. Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Vragen die je helpen beslissen of een tekst bij een vraagstuk met de veranderings- en vergelijkende invalshoek hoort:
Hoe keek men in het verleden tegen het vraagstuk aan?
Welke sociale, culturele, politieke en sociaaleconomische veranderingen zijn van invloed geweest?
Hoe kijkt men in andere samenlevingen tegen het vraagstuk aan?
Als je het antwoord op één van deze vragen in de tekst ziet staan, dan is de tekst geschreven vanuit de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
Bijpassende begrippen zijn: waarden, normen, opvattingen en regels.
Als je veel van deze begrippen in de tekst herkent, dan is de tekst geschreven vanuit de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
Wat Duitsland anders doet dan Nederland
Nederland nam in de bestrijding van corona een voorbeeld aan Duitsland, maar deed ook dingen anders. Hoe gaat het nu in de twee buurlanden? Een vergelijking op acht punten.
Leg uit hoe je de veranderings- en vergelijkende invalshoek kunt herkennen in de tekst hierboven.
Het gaat over een vergelijking tussen Duitsland en Nederland.
3.2. Voorbeeldvragen
Tekst 1: Duitsland wil nepnieuws aanpakken
Sociale media die te langzaam zijn bij het verwijderen van nepnieuws en haatberichten kunnen in Duitsland boetes tot €50 miljoen krijgen als dit wetsvoorstel van de Duitse regering wordt goedgekeurd. In Duitsland moet het parlement het wetsvoorstel nog aannemen. Weliswaar hebben Facebook en Twitter vrijwillig stappen gezet die tot verbetering hebben geleid, maar het is niet genoeg, volgens minister van justitie Heiko Maas tegenover journalisten van diverse media. “Er wordt te weinig illegale inhoud verwijderd en als het al gebeurt, gaat het zelden snel genoeg”, stelt Maas. “Het grootste probleem is en blijft dat de netwerken de klachten van hun eigen gebruikers niet serieus genoeg nemen.”
De wet geeft de groeiende zorgen aan in de Duitse politiek over de mogelijke invloed van nepnieuws, met name tijdens verkiezingscampagnes. De angst is dat internet hoaxes (broodjeaapverhalen) en regelrechte leugens in Duitsland net zo’n rol gaan spelen als tijdens de verkiezingen in de Verenigde Staten. Zo werd het bericht dat paus Franciscus Donald Trump steunde, razendsnel verspreid via de sociale media.
Er kan met verschillende invalshoeken naar een maatschappelijk vraagstuk gekeken worden.
Welke invalshoek van maatschappijkunde is te herkennen in de aanpak van de Duitse regering in tekst 1? Noem ook een zin uit tekst 1 waaruit dat blijkt.
De politiek-juridische invalshoek is in de tekst te herkennen en een zin waaruit dat blijkt is (een van de volgende):
− Sociale media die te langzaam zijn bij het verwijderen
van nepnieuws en haatberichten kunnen in Duitsland boetes tot
€50 miljoen krijgen als dit wetsvoorstel van de Duitse regering
wordt goedgekeurd.
− In Duitsland moet het parlement het wetsvoorstel nog aannemen.
− De wet geeft de groeiende zorgen aan in de Duitse politiek over de
mogelijke invloed van nepnieuws, met name tijdens
verkiezingscampagnes. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
De … invalshoek is in de tekst te herkennen en een zin waaruit dat blijkt is …
Tekst 2: Laaggeletterden lopen jaarlijks ruim half miljard aan inkomsten mis
Uit onderzoek van PricewaterhouseCoopers (PwC) in opdracht van Stichting Lezen & Schrijven blijkt dat laaggeletterden jaarlijks € 572 miljoen aan inkomsten mislopen. In de huidige Nederlandse kenniseconomie raakt het onvermogen om niet goed te kunnen lezen, schrijven en/of rekenen direct aan de welvaart van mensen. Dit resulteert in minder inkomsten uit werk en hogere zorgkosten voor laaggeletterden.
Verminderde inkomsten uit werk Mensen die laaggeletterd zijn hebben minder kansen op de arbeidsmarkt en zijn vaker werkloos. Hierdoor hebben ze een lager inkomen dan wanneer ze zouden werken. Wanneer laaggeletterden wel een baan hebben, hebben zij gemiddeld gezien lagere salarissen. Naast de effecten op de arbeidsmarktstatus, hebben taal- en rekenvaardigheden impact op de hoogte van het brutoloon dat iemand verdient.
Laaggeletterden zijn vaker werkloos. De overheid moet hen dan beschermen tegen verlies van inkomen. of Laaggeletterden hebben minder kansen op de arbeidsmarkt. De overheid moet voldoende werkgelegenheid voor hen bevorderen.
Een maatschappelijk vraagstuk kan vanuit vier verschillende invalshoeken bekeken worden.
Vanuit welke invalshoek is tekst hierboven geschreven?
vanuit de sociaaleconomische invalshoek
Ook goed rekenen: de politiek-juridische invalshoek.
Tekst 3: Moeder verbijsterd: “Mensen filmden mijn kind toen het werd aangereden.”
Iemand fotograferen die is aangereden. Politici en agenten kunnen er met hun verstand niet bij. Deze zomer vonden omstanders het nodig om foto’s te maken na een aanrijding. Dit tot groot verdriet van de nabestaanden.
De moeder van het slachtoffer, die haar naam liever niet in de krant heeft, richt zich in een oproep op sociale media direct tot de filmers. Wie zijn zij en wat zijn ze met de foto’s van plan? Uit respect voor haar kind wil de vrouw geen verdere toelichting geven op haar verhaal. Wel vindt ze het prima dat deze krant haar oproep oppakt.
Sensatiebeluste voorbijgangers die ernstige ongelukken en rampen filmen: het is een veelbesproken onderwerp. Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt.
“Vreselijk. Leed op leed. Wat bezielt mensen?”, reageert Madeleine van Toorenburg (CDA) op de filmers. “Het is nu wel de vraag wat er met de beelden wordt gedaan. Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen. Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’. “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd. De smartphone is een werkelijkheid waar we mee moeten leven, en met mensen die filmen dus ook.”
De afgelopen tijd hebben meerdere politiemensen in de media een oproep gedaan. “Ga niet filmen als wij een leven aan het redden zijn, en al helemaal niet als je daarmee de rest van het verkeer in gevaar brengt”, legt een woordvoerder uit.
“Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar. Maar beelden kunnen vervolgens ook een enorme impact op slachtoffers, familie, bekenden of nabestaanden hebben. Dus onze oproep: denk na over wat je filmt en wat je ermee doet!”
Een maatschappelijk vraagstuk is vanuit vier invalshoeken te bekijken. In tekst 3 zijn twee invalshoeken te herkennen: de politiek-juridische invalshoek en de veranderings- en vergelijkende invalshoek. Geef bij elk van deze invalshoeken een citaat uit tekst 3.
1. citaat politiek-juridische invalshoek (een van de volgende):
− “Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt.”
− “Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen”.
− “Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
− “Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar”.
2. citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek (een van de volgende):
− “Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’.”
− “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd.” Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
1. citaat politiek-juridische invalshoek …
2. citaat veranderings- en vergelijkende invalshoek …
Tekst 4: Mail jij nog na zes uur?
Nog even snel een mailtje openen op de bank en beantwoorden in bed. Zeker met een smartphone is zo’n ‘overwerkmail’ zo gestuurd. In België wordt momenteel onderzocht of de uitwisseling van werkmail tussen ambtenaren na zes uur ’s avonds kan worden stilgelegd. Als deze proef doorgaat, zal een groep van ruim tweeduizend werknemers ’s avonds geen toegang meer hebben tot de bedrijfsmail. Hiermee hoopt de overheid een einde te maken aan het hoge aantal burn-outs onder ambtenaren, dat de laatste jaren alleen maar is toegenomen.
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat overwerken slecht kan zijn voor de gezondheid. Zo publiceerden onderzoekers van de universiteit van Hamburg afgelopen zomer een studie waaruit bleek dat mensen die langer bereikbaar moeten zijn voor werk, meer stress ervaren.
Moeten Nederlandse werkgevers het e-mailverkeer ook stilleggen in de avonduren? Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt aan Tilburg University, denkt van niet. Het heeft iets ouderwets om e-mail na zes uur te verbieden. Alsof mensen tegenwoordig niet ook via andere kanalen communiceren.
Bovendien past het niet in de Nederlandse arbeidscultuur, waar werknemers juist steeds meer zelf willen bepalen. “In januari 2016 gaat de Wet Flexibel Werken in, een nieuwe wet die juist hamert op meer vrijheid voor de werknemer, ook als het gaat om werktijden.”
Maatschappelijke vraagstukken kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken.
Formuleer vanuit de veranderings- en vergelijkende invalshoek een vraag waarop het antwoord in tekst 4 staat.
Voorbeelden van juiste antwoorden:
− Hoe wordt er (door mensen/de overheid) in België tegen e-mailen na zes uur ’s avonds aangekeken?
− Welke maatregel tegen burn-outs onderzoekt de Belgische overheid?
− Is het aantal burn-outs onder ambtenaren (in België) de laatste jaren toe- of afgenomen?
In de analyse zitten ook altijd inhoudelijke vragen uit de modules Politiek en beleid en soms zelfs Criminaliteit en rechtsstaat. Dat is op zich niet erg, want deze heb je toch al moeten leren voor het eindexamen.
Er zijn een aantal regelmatig terugkerende vragen, die we nog even herhalen in de les. Daarnaast hebben we nog een aantal extra oefenvragen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de opvattingen zijn van politieke stromingen over dit maatschappelijk vraagstuk.
Uitleggen of betrokken partijen toegang hebben tot machtsmiddelen.
4.1. Opvattingen van politieke stromingen
Het is de bedoeling dat je opvattingen (standpunten) van politieke stromingen kunt toepassen op de bronnen uit de analyse. Bijvoorbeeld door een stroming in een tekst te herkennen, of juist uit te leggen wat de sociaaldemocratische stroming hiervan zou vinden.
VIJF POLITIEKE stromingen
Stroming
Kernwoorden
Liberalisme
Economische vrijheid, eigen verantwoordelijkheid en kleine rol voor de overheid
Sociaaldemocratie
Gelijkwaardigheid, solidariteit en grote rol voor de overheid
Christendemocratie
Naastenliefde, samenwerking en rentmeesterschap en kleine rol voor de overheid
Ecologische stroming
Duurzaamheid, natuur, milieu en grote rol voor de overheid.
Nationalistische stroming
De Nederlandse cultuur, tradities, nationaal bestuur en grote rol voor de overheid.
Tekst 1: Gemeente moet begrijpelijke taal gaan schrijven
De gemeente Almere moet begrijpelijker taal schrijven in haar brieven aan de inwoners. Nu zijn die brieven vaak slecht te begrijpen, vooral voor laaggeletterden en mensen met een beperking. Dat vindt de Almeerse gemeenteraad.
De raad nam donderdagavond een motie van PvdA en GroenLinks aan, waarin het college van B en W wordt opgeroepen om samen met een panel van ervaringsdeskundigen de correspondentie nog eens onder de loep te nemen. Veel mensen met een beperking begrijpen de communicatie van de gemeente niet. Ze kunnen daardoor in de problemen komen, omdat ze niet weten hoe ze moeten reageren.
Uit onderzoek is gebleken dat er in Almere bijna 20.000 laaggeletterden wonen en 1.200 mensen met niet-aangeboren hersenletsel die moeite hebben met lezen.
De fracties van GroenLinks en PvdA in Almere hebben in tekst 1 hierboven via een motie het college van burgemeester en wethouders opgeroepen om te kijken naar de informatie die van de gemeente naar de burgers gaat. Vaak is die te moeilijk voor laaggeletterde mensen. GroenLinks en de PvdA behoren bij dezelfde politieke stroming. Welk uitgangspunt van deze politieke stroming past het best bij de reden waarom deze twee partijen een motie hebben ingediend?
De twee partijen willen
A. burgers zelf zoveel mogelijk verantwoordelijkheid geven bij het oplossen van hun problemen.
B. een kleine rol voor de overheid.
C. nationalisme stimuleren.
D. opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.
D
Tekst 2: Duitsland wil nepnieuws aanpakken
Sociale media die te langzaam zijn bij het verwijderen van nepnieuws en haatberichten kunnen in Duitsland boetes tot €50 miljoen krijgen als dit wetsvoorstel van de Duitse regering wordt goedgekeurd. In Duitsland moet het parlement het wetsvoorstel nog aannemen. Weliswaar hebben Facebook en Twitter vrijwillig stappen gezet die tot verbetering hebben geleid, maar het is niet genoeg, volgens minister van justitie Heiko Maas tegenover journalisten van diverse media.
“Er wordt te weinig illegale inhoud verwijderd en als het al gebeurt, gaat het zelden snel genoeg”, stelt Maas. “Het grootste probleem is en blijft dat de netwerken de klachten van hun eigen gebruikers niet serieus genoeg nemen.”
De wet geeft de groeiende zorgen aan in de Duitse politiek over de mogelijke invloed van nepnieuws, met name tijdens verkiezingscampagnes. De angst is dat internet hoaxes (broodjeaapverhalen) en regelrechte leugens in Duitsland net zo’n rol gaan spelen als tijdens de verkiezingen in de Verenigde Staten. Zo werd het bericht dat paus Franciscus Donald Trump steunde, razendsnel verspreid via de sociale media.
Politieke stromingen hebben een aantal uitgangspunten. Ook over hoe met maatschappelijke vraagstukken omgegaan moet worden. In tekst 2 hierboven geeft Eurocommissaris Andrus Ansip aan, hoe hij het liefste wil dat het vraagstuk over nepnieuws aangepakt zou moeten worden.
Bij welke politieke stroming past de opvatting van Andrus Ansip in tekst 2? Geef de zin uit tekst 2 aan die past bij deze politieke stroming.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. De opvatting van Andrus Ansip is afkomstig uit de … stroming en de zin waaruit dat blijkt is …
De opvatting van Andrus Ansip is afkomstig uit de liberale stroming en de zin waaruit dat blijkt is: Ik denk dat het internet zichzelf moet reguleren.
Soms moet je zelfs de koppeling van een stroming naar een politieke partij kunnen maken. Dat betekent dat je eerst moet bedenken bij welke stroming hoort de SP en bij welke de VVD?
Tekst 3: Meer mogelijkheden aanpak computercriminaliteit
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie krijgt in de Tweede Kamer steun voor het wetsvoorstel voor het vergroten van de politiebevoegdheden bij het bestrijden van computercriminaliteit. Maar er zijn ook kritische geluiden: wordt het internet er echt veiliger door?
Het hacken van apparaten van verdachten door de politie roept veel vragen en discussie op. Een aantal woordvoerders van politieke partijen benadrukt het belang van het uitbreiden van de digitale opsporingsbevoegdheden.
Mevrouw Tellegen …(1)…: die opsporingsbevoegdheden zijn nodig om burgers en bedrijven te beschermen tegen cybercriminaliteit. Niet alle woordvoerders zijn positief over de uitbreiding van de digitale opsporingsmogelijkheden voor politie en justitie.
Mevrouw Van Tongeren …(2)…: we moeten niet te losjes omgaan met grondrechten zoals het briefgeheim.
De Tweede Kamer stemt 20 december 2016 over het wetsvoorstel en de ingediende moties.
In tekst 3 hierboven is op de puntjes achter de woordvoerders Tellegen en Van Tongeren de politieke partij waartoe zij behoren, weggelaten.
Welke twee politieke partijen zijn op de puntjes bij [1] en bij [2] weggelaten?
A. bij [1] de SP en bij [2] de VVD
B. bij [1] de VVD en bij [2] GroenLinks
C. bij [1] GroenLinks en bij [2] het CDA
D. bij [1] het CDA en bij [2] de PVV
B
4.2. Machtsmiddelen
Ook staan er altijd vragen over de machtsmiddelen. In een maatschappelijk vraagstuk heb je altijd verschillende belangen. De belanghebbenden (bijvoorbeeld een belangengroep) hebben machtsmiddelen nodig om hun vraagstuk op de politieke agenda te plaatsen. Er wordt dus geregeld gevraagd hoe deze belanghebbenden dat proberen.
acht machtsmiddelen om invloed uit te oefenen op de politiek
Je officiële functie. Sommige mensen hebben macht vanwege hun functie, bijvoorbeeld een politieagent of een bestuurder van een school. Zij mogen volgens de wet dingen die andere mensen niet mogen.
Kennis en deskundigheid. Als je ergens veel verstand van hebt, dan kun je meer macht uitoefenen. Denk aan een hoogleraar of wetenschapper.
Gezag en charisma. Als je heel goed bent in het overhalen van anderen, heb je meer macht. Denk aan iemand die heel overtuigend kan spreken en veel volgers heeft.
Toegang tot politici. Als je veel contact hebt met een politicus, kun je hem namens jou invloed laten uitoefenen.
Toegang tot media. Als je contacten hebt met media, kun je deze inschakelen om erover te berichten.
Lid zijn van een adviesorganisatie. Als je wordt gevraagd om advies te geven aan de overheid, heb je meer macht.
De grootte van een groep. Als veel mensen zich ergens voor of tegen uitspreken, is de kans groot dat zij daarmee iets kunnen veranderen. Denk aan stakingen of protesten.
Financiële middelen. Als je veel geld hebt, kun je gemakkelijk campagne voeren voor jouw ideeën of doneren aan een organisatie die jij belangrijk vindt.
Tekst 4: Forse kritiek op hackbevoegdheid politie
Tijdens een gesprek in de Tweede Kamer vanmorgen klonk forse kritiek op de hackbevoegdheid van de politie. De voorgestelde wet gaat veel te ver, vinden meerdere deskundigen die door de Tweede Kamer waren uitgenodigd om hun mening te geven over het voorstel van het kabinet. Het kabinet wil dat de politie op afstand computers, telefoons en andere apparatuur kan hacken.
De Nederlandse Orde van Advocaten is kritisch: volgens een woordvoerder van die organisatie kan de politie straks veel te makkelijk hacken. “Mijn pacemaker kan straks worden gehackt als ik mijn buurman een klap op zijn gezicht geef”, zegt hij.
Burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom is eveneens niet tevreden. Volgens jurist Ton Siedsma van die organisatie komt de politie “wel erg dicht op het menselijk lichaam”, nu steeds meer mensen draagbare elektronische apparatuur bij zich hebben.
Het Openbaar Ministerie en de politie, die ook mochten spreken in de Tweede Kamer, zijn het niet eens met de kritiek. Volgens Inge Philips, afdelingshoofd bij de politie, is het hacken van een telefoon of computer veel minder erg dan een huiszoeking. “Als we ergens binnenvallen, soms met honden erbij, en je zit met de familie op de bank, is dat geen fijne ervaring”, zegt Philips. “En dan zien we alles in een huis. Als we hacken, kunnen we dat veel beter afbakenen.”
Volgens Philips is het “zeer onwaarschijnlijk” dat de politie in computers van onschuldige burgers gaat kijken. “Er worden wel eens fouten gemaakt, want politiewerk blijft mensenwerk”, aldus Philips. “Maar dat betekent niet dat we gaan rondneuzen in computers. Dat willen we helemaal niet.”
De Tweede Kamer heeft onder andere burgerrechtenorganisatie Bits of Freedom en de Nederlandse Orde van Advocaten uitgenodigd om hun mening te geven. Deze organisaties hebben machtsmiddelen.
Welk machtsmiddel is te herkennen in tekst 4 hierboven?
A. beschikken over geld
B. bezitten van wettelijke bevoegdheden
C. hebben van kennis
D. inzetten van personen met charisma
C
Tekst 5: Stichting Lezen & Schrijven / Week van de Alfabetisering
Stichting Lezen & Schrijven is op 27 mei 2004 opgericht door H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden. Hoewel laaggeletterdheid voorkomt bij meer dan 10% van de volwassen bevolking, stond het als maatschappelijk probleem eigenlijk niet op de kaart. Tijdens de Week van de Alfabetisering organiseert Stichting Lezen & Schrijven samen met honderden lokale partners door het hele land meer dan 3.000 activiteiten rondom laaggeletterdheid.
Om een grotere bekendheid rondom het probleem te generen worden er verschillende media benaderd. En door meerdere landelijke bijeenkomsten te organiseren hopen we ook het breder publiek in beweging te krijgen. Zodat armoede afneemt, meer mensen een baan vinden en gezonder leven. Zodat kinderen opgroeien met aandacht voor taal en iedereen gelijke kansen krijgt. Want onze samenleving wordt sterker als iedereen kan meedoen.
Stichting Lezen & Schrijven wil laaggeletterdheid onderwerp van gesprek maken bij publiek en politiek. Ze hebben daartoe machtsmiddelen.
Welke twee machtsmiddelen die de Stichting Lezen & Schrijven heeft, zijn in tekst 5 hierboven te herkennen?
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
− toegang tot de media
− persoon met gezag of charisma
− het gebruik maken van relaties
− de toegang tot invloedrijke personen
− het hebben van expertise/kennis
Tekst 6: Rode Kruis: stop met filmen van ongelukken, ga liever helpen
Het moet afgelopen zijn met het filmen van gewonden na een ongeluk, zegt het Rode Kruis. De hulporganisatie stelt dat 90 procent van de Nederlanders het onacceptabel vindt en begint vandaag een campagne op sociale media.
“Het filmen van heftige situaties met een telefoon lijkt soms wel een soort reflex geworden”, zegt Nico Zuurmond van het Rode Kruis. “Je kunt de tijd die je gebruikt om te filmen ook benutten om 112 te bellen en eerste hulp te verlenen. Want juist dat is in die eerste minuten na een ongeluk van levensbelang.”
Vrijdag kregen 45 automobilisten een bekeuring toen ze een ongeluk op de A58 filmden of fotografeerden. Eerder die week filmden omstanders door een ruit van een restaurant hoe een man werd gereanimeerd. Tot woede van een agent, die er een blog op Facebook over schreef.
“Het gebeurt vrijwel continu, overal waar we komen”, zei de Nederlandse Politiebond zaterdag als reactie op deze gebeurtenissen. “Er lijkt geen grens te zijn”, voegde politievakbond ACP eraan toe. Agenten zeggen machteloos te staan tegen filmende omstanders: filmen op de openbare weg is niet verboden, het bedienen van een smartphone tijdens het rijden wel.
Bij maatschappelijke vraagstukken zijn vaak belangenorganisaties betrokken.
Noem twee belangenorganisaties die bij het maatschappelijk vraagstuk ramptoerisme betrokken zijn en welke in de teksten zijn te herkennen.
Noem twee belangenorganisaties die bij het maatschappelijk vraagstuk ramptoerisme betrokken zijn en welke in de teksten zijn te herkennen.
Leg uit welk machtsmiddel beide belangenorganisaties gebruiken om dit maatschappelijke vraagstuk onder de aandacht van de politiek en het publiek te krijgen.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. Twee belangenorganisaties zijn … en … en het machtsmiddel dat zij gebruiken is …
De belangenorganisaties zijn (twee van de volgende):
– het Rode Kruis
– de Nederlandse Politiebond
– politievakbond ACP
Het machtsmiddel dat zij gebruiken is de (gemakkelijke) toegang tot de media.
4.3. Oefenvragen
Opdracht 7
Het proces van politieke besluitvorming bestaat uit een aantal fasen.
Over welke fase gaat tekst 4 hierboven?
A fase 1: noemen van wensen / herkennen van het probleem als politiek probleem.
B fase 2: vergelijken of afwegen van politieke problemen.
C fase 3: beslissen over problemen.
D fase 4: uitvoeren van besluiten.
B
Tekst 7: Leraren protesteren tegen werkdruk
De leraren hebben er genoeg van. Veel Nederlandse leraren hebben het gevoel dat de politiek niet naar hen luistert. Ze klagen al jaren dat hun werkdruk te hoog is en dat de klassen te vol zitten. Daarom zijn een stel leraren vandaag naar Den Haag gegaan waar ze vanmorgen om 9.00 uur de ingang van het ministerie van Onderwijs blokkeerden.
Honderden leraren deden mee aan de protestactie die georganiseerd werd door belangenvereniging LIA (Leraren in Actie). Een aantal leraren had vervolgens om 11.00 uur een vergadering met minister Jet Bussemaker van Onderwijs.
LIA is een belangengroep. Een kenmerk van belangengroepen is dat ze bepaalde belangen nastreven.
Noem een ander kenmerk van belangengroepen en geef aan waarom LIA in tekst 7 daaraan voldoet.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Kenmerk: … LIA in tekst 7 hierboven voldoet daaraan, omdat …
Kenmerk: Belangengroepen proberen druk uit te oefenen op de politieke besluitvorming
LIA in tekst 7 voldoet daaraan, omdat (één van de volgende):
− LIA door middel van de blokkade van de ingang van het ministerie van Onderwijs aandacht wil vragen voor de werkdruk in het onderwijs.
− (een aantal leraren van) LIA een vergadering met Jet Bussemaker van Onderwijs had.
Tekst 8: Moeder verbijsterd: “Mensen filmden mijn kind toen het werd aangereden.”
Iemand fotograferen die is aangereden. Politici en agenten kunnen er met hun verstand niet bij. Deze zomer vonden omstanders het nodig om foto’s te maken na een aanrijding. Dit tot groot verdriet van de nabestaanden.
De moeder van het slachtoffer, die haar naam liever niet in de krant heeft, richt zich in een oproep op sociale media direct tot de filmers. Wie zijn zij en wat zijn ze met de foto’s van plan? Uit respect voor haar kind wil de vrouw geen verdere toelichting geven op haar verhaal. Wel vindt ze het prima dat deze krant haar oproep oppakt.
Sensatiebeluste voorbijgangers die ernstige ongelukken en rampen filmen: het is een veelbesproken onderwerp. Sommige Tweede Kamerleden zijn dit gedrag zo beu dat ze aan de minister hebben gevraagd of zij strafrechtelijk kunnen worden aangepakt.
“Vreselijk. Leed op leed. Wat bezielt mensen?”, reageert Madeleine van Toorenburg (CDA) op de filmers. “Het is nu wel de vraag wat er met de beelden wordt gedaan. Dit is precies waarom er snel regelgeving moet komen. Het liefst zie ik een stevige strafbepaling waarmee deze mensen kunnen worden aangepakt.”
Volgens de politie is dit soort ramptoerisme ‘van alle tijden’. “Maar door de komst van de smartphone is er wel het een en ander veranderd. De smartphone is een werkelijkheid waar we mee moeten leven, en met mensen die filmen dus ook.”
De afgelopen tijd hebben meerdere politiemensen in de media een oproep gedaan. “Ga niet filmen als wij een leven aan het redden zijn, en al helemaal niet als je daarmee de rest van het verkeer in gevaar brengt”, legt een woordvoerder uit.
“Filmen als je achter het stuur zit is gewoon strafbaar. Maar beelden kunnen vervolgens ook een enorme impact op slachtoffers, familie, bekenden of nabestaanden hebben. Dus onze oproep: denk na over wat je filmt en wat je ermee doet!”
In tekst 8 staat dat sommige Tweede Kamerleden willen dat de minister het mogelijk maakt om ramptoeristen strafrechtelijk aan te pakken.
Wie beslist of het filmen van ernstige ongelukken en rampen strafbaar wordt gesteld?
A. de koning
B. de politie
C. de regering
D. het ministerie van Justitie en Veiligheid
E. het parlement
E
Naast het onderdeel Politiek speelt ook de module Massamedia een belangrijke rol. Veel van wat je eerder hebt geleerd, moet je opnieuw leren om een aantal vragen in de analyse goed te beantwoorden.
Het is zoveel dat we het opsplitsen in lessen: massamedia deel 1 en massamedia deel 2. Dit is deel 1.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke rol beeldvorming speelt in een maatschappelijk vraagstuk.
Uitleggen welke theorieën van beïnvloeding door de media er zijn.
Uitleggen welke functies de media hebben.
Weten wat de uitgangspunten zijn van het overheidsbeleid.
De reden dat onderdelen van de module Massamedia terugkomen heeft te maken met één van de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk. Namelijk: “De media besteden aandacht aan het probleem.” Massamedia zijn dus een factor van betekenis bij een maatschappelijk vraagstuk, bij maatschappijkunde willen we dus dat je de betekenis goed gaat begrijpen en hier ook bewust van bent tijdens het analyseren van een vraagstuk.
5.1. Beeldvorming
Dat begint bij het beeld dat je vormt van media. We hebben eerder geleerd dat de media voor een belangrijk deel bepalen wat we weten en hoe we denken over gebeurtenissen in de samenleving, over groepen mensen en personen. We weten ook dat deze beeldvorming niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid.
Dit komt door onze selectieve waarneming. Daarmee bedoelen we dat iemand alleen die informatie tot zich neemt, die past binnen het eigen referentiekader. Iedereen heeft een eigen referentiekader, een eigen “gekleurde bril” waarmee je naar de samenleving kijkt. Dit kan weer zorgen voor stereotypen en vooroordelen.
Tekst 1: Bewoner Noord-Groningen: ‘Zet die gaskraan maar open’
Een afwijkend geluid uit het hart van het Groningse bevingsgebied. Bewoner Erik Visser stelt dat de gaskraan zo wijd mogelijk moet worden opengezet. Want pas als de gasvoorraad onder de grond op is, komt er een einde aan de bevingen. “Ik hoor iedereen hier in de provincie over een vermindering van de gaswinning, maar daar ben ik het helemaal niet mee eens. Dan duurt het nog 40 jaar voordat de bevingen stoppen en blijven we bezig met het repareren van het huis.” Hij mist in alle discussie de (veelgeroemde) nuchterheid van de Groningers.
In welke zin van tekst 1 wordt een stereotype weergegeven?
A. Bewoner Erik Visser stelt dat de gaskraan zo wijd mogelijk moet worden opengezet.
B. Dan duurt het nog 40 jaar voordat de bevingen stoppen en blijven we bezig met het repareren van het huis.
C. Een afwijkend geluid uit het hart van het Groningse bevingsgebied.
D. Hij mist in alle discussie de veelgeroemde nuchterheid van de Groningers.
D.
Tekst 2: ‘Geen rare kronkel in je hoofd als je nepnieuws gelooft’
Een man in de Verenigde Staten trok zondag zijn geweer in een pizzeria, omdat oud-presidentskandidaat Hillary Clinton daar een kinderpornonetwerk zou runnen. Het motief klinkt vergezocht, en dat was het ook. Het misbruik was verzonnen, nepnieuws, verspreid via sociale media. Wie gelooft nu zoiets? “Dat zijn mensen zoals u en ik”, zegt Mark Deuze. Hij is hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam. “Personen die nepnieuws op internet geloven, zijn geen mensen met een rare kronkel in hun hoofd. Hoe graag we ze ook in deze categorie proberen te stoppen”, legt hij uit in het NPO Radio 1-programma Nieuws en Co.
(…)
Mark Deuze hamert erop dat mensen niet de ogen moeten sluiten voor andersdenkende instanties of personen. “Iedereen creëert zijn eigen werkelijkheid en de media helpen daar goed bij. Het punt is dat, als we niet naar de journalistiek luisteren, we zelf moeite moeten doen om ook een andere werkelijkheid te kunnen zien.”
In tekst 2 staat: “Iedereen creëert zijn eigen werkelijkheid en de media helpen daar goed bij.” Welk begrip past het beste bij dit citaat?
A. actualiteit
B. censuurverbod
C. pluriformiteit
D. referentiekader
D.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
5.2. Beïnvloeding
De media heeft dus invloed op jou, alleen hoe ze precies invloed op jou hebben is afhankelijk van welke theorie je toepast.
BEÏNVLOEDINGSTHEORIEËN
Injectienaaldtheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat media het publiek ‘vol kunnen spuiten’ met bepaalde ideeën en informatie. De mensen worden daarbij als klakkeloze afnemers van deze ideeën gezien. De media zijn volgens deze theorie in staat tot indoctrinatie en manipulatie.
Framingtheorie
Volgens de framingtheorie kunnen de media een onderwerp op een bepaalde manier belichten – framen. Daarmee sturen ze de wijze waarop de ontvangers van die boodschap over het onderwerp gaan nadenken en praten in een bepaalde richting. Deze framing door de media kan bewust of onbewust plaatsvinden.
Agendatheorie
Volgens deze theorie hebben media – door de hoeveelheid aandacht die ze aan
bepaalde onderwerpen besteden – invloed op waar mensen over praten en wat
mensen belangrijk vinden, maar hebben media geen directe invloed op hoe mensen over deze onderwerpen denken.
Theorie van selectieve perceptie
Mensen nemen waar op basis van hun referentiekader. Informatie die daar niet bij past, wordt niet waargenomen, of niet voor waar aangenomen. Sommige
communicatiedeskundigen zijn dan ook van mening dat bepaalde informatie via de media alleen mensen kan bereiken die open staan voor die informatie.
Tekst 3: Stichting Lezen & Schrijven / Week van de Alfabetisering
Stichting Lezen & Schrijven is op 27 mei 2004 opgericht door H.K.H. Prinses tien der Nederlanden. Hoewel laaggeletterdheid voorkomt bij meer dan 10% van de volwassen bevolking, stond het als maatschappelijk probleem eigenlijk niet op de kaart.
Tijdens de Week van de Alfabetisering organiseert Stichting Lezen & Schrijven samen met honderden lokale partners door het hele land meer dan 3.000 activiteiten rondom laaggeletterdheid.
Om een grotere bekendheid rondom het probleem te generen worden er verschillende media benaderd. En door meerdere landelijke bijeenkomsten te organiseren hopen we ook het breder publiek in beweging te krijgen. Zodat armoede afneemt, meer mensen een baan vinden en gezonder leven. Zodat kinderen opgroeien met aandacht voor taal en iedereen gelijke kansen krijgt. Want onze samenleving wordt sterker als iedereen kan meedoen.
De Stichting Lezen & Schrijven benadert verschillende media, zodat de media het probleem van laaggeletterdheid onder de aandacht kunnen brengen bij het publiek. De media hebben ervoor gekozen om veel aandacht te geven aan laaggeletterdheid en de Week van de Alfabetisering.
De injectienaaldtheorie en de selectieve-perceptietheorie geven een verschillende uitleg over wat het effect is op de mening van de burgers over laaggeletterdheid.
Leg voor beide theorieën uit welk gevolg de aandacht van de media zou kunnen hebben op de mening van burgers over laaggeletterdheid.
Voorbeelden van juiste antwoorden:
Injectienaaldtheorie: Bij de injectienaaldtheorie worden mensen dusdanig beïnvloed dat alles wat door de media wordt gezegd of geschreven, automatisch als waar wordt aangenomen. Dit gebeurt vaak door herhaling van het onderwerp en de manier waarop de media het overbrengen.
Selectieve-perceptietheorie: Bij de selectieve-perceptie theorie zal een deel van de mensen het onderwerp als belangrijk zien, omdat het past bij hun referentiekader/belangstelling. Een ander gedeelte zal er geen aandacht aan besteden, omdat ze er juist vanwege hun referentiekader geen belang aan hechten. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Injectienaaldtheorie: …
Selectieve-perceptietheorie: …
Tekst 4: Beperking gebruik plastic draagtassen
Iedere burger van de Europese Unie (EU) gebruikt elk jaar gemiddeld zo’n 200 plastic draagtassen, vooral dunne tasjes. Veel daarvan komen na gebruik in het milieu terecht. Geschat wordt dat in 2010 in de EU meer dan acht miljard plastic draagtassen als zwerfafval in het milieu zijn terechtgekomen, vooral in zee. Als deze tassen in het milieu terechtkomen, vallen ze in steeds kleinere (microplastic)deeltjes uit elkaar en deze deeltjes kunnen honderden jaren in de natuur aanwezig zijn. Dit is schadelijk voor flora en fauna.
De EU heeft daarom een richtlijn opgesteld om het gebruik van dunne draagtassen te beperken. Het doel van de richtlijn is om het aantal tassen per persoon per jaar te verminderen tot 40 in 2025. Lidstaten mogen zelf kiezen of zij alle tassen willen verbieden of dat zij tassen duurder maken. De richtlijn trad op 26 mei 2015 in werking. De richtlijn volgt op een verzoek in 2011 van de ministers van Milieu uit de EU-landen om mogelijke EU-maatregelen tegen het gebruik van plastic tassen te onderzoeken.
Hieronder staan de reacties van twee leerlingen op tekst 4.
Bram: “De media zouden hier veel meer aandacht aan moeten besteden. Het is belangrijk dat mensen hier goed over nadenken.”
Sibel: “Dat heeft toch geen zin, Bram. Mensen zitten vast aan hun eigen ideeën en als deze informatie daar niet bij past, dan zal de boodschap hen niet bereiken.”
Er zijn verschillende theorieën over de beïnvloeding van mensen door de media, zoals:
1. De agendatheorie
2. De injectienaaldtheorie
3. De theorie van de selectieve perceptie.
Welke theorie past bij de reactie van Bram en welke theorie past bij de reactie van Sibel?
Bram: de agendatheorie
Sibel: de theorie van de selectieve perceptie Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Bram: … -kies één van de drie theorieën.
Sibel: … -kies één van de drie theorieën.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
5.3. Functies van de media
De media hebben dus nut voor het begrijpen van een maatschappelijk vraagstuk. Maar het NOS Journaal doet dat weer op een andere manier, dan De Avondshow met Arjen Lubach. Media hebben verschillende functies. Je moet de volgende zes functies van de media kennen.
ZES FUNCTIES VAN MASSAMEDIA
Amusementsfunctie
De media worden veel gebruikt voor amusement: je vermaakt je ermee en je hebt er plezier van. Denk aan films, series, stripboeken en spelletjes.
Informatiefunctie
De media geven burgers feitelijke informatie, bijvoorbeeld over beslissingen die gemaakt worden door de overheid. Voor de democratie is dit een belangrijke functie, want alleen als burgers alle feiten kennen, kunnen ze goed nadenken over zulke vraagstukken.
Socialiserende functie
Socialisatie betekent dat je waarden en normen aanleert: je leert wat normaal is in de cultuur waarin je leeft. De media socialiseert mensen en draagt daarmee onze cultuur over. Zo staat er bijvoorbeeld in de krant dat het belangrijk is om de doden te herdenken met een herdenkingsdag, en zie je op het journaal dat mensen oranje kleding aandoen op Koningsdag.
Meningsvormende functie
In de media komen veel verschillende mensen aan het woord. Soms proberen zij de mening van mensen te beïnvloeden en vormen. Zij proberen er dan voor te zorgen dat jouw mening verandert.
Controle- of waakhondfunctie
De media doen kritisch onderzoek naar het beleid van de overheid en naar bedrijven. Deze functie is ook belangrijk voor onze democratie, want er wordt gekeken of politici wel doen wat ze beloven, en of bedrijven zich wel aan de regels houden. Journalisten heten dus ook wel “de waakhonden van de democratie”.
Agendafunctie
De media worden soms door mensen of organisaties gebruikt om maatschappelijke onderwerpen of problemen te introduceren. Zij proberen dan om het probleem op de publieke of politieke agenda te zetten.
Tekst 5: Stichting Lezen & Schrijven / Week van de Alfabetisering
Stichting Lezen & Schrijven is op 27 mei 2004 opgericht door H.K.H. Prinses Laurentien der Nederlanden. Hoewel laaggeletterdheid voorkomt bij meer dan 10% van de volwassen bevolking, stond het als maatschappelijk probleem eigenlijk niet op de kaart. Tijdens de Week van de Alfabetisering organiseert Stichting Lezen & Schrijven samen met honderden lokale partners door het hele land meer dan 3.000 activiteiten rondom laaggeletterdheid.
Om een grotere bekendheid rondom het probleem te generen worden er verschillende media benaderd. En door meerdere landelijke bijeenkomsten te organiseren hopen we ook het breder publiek in beweging te krijgen. Zodat armoede afneemt, meer mensen een baan vinden en gezonder leven. Zodat kinderen opgroeien met aandacht voor taal en iedereen gelijke kansen krijgt. Want onze samenleving wordt sterker als iedereen kan meedoen.
De media hebben verschillende functies. Welke twee functies van de media zijn te herkennen in tekst 5?
A. de controlerende functie en de socialiserende functie
B. de informatieve functie en de amusementsfunctie
C. de meningsvormende functie en de controlerende functie
D. de socialiserende functie en de informatieve functie
D.
Tekst 6: Ahmed Aarad: ramptoerisme live vanaf de bank
Je zult mij niet zien schrijven over aanslagen op het moment dat er iets gebeurt. Geen foto’s, geen filmpjes of livestreams. Nooit niet. Ik weiger mee te werken om het lijden van mensen in beeld te brengen voor de clicks die het oplevert.
Veel onlinemedia-bedrijven tuimelen over elkaar heen om de beelden op hun websites, het liefst live, te plempen. Ze zitten 24/7 klaar om bij het minste of geringste direct in te springen en beelden te tonen. Waarom? Omdat juist dit lijden heel snel heel veel knaken oplevert.
Dat wij massaal en met z’n allen op deze beelden klikken, zegt ook iets over jou en mij en onze maatschappij. We kennen haast geen morele grenzen meer. We slikken alles massaal zonder enige kritiek of vraag waar dit eigenlijk goed voor is. Normen en waarden zijn zaken waar we over praten, maar die we vrijwel nooit toepassen. Zeker niet als je naar een filmpje kunt kijken dat jou weer even van entertainment voorziet.
Columnist Ahmed Aarad heeft een column geschreven over ramptoerisme. Tekst 6 is een fragment uit de column. Als de media berichten over een bepaald maatschappelijk vraagstuk, dan kunnen ze verschillende functies voor personen vervullen, zoals de informatieve functie en de amusementsfunctie.
Noem twee andere functies van de massamedia die tekst 6 vervult. Geef bij elke functie een uitleg.
Functie 1 is de socialiserende functie, want de columnist draagt in tekst 6 zijn waarden en normen (ten aanzien van ramptoerisme) over (aan de lezers).
Functie 2 is de meningsvormende functie, want de hele column geeft de mening van de columnist weer / want de columnist probeert zijn lezers aan het denken te zetten. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Functie 1 is … want …
Functie 2 is … want …
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
5.4. Uitgangspunten van de overheid
Om te zorgen dat de media in Nederland divers en vrij zijn, heeft de overheid in de mediawet een aantal afspraken gemaakt. De belangrijkste uitgangspunten van die wet zijn pluriformiteit en persvrijheid.
Pluriformiteit
De overheid streeft naar een pluriform aanbod van media. Dit betekent dat er programma’s worden gemaakt over verschillende onderwerpen, voor grote en kleine doelgroepen.
Persvrijheid
De overheid mag zich niet bemoeien met de inhoud van media. Media zijn onafhankelijk en er mag geen sprake zijn van censuur.
Opdracht 7
Lees tekst 1 nog een keer.
In een democratische samenleving is pluriformiteit van de media belangrijk.
a) Wat wordt bedoeld met pluriformiteit van de media?
Met pluriformiteit van de media wordt bedoeld: veelzijdigheid (in onder andere maatschappelijk, politiek, religieus opzicht) van het media-aanbod. Dus dat er veel verschillende soorten media bestaan, die van elkaar verschillen wat betreft politieke/maatschappelijke/religieuze achtergrond/uitgangspunten, doelgroep etc.
b) Geef een reden waarom pluriformiteit van de media iemand kan helpen bij het vormen van een eigen mening over de gaswinning in Groningen.
Dit kan helpen bij het vormen van een eigen mening, omdat (voorbeelden van een juist antwoord):
− je door deze pluriformiteit kunt beschikken over informatie over de gaswinning vanuit verschillende gezichtspunten.
− je door deze pluriformiteit niet slechts vanuit eén gezichtspunt/standpunt over het onderwerp gaswinning hoeft te lezen/horen.
− je dan de informatie van verschillende media / vanuit verschillende gezichtspunten met elkaar kunt vergelijken en zo je eigen mening kunt vormen. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Met pluriformiteit van de media wordt bedoeld: …
Dit kan helpen bij het vormen van een eigen mening, omdat …
Opdracht 8
Lees tekst 6 nog een keer.
De columnist schrijft dat hij nooit zal schrijven of video’s zal plaatsen over aanslagen. Hij wil niet dat er geld verdiend wordt aan andermans lijden.
De Nederlandse overheid kan dit ook niet verbieden. Met welke uitgangspunt van de overheid heeft dit te maken?
Persvrijheid.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
Naast het onderdeel Politiek speelt ook de module Massamedia een belangrijke rol. Veel van wat je eerder hebt geleerd, moet je opnieuw leren om een aantal vragen in de analyse goed te beantwoorden.
Het is zoveel dat we het opsplitsen in lessen: massamedia deel 1 en massamedia deel 2. Dit is deel 2.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen welke rol media spelen bij het selecteren van nieuws.
Weten welke acht selectiecriteria er zijn.
Uitleggen hoe je de betrouwbaarheid van een bron kunt vaststellen.
6.1. Rol van de media bij nieuwsselectie
Media spelen dus een belangrijke rol bij het analyseren van een maatschappelijk vraagstuk. Ook bij de totstandkoming van nieuws, spelen de media een belangrijke rol. Daarom moet je het volgende weten:
vier onderdelen van de rol die media hebben
Media spelen een belangrijke rol bij het maken en verspreiden van nieuws.
Media hebben daardoor een belangrijk aandeel in de beeldvorming en berichtgeving over maatschappelijke vraagstukken.
Nieuws dat verschijnt in de media, is het resultaat van selectieprocessen op verschillende momenten.
Nieuws wordt gemaakt door verslaggevers, journalisten, persbureaus en redacties.
Tekst 1: Hard optreden tegen levensgevaarlijk mobieltje
De politie moet hard optreden tegen het ‘levensgevaarlijke’ gebruik van smartphones op de fiets. Dat vindt de voormalig landelijk verkeersofficier van justitie, Koos Spee.
“Bellende jongeren missen totaal wat er op de weg gebeurt”, zegt Spee over bellen en Whatsappen op de fiets. “Dat is levensgevaarlijk, net als niet handsfree bellen in de auto.” Volgens hem kun je dit probleem alleen oplossen met een verbod. Minister Schultz (Infrastructuur en Milieu) zei eerder over een dergelijk verbod dat handhaven lastig is. Spee doet dat af als onzin.“Als je dit belangrijk vindt, is het wel degelijk te handhaven. Dat betekent dat je structureel moet controleren, maar dat kan heel effectief: door bijvoorbeeld te controleren bij een school. Als vier jongeren een boete krijgen, gaat dat als een lopend vuurtje door de school. Veel van die jongeren zullen het dan in het vervolg wel laten om hun mobieltje op de fiets te gebruiken.”
De voormalig verkeersofficier krijgt bijval van verkeerspsycholoog Gerard Tertoolen die voorlichting en campagnes afdoet als nutteloos. “Jongeren laten zich niet afschrikken door campagnes. Het leidt nauwelijks tot een gedragsverandering.”
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu lanceerde vorige week een campagne waarin fietsers worden opgeroepen om verantwoord om te gaan met smartphones in het verkeer. De campagne ‘Aandacht op de weg’ roept fietsers dan ook op om even op een veilige plek stil te gaan staan als ze iets op internet willen opzoeken of zich willen verdiepen in de sociale media.
Media spelen een belangrijke rol bij het maken en verspreiden van informatie van de overheid.
Welk ander onderdeel van de media is te herkennen in tekst 1?
Media hebben een belangrijk aandeel in de beeldvorming en berichtgeving over maatschappelijke vraagstukken.
Opdracht 2
Lees tekst 1 hierboven nog een keer.
Tekst 1 stond in De Telegraaf. Dagbladen kunnen niet alle nieuwsberichten plaatsen. Ze moeten een keuze maken. De keuzes over welke gebeurtenissen uiteindelijk in het dagblad komen, worden in verschillende stadia door verschillende mensen gemaakt. Zo is er bijvoorbeeld een stadium waarin een verslaggever of journalist besluit om wel of niet over iets te berichten.
Wie besluit in een later stadium of het bericht in het dagblad komt?
de redactie van het dagblad/(hoofd)redacteur van het dagblad
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
6.2. Nieuwsselectie
Media selecteren dus welk nieuws interessant genoeg is om te publiceren. Er zijn acht criteria die journalisten gebruiken om nieuws te selecteren.
De acht selectiecriteria
Eigen waarden en normen van de journalist. Een journalist heeft natuurlijk zelf een mening over welk nieuws bekend moet worden.
De actualiteit. Nieuws gaat over actuele gebeurtenissen: gebeurtenissen die heel recent gebeurd zijn. Oude gebeurtenissen komen natuurlijk niet in het nieuws!
De uitzonderlijkheid. Gebeurtenissen die heel bijzonder of heel ongewoon zijn, komen sneller in het nieuws.
De nabijheid. Speelt de gebeurtenis zich dichtbij af? Bijvoorbeeld in Nederland, of Europa? Dan komt het sneller in het nieuws dan nieuws van landen verder weg.
De doelgroep. Wie gaat het nieuwsbericht lezen? Jongeren willen andere berichten lezen dan volwassenen. En de interesse van volwassenen hangt misschien weer af van hun politieke voorkeur.
De commerciële belangen. Een krant of nieuwssite moet geld verdienen. Wat voor soort nieuws moet er op de voorpagina van de krant staan om de krant goed te laten verkopen?
De belangstelling van een groot publiek. Als heel veel mensen een gebeurtenis interessant zullen vinden, dan komt het sneller in het nieuws.
Identiteit of doelstelling van het medium. Wat vindt de redactie zelf belangrijk? Is het een christelijk mediabedrijf, of heeft het mediabedrijf een politieke kleur? Daar zal de berichtgeving bij moeten passen.
Tekst 2: Ahmed Aarad: ramptoerisme live vanaf de bank
Je zult mij niet zien schrijven over aanslagen op het moment dat er iets gebeurt. Geen foto’s, geen filmpjes of livestreams. Nooit niet. Ik weiger mee te werken om het lijden van mensen in beeld te brengen voor de clicks die het oplevert.
Veel onlinemedia-bedrijven tuimelen over elkaar heen om de beelden op hun websites, het liefst live, te plempen. Ze zitten 24/7 klaar om bij het minste of geringste direct in te springen en beelden te tonen. Waarom? Omdat juist dit lijden heel snel heel veel knaken oplevert.
Dat wij massaal en met z’n allen op deze beelden klikken, zegt ook iets over jou en mij en onze maatschappij. We kennen haast geen morele grenzen meer. We slikken alles massaal zonder enige kritiek of vraag waar dit eigenlijk goed voor is. Normen en waarden zijn zaken waar we over praten, maar die we vrijwel nooit toepassen. Zeker niet als je naar een filmpje kunt kijken dat jou weer even van entertainment voorziet.
Naast commerciële belangen spelen er nog andere criteria een rol bij de selectie van nieuws.
Noem twee andere selectiecriteria die de media kunnen gebruiken bij het plaatsen van foto’s en filmpjes van ongelukken en rampen.
Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende):
− eigen waarden en normen van de journalisten of referentiekader
− actualiteit
− uitzonderlijkheid
− nabijheid
− de doelgroep waarvoor het nieuws bedoeld is
− de belangstelling van een groot publiek
− identiteit/doelstelling van het medium
Opdracht 4
Lees tekst 1 hierboven nog een keer.
Bij de keuze om een artikel over een onderwerp te schrijven en plaatsen, wordt gebruik gemaakt van een aantal criteria. Zo kan een gebeurtenis heel bijzonder zijn.
Noem twee andere selectiecriteria die een rol gespeeld kunnen hebben bij de keuze voor het plaatsen van tekst 1 in De Telegraaf. Geef per selectiecriterium een toelichting.
Voorbeelden van juiste selectiecriteria met juiste verklaringen (twee van de volgende):
− actualiteit, want kort/een week ervoor was de campagne ‘Aandacht op de weg’ gelanceerd / want het onderwerp stond op het moment dat De Telegraaf het artikel plaatste, in de belangstelling
− de doelgroep van het medium/De Telegraaf, want de lezers van De Telegraaf zullen hierover willen lezen omdat ook zij te maken hebben met mensen/jongeren die smartphones gebruiken tijdens het fietsen
− de nabijheid, want (bijna) alle mensen hebben te maken met het onderwerp/het wel of niet gebruiken van een smartphone/whatsappen op de fiets
− de belangstelling van het (grote) publiek, want veel mensen zullen geïnteresseerd zijn in het onderwerp Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Selectiecriterium 1: … , want …
Selectiecriterium 2: … , want …
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
6.3. Betrouwbaarheid van een bron vaststellen
Via de mogelijkheden van het internet is iedereen in staat om een rol te spelen in de nieuwsvoorziening. Bijvoorbeeld burgerjournalistiek. Daardoor is het belangrijk dat je leert om zelf te kijken hoe objectief informatie is.
Drie vragen om te controleren of informatie objectief is
Is er hoor en wederhoor toegepast?
Zijn feiten en meningen van elkaar gescheiden?
Gebruiken ze feiten die terug te vinden zijn in andere bronnen?
Daarnaast wordt de mate van objectiviteit of subjectiviteit ook bepaald door de keuze van de onderwerpen, gebruikte woorden, gekozen beelden, de invalshoek en het frame van waaruit een onderwerp beschreven wordt.
Tekst 3: Voorbijgangster (52) legt uit waarom ze een ongeluk filmde
Of ze bang is voor negatieve reacties? Welnee, het filmen van heftige ongelukken ‘hoort nu eenmaal bij deze tijd’. De voorbijgangster was een van de vele mensen die de nasleep van het ongeval op beeld vastlegde. Om automobilisten te waarschuwen voor een verkeerschaos, maar ook om zoveel mogelijk aandacht te krijgen op sociale media. “Ik vind het stiekem ook wel leuk als grote en belangrijke kanalen mijn berichten retweeten.”
Zij benadrukt niemand te willen kwetsen en zegt er altijd goed op te letten of er geen schokkende details op haar filmpjes te zien zijn. Waarom ze het nodig vindt haar verhaal te vertellen? “Ik begrijp de reacties, maar ik vind ook dat we met z’n allen vrij krampachtig doen over dit soort dingen. Zelf snap ik best dat zoveel mensen het gefilmd hebben. Het is iets heftigs, iets ernstigs, de mensen hebben het recht om te weten wat er in hun wereld gebeurt.”
De politie is woedend over het gedrag van de filmers en roept hen op eens goed na te denken waar ze mee bezig zijn. De voorbijgangster, een fanatieke Twitteraar, voelt zich niet persoonlijk aangesproken.
In tekst 3 komt niet alleen iemand aan het woord die een ongeluk heeft gefilmd, maar ook de politie die woedend is over het gedrag van deze filmers. Bij een objectieve berichtgeving passen bepaalde criteria. Een van die criteria is het scheiden van feiten en meningen.
Welk ander criterium van objectieve berichtgeving is toegepast in tekst 2?
(Het toepassen van) hoor en wederhoor
Tekst 4: Gratis plastic tassen verboden
Winkeliers moeten vanaf 1 januari 2016 geld vragen als zij een plastic tas aanbieden. Het verbod op het gratis verstrekken van de wegwerptassen moet het zwerfafval terugdringen en het milieu sparen. De PvdA is blij, coalitiepartner VVD niet. VVD-Kamerlid Remco Dijkstra noemt de maatregel overbodig en betuttelend.
Het verbod op gratis plastic tassen in bijvoorbeeld winkels zal in het begin niet al te streng worden gehandhaafd. Dat zei staatssecretaris Sharon Dijksma (Milieu) donderdag in de Tweede Kamer. Het kan zijn dat winkeliers nog niet meteen alles op orde hebben. Ze riskeren dan een tik op de vingers van inspecteurs. Bij herhaling is een boete mogelijk. Volgens de staatssecretaris blijkt uit de praktijk dat de meeste consumenten zelf een tas meenemen als er een kleine vergoeding wordt gevraagd voor een wegwerptas. Volgens haar zorgt het voor meer bewustwording over afval. “Met minder plastic tasjes verminderen we de plastic afvalberg. Zo worden minder grondstoffen verspild, is er minder plastic troep op straat en gaan we de plastic soep in oceanen tegen.”
Zo objectief mogelijke nieuwsverstrekking moet voldoen aan drie criteria. Een criterium is het controleren van feiten via andere bronnen. Een ander criterium is het toepassen van hoor en wederhoor.
Wat is het derde criterium? Geef met een voorbeeld uit tekst 4 aan dat in deze tekst ook aan het derde criterium is voldaan.
Het derde criterium is dat feiten en meningen gescheiden moeten zijn.
In tekst 4 wordt hieraan voldaan, want (één van de volgende):
− bij de meningen in tekst 4 staat telkens duidelijk aangegeven van wie de mening is.
− in tekst 4 worden de meningen aangegeven door het gebruik van aanhalingstekens of door woorden als volgens, zei of noemt. Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan.
Het derde criterium is …
In tekst 4 wordt hieraan voldaan, want …
Uitgebreide informatie over dit onderwerp vind je terug in de module Massamedia.
Lockdowns, online lessen, mondkapjes. Sinds het coronavirus heerst, heeft het veel effect gehad op onze maatschappij. Het virus is een groot maatschappelijk vraagstuk (of eigenlijk: heel veel verschillende vraagstukken bij elkaar), waarbij veel speelt voor de overheid en alle Nederlanders. We gaan het coronavirus als maatschappelijk vraagstuk analyseren.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Uitleggen wat de de vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Om deze opdracht te kunnen maken, moet je weten hoe je een maatschappelijk vraagstuk herkent en hoe je de vier invalshoeken (of: benaderingswijzen) moet toepassen.
De vier invalshoeken bij een maatschappelijk vraagstuk
Politiek-juridische invalshoek
Sociaaleconomische invalshoek
Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Hieronder volgen zes vragen aan de hand van bronnen. Vaak is alleen de eerste alinea lezen niet genoeg. Zorg dus dat je verder leest, om zeker te weten dat je de vraag zorgvuldig kunt beantwoorden. Succes!
1. #IKDOENIETMEERMEE
Bekijk de bovenstaande video voor een inleiding.
#ikdoenietmeermee: boodschap influencers wake-upcall voor beleidsmakers
Een groep BN’ers heeft zich uitgesproken tegen de coronamaatregelen. Onder anderen Famke Louise, Thomas Berge en Tim Douwsma plaatsten de hashtag #ikdoenietmeermee op hun Instagram en eisen ‘eerlijkheid en transparantie’ van de overheid. De actie wordt bekritiseerd en bespot, maar zegt ook iets over het afbrokkelende draagvlak voor de corona-aanpak.
Een maatschappelijk vraagstuk kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken.
In welk citaat uit de tekst hierboven is de sociaal-culturele invalshoek te herkennen?
A. “Ze stellen vragen over het nut van niet-medische mondkapjes en de 1,5 metermaatregel, en zetten vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de PCR-test bij de GGD.”
B. ““Een dodelijk virus is geen spel waar je even mee kunt stoppen,” zei VVD-fractieleider Klaas Dijkhoff.”
C. “De impact van de actie #ikdoenietmeermee valt lastig in te schatten. De BN’ers hebben samen miljoenen volgers, maar het is niet gezegd dat zij de oproep om de coronamaatregelen aan de laars te lappen, massaal opvolgen.”
D. “De overheid probeerde in de zomer nog met influencers jongeren meer te betrekken bij het coronabeleid.”
C. De vraag wat deze actie doet met mensen, is vanuit de sociaal-culturele invalshoek gesteld.
Opdracht 2
De maatregelen van de overheid zijn een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft een aantal kenmerken. Eén kenmerk is dat het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Noem twee andere kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk en geef voor elk kenmerk aan waarom uit de tekst of video hierboven blijkt dat dit kenmerk van toepassing is.
Doe het zo: neem het onderstaande over en vul het antwoord aan. Kenmerk 1: … Dit blijkt uit … -vul tekst of video in-, want …
Kenmerk 2: … Dit blijkt uit … -vul tekst of video in-, want …
Kenmerk 1: Er zijn verschillende meningen over de oplossing. Dit blijkt uit de video (of tekst), want de BN’ers zijn het niet mee eens met de maatregelen en veel mensen zijn het niet met de BN’ers eens. Kenmerk 2: De media besteden aandacht aan het probleem. Dit blijkt uit de tekst (of video) want dit artikel schrijft erover (of het jeugdjournaal besteedt er aandacht aan). Of: Kenmerk 3: Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid. Dit blijkt uit de tekst (of video), want er wordt gesproken over draagvlak voor de maatregelen van de overheid (of de minister geeft een reactie op het onderwerp, hij is verantwoordelijk voor de maatregelen.
2. KLM bijna failliet door de coronacrisis
Door het aantal afgenomen vluchten, lijdt de luchtvaartsector enorm verlies. KLM dreigt hierdoor failliet te gaan. De overheid zoekt naar een oplossing.
Dit is waarom het kabinet miljarden in KLM steekt
Het kabinet legt de laatste hand aan een steunpakket voor KLM. De luchtvaartmaatschappij krijgt tussen de twee en vier miljard euro, deels als lening en deels als bankgaranties. De steun is bedoeld om zeker te stellen dat KLM ondanks de coronacrisis weer een tijdje vooruit kan. Vijf vragen.
Lees de tekst hierboven. Vanuit welke invalshoek is deze tekst geschreven?
A. Vanuit de politiek-juridische invalshoek.
B. Vanuit de sociaal-culturele invalshoek.
C. Vanuit de sociaal-economische invalshoek.
D. Vanuit de veranderings- en vergelijkende invalshoek.
C. Het gaat over het economisch belang om KLM niet failliet te laten gaan.
KLM ontsnapt aan faillissement: akkoord met piloten over reorganisatieplan
KLM heeft op het nippertje een akkoord bereikt met piloten over versobering van de arbeidsvoorwaarden. De luchtvaartorganisatie moest voor donderdagnacht een besparingsplan inleveren bij het ministerie van Financiën. Dit om in aanmerking te komen voor een steunpakket van €3,4 miljard.
In welk citaat uit de tekst hierboven is de politiek-juridische invalshoek te herkennen?
A. “De luchtvaartorganisatie moest voor donderdagnacht een besparingsplan inleveren bij het ministerie van Financiën. Dit om in aanmerking te komen voor een steunpakket van €3,4 miljard.”
B. “KLM heeft met de grond- en cabinebonden ook overeenstemming bereikt over het sociaal plan.”
C. ““De maatregelen zijn ingrijpend en pijnlijk voor alle KLM’ers, maar noodzakelijk”, laat topman Pieter Elbers na afloop weten.”
D. “Kort voor negen uur donderdagavond meldt het bedrijf dat er een akkoord is en dat het herstructureringsplan is ingeleverd bij het ministerie.”
A. Want dat citaat gaat over regels gesteld door de overheid.
3. Nederland vs. Europa
Ieder land heeft eigen maatregelen, deze verschillen van elkaar. Ook is het gedrag van de inwoners van ieder land anders. Hieronder een kaart van het aantal besmettingen op 30 september 2020.
Opdracht 5
A. In het Zuiden van Europa waren op dat moment de meeste besmettingen.
B. Er was sprake van een Tweede Golf in Europa.
C. Duitsland had op dat moment minder besmettingen dan Nederland.
D. In Zweden was er toen nauwelijks corona.
Hierboven staan vier beweringen naar aanleiding van de afbeelding hierboven. Welke bewering is juist?
C. Dat is de enige conclusie die je echt kunt trekken.
Opdracht 6
Vanuit welke invalshoek kun je naar de afbeelding hierboven kijken?
A. Vanuit de politiek-juridische invalshoek.
B. Vanuit de sociaal-culturele invalshoek.
C. Vanuit de sociaal-economische invalshoek.
D. Vanuit de veranderings– en vergelijkende invalshoek.
D. Je kunt landen met elkaar vergelijken.
De invloed van media op onze samenleving is groot. En die invloed wordt door medialisering alleen maar groter. Eén van de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk is dan ook: de aandacht van de media.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de rol is van de overheid op het gebied van massamedia.
Uitleggen wat het verschil is tussen de Nederlandse publieke omroep en commerciële media.
Weten welke commerciële belangen media hebben.
Weten welke verschillen media hebben op het gebied van doelgroep, inhoud en vorm.
2.1. Mediawet
Om de media in goede banen te leiden, heeft Nederland een Mediawet. In de Mediawet staan de regels voor de media voor landelijke, regionale en lokale publieke omroepen, commerciële omroepen, dag- en opiniebladen en internet.
De regels van de Mediawet zijn gebaseerd op twee uitgangspunten:
UITGANGSPUNTEN VAN DE MEDIAWET
Pluriformiteit
De overheid streeft naar een pluriform aanbod van media. Dit betekent dat er programma’s worden gemaakt over verschillende onderwerpen, voor grote en kleine doelgroepen.
Persvrijheid
De overheid mag zich niet bemoeien met de inhoud van media. Media zijn onafhankelijk en er mag geen sprake zijn van censuur.
2.1.1. Financiële steun
De overheid moet dus zorgen voor pluriformiteit en persvrijheid. Daarom steunt de overheid media die dat nodig hebben, met geld.
Deze financiële steun is er voor landelijke, regionale en lokale televisie en radio, maar bijvoorbeeld ook voor lokale dagbladen die het financieel moeilijk hebben.
Den Bosch steunt Dtv Nieuws met extra drie ton
De gemeente Den Bosch geeft 300.000 euro extra subsidie aan Dtv Nieuws. Dit bedrag is bedoeld om de omroep in 2023 en 2024 te verstevigen en om de organisatie in stand te houden.
“Lokale omroepen doen belangrijk werk. Zij zorgen dat informatie uit een plaats of regio makkelijk toegankelijk is. Zo blijven inwoners op de hoogte van belangrijke gebeurtenissen in hun directe omgeving. Maar zij hebben ook een controlerende en agenderende functie”, zo legt de gemeente de extra subsidie uit.
Waarom helpt de gemeente de lokale media? Noem een uitgangspunt van de Mediawet in je antwoord.
Omdat de lokale media (kranten en publieke omroepen) anders failliet gaan. Dat is niet goed voor de pluriformiteit van de media.
Opdracht 2
Heeft jouw omgeving lokale media?
a) Schrijf op welke lokale kranten, magazines, websites of tv-zenders er bij jou in de buurt zijn.
b) Wat zijn de onderwerpen waar ze over schrijven?
Bijvoorbeeld: Nieuws over verenigingen, lokale politiek en evenementen.
Meer censuur en hogere straffen: Rusland scherpt oorlogswetten aan
Parlementariërs in Moskou stemden dinsdagochtend in met een wetsvoorstel dat het verspreiden van feiten over de oorlog nog zwaarder bestraft dan voorheen. De militaire censuur was sinds het begin van de oorlog sowieso al niet mals. De autoriteiten startten sinds 24 februari vorig jaar ten minste 469 strafrechtelijke procedures tegen Russen die zich uitspraken tegen de oorlog.
Maria Ponomarenko, een journaliste bij het online nieuwsplatform RusNews, is één van hen. In maart vorig jaar deed Ponomarenko op social media verslag van het bombardement op een theater in de Oekraïense stad Marioepol waar burgers schuilden voor het geweld. Niet veel later belandde de 44-jarige Russin voor zes jaar achter de tralies.
Lees de bron hierboven. Leg in twee zinnen uit waarom dit nooit in Nederland kan gebeuren.
In de Mediawet staat dat er persvrijheid is. De Nederlandse overheid kan dus geen media censureren, zoals dat in Rusland wel kan.
2.1.2. De Nederlandse Publieke Omroep: NPO
De meeste financiële steun van de overheid gaat naar de NPO (Nederlandse Publieke Omroep): de televisiezenders NPO1, NPO2 en NPO3 en op de radio: NPO Radio 1, NPO Radio 2, NPO 3FM, NPO Radio 4, NPO Radio 5. Zij hebben de taak om programma’s te maken voor alle Nederlanders. De focus ligt vooral op informatieve, educatieve en culturele programma’s.
Doordat de overheid de publieke omroep betaalt, hoeven zij zich geen zorgen te maken over het maken van winst en hoge kijkcijfers. Daardoor kunnen ze ook programma’s maken die inhoudelijk informatief, educatief of cultureel zijn, maar misschien wel minder kijkers trekken.
Puur amusement om het amusement mag niet meer.
Tv-programma’s als Eén tegen 100, de specials van Boer zoekt Vrouw en Bed & Breakfast verdwijnen mogelijk van de publieke omroep. Ze voldoen niet aan de eisen van de nieuwe Mediawet.
Dat blijkt uit een rapport van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, in handen van De Telegraaf.
Amusement mag alleen nog als de NPO (de publieke omroep) achteraf aannemelijk kan maken dat kijkers blijven hangen voor programma’s met een meer educatief of informatief karakter. Programma’s als Heel Holland Bakt, Wie is de Mol of de gewone uitzendingen van Boer Zoekt Vrouw slagen daar wel in.
Puur amusement om het amusement mag niet meer. Die programma’s horen thuis op de commerciële zenders.
a) Waarom mogen Eén tegen 100 of de Boer Zoekt Vrouw-special niet op de publieke omroep worden uitgezonden volgens de Mediawet?
Deze programma’s hebben geen enkele culturele functie, het is puur amusement.
b) Alleen als ‘kijkers blijven hangen’ mag er amusement gemaakt worden. Wat is daar het voordeel van?
Door amusementsprogramma’s te maken, kijken kijkers ook naar informatieve en culturele programma’s.
2.1.3. Omroepverenigingen
Met de opkomst van de radio ontstond de publieke omroep. De publieke omroep financierde een aantal omroepverenigingen, zoals de KRO, NCRV, VARA, AVRO en de VPRO. Zij maakten destijds allemaal radio voor hun eigen leden en doelgroep. Zo was de KRO er speciaal voor de katholieken, de NCRV voor protestanten, de VARA voor de socialisten en de AVRO voor de liberalen.
Bijna 100 jaar na de oprichting van de publieke omroep is de organisatie hiervan nauwelijks veranderd. De verschillen tussen de doelgroepen zijn door de jaren heen steeds kleiner geworden en sommige omroepverenigingen zijn samengegaan.
OMROEPVERENIGINGEN EN HUN DOELGROEP
AVROTROS
Van oorsprong liberale waarden en normen. Maakt tv-programma’s als Brugklas, Flikken Maastricht, Sterren Muziekfeesten en Tussen Kunst en Kitsch.
KRO-NRCV
Van oorsprong christelijke waarden en normen. Maakt tv-programma’s als Boer Zoekt Vrouw, SpangaS en de Eucharistieviering (kerkmis op zondag).
BNNVARA
Van oorsprong sociaaldemocratische waarden en normen. Maakt tv-programma’s als #BOOS, 3 op Reis, First Dates en Over Mijn Lijk.
EO
Streng-christelijk. Maakt tv-programma’s als The Passion, Het Familiediner en Nederland Zingt.
VPRO
Progressief. Maakt programma’s als Taarten van Abel, De Avondshow met Arjen Lubach en 100 dagen voor de Klas.
MAX
Senioren. Maakt tv-programma’s als Heel Holland Bakt, Max Geheugentrainer en Nederland in Beweging!
WNL
Conservatief. Maakt tv-programma’s als Hufterproef, Goedemorgen Nederland en Misdaadcollege.
PowNed
Jongeren. Maakt tv-programma’s als De Gevaarlijkste Wegen, PowNews en de Veemarkt.
Daarnaast heb je nog de NOS en de NTR. Dit zijn omroepen zonder leden met een specifieke taak. Zij moeten zich vooral richten op cultuuroverdracht en het brengen van informatie.
TAAKOMROEPEN
NOS
De NOS heeft de opdracht om nieuws, sport en evenementen uit te zenden. Je kent ze wel: NOS Journaal, Studio Sport, Koningsdag etc.
NTR
De NTR moet culturele en educatieve programma’s maken die niet door andere omroepen worden gemaakt. Zij maken programma’s als: Dokter Corrie, Het Klokhuis, Sesamstraat, Sinterklaasjournaal en vele documentaires.
Opdracht 5
a) Welke programma’s uit de lijst hierboven kijk je wel eens?
b) Wist jij welke omroep achter dit programma zat?
c) Waarom hebben al die omroepverenigingen een andere doelgroep?
Om ervoor te zorgen dat er voor iedereen in Nederland televisie en radio wordt gemaakt.
De publieke omroepverenigingen hebben drie typen inkomsten:
inkomsten omroepverenigingen
Korte reclameblokken voor en na programma’s.
Lidmaatschapsgeld van de leden. Hoe meer leden, hoe meer geld, hoe meer zendtijd de omroep heeft.
Subsidie van de overheid. Hoe meer leden, hoe meer subsidie de omroep krijgt.
Opdracht 6
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Welke conclusie kun je trekken?
Dat omroepverenigingen een stuk minder populair zijn geworden.
b) Kun jij voor je antwoord bij a) een oorzaak bedenken?
Bijvoorbeeld: Mensen kijken steeds minder tv. Mensen vinden zichzelf steeds minder bij een vaste groep horen.
c) Welke omroep krijgt volgens jou het meeste geld? Leg uit hoe je bij dit antwoord komt.
BNN-VARA, zij hebben de meeste leden. Diegene met de meeste leden krijgt de meeste zendtijd.
2.2. Commerciële media
Commerciële media (denk hierbij aan RTL en SBS, maar ook de Volkskrant en Telegraaf) hoeven niet te rekenen op financiële steun van de overheid. Zij proberen namelijk winst te maken met hun product.
De Mediawet betekent voor commerciële media vooral regels omtrent reclame. Zo moet een reclameblok minimaal 1 minuut duren, mogen er geen reclames over alcohol voor 21:00 uur getoond worden en is sluikreclame in alle gevallen verboden.
Opdracht 7
a) Wat is het doel van RTL met de video hierboven?
Vertellen op welke manieren een merk kan adverteren bij Holland’s Next Top Model.
b) Heb jij door dat als je naar HNTM (of een vergelijkbaar programma) kijkt, er allemaal reclame in zit?
Bijvoorbeeld: Ja! Al die verschillende merken en logo’s vallen mij op. Nee, dat zie ik helemaal niet.
c) Wat is sluikreclame?
Verborgen reclame.
2.2.1. Verdienmodellen voor commerciële media
Er zijn twee manieren waarop commerciële media geld verdienen:
VERDIENMODELLEN VOOR MEDIABEDRIJVEN
Abonnementen
Consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement. Denk aan Netflix, Spotify, Videoland en YouTube Premium. Je betaalt om het medium te gebruiken.
Advertenties
Adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s. RTL en SBS op tv, en Instagram, Snapchat en YouTube krijgen geld van adverteerders. Hoe meer kijkers ze hebben, hoe meer de adverteerders betalen.
Hoe hoger de kijkcijfers zijn, hoe meer inkomsten de bedrijven hebben. Om zoveel mogelijk kijkcijfers te trekken, richten commerciële media zich meer op amusement en minder op wat de overheid zou willen: informatieve en culturele programma’s. De programma’s zijn vaak sensationeler. Dit trekt namelijk kijkers, waardoor de bedrijven meer inkomsten hebben.
De inhoud van commerciële media is dus anders dan die van publieke media.
Opdracht 8
a) Wat is de belangrijkste functie van commerciële media? (Denk aan de les 1 “Wat is de rol van media?”)
Amusement.
b) Leg uit waarom commerciële media vaak sensationelere programma’s maken dan de Nederlandse Publieke Omroep.
Bijvoorbeeld: Hoe hoger de kijkcijfers, hoe meer adverteerders moeten betalen om te adverteren.
c) Welke abonnementen op media hebben jullie thuis?
Denk aan: Lokale krant, Telegraaf, ESPN, Spotify, Videoland, Netflix, Disney+ etc.
d) Welke media met advertenties bezoek of kijk jij vaak?
Denk aan: RTL, Facebook, SnapChat, Instagram, NU.nl etc.
Adverteerders zeggen samenwerking met Vandaag Inside op vanwege uitspraken van Johan Derksen: ‘Er is een grens bereikt’
Kansspelbedrijf TOTO stopt per direct de ”jarenlange samenwerking” met tv-programma Vandaag Inside vanwege de uitspraken over seksueel grensoverschrijdend gedrag die voetbalanalist Johan Derksen dinsdag en woensdag deed in het programma. Eerder besloot e-bikespecialist Stella Fietsen, een van de andere sponsoren van het programma, ook al de sponsoring stop te zetten.
a) Waarom is het terugtrekken van adverteerders zinvol om ervoor te zorgen dat programma’s zich aanpassen?
Commerciële media zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van inkomsten van adverteerders.
b) Waarom kan het terugtrekken van adverteerders ook gevaarlijk zijn voor de persvrijheid?
Omdat bedrijven daarmee kunnen bepalen wat wel en niet uitgezonden wordt.
We vatten hier nog even kort de grootste verschillen tussen NPO en commerciële media samen:
VERSCHILLEN TUSSEN NPO EN COMMERCIËLE MEDIA
Publieke omroep
Doel: het maken van informatieve, educatieve en culturele programma’s. Ze worden betaald door de overheid, met extra inkomsten door reclames voor en na programma’s. Ze maken programma’s voor grote en kleine doelgroepen (Bijvoorbeeld: tv voor alle godsdiensten en verschillende bevolkingsgroepen).
Commerciële media
Doel: het maken van winst, hiervoor maken ze vaak (amusements)programma’s die veel kijkers trekken. Voor, tussen en na het programma zijn er veel reclames. Vaak zijn deze media gericht op grote doelgroepen. (Bijvoorbeeld: Jongeren, mannen, vrouwen of families.)
2.2.2. Techreuzen
Met de komst van interactieve media, komen ook buitenlandse bedrijven onze huiskamers binnen. Denk aan Google, Apple, Facebook (ook eigenaar van Whatsapp en Instagram). Ook hoor je steeds meer over Amazon. Met allerlei online diensten, maar ook steeds vaker slimme apparatuur zijn ze van grote invloed op ons mediagebruik.
Veel van deze diensten zijn gratis. Ze verdienen aan reclames. Deze reclames worden verkocht aan adverteerders op basis van informatie die over jou bekend is.
“Je gegevens zijn niet veilig”
Na de VS en de EU moeten ook in Nederland rijksambtenaren en medewerkers van de Belastingdienst TikTok van hun werktelefoons verwijderen uit vrees voor Chinese spionage. De angst voor TikTok is terecht, maar dezelfde vrees moet er zijn voor andere grote sociale-mediaplatforms.
Google en Meta, het moederbedrijf van Facebook, Instagram en WhatsApp, liggen al langer onder vuur bij waakhonden zoals Bits of Freedom omdat ze zo veel persoonlijke gegevens verzamelen. Wat die bedrijven doen gaat op veel vlakken verder dan wat TikTok doet, zegt een woordvoerder van Bits of Freedom, omdat zij je niet alleen binnen apps kunnen volgen, maar ook over het hele internet.
Deze bedrijven proberen dus binnen hun gratis dienst een advertentieprofiel van de gebruiker op te bouwen. Door te raden of je bijvoorbeeld een man bent, die van voetbal houdt en in de regio Rotterdam woont. Met deze informatie proberen ze adverteerders aan te trekken die veel gerichter kunnen adverteren.
Opdracht 10
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is het belang van Facebook om zoveel mogelijk gegevens over jou te verzamelen?
Hoe beter advertenties aansluiten op jouw profiel, hoe meer geld ze kunnen vragen aan adverteerders.
b) Waarom is het aantrekkelijker voor adverteerders om te adverteren bij Facebook, in plaats van bij RTL of een tijdschrift?
Adverteerders kunnen zo nog specifieker hun doelgroep bereiken, iets wat bij RTL of een tijdschrift veel algemener is.
Voor deze techreuzen zijn de Nederlanders met 17 miljoen inwoners slechts een deel van de miljarden mensen die van hun diensten gebruik maken. Het is voor de Nederlandse overheid heel lastig om deze media te reguleren. Laat staan dat Facebook of Google zorgen voor meer pluriformiteit. Sterker nog, het heeft zelfs een averechts effect op onze eigen mediabedrijven:
De vijand komt van buiten, voor de nieuwe mediareus van RTL en Talpa
Door te fuseren willen RTL Nederland en Talpa samen een vuist maken tegen buitenlandse techreuzen. De Netflixen en Googles van deze wereld vormen de échte bedreiging, vinden zij.
Daar komt nu een einde aan: als de mededingingsautoriteiten hun goedkeuring geven, zal er naar verwachting vanaf 2022 nog maar één grote speler zijn op het gebied van commerciële televisie. Dan zijn er nog maar twee smaken voor de Nederlandse televisiekijker: de NPO en een grote commerciële omroep.
Een gevolg van deze techreuzen is dat Nederlandse bedrijven samengaan om te kunnen blijven bestaan. We noemen dit persconcentratie. Bij persconcentratie koopt een bedrijf meerdere mediamerken, met soms als gevolg dat mediamerken samen worden gevoegd, of uiteindelijk verdwijnen.
Opdracht 11
Lees de bron hierboven.
a) Waarom moeten bedrijven samengaan om sterker te staan tegen techreuzen?
Techreuzen hebben een groter bereik, door RTL en SBS samen te voegen staan ze sterker tegenover Netflix of YouTube.
b) Waarom is persconcentratie slecht voor de pluriformiteit?
Mediamerken zullen sneller verdwijnen als ze niet voor voldoende inkomsten zorgen, ook is er dan maar één eigenaar die invloed kan hebben op de inhoud van alle mediamerken.
2.3. Media onderscheiden
Het medialandschap is tegenwoordig héél breed en verandert snel. Om media van elkaar te kunnen onderscheiden is het goed om te kijken naar een aantal kenmerken.
MEDIA KUNNEN ONDERSCHEIDEN VAN ELKAAR
Doelgroep
Voor wie is het medium bedoeld? Welke leeftijdsgroep en interessegebied kun je aan het medium koppelen?
Inhoud
Waar geeft het medium aandacht aan? Politiek, amusement, onderwijs?
Vorm
Hoe wordt het medium aangeboden? Welk middel wordt er gebruikt en is deze gratis toegankelijk?
Opdracht 12
a) Omschrijf van de volgende vijf mediamerken, de doelgroep, inhoud en vorm.
1. Disney+
2. Linda.meiden
3. YouTube-kanaal Kwebbelkop
4. Beertje Pol
5. Instagram-account Cristiano
1. Doelgroep: Jeugd, jongeren en familie. Inhoud: Alle series en films van Disney. Vorm: Streaming-tv.
2. Doelgroep: Meiden 17-28 jaar. Inhoud: Onderwerpen die meiden aanspreken. Vorm: Tijdschrift en website.
3. Doelgroep: Jeugd, jongens. Inhoud: Games en dagelijks leven. Vorm: YouTube-kanaal.
4. Doelgroep: Kinderen. Inhoud: Avonturen van Beertje Pol. Vorm: Televisieprogramma/serie.
5. Doelgroep: Jongens Inhoud: Het elven van Cristiano. Vorm: Instagram-account.
b) Zijn al deze mediamerken bedoeld om geld te verdienen?
Ja! Ook op het Instagram-account van Cristiano staan advertenties.
1. Welke rol heeft de overheid op het gebied van media?
Correct!Wrong!
2. Wat is GEEN overeenkomst tussen de commerciële omroep en de publieke omroep?
Correct!Wrong!
3. Wat is een belang van commerciële media?
Correct!Wrong!
4. Mannen, tussen de 25 en 55 jaar oud, met interesse in politiek zijn een voorbeeld van:
De invloed van media op onze samenleving is groot. En die invloed wordt door medialisering alleen maar groter. Eén van de kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk is dan ook: de aandacht van de media.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de rol is van de overheid op het gebied van massamedia.
Uitleggen wat het verschil is tussen de Nederlandse publieke omroep en commerciële media.
Weten welke commerciële belangen media hebben.
Weten welke verschillen media hebben op het gebied van doelgroep, inhoud en vorm.
2.1. Mediawet
Om de media in goede banen te leiden, heeft Nederland een Mediawet. In de Mediawet staan de regels voor de media voor landelijke, regionale en lokale publieke omroepen, commerciële omroepen, dag- en opiniebladen en internet.
De regels van de Mediawet zijn gebaseerd op twee uitgangspunten:
UITGANGSPUNTEN VAN DE MEDIAWET
Pluriformiteit
De overheid streeft naar een pluriform aanbod van media. Dit betekent dat er programma’s worden gemaakt over verschillende onderwerpen, voor grote en kleine doelgroepen.
Persvrijheid
De overheid mag zich niet bemoeien met de inhoud van media. Media zijn onafhankelijk en er mag geen sprake zijn van censuur.
2.1.1. Financiële steun
De overheid moet dus zorgen voor pluriformiteit en persvrijheid. Daarom steunt de overheid media die dat nodig hebben, met geld.
Deze financiële steun is er voor landelijke, regionale en lokale televisie en radio, maar bijvoorbeeld ook voor lokale dagbladen die het financieel moeilijk hebben.
Den Bosch steunt Dtv Nieuws met extra drie ton
De gemeente Den Bosch geeft 300.000 euro extra subsidie aan Dtv Nieuws. Dit bedrag is bedoeld om de omroep in 2023 en 2024 te verstevigen en om de organisatie in stand te houden.
“Lokale omroepen doen belangrijk werk. Zij zorgen dat informatie uit een plaats of regio makkelijk toegankelijk is. Zo blijven inwoners op de hoogte van belangrijke gebeurtenissen in hun directe omgeving. Maar zij hebben ook een controlerende en agenderende functie”, zo legt de gemeente de extra subsidie uit.
Waarom helpt de gemeente de lokale media? Noem een uitgangspunt van de Mediawet in je antwoord.
Omdat de lokale media (kranten en publieke omroepen) anders failliet gaan. Dat is niet goed voor de pluriformiteit van de media.
Opdracht 2
Heeft jouw omgeving lokale media?
a) Schrijf op welke lokale kranten, magazines, websites of tv-zenders er bij jou in de buurt zijn.
b) Wat zijn de onderwerpen waar ze over schrijven?
Bijvoorbeeld: Nieuws over verenigingen, lokale politiek en evenementen.
Meer censuur en hogere straffen: Rusland scherpt oorlogswetten aan
Parlementariërs in Moskou stemden dinsdagochtend in met een wetsvoorstel dat het verspreiden van feiten over de oorlog nog zwaarder bestraft dan voorheen. De militaire censuur was sinds het begin van de oorlog sowieso al niet mals. De autoriteiten startten sinds 24 februari vorig jaar ten minste 469 strafrechtelijke procedures tegen Russen die zich uitspraken tegen de oorlog.
Maria Ponomarenko, een journaliste bij het online nieuwsplatform RusNews, is één van hen. In maart vorig jaar deed Ponomarenko op social media verslag van het bombardement op een theater in de Oekraïense stad Marioepol waar burgers schuilden voor het geweld. Niet veel later belandde de 44-jarige Russin voor zes jaar achter de tralies.
Lees de bron hierboven. Leg in twee zinnen uit waarom dit nooit in Nederland kan gebeuren.
In de Mediawet staat dat er persvrijheid is. De Nederlandse overheid kan dus geen media censureren, zoals dat in Rusland wel kan.
2.1.2. De Nederlandse Publieke Omroep: NPO
De meeste financiële steun van de overheid gaat naar de NPO (Nederlandse Publieke Omroep): de televisiezenders NPO1, NPO2 en NPO3 en op de radio: NPO Radio 1, NPO Radio 2, NPO 3FM, NPO Radio 4, NPO Radio 5. Zij hebben de taak om programma’s te maken voor álle Nederlanders. De focus ligt vooral op informatieve, educatieve en culturele programma’s.
Doordat de overheid de publieke omroep betaalt, hoeven zij zich geen zorgen te maken over het maken van winst en hoge kijkcijfers. Daardoor kunnen ze ook programma’s maken die inhoudelijk informatief, educatief of cultureel zijn, maar misschien wel minder kijkers trekken.
Puur amusement om het amusement mag niet meer.
Tv-programma’s als Eén tegen 100, de specials van Boer zoekt Vrouw en Bed & Breakfast verdwijnen mogelijk van de publieke omroep. Ze voldoen niet aan de eisen van de nieuwe Mediawet.
Dat blijkt uit een rapport van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, in handen van De Telegraaf.
Amusement mag alleen nog als de NPO (de publieke omroep) achteraf aannemelijk kan maken dat kijkers blijven hangen voor programma’s met een meer educatief of informatief karakter. Programma’s als Heel Holland Bakt, Wie is de Mol of de gewone uitzendingen van Boer Zoekt Vrouw slagen daar wel in.
Puur amusement om het amusement mag niet meer. Die programma’s horen thuis op de commerciële zenders.
a) Waarom mogen Eén tegen 100 of de Boer Zoekt Vrouw-special niet op de publieke omroep worden uitgezonden volgens de Mediawet?
Deze programma’s hebben geen enkele culturele functie, het is puur amusement.
b) Alleen als ‘kijkers blijven hangen’ mag er amusement gemaakt worden. Wat is daar het voordeel van?
Door amusementsprogramma’s te maken, kijken kijkers ook naar informatieve en culturele programma’s.
2.1.3. Omroepverenigingen
Met de opkomst van de radio ontstond de publieke omroep. De publieke omroep financierde een aantal omroepverenigingen, zoals de KRO, NCRV, VARA, AVRO en de VPRO. Zij maakten destijds allemaal radio voor hun eigen leden en doelgroep. Zo was de KRO er speciaal voor de katholieken, de NCRV voor protestanten, de VARA voor de socialisten en de AVRO voor de liberalen.
Bijna 100 jaar na de oprichting van de publieke omroep is de organisatie hiervan nauwelijks veranderd. De verschillen tussen de doelgroepen zijn door de jaren heen steeds kleiner geworden en sommige omroepverenigingen zijn samengegaan.
OMROEPVERENIGINGEN EN HUN DOELGROEP
AVROTROS
Van oorsprong liberale waarden en normen. Maakt tv-programma’s als Brugklas, Flikken Maastricht, Sterren Muziekfeesten en Tussen Kunst en Kitsch.
KRO-NRCV
Van oorsprong christelijke waarden en normen. Maakt tv-programma’s als Boer Zoekt Vrouw, SpangaS en de Eucharistieviering (kerkmis op zondag).
BNNVARA
Van oorsprong sociaaldemocratische waarden en normen. Maakt tv-programma’s als #BOOS, 3 op Reis, First Dates en Over Mijn Lijk.
EO
Streng-christelijk. Maakt tv-programma’s als The Passion, Het Familiediner en Nederland Zingt.
VPRO
Progressief. Maakt programma’s als Taarten van Abel, De Avondshow met Arjen Lubach en 100 dagen voor de Klas.
MAX
Senioren. Maakt tv-programma’s als Heel Holland Bakt, Max Geheugentrainer en Nederland in Beweging!
WNL
Conservatief. Maakt tv-programma’s als Hufterproef, Goedemorgen Nederland en Misdaadcollege.
PowNed
Jongeren. Maakt tv-programma’s als De Gevaarlijkste Wegen, PowNews en de Veemarkt.
Daarnaast heb je nog de NOS en de NTR. Dit zijn omroepen zonder leden met een specifieke taak. Zij moeten zich vooral richten op cultuuroverdracht en het brengen van informatie.
TAAKOMROEPEN
NOS
De NOS heeft de opdracht om nieuws, sport en evenementen uit te zenden. Je kent ze wel: NOS Journaal, Studio Sport, Koningsdag etc.
NTR
De NTR moet culturele en educatieve programma’s maken die niet door andere omroepen worden gemaakt. Zij maken programma’s als: Dokter Corrie, Het Klokhuis, Sesamstraat, Sinterklaasjournaal en vele documentaires.
Opdracht 5
a) Welke programma’s uit de lijst hierboven kijk je wel eens?
b) Wist jij welke omroep achter dit programma zat?
c) Waarom hebben al die omroepverenigingen een andere doelgroep?
Om ervoor te zorgen dat er voor iedereen in Nederland televisie en radio wordt gemaakt.
De publieke omroepverenigingen hebben drie typen inkomsten:
inkomsten omroepverenigingen
Korte reclameblokken voor en na programma’s.
Lidmaatschapsgeld van de leden. Hoe meer leden, hoe meer geld, én hoe meer zendtijd de omroep heeft.
Subsidie van de overheid. Hoe meer leden, hoe meer subsidie de omroep krijgt.
Opdracht 6
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Welke conclusie kun je trekken?
Dat omroepverenigingen een stuk minder populair zijn geworden.
b) Kun jij voor je antwoord bij a) een oorzaak bedenken?
Bijvoorbeeld: Mensen kijk steeds minder tv. Mensen vinden zichzelf steeds minder bij een vaste groep horen.
c) Welke omroep krijgt volgens jou het meeste geld? Leg uit hoe je bij dit antwoord komt.
BNN-VARA, zij hebben de meeste leden. Diegene met de meeste leden krijgt de meeste zendtijd.
2.2. Commerciële media
Commerciële media (denk hierbij aan RTL en SBS, maar ook de Volkskrant en Telegraaf) hoeven niet te rekenen op financiële steun van de overheid. Zij proberen namelijk winst te maken met hun product.
De Mediawet betekent voor commerciële media vooral regels omtrent reclame. Zo moet een reclameblok minimaal één minuut duren, mogen er geen reclames over alcohol voor 21:00 uur getoond worden en is sluikreclame in alle gevallen verboden.
Opdracht 7
a Wat is het doel van RTL met de video hierboven?
Vertellen op welke manieren een merk kan adverteren bij Holland’s Next Top Model.
b) Heb jij door dat als je naar HNTM (of een vergelijkbaar programma) kijkt, er allemaal reclame in zit?
Bijvoorbeeld: Ja! Al die verschillende merken en logo’s vallen mij op. Nee, dat zie ik helemaal niet.
c) Wat is sluikreclame?
Verborgen reclame.
2.2.1. Verdienmodellen voor commerciële media
Er zijn twee manieren waarop commerciële media geld verdienen:
VERDIENMODELLEN VOOR MEDIABEDRIJVEN
Abonnementen
Consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement. Denk aan Netflix, Spotify, Videoland en YouTube Premium. Je betaalt om het medium te gebruiken.
Advertenties
Adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s. RTL en SBS op tv, en Instagram, Snapchat en YouTube krijgen geld van adverteerders. Hoe meer kijkers ze hebben, hoe meer de adverteerders betalen.
Hoe hoger de kijkcijfers zijn, hoe meer inkomsten de bedrijven hebben. Om zoveel mogelijk kijkcijfers te trekken, richten commerciële media zich meer op amusement en minder op wat de overheid zou willen: informatieve en culturele programma’s. De programma’s zijn vaak sensationeler. Dit trekt namelijk kijkers, waardoor de bedrijven meer inkomsten hebben.
De inhoud van commerciële media is dus anders dan die van publieke media.
Opdracht 8
a) Wat is de belangrijkste functie van commerciële media? (Denk aan de les 1: Wat is de rol van media?)
Amusement.
b) Leg uit waarom commerciële media vaak sensationelere programma’s maken dan de Nederlandse Publieke Omroep.
Bijvoorbeeld: Hoe hoger de kijkcijfers, hoe meer adverteerders moeten betalen om te adverteren.
c) Welke abonnementen op media hebben jullie thuis?
Denk aan: Lokale krant, Telegraaf, ESPN, Spotify, Videoland, Netflix, Disney+ etc.
d) Welke media met advertenties bezoek of kijk jij vaak?
Denk aan: RTL, Facebook, SnapChat, Instagram, NU.nl etc.
Adverteerders zeggen samenwerking met Vandaag Inside op vanwege uitspraken van Johan Derksen: ‘Er is een grens bereikt’
Kansspelbedrijf TOTO stopt per direct de ”jarenlange samenwerking” met tv-programma Vandaag Inside vanwege de uitspraken over seksueel grensoverschrijdend gedrag die voetbalanalist Johan Derksen dinsdag en woensdag deed in het programma. Eerder besloot e-bikespecialist Stella Fietsen, een van de andere sponsoren van het programma, ook al de sponsoring stop te zetten.
a) Waarom is het terugtrekken van adverteerders zinvol om ervoor te zorgen dat programma’s zich aanpassen?
Commerciële media zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van inkomsten van adverteerders.
b) Waarom kan het terugtrekken van adverteerders ook gevaarlijk zijn voor de persvrijheid?
Omdat bedrijven daarmee kunnen bepalen wat wel en niet uitgezonden wordt.
We vatten hier nog even kort de grootste verschillen tussen NPO en commerciële media samen:
VERSCHILLEN TUSSEN NPO EN COMMERCIËLE MEDIA
Publieke omroep
Doel: het maken van informatieve, educatieve en culturele programma’s. Ze worden betaald door de overheid, met extra inkomsten door reclames voor en na programma’s. Ze maken programma’s voor grote en kleine doelgroepen (Bijvoorbeeld: tv voor alle godsdiensten en verschillende bevolkingsgroepen).
Commerciële media
Doel: het maken van winst, hiervoor maken ze vaak (amusements)programma’s die veel kijkers trekken. Voor, tussen en na het programma zijn er veel reclames. Vaak zijn deze media gericht op grote doelgroepen. (Bijvoorbeeld: Jongeren, mannen, vrouwen of families.)
2.2.2. Techreuzen
Met de komst van interactieve media, komen ook buitenlandse bedrijven onze huiskamers binnen. Denk aan Google, Apple, Facebook (ook eigenaar van Whatsapp en Instagram). Ook hoor je steeds meer over Amazon. Met allerlei online diensten, maar ook steeds vaker slimme apparatuur zijn ze van grote invloed op ons mediagebruik.
“Je gegevens zijn niet veilig”
Na de VS en de EU moeten ook in Nederland rijksambtenaren en medewerkers van de Belastingdienst TikTok van hun werktelefoons verwijderen uit vrees voor Chinese spionage. De angst voor TikTok is terecht, maar dezelfde vrees moet er zijn voor andere grote sociale-mediaplatforms.
Google en Meta, het moederbedrijf van Facebook, Instagram en WhatsApp, liggen al langer onder vuur bij waakhonden zoals Bits of Freedom omdat ze zo veel persoonlijke gegevens verzamelen. Wat die bedrijven doen gaat op veel vlakken verder dan wat TikTok doet, zegt een woordvoerder van Bits of Freedom, omdat zij je niet alleen binnen apps kunnen volgen, maar ook over het hele internet.
Veel van deze diensten zijn gratis. Ze verdienen aan reclames. Deze reclames worden verkocht aan adverteerders op basis van informatie die over jou bekend is.
Deze bedrijven proberen dus binnen hun gratis dienst een advertentieprofiel van de gebruiker op te bouwen. Door te raden of je bijvoorbeeld een man bent, die van voetbal houdt en in de regio Rotterdam woont. Met deze informatie proberen ze adverteerders aan te trekken die veel gerichter kunnen adverteren.
Opdracht 10
Bekijk de video hierboven.
a) Wat is het belang van Facebook om zoveel mogelijk gegevens over jou te verzamelen?
Hoe beter advertenties aansluiten op jouw profiel, hoe meer geld ze kunnen vragen aan adverteerders.
b) Waarom is het aantrekkelijker voor adverteerders om te adverteren bij Facebook, in plaats van bij RTL of een tijdschrift?
Adverteerders kunnen zo nog specifieker hun doelgroep bereiken, iets wat bij RTL of een tijdschrift veel algemener is.
Voor deze techreuzen zijn de Nederlanders met 17 miljoen inwoners slechts een deel van de miljarden mensen die van hun diensten gebruik maken. Het is voor de Nederlandse overheid heel lastig om deze media te reguleren. Laat staan dat Facebook of Google zorgen voor meer pluriformiteit. Sterker nog, het heeft zelfs een averechts effect op onze eigen mediabedrijven:
De vijand komt van buiten, voor de nieuwe mediareus van RTL en Talpa
Door te fuseren willen RTL Nederland en Talpa samen een vuist maken tegen buitenlandse techreuzen. De Netflixen en Googles van deze wereld vormen de échte bedreiging, vinden zij.
Daar komt nu een einde aan: als de mededingingsautoriteiten hun goedkeuring geven, zal er naar verwachting vanaf 2022 nog maar één grote speler zijn op het gebied van commerciële televisie. Dan zijn er nog maar twee smaken voor de Nederlandse televisiekijker: de NPO en een grote commerciële omroep.
Een gevolg van deze techreuzen is dat Nederlandse bedrijven samengaan om te kunnen blijven bestaan. We noemen dit persconcentratie. Bij persconcentratie koopt een bedrijf meerdere mediamerken, met soms als gevolg dat mediamerken samen worden gevoegd, of uiteindelijk verdwijnen.
Opdracht 11
Lees de bron hierboven.
a) Waarom moeten bedrijven samengaan om sterker te staan tegen techreuzen?
Techreuzen hebben een groter bereik, door RTL en SBS samen te voegen staan ze sterker tegenover Netflix of YouTube.
b) Waarom is persconcentratie slecht voor de pluriformiteit?
Mediamerken zullen sneller verdwijnen als ze niet voor voldoende inkomsten zorgen, ook is er dan maar één eigenaar die invloed kan hebben op de inhoud van alle mediamerken.
2.3. Media onderscheiden
Het medialandschap is tegenwoordig héél breed en verandert snel. Om media van elkaar te kunnen onderscheiden is het goed om te kijken naar een aantal kenmerken.
MEDIA KUNNEN ONDERSCHEIDEN VAN ELKAAR
Doelgroep
Voor wie is het medium bedoeld? Welke leeftijdsgroep en interessegebied kun je aan het medium koppelen?
Inhoud
Waar geeft het medium aandacht aan? Politiek, amusement, onderwijs?
Vorm
Hoe wordt het medium aangeboden? Welk middel wordt er gebruikt en is deze gratis toegankelijk?
Opdracht 12
a) Omschrijf van de volgende vijf mediamerken, de doelgroep, inhoud en vorm.
1. Disney+
2. Linda.meiden
3. YouTube-kanaal Kwebbelkop
4. Peppa Big
5. Instagram-account Cristiano
1. Doelgroep: Jeugd, jongeren en familie. Inhoud: Alle series en films van Disney. Vorm: Streaming-tv.
2. Doelgroep: Meiden 17-28 jaar. Inhoud: Onderwerpen die meiden aanspreken. Vorm: Tijdschrift en website.
3. Doelgroep: Jeugd, jongens. Inhoud: Games en dagelijks leven. Vorm: YouTube-kanaal
Doelgroep: Kinderen. Inhoud: Avonturen van Peppa Big. Vorm: Televisieprogramma/serie.
Doelgroep: Jongens Inhoud: Het elven van Cristiano. Vorm: Instagram-account.
b) Zijn al deze mediamerken bedoeld om geld te verdienen?
Ja! Ook op het Instagram-account van Cristiano staan advertenties.
1. Welke rol heeft de overheid op het gebied van media?
Correct!Wrong!
2. Wat is GEEN overeenkomst tussen de commerciële omroep en de publieke omroep?
Correct!Wrong!
3. Wat is een belang van commerciële media?
Correct!Wrong!
4. Mannen, tussen de 25 en 55 jaar oud, met interesse in politiek zijn een voorbeeld van:
In deze module gaan we ons verdiepen in waarom mensen werken en hoe de arbeidsmarkt van Nederland steeds verandert. We leren over sociale ongelijkheid en hoe de overheid daarmee omgaat.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom mensen werken.
Uitleggen wat de kenmerken van een bedrijfscultuur zijn.
Weten dat je binnen het werk soms voor moeilijke kwesties komt te staan.
Bij werken denken we vaak aan betaald werk: een baan. Maar misschien heeft je leraar wel net gezegd: “Ga aan het werk!” Daar krijg je niet voor betaald. Er bestaat nog meer onbetaald werk, zoals vrijwilligerswerk.
Opdracht 1
Bekijk de video hierboven.
a) Noem drie voorbeelden van vrijwilligerswerk.
Mantelzorg, scheidsrechter of trainer bij de sportclub, helpen op de basisscholen, of allerlei klusjes voor het buurthuis of de kerk doen.
b) Doe jij aan vrijwilligerswerk? Vertel eens wat je doet.
Bijvoorbeeld: Ik sta achter de bar bij de voetbalclub. Of: Ik doe wel eens boodschappen voor mijn opa.
c) De video legt uit dat als vrijwilligerswerk betaald zou zijn, het werk niet gedaan zou worden. Waarom zou dat zijn?
Organisaties, vaak verenigingen, hebben er geen geld voor.
1.1. Waarom we werken
Nederlanders doen dus een hoop werk vrijwillig. Vrijwilligerswerk kan je namelijk veel voldoening geven.
We werken meestal niet alleen voor het salaris. Er spelen ook andere redenen mee: je wil het werk ook leuk vinden en werk moet niet te makkelijk zijn. Veel mensen halen ook status uit hun werk, bijvoorbeeld als zij verantwoordelijkheid hebben over projecten of in een mooie auto mogen rijden. Het salaris is dus niet het enige waar we geluk uit halen op ons werk.
Wat zorgt voor werkgeluk?
Geld. Je moet eten kunnen kopen en je huis betalen. Maar je wil ook leuke dingen doen. Daarvoor heb je geld nodig.
Een prettig dagritme. Werk zorgt voor een dagritme, en voor de meeste mensen is dat goed en gezond. Op het werk is een goede balans ook belangrijk: je moet je niet vervelen, maar ook niet teveel werkdruk hebben.
Je nuttig voelen. Mensen vinden het fijn om zich nuttig te voelen. Werken is leuk als je genoeg verantwoordelijkheden hebt op je werk en als je trots bent op het werk dat je doet. Het is al helemaal mooi als je baas je laat weten dat hij jouw inzet waardeert.
Zelfontwikkeling. Dankzij werk blijf je leren. Je leert omgaan met tegenslagen, en misschien kun je door cursussen wel doorgroeien naar andere functies.
Sociaal contact. Werk betekent vaak samenwerken. Mensen vinden het fijn om collega’s te hebben en halen daar veel voldoening uit.
Opdracht 2
a) Zijn de vijf redenen om te gaan werken altijd van toepassing op iedere baan?
Nee, bij sommige werkzaamheden heb je geen sociaal contact, voel je je niet zo nuttig of kun je jezelf niet ontwikkelen.
b) Zijn er overeenkomsten tussen naar school gaan en werken? Geef hiervan een voorbeeld.
Ja, school geeft ook een dagritme, en je voelt je misschien nuttig als je goede cijfers haalt. Je hebt veel sociale contacten. Maar bovenal: je bent volop bezig met zelfontwikkeling.
c) Wat is voor jou nu de belangrijkste reden om te (gaan) werken? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Geld, omdat ik daarmee leuke dingen kan doen of kleding en spullen kopen. Of: Sociaal contact, het is leuk om nieuwe mensen te leren kennen via het werk.
Opdracht 3
Bekijk de video van Dylan Haegens hierboven. Hij noemt 10 populaire beroepen.
a) Geef bij minimaal drie beroepen aan: wat de waarschijnlijke reden is dat mensen hiervoor kiezen.
1. Afwassen: Geld
2. Ober: Geld/Sociaal contact
3. Winkelverkoper: Geld/Een dagritme/Sociaal contacten
4. Promotiewerk: Geld
5. Bezorger: Geld
6. Op het land werken: Geld/Een dagritme
7. Oppassen: Geld/Sociaal contact
8. Vakken vullen: Geld/Sociaal contact
9. Callcentermedewerker: Geld/Een dagritme
10. Schoonmaken: Geld
b) Welk beroep van deze 10 zou jij uitkiezen?
c) Zijn dit echt de populaire beroepen, denk je?
Nee, dit zijn vooral beroepen die je als bijbaantje doet. Voor geld.
Ook voor bedrijven is het belangrijk dat werknemers gelukkig zijn in hun werk. Als ze veel werkgeluk hebben, doen ze hun werk beter en zullen ze langer bij het bedrijf blijven werken.
Werkgeluk bij gemeente Amsterdam
Nadine de Bree-Kisoen is Chief Happiness Officer bij de directie Personeel en Organisatie van de gemeente Amsterdam: “Drie jaar geleden ben ik gevraagd of ik mijn kennis over wellbeing en werkgeluk wilde verspreiden binnen de gemeente. Dat heb ik gedaan door eerst te kijken naar waarom de gemeente met werkgeluk aan de slag wilde en waar mensen energie van krijgen.
We hebben dat gedaan vanuit de vraag wat werkgeluk is en hoe je dat vertaalt naar aandacht voor talent, verzuimstrategie, vitaliteitsbeleid enzovoorts. Het gaat over verbinding, voldoening, betekenisgeving en werkplezier.”
a) Wat doet een “Chief Happiness Officer” binnen een bedrijf?
Alles om ervoor te zorgen dat de mensen zich gezien en gewaardeerd voelen.
b) Waarom is het voor een bedrijf belangrijk dat werknemers werkgeluk hebben?
Dan presteren ze beter en blijven ze langer.
Opdracht 5
Heb je zelf een baantje? Beantwoord dan vraag a. Anders beantwoord je vraag b.
a) Welke vijf redenen voor werkgeluk zijn van toepassing op jouw baan?
b) Waar zou je graag willen werken en waarom?
1.2. Bedrijfsculturen
Heb je al eens binnen gekeken bij de kantoren van Google? Heb je een idee van de manier van werken bij Netflix, of hoe ze bij Coolblue omgaan met hun werknemers?
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Wat valt je op aan het kantoor van Google?
Bijvoorbeeld: Een bakfiets als receptie. Een caravan om te werken. Een mini-keuken. Relaxhub. Massages. Een gamehoek. Een walkingdesk. Een sportschool. Een woonkamer.
b) Vincent de Groot is verantwoordelijk voor het kantoor en zegt (1.10 minuut) dat werknemers zo productief mogelijk kunnen zijn. Wat bedoelt hij hiermee?
Dat werknemers zo veel mogelijk gedaan krijgen op één dag.
c) Waarom zou Google dit belangrijk vinden?
Dan leveren werknemers meer geld op en hebben ze uiteindelijk meer winst.
Deze bedrijven zijn bekende voorbeelden van bedrijven met een typische bedrijfscultuur. Een bedrijfscultuur zijn alle waarden, normen, gewoonten, rituelen, feesten, tradities en kledingstijlen die belangrijk zijn binnen dat bedrijf.
Ieder bedrijf heeft een bedrijfscultuur: of het nu duidelijk zichtbaar is, of dat je het misschien niet eens door hebt. Als werknemer moeten deze kenmerken dus bij je passen om er goed te kunnen werken.
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven. Pieter is de baas van Coolblue.
a) Wat noemt Pieter als voorbeelden van een bedrijfscultuur?
De taal die gebruikt wordt, de gewoontes die men heeft, de mythes die er zijn, het pand, hoe je succes viert of omgaat met persoonlijk leed. Allerlei ongeschreven regels.
b) Waarom heeft Coolblue leuke salarisstroken en arbeidscontracten?
Omdat het een belangrijk moment is tussen werkgever en werknemer.
c) Waarom is het fijn als een bedrijf een duidelijke bedrijfscultuur heeft?
Dan weet je of je erbij past of niet.
1.2.1. Leiderschapsstijlen
Aan het hoofd van ieder bedrijf staat een leidinggevende. Vaak hebben bedrijven zelfs meerdere leidinggevenden. De kans is groot, tenzij je zelf gaat ondernemen, dat je te maken krijgt met een leidinggevende: Chefs, teamleiders, managers of gewoonweg de baas.
Hoe een leidinggevende leiding geeft, heeft grote invloed op de bedrijfscultuur. Er zijn drie manieren van leiding geven. We noemen deze manieren leiderschapsstijlen.
De drie Leiderschapsstijlen
De helpende baas. Deze leidinggevende denkt dat werknemers gemotiveerd raken als ze meer verantwoordelijkheden hebben. Daarom geeft hij vertrouwen en draagt de verantwoordelijkheid over aan de werknemer. De leidinggevende helpt de werknemer indien nodig.
De coachende baas. Deze leidinggevende denkt dat werknemers structuur nodig hebben om goed te kunnen werken. Daarom geeft hij aan welke taken er wanneer gedaan moeten worden. De werknemer kan zelf bepalen hoe het werk gedaan wordt. De leidinggevende helpt hem bij het maken van de juiste keuzes.
De bepalende baas.Deze leidinggevende denkt dat werknemers lui zijn en eigenlijk niet willen werken. Daarom geeft hij heel duidelijk aan wat hij wil en hoe hij dat wil. Hij verdeelt de taken onder de werknemers en controleert ook of het werk goed gedaan is.
Opdracht 8
a) Docenten zijn ook een soort managers. Welke leiderschapsstijl heeft jouw docent maatschappijkunde?
b) Bedenk bij iedere leiderschapsstijl een docent van jouw school.
‘Angstcultuur bij DWDD, omroep greep niet fundamenteel in’
Achter de schermen van het programma De Wereld Draait Door (DWDD) was sprake van een angstcultuur en structureel grensoverschrijdend gedrag. Zo’n vijftig oud-werknemers van DWDD zeggen dat presentator Matthijs van Nieuwkerk en enkele eindredacteuren grensoverschrijdend gedrag vertoonden, zoals extreme woedeaanvallen en publieke vernederingen. Daardoor werd een angstcultuur gekweekt onder de medewerkers van het programma.
Daarnaast kampten veel medewerkers met enorme werkdruk: “Lang bij DWDD werken was het ultieme recept voor een burn-out”, zegt een van hen.
a) Welke redenen voor werkgeluk worden in de bron genoemd, die voor de werknemers van DWDD niet aanwezig zijn? Leg je antwoord uit.
Sociale contacten, want er hangt geen fijne werksfeer en ze voelen zich onveilig. Een prettig dagritme, want werknemers komen niet toe aan rust.
b) Zoek de betekenis van het woordje ‘angstcultuur’ op.
Leidinggevenden dwingen werkzaamheden af door werknemers bang te maken.
c) Welke leiderschapsstijl hadden de eindredacteuren van DWDD waarschijnlijk?
Bepalen.
Soms sta je in je werk voor moeilijke keuzes. We noemen dit kwesties. Bij de politie, in de zorg of het onderwijs kom je wel eens situaties tegen waar je niet meteen een antwoord op hebt. Dit geeft het werk meer verantwoordelijkheid, want jouw beslissingen kunnen invloed hebben op het leven van andere mensen.
Wat is jouw mening over de onderstaande kwesties? Ben je het eens met de stelling, of oneens? Vergelijk aan het einde jouw antwoorden met de rest.
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Foto: Daan Stevens
Een ziekenhuis mag voorrang geven aan jonge mensen (onder de 70) als er bijna geen plek meer is in het ziekenhuis.1/8
In deze module gaan we ons verdiepen in waarom mensen werken en hoe de arbeidsmarkt van Nederland steeds verandert. We leren over sociale ongelijkheid en hoe de overheid daarmee omgaat.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom mensen werken.
Uitleggen wat de kenmerken van een bedrijfscultuur zijn.
Weten dat je binnen het werk soms voor moeilijke kwesties komt te staan.
Bij werken denken we vaak aan betaald werk: een baan. Maar misschien heeft je leraar wel net gezegd: “Ga aan het werk!” Daar krijg je niet voor betaald. Er bestaat nog meer onbetaald werk, zoals vrijwilligerswerk.
Opdracht 1
a) Bekijk de video hierboven. Noem drie voorbeelden van vrijwilligerswerk.
Mantelzorg, scheidsrechter of trainer bij de sportclub, helpen op de basisscholen, of allerlei klusjes voor het buurthuis of de kerk doen.
b) Doe jij aan vrijwilligerswerk? Vertel eens wat je doet.
Bijvoorbeeld: Ik sta achter de bar bij de voetbalclub. Of: Ik doe wel eens boodschappen voor mijn opa.
c) De video legt uit dat als vrijwilligerswerk betaald zou zijn, het werk niet gedaan zou worden. Waarom zou dat zijn?
Organisaties, vaak verenigingen, hebben er geen geld voor.
1.1. Waarom we werken
Nederlanders doen dus een hoop werk vrijwillig. Vrijwilligerswerk kan je namelijk veel voldoening geven.
We werken meestal niet alleen voor het salaris. Er spelen ook andere redenen mee: je wil het werk ook leuk vinden en werk moet niet te makkelijk zijn. Veel mensen halen ook status uit hun werk, bijvoorbeeld als zij verantwoordelijkheid hebben over projecten of in een mooie auto mogen rijden. Het salaris is dus niet het enige waar we geluk uit halen op ons werk.
Wat zorgt voor werkgeluk?
Geld. Je moet eten kunnen kopen en je huis betalen. Maar je wil ook leuke dingen doen. Daarvoor heb je geld nodig.
Een prettig dagritme. Werk zorgt voor een dagritme, en voor de meeste mensen is dat goed en gezond. Op het werk is een goede balans ook belangrijk: je moet je niet vervelen, maar ook niet teveel werkdruk hebben.
Je nuttig voelen. Mensen vinden het fijn om zich nuttig te voelen. Werken is leuk als je genoeg verantwoordelijkheden hebt op je werk en als je trots bent op het werk dat je doet. Het is al helemaal mooi als je baas laat je weten dat hij jouw inzet waardeert.
Zelfontwikkeling. Dankzij werk blijf je leren. Je leert omgaan met tegenslagen, en misschien kun je door cursussen wel doorgroeien naar andere functies.
Sociaal contact. Werk betekent vaak samen werken. Mensen vinden het fijn om collega’s te hebben en halen daar veel voldoening uit.
Opdracht 2
a) Zijn de vijf redenen om te gaan werken altijd van toepassing op iedere baan?
Nee, bij sommige werkzaamheden heb je geen sociaal contact, voel je je niet zo nuttig of kun je jezelf niet ontwikkelen
b) Zijn er overeenkomsten tussen naar school gaan en later werken? Geef hiervan een voorbeeld.
Ja, school geeft ook een dagritme, en je voelt je misschien nuttig als je goede cijfers haalt. Je hebt veel sociale contacten. Maar bovenal: je bent volop bezig met zelfontwikkeling.
c) Wat is voor jou nu de belangrijkste reden om te (gaan) werken? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Geld, omdat ik daarmee leuke dingen kan doen of kleding en spullen kopen. Of: Sociaal contact, het is leuk om nieuwe mensen te leren kennen via het werk.
Opdracht 3
Bekijk de video van Dylan Haegens hierboven. Hij noemt 10 populaire beroepen.
a) Geef bij minimaal drie beroepen aan wat de waarschijnlijke reden is dat mensen hiervoor kiezen.
1. Afwassen: Geld
2. Ober: Geld/Sociaal contact
3. Winkelverkoper: Geld/Een dagritme/Sociaal contacten
4. Promotiewerk: Geld
5. Bezorger: Geld
6. Op het land werken: Geld/Een dagritme
7. Oppassen: Geld/Sociaal contact
8. Vakken vullen: Geld/Sociaal contact
9. Callcentermedewerker: Geld/Een dagritme
10. Schoonmaken: Geld
b) Welk beroep van deze 10 zou jij uitkiezen?
c) Zijn dit echt de populaire beroepen denk je?
Nee, dit zijn vooral beroepen die je als bijbaantje doet. Voor geld.
Ook voor bedrijven is het belangrijk dat werknemers gelukkig zijn in hun werk. Als ze veel werkgeluk hebben, doen ze hun werk beter, en blijven ze langer bij het bedrijf werken.
Werkgeluk bij gemeente Amsterdam
Nadine de Bree-Kisoen is Chief Happiness Officer bij de directie Personeel en Organisatie van de gemeente Amsterdam: “Drie jaar geleden ben ik gevraagd of ik mijn kennis over wellbeing en werkgeluk wilde verspreiden binnen de gemeente. Dat heb ik gedaan door eerst te kijken naar waarom de gemeente met werkgeluk aan de slag wilde en waar mensen energie van krijgen.
We hebben dat gedaan vanuit de vraag wat werkgeluk is en hoe je dat vertaalt naar aandacht voor talent, verzuimstrategie, vitaliteitsbeleid enzovoorts. Het gaat over verbinding, voldoening, betekenisgeving en werkplezier.”
a) Wat doet een “Chief Happiness Officer” binnen een bedrijf?
Alles om ervoor te zorgen dat de mensen zich gezien en gewaardeerd voelen.
b) Waarom is het voor een bedrijf belangrijk dat werknemers werkgeluk hebben?
Dan presteren ze beter en blijven ze langer.
Opdracht 5
Heb je zelf een baantje? Beantwoord dan vraag a. Anders beantwoord je vraag b.
a) Werk je al? Welke vijf redenen voor werkgeluk zijn van toepassing op jouw baan?
b) Werk je nog niet? Waar zou je graag willen werken en waarom?
1.2. Bedrijfsculturen
Heb je al eens binnen gekeken bij de kantoren van Google? Heb je een idee van de manier van werken bij Netflix, of hoe ze bij Coolblue omgaan met hun werknemers?
Opdracht 6
a) Bekijk de video hierboven. Wat valt je op aan het kantoor van Google?
Bijvoorbeeld: Een bakfiets als receptie. Een caravan om te werken. Een mini-keuken. Relaxhub. Massages. Een gamehoek. Een walkingdesk. Een sportschool. Een woonkamer.
b) Vincent de Groot is verantwoordelijk voor het kantoor en zegt (1.10 minuut) dat werknemers zo productief mogelijk kunnen zijn. Wat bedoelt hij hiermee?
Dat werknemers zo veel mogelijk gedaan krijgen op één dag.
c) Waarom zou Google dit belangrijk vinden?
Dan leveren werknemers meer geld op en hebben ze uiteindelijk meer winst.
Deze bedrijven zijn bekende voorbeelden van bedrijven met een typische bedrijfscultuur. Ieder bedrijf heeft een bedrijfscultuur: of het nu duidelijk zichtbaar is, of dat je het misschien niet eens door hebt.
Bij maatschappijleer hebben we geleerd dat iedere cultuur eigen waarden, normen, gewoonten, tradities en feestdagen heeft. Een bedrijfscultuur is ook een soort cultuur. Binnen ieder bedrijf zijn er bepaalde waarden, normen, gewoonten, rituelen, feesten, tradities en kledingstijlen die belangrijk zijn binnen dat bedrijf. En een bedrijf verwacht dat de ideeën en het gedrag van de werknemers passen bij de waarden, normen en gewoonten van het bedrijf.
Opdracht 7
Bekijk de video hierboven. Pieter is de baas van Coolblue.
a) Wat noemt Pieter als voorbeelden van een bedrijfscultuur?
De taal die gebruikt wordt, de gewoontes die men heeft, de mythes die er zijn, het pand, hoe je succes viert of omgaat met persoonlijk leed. Allerlei ongeschreven regels.
b) Waarom heeft Coolblue leuke salarisstroken en arbeidscontracten?
Omdat het een belangrijk moment is tussen werkgever en werknemer.
c) Waarom is het fijn als een bedrijf een duidelijke bedrijfscultuur heeft?
Dan weet je of je erbij past of niet.
1.2.1. Leiderschapsstijlen
Aan het hoofd van ieder bedrijf staat een leidinggevende. Vaak hebben bedrijven zelfs meerdere leidinggevenden. De kans is groot, tenzij je zelf gaat ondernemen, dat je te maken krijgt met een leidinggevende: Chefs, teamleiders, managers of gewoonweg de baas.
Hoe een leidinggevende leiding geeft, heeft grote invloed op de bedrijfscultuur. Er zijn drie manieren van leiding geven. We noemen deze manieren leiderschapsstijlen.
De DRIE Leiderschapsstijlen
De helpende baas. Deze leidinggevende denkt dat werknemers gemotiveerd raken als ze meer verantwoordelijkheden hebben. Daarom geeft hij vertrouwen en draagt de verantwoordelijkheid over aan de werknemer. De leidinggevende helpt de werknemer indien nodig.
De coachende baas. Deze leidinggevende denkt dat werknemers structuur nodig hebben om goed te kunnen werken. Daarom geeft hij aan welke taken er wanneer gedaan moeten worden. De werknemer kan zelf bepalen hoe het werk gedaan wordt. De leidinggevende helpt hem bij het maken van de juiste keuzes.
De bepalende baas. Deze leidinggevende denkt dat werknemers lui zijn en eigenlijk niet willen werken. Daarom geeft hij heel duidelijk aan wat hij wil en hoe hij dat wil. Hij verdeelt de taken onder de werknemers en controleert ook of het werk goed gedaan is.
Opdracht 8
a) Docenten zijn ook een soort van managers. Welke leiderschapsstijl heeft jouw docent maatschappijkunde?
b) Bedenk bij iedere leiderschapsstijl een docent van jouw school.
‘Angstcultuur bij DWDD, omroep greep niet fundamenteel in’
Achter de schermen van het programma De Wereld Draait Door (DWDD) was sprake van een angstcultuur en structureel grensoverschrijdend gedrag. Zo’n vijftig oud-werknemers van DWDD zeggen dat presentator Matthijs van Nieuwkerk en enkele eindredacteuren grensoverschrijdend gedrag vertoonden, zoals extreme woedeaanvallen en publieke vernederingen. Daardoor werd een angstcultuur gekweekt onder de medewerkers van het programma.
Daarnaast kampten veel medewerkers met enorme werkdruk: “Lang bij DWDD werken was het ultieme recept voor een burn-out”, zegt een van hen.
a) Welke redenen voor werkgeluk worden in de bron genoemd, die voor de werknemers van DWDD niet aanwezig zijn? Leg je antwoord uit.
Sociale contacten, want er hangt geen fijne werksfeer en ze voelen zich onveilig. Een prettig dagritme, want werknemers komen niet toe aan rust.
b) Zoek de betekenis van het woordje ‘angstcultuur’ op.
Leidinggevenden dwingen werkzaamheden af door werknemers bang te maken.
c) Welke leiderschapsstijl hadden de eindredacteuren van DWDD waarschijnlijk?
Bepalen.
Soms sta je in je werk voor moeilijke keuzes. We noemen dit kwesties. Bij de politie, in de zorg of het onderwijs kom je wel eens situaties tegen waar je niet meteen een antwoord op hebt. Dit geeft het werk meer verantwoordelijkheid, want jouw beslissingen kunnen invloed hebben op het leven van andere mensen.
Wat is jouw mening over de onderstaande kwesties? Ben je het eens met de stelling, of oneens? Vergelijk aan het einde jouw antwoorden met de rest.
This is a swiper quiz, swipe right for yes, swipe left for no.
Foto: Daan Stevens
Een ziekenhuis mag voorrang geven aan jonge mensen (onder de 70) als er bijna geen plek meer is in het ziekenhuis.1/8
Je staat er vast niet zo snel bij stil. Maar 100 jaar geleden bestonden de meeste beroepen van nu nog niet. Andersom geldt hetzelfde: want ken jij nog iemand die lantaarnopsteker of mijnwerker van beroep is? De samenleving verandert, en de manieren waarop we “rondkomen” (eten, drinken en onderdak kunnen betalen) ook.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten dat er een arbeidsverdeling is.
Weten waarom de arbeidsmarkt verandert.
Uitleggen waarom de verschillende ontwikkelingen maatschappelijke vraagstukken zijn.
2.1. Arbeidsverdeling
We gaan even ver terug in de tijd. In de jagers-verzamelaars-samenleving zorgden groepen mensen zelf voor hun basisbehoeften zoals eten, drinken, kleding en onderdak. De overgang naar een landbouwsamenleving zorgde ervoor dat mensen op één plek bleven. Hierdoor ontstonden grotere gemeenschappen. Dat maakte het makkelijk om het werk onder de mensen van de gemeenschap te verdelen.
Waar de een dus een boer was met vee, zorgde een ander dat met de melk van de boer kaas werd gemaakt. Een derde persoon maakte gereedschap of bouwde huizen. Op de markt verkochten of ruilden ze hun eigen gemaakte producten. Er was op die manier sprake van arbeidsverdeling: werkzaamheden worden opgesplitst.
Arbeidsverdeling is er nog altijd. Na de middelbare school leren we allemaal voor een specifiek beroep. En al die beroepen bij elkaar zorgen ervoor dat mensen worden voorzien in hun basisbehoeften: er zijn mensen die werken voor onze veiligheid, er zijn mensen die werken voor ons eten en drinken, er zijn mensen die werken voor ons vermaak en ga zo maar door.
Opdracht 1
a) Bekijk de afbeelding hierboven. Welke arbeidsverdeling vind je hierin terug?
Vrouwen zijn bezig met huishouden en kleding. Mannen gaan op jacht.
b) Noem zoveel mogelijk beroepen die je nodig hebt om een huis te laten bouwen.
Bijvoorbeeld: Aannemer, Architect, Bouwvakker, Dakwerker, Elektricien, Glaszetter, Installateur, Metselaar, Schilder, Stukadoor, Tegelzetter, Timmerman, Voeger
c) Hoe komt het dat je tegenwoordig zoveel beroepen nodig hebt voor het bouwen van een huis, denk je?
Huizen zijn ingewikkelder en specialistischer geworden.
In de loop der jaren is de manier waarop we ons werk organiseren wel een stuk complexer geworden. Een huis bouw je niet meer zelf, je koopt of huurt een huis. Een stuk vlees in de supermarkt doet ons niet denken aan de koe of de kip die hiervoor geslacht is. En zelf je kleding maken hoeft ook niet.
Voedselfilosoof Michiel Korthals vindt dat de landbouw anders moet
Voedselfilosoof Michiel Korthals over de landbouwindustrie: ‘Op dit moment gaat het in de landbouw om op zo efficiënte wijze produceren, alles met behulp van technieken, gericht op hoge opbrengst op vruchtbare grond. Dat productieproces wordt gescheiden van de natuur, de bodem gaat kapot.’
Er is alleen toekomst voor de Nederlandse landbouw als we anders leren denken. Hij bepleit een andere landbouw met minder vee en meer boeren. Boeren die gaan samenwerken met burgers: ‘Weer leven met de natuur, maak gebruik van streekproducten en eet seizoensgebonden. Je ziet steeds meer dat consumenten het heft in eigen handen nemen. In tal van dorpen gebeurt dat al, bijvoorbeeld in Culemborg, waar burgers zelf de singels met appel- en perenbomen onderhouden.’
a) Waarom moet de landbouwindustrie anders ingericht worden, volgens de filosoof Korthals?
Omdat de manier waarop we nu voedsel produceren, de bodem kapot maakt.
b) Wat bedoelt Korthals met “anders leren denken”?
Mensen kunnen leren van hoe voedsel groeit in de natuur, en hier de landbouw op aanpassen.
c) Leg uit wat deze bron met de lesstof te maken heeft.
Het maken van ons eten, is een industrie geworden. Er zijn veel mensen en beroepen die voor het eten zorgen.
De manier waarop we het werk organiseren, verandert wanneer de arbeidsmarkt verandert. Met de arbeidsmarkt bedoelen we de vraag naar arbeid (bedrijven hebben werknemers nodig) of aanbod van arbeid (mensen die willen werken). Er is geen vraag meer naar mijnwerkers of lantaarnopstekers, dus wordt niemand meer opgeleid tot lantaarnopsteker of mijnwerker. Er is nu wel vraag naar mensen die ons eten thuisbezorgen, of onze pakketjes bezorgen. De arbeidsmarkt verandert dus door de vraag naar bepaald werk.
2.2. Arbeidsmarkt verandert
Om te snappen dat een veranderende arbeidsmarkt voor problemen in de maatschappij kan zorgen, zoomen we in op de grote veranderingen van de afgelopen 200 jaar op de arbeidsmarkt.
Vier grote veranderingen op de arbeidsmarkt
Mechanisering: Steeds meer werkzaamheden worden door machines overgenomen.
Automatisering: Steeds meer machines kunnen zichzelf aansturen.
Digitalisering: Steeds meer handmatige processen worden omgezet naar digitale processen.
Robotisering: Steeds meer werkzaamheden worden door robots overgenomen.
Opdracht 3
Bekijk de video bovenaan de pagina. Deze gaat over Henry Ford van het automerk Ford.
a) Welke uitvinding deed hij volgens de video?
De lopende band.
b) Wat waren de voordelen van zijn uitvinding?
Productie van auto’s ging omhoog, waardoor hij goedkoper was dan zijn concurrenten.
c) Om welke grote verandering op de arbeidsmarkt gaat het hier?
Mechanisering
Om de gevolgen van deze veranderingen op de arbeidsmarkt beter te begrijpen, gaan we ze allemaal nog even na.
2.2.1. Mechanisering
Ruim tweehonderd jaar geleden was Nederland nog een landbouwsamenleving. De meeste mensen waren boer, of oefenenden een ambacht uit: je was bakker, molenaar, kleermaker, visser of schoolmeester. Je leerde het vak bij je ouders of een leermeester en zo waren families vaak kleine bedrijfjes waarbij de producten verkocht en gekocht werden op de markt.
Toen begon de Industriële Revolutie. Met de uitvinding van de stoommachine maakten kleine familiebedrijfjes plaats voor industrie. In de nieuwe fabrieken stonden grote machines, waar slechts enkele menselijke handelingen nodig waren. De mechanisatie kwam op gang en de productiviteit nam enorm toe. Waar ze vroeger dagen deden over het maken van één laken, hebben ze er nu 10 op een dag!
De vraag naar arbeiders die machines konden besturen, nam toe. Hiermee verschoof veel werk dan ook van het platteland naar de stad. Steden groeiden en er ontstonden nieuwe wijken, die op hun beurt ook weer voor werk zorgden voor stratenmakers en kruideniers (supermarkten).
De fabriekseigenaren stelden regels op: er waren vaste arbeidstijden, je had vaste (kortere) rustpauzes en te laat komen, of helemaal niet komen, werd bestraft.
Opdracht 4
a) Leg in je eigen woorden uit wat mechanisering is.
Bijvoorbeeld: Machines nemen werkzaamheden over van mensen
b) Wat voor gevolg had mechanisering voor de productiviteit?
Er kon veel meer geproduceerd worden in een kortere tijd.
c) Wat voor gevolg had mechanisering voor de woonplaats en werkzaamheden voor arbeiders?
Arbeiders trokken naar de stad. Ze werkten steeds vaker in loondienst in fabrieken, in plaats van voor zichzelf.
d) Fabriekseigenaren “bepaalden en betaalden”. Leg uit dat dit vóór mechanisering niet het geval was.
Voor mechanisering bestonden er nog geen fabrieken. Mensen werkten voor zichzelf en niet voor een baas, dus ze hoefden zich nog niet aan de regels van de baas te houden.
2.2.2. Automatisering
Terwijl de arbeidsmarkt volop mechaniseert, komt met de uitvinding van de computer de automatisering. Nu kunnen machines zichzelf aansturen. Zo geven ze aan wanneer grondstoffen bijgevuld moeten worden, stoppen automatisch bij een storing en gaan machines nooit meer uit. Vroeger had je op iedere machine 1 of 2 mensen nodig. Dankzij automatisering kun je met 1 of 2 mensen wel 10 machines aansturen.
Daardoor verandert de arbeidsmarkt opnieuw. Er zijn minder arbeiders nodig in de fabriekshal, maar meer op het hoofdkantoor voor de planning, logistiek en administratie. Automatisering zorgt ook voor meer welvaart: arbeiders hoeven niet meer zeven dagen te werken en zo ontstaat vrije tijd. Mensen kunnen op vakanties, naar pretparken of een dagje uit. Deze nieuwe sector zorgt ook weer voor werk.
Opdracht 5
a) Leg in je eigen woorden uit wat automatisering is.
Bijvoorbeeld: Dankzij computers kunnen machines zichzelf aansturen.
b) Door automatisering zijn er minder mensen nodig in de fabriekshal. In welke twee sectoren is er méér werkgelegenheid?
Op kantoor en in de vrijetijdssector.
c) Wat is het gevolg van automatisering voor de werkloosheid?
De werkloosheid neemt toe.
d) Door welke twee ontwikkelingen ontstaat er meer vrije tijd?
1. Door automatisering hoeven arbeiders niet meer 7 dagen per week te werken;
2. Door automatisering kost het huishouden minder tijd.
2.2.3. Digitalisering
Met de uitvinding van het internet krijgen we digitalisering. We gaan steeds meer werkzaamheden uitvoeren op de computer en slaan alle gegevens daarin op. Het digitaal verwerken van gegevens betekent dat alles veel sneller gaat. Via een app op je mobiel bestel je eten, die bestelling komt rechtstreeks in de keuken uit, in de keuken maken ze het eten klaar en ze bezorgen het vaak binnen een uurtje bij je thuis.
Receptionisten, postbodes, bibliothecarissen, administratief werk: door de digitalisering zijn er allemaal veel minder van nodig. Aan de andere kant is meer werk in de ICT: er is nog altijd vraag naar programmeurs, systeembeheerders en applicatiebeheerders. Ook de transportsector groeit: Vrachtwagenchauffeurs en pakketbezorgers brengen de producten die je via de webshop Alibaba of bol.com bestelt, bij jou langs.
Bovendien wordt werk door digitalisering steeds flexibeler. Je kunt met een laptop overal werken waar je wilt. Mensen werken vaker thuis en het fysieke contact tussen mensen neemt af. Er zijn beroepen waar je alleen “online” contact hebt met je collega’s, als je al collega’s hebt.
Kunstmatige intelligentie en zorg: gaat dat samen?
Het gebruik van algoritmen en kunstmatige intelligentie (AI) in de zorg groeit. Algoritmen beoordelen steeds vaker van een foto of CT-scan op de röntgenafdeling of een weefselbiopt in het laboratorium. Daar levert AI enorme voordelen en tijdwinst op. Een computer is nooit moe of gestrest, heeft geen ruzie met zijn partner gehad of een nachtdienst achter de rug.
De keerzijde is dat een algoritme geen gevoel heeft. In zowel de huisartsenpraktijk als het ziekenhuis speelt het “niet-pluis-gevoel” van een arts vaak nog een grote rol. In de trant van: ‘er is iets met deze meneer of mevrouw aan de hand, ook al kan ik het nog niet benoemen, ik vertrouw het niet’. Dat subjectieve gevoel komt vooral tot uiting als patiënt en behandelaar elkaar reeds kennen.
a) Welke invloed heeft artificial intelligence op de zorg?
Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van algoritmes bij het stellen van een diagnose.
b) Leg uit dat de werkzaamheden van artsen en verpleegkundigen zullen veranderen als er meer algoritmes in de zorg worden gebruikt.
Artsen en verpleegkundigen zullen misschien minder patiënten zien, en meer bezig zijn met het controleren van de algoritmes.
Opdracht 7
a) Leg in je eigen woorden uit wat digitalisering is.
Bijvoorbeeld: Informatie wordt op de computer (digitaal) verwerkt
b) In welke sectoren neemt het werk toe?
In de ICT en transport.
c) Leg uit dat digitalisering leidt tot minder contact met mensen en dus het gevoel van eenzaamheid vergroot.
Contact gaat vaker via apps en e-mails, dus er is minder fysiek contact nodig tussen mensen. Mensen moeten dus er echt uit om andere mensen te zien.
d) Noem een positief en een negatief gevolg van digitalisering.
Positief gevolg: Je kunt veel sneller en makkelijker producten of eten bestellen. Of: Administratieve taken kosten minder tijd. Negatief gevolg: Mensen krijgen sneller een burn-out. Of: Voor veel ouderen is het moeilijk om aan te passen aan het gebruik van computers en mobieltjes.
2.2.4. Robotisering
Terwijl we nog lang niet klaar zijn met digitaliseren, dient de volgende verandering op de arbeidsmarkt zich alweer aan. De komst van de robots. Robotisering gaat fysiek werk automatiseren en dat ook nog eens op een slimme manier. De robot zal zelf keuzes kunnen maken op basis van gegevens die hij zelf kan leren.
In de zorg zijn er robots die mensen herkennen en zodoende mensen op het juiste moment medicatie kan laten innemen. In de techniek zijn er robots die zelfstandig producten kunnen maken. In het huishouden krijg je slimme apparaten: zoals de robotstofzuiger of een slimme thermosstaat die zelf kan berekenen wanneer het welke temperatuur moet zijn. Grote bedrijven gebruiken robots als klantenservice. En wat dacht je van auto’s die zelf kunnen rijden?
De robot kan dus zelfs taken uitvoeren waar je ook over na moet denken. Een robot moet wel geprogrammeerd worden, maar kan daarna zelfstandig keuzes maken. Robots zijn interessant voor bedrijven, want ze werken sneller en efficiënter dan mensen. Ze worden niet ziek, werken altijd door en je hoeft ze geen loon te betalen.
Wiedrobot moet de akkerbouw verlossen van chemicaliën: ‘Een computer heeft geen koffie nodig’
Nu zijn er nog mensen nodig om de landbouw onkruidvrij te maken. Oost-Europese arbeidsmigranten liggen twaalf uur per dag op hun buik op een stretcher om één voor één plantjes uit de grond te trekken, zo’n dertig per vierkante meter. ‘Dat is loodzwaar werk’, zegt ondernemer Tim Kreukniet (36).
Kreukniets bedrijf Trabotyx ontwikkelde een vervanger: de wiedrobot. Deze robot kan ongeveer een hectare per dag wieden, evenveel als vier arbeiders. Bovendien, zegt Kreukniet: ‘Een computer heeft geen koffie en wc nodig.’
Op allerlei gebieden zal de robot de werkzaamheden van mensen overnemen. Maar robots moeten ook gemaakt, ingesteld en onderhouden worden. In de techniek zullen dus nieuwe banen bijkomen die robotsering ondersteunen.
Het is nog afwachten wat robotisering allemaal voor gevolgen gaat hebben in de samenleving. In huis zullen we steeds meer slimme apparaten krijgen, maar van robots die eruit zien als mensen hebben sommige mensen nog wel wat schrik. En wat als robots straks zo intelligent zijn, dat ze mensen niet meer nodig hebben?
Opdracht 8
a) Leg in je eigen woorden uit wat robotisering is.
Bijvoorbeeld: Slimme robots kunnen zelf beslissingen maken en nemen steeds meer complexe taken van mensen over.
b) Wat voor beroepen verdwijnen? En in welke sectoren neemt het werk toe?
Veel beroepen in de dienstverlening (administratief, zorg) verdwijnen. Er komt meer werk in de ICT en techniek.
c) Noem twee voordelen van robots ten opzichte van menselijke werknemers.
1. Robots worden niet ziek.
2. Robots maken minder fouten dan mensen.
d) Denk je dat robots ooit zo intelligent kunnen zijn als mensen? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Dat denk ik niet, want robots hebben niet dezelfde gevoelens als mensen. Of: Dat denk ik wel, want de ICT blijft robots ontwikkelen en verbeteren.
2.3. Werkgelegenheid
Of er veel werk beschikbaar is, noemen we werkgelegenheid. De werkgelegenheid van Nederland hangt van verschillende factoren af. Zo kan de werkgelegenheid op de korte termijn veranderen als het slecht gaat met de economie. Bedrijven zullen dan minder snel nieuwe werknemers aannemen en sommige mensen worden ontslagen en raken zelfs werkloos. De werkgelegenheid op de lange termijn kan ook veranderen door nieuwe uitvindingen, waardoor we sommige beroepen niet meer nodig hebben.
Opdracht 9
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Welke conclusie kun je trekken over de werkloosheid in Nederland?
Dat de werkloosheid afneemt.
b) Zoek op internet op wat een “WW-uitkering” is.
Een uitkering van de overheid voor als je werkloos bent.
c) De WW-uitkeringen dalen. Is dat een goed of slecht iets voor de Nederlandse overheid?
Een goed iets. Het kost de Nederlandse overheid minder geld.
2.3.1. Oorzaken voor werkloosheid
Werkloosheid hoort bij een arbeidsmarkt. Net zo goed dat er in Nederland nooit 100% werkloosheid kan zijn (dan zou niemand een baan hebben), is 0% werkloosheid ook onmogelijk. Een beetje werkloosheid is helemaal niet erg, vaak heeft dat een duidelijke oorzaak.
Oorzaken van werkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Seizoenswerkloosheid Met seizoenswerkloosheid wordt bedoeld dat er in een bepaald seizoen meer of juist minder werk is. Denk aan toerisme: in de zomer is er meer werk in toerisme dan in de winter. In de winter ligt ook het werk op het land stil, dus heb je ook minder fruitplukkers of aspergestekers nodig. Sommige mensen hebben dus vooral in bepaalde seizoenen werk en moeten dan het geld verdienen voor de rest van het jaar.
Conjuncturele werkloosheid Met conjuncturele werkloosheid bedoelen we werkloosheid die afhangt van de economie. Gaat het goed met de economie, dan nemen bedrijven veel mensen aan. Maar gaat het slecht met de economie, dan daalt de vraag naar werk.
Structurele werkloosheid Met structurele werkloosheid verandert de arbeidsmarkt en verdwijnen bepaalde banen voorgoed, waardoor mensen werkloos raken. Mensen die een bepaald vak hebben geleerd, waar er nu geen werk meer voor is, heb je niet zomaar omgeschoold naar ander werk.
AI verovert de creatieve sector: ‘Het is aanpassen of wegkwijnen’
De creatieve sector verandert. Computers kunnen nu ook illustraties maken, gedichten schrijven en zelfs digitale personages tot leven laten komen. Door de opkomst van AI verandert het type werk. Veel medewerkers zullen zich hieraan kunnen aanpassen – maar voor de individuele medewerker kunnen de gevolgen groot zijn.
Mensen die niet mee kunnen in de ontwikkeling, verliezen hun werk. Anderen raken misschien gefrustreerd of verbitterd, omdat ze ineens met software moeten werken die ze niet goed kennen, of worden voorbijgestreefd door jongeren die zich dit soort technologie sneller eigen maken.
a) Leg uit waarom er in alinea 2 sprake is van structurele werkloosheid.
Niet alle medewerkers in de creatieve industrie zullen om leren gaan met AI, en die medewerkers kunnen hun baan kwijtraken.
b) AI creëert ook een nieuw type banen. Leg dit uit.
Door de opkomst van AI zijn er meer technici en ICT’ers nodig.
c) Geef van de onderstaande voorbeelden aan of het gaat om seizoenswerkloosheid, conjuncturele werkloosheid of structurele werkloosheid.
1. In de zomer is er veel vraag naar mensen in de kwekerij.
2. Duizenden postbezorgers verliezen baan.
3. Nu de economie aantrekt is er volop werk te vinden.
4. Tijdelijke contracten worden niet verlengd vanwege bezuinigingen.
5. ING & Rabobank sluiten “servicekantoren”: personeel op straat.
1. Seizoenswerkloosheid
2. Structurele werkloosheid
3. Conjuncturele werkloosheid
4. Conjuncturele werkloosheid
5.Structurele werkloosheid
2.3.2. Gevolgen van werkloosheid
Als de werkgelegenheid afneemt, dan neemt de werkloosheid toe. Veel werkloosheid in de samenleving is niet goed.
Gevolgen van werkloosheid
Persoonlijk gevolg: Je hebt geen geld, mist persoonlijke contacten en structuur.
Persoonlijk gevolg: Je verandert van maatschappelijke positie.
Gevolg voor de samenleving: Bij hoge werkloosheid kopen mensen minder producten, dit is slecht voor de economie.
Gevolg voor de samenleving: Bij hoge werkloosheid is de overheid veel geld kwijt aan werkloosheidsuitkeringen.
Ziekte, invaliditeit en werkloosheid kosten de Belgische staat enorm veel geld
De Belgische staatsschuld is intussen zo hoog opgelopen, dat België vanaf 2024 eigenlijk zes miljard euro per jaar zou moeten besparen. Om dit te bereiken kan de Belgische overheid naar meer inkomsten zoeken, bijvoorbeeld door belastingen te verhogen of door meer mensen aan het werk te krijgen. Maar dan moet ze wel een manier vinden om het aantal zieken en arbeidsongeschikten terug te dringen. Tien jaar geleden gaf de overheid 4,9% van het budget aan uitkeringen aan die groep. Dit jaar is dat al 6,7%.
a) Leg uit welke gevolg van werkloosheid op deze bron van toepassing is.
De kosten voor de overheid nemen toe. De Belgische bevolking moet mogelijk meer belasting gaan betalen, of de werkloosheid moet worden teruggedrongen.
b) Geef van de onderstaande voorbeelden welke gevolg van werkloosheid van toepassing is. Kies uit: (a) Behoeftes worden niet vervuld; of (b) Veranderende maatschappelijke positie; of (c) Slecht voor de economie; of (d) Kost de overheid geld.
1. Na Willems ontslag kan hij zijn huur niet meer betalen.
2. Nederlanders gaven in 2018 minder geld uit.
3. De overheid investeert in omscholingstrajecten.
4. Reza (63 jaar) krijgt na 20 jaar werken ontslag bij de V&D.
5. Werkloosheidsuitkeringen met 10% gestegen.
6. Jemima (19 jaar) zit tijdelijk zonder werk of studie en verveelt zich enorm.
1. (a) Behoeftes worden niet vervuld.
2. (c) Slecht voor economie.
3. (d) Kost de overheid geld.
4. (b) Veranderende maatschappelijke positie.
5. (d) Kost de overheid geld.
6. (a) Behoeftes worden niet vervuld.
Opdracht 12
Lees de bron hierboven nogmaals.
Waarom kost het de overheid twee keer geld?
Er komt minder loonbelasting binnen. Ze moeten werkloosheidsuitkeringen betalen.
Een samenleving is dus op zijn best, als iedereen mee kan doen. Maar als de arbeidsmarkt verandert, verandert ook de werkgelegenheid en vallen sommige mensen buiten de boot.
2.4. Een maatschappelijk vraagstuk
Een maatschappelijk vraagstuk is een probleem dat bestaat in de samenleving. De vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn:
Veel mensen vinden de situatie onwenselijk;
Er zijn verschillende meningen over de oplossing;
Het vraagstuk krijgt aandacht in de media;
Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid.
De veranderende arbeidsmarkt is ook een maatschappelijk vraagstuk. Kijk maar:
Kenmerk 1: Veel mensen vinden de situatie onwenselijk Wanneer de werkgelegenheid verandert, raken mensen werkloos of moeten mensen zich laten omscholen. Oudere mensen, of mensen met beperkingen vallen ook sneller uit wanneer hun werkzaamheden wegvallen. Werkloosheid heeft ook weer vervelende gevolgen voor mensen zelf, maar ook de samenleving.
Kenmerk 2: Er zijn verschillende meningen over de oplossing Sommige mensen vinden dat je de arbeidsmarkt zijn gang moet laten gaan, je moet vernieuwingen niet tegen willen houden. Als mensen werkloos raken, moeten ze dit zelf oplossen. Andere mensen zijn juist van mening dat de overheid ervoor moet zorgen dat mensen niet de dupe worden van veranderingen op de arbeidsmarkt. De overheid moet veranderingen juist vertragen of bepaalde beroepen beschermen met subsidies.
Kenmerk 3: Het vraagstuk krijgt aandacht in de media De veranderende arbeidsmarkt is vaak terug te vinden in het nieuws en sociale media. Het gaat bijvoorbeeld over robots die het werk van ons overnemen, mensen die werkloos thuis zitten of nieuwe vormen van werken, zoals flexwerken of zzp’ers.
Kenmerk 4: Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid Nederland is een verzorgingsstaat: mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, kunnen rekenen op hulp van de overheid. Ook als dat er teveel worden, moet de overheid bedenken hoe we de kosten hiervoor beheersbaar houden.
Opdracht 13
Bekijk de eerste vijf minuten van de video hierboven.
a) Wat denk je: verdwijnen er banen door AI?
Bijvoorbeeld: Ja, want sommige banen kunnen makkelijk worden overgenomen door AI. Of: Misschien wel, maar er komen ook juist weer andere banen bij, bijvoorbeeld in de ICT.
b) Leg met behulp van de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk uit of bij AI sprake is van een maatschappelijk vraagstuk.
Kenmerk 1: Ja, mensen raken hun mogelijk baan kwijt aan robots.
Kenmerk 2: Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun baan. Of: De overheid moet robotisering afremmen.
Kenmerk 3: Er wordt veel over gesproken in de media.
Kenmerk 4: De overheid moet ervoor zorgen dat mensen op tijd omscholen naar nieuwe beroepen en functies.
1. Dat meerdere bedrijven werken aan één product is een voorbeeld van:
Correct!Wrong!
2. Wat is een voorbeeld van structurele werkloosheid?
Correct!Wrong!
3. Kenmerkend voor grote veranderingen op de arbeidsmarkt is:
Correct!Wrong!
4. Waarom zijn grote veranderingen op de arbeidsmarkt een maatschappelijk vraagstuk?
Je staat er vast niet zo snel bij stil. Maar 100 jaar geleden bestonden de meeste beroepen van nu nog niet. Andersom geldt hetzelfde: want ken jij nog iemand die lantaarnopsteker of mijnwerker van beroep is? De samenleving verandert, en de manieren waarop we “rondkomen” (eten, drinken en onderdak kunnen betalen) ook.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten dat er een arbeidsverdeling is.
Weten wat de oorzaken en gevolgen zijn van werkloosheid.
Weten waarom de arbeidsmarkt verandert.
Uitleggen waarom de verschillende ontwikkelingen maatschappelijke vraagstukken zijn.
2.1. Arbeidsverdeling
We gaan even ver terug in de tijd. In de jagers-verzamelaars-samenleving zorgden groepen mensen zelf voor hun basisbehoeften zoals eten, drinken, kleding en onderdak. De overgang naar een landbouwsamenleving zorgde ervoor dat mensen op één plek bleven. Hierdoor ontstonden grotere gemeenschappen. Dat maakte het makkelijk om het werk onder de mensen van de gemeensschap te verdelen.
Waar de een dus een boer was met vee, zorgde een ander dat met de melk van de boer kaas werd gemaakt. Een derde persoon maakte gereedschap of bouwde huizen. Op de markt verkochten of ruilden ze hun eigengemaakte producten. Er was op die manier sprake van arbeidsverdeling: werkzaamheden worden opgesplitst.
Arbeidsverdeling is er nog altijd. Na de middelbare school leren we allemaal voor een specifiek beroep. En al die beroepen bij elkaar zorgen ervoor dat mensen worden voorzien in hun basisbehoeften: er zijn mensen die werken voor onze veiligheid, er zijn mensen die werken voor ons eten en drinken, er zijn mensen die werken voor ons vermaak en ga zo maar door.
Opdracht 1
a) Bekijk de afbeelding hierboven. Welke arbeidsverdeling vind je hierin terug?
Vrouwen zijn bezig met huishouden en kleding. Mannen gaan op jacht.
b) Noem zoveel mogelijk beroepen die je nodig hebt om een huis te laten bouwen.
Bijvoorbeeld: Aannemer, Architect, Bouwvakker, Dakwerker, Elektricien, Glaszetter, Installateur, Metselaar, Schilder, Stukadoor, Tegelzetter, Timmerman, Voege
c) Hoe komt het dat je tegenwoordig zoveel beroepen nodig hebt voor het bouwen van een huis, denk je?
Huizen zijn ingewikkelder en specialistischer geworden.
In de loop der jaren is de organisatie van ons werk daardoor wel een stuk complexer geworden. Een huis bouw je niet meer zelf, je koopt of huurt een huis. Een stuk vlees in de supermarkt doet ons niet denken aan de koe of de kip die hiervoor geslacht is. En het maken van jouw eigen kleding is geen noodzaak meer, het is voor sommigen zelfs een hobby geworden.
Voedselfilosoof Michiel Korthals vindt dat de landbouw anders moet
Voedselfilosoof Michiel Korthals over de landbouwindustrie: ‘Op dit moment gaat het in de landbouw om op zo efficiënte wijze produceren, alles met behulp van technieken, gericht op hoge opbrengst op vruchtbare grond. Dat productieproces wordt gescheiden van de natuur, de bodem gaat kapot.’
Er is alleen toekomst voor de Nederlandse landbouw als we anders leren denken. Hij bepleit een andere landbouw met minder vee en meer boeren. Boeren die gaan samenwerken met burgers: ‘Weer leven met de natuur, maak gebruik van streekproducten en eet seizoensgebonden. Je ziet steeds meer dat consumenten het heft in eigen handen nemen. In tal van dorpen gebeurt dat al, bijvoorbeeld in Culemborg, waar burgers zelf de singels met appel- en perenbomen onderhouden.’
a) Waarom moet de landbouwindustrie anders ingericht worden, volgens de filosoof Korthals?
Omdat de manier waarop we nu voedsel produceren, de bodem kapot maakt.
b) Wat bedoelt Korthals met “anders leren denken”?
Mensen kunnen leren van hoe voedsel groeit in de natuur, en hier de landbouw op aanpassen.
c) Leg uit wat deze bron met de lesstof te maken heeft.
Het maken van ons eten, is een industrie geworden. Er zijn veel mensen en beroepen die voor het eten zorgen.
De manier waarop we het werk organiseren, verandert naarmate de arbeidsmarkt verandert. Met de arbeidsmarkt bedoelen we de vraag naar arbeid (bedrijven hebben werknemers nodig) of aanbod van arbeid (mensen die willen werken). Er is geen vraag meer naar mijnwerkers of lantaarnopstekers, dus wordt niemand meer opgeleid tot lantaarnopsteker of mijnwerker. Er is nu wel vraag naar mensen die ons eten thuisbezorgen, of onze pakketjes bezorgen. De arbeidsmarkt verandert dus door de veranderende vraag naar arbeid (bedrijven hebben werknemers nodig) en het veranderende aanbod van arbeid (mensen die willen werken).
2.2. De arbeidsmarkt verandert
Om te snappen dat een veranderende arbeidsmarkt voor problemen in de maatschappij kan zorgen, zoomen we in op de grote veranderingen van de afgelopen 200 jaar op de arbeidsmarkt.
Vier grote veranderingen op de arbeidsmarkt
Mechanisering: Steeds meer werkzaamheden worden door machines overgenomen.
Automatisering: Steeds meer machines kunnen zichzelf aansturen.
Digitalisering: Steeds meer handmatige processen worden omgezet naar digitale processen.
Robotisering: Steeds meer werkzaamheden worden door robots overgenomen.
Opdracht 3
Bekijk de video bovenaan de pagina. Deze gaat over Henry Ford van het automerk Ford.
a) Welke uitvinding deed hij volgens de video?
De lopende band.
b) Wat waren de voordelen van zijn uitvinding?
De productie van auto’s ging omhoog, waardoor hij goedkoper was dan zijn concurrenten.
C) Om welke grote verandering op de arbeidsmarkt gaat het hier?
Mechanisering.
Om de gevolgen van deze veranderingen op de arbeidsmarkt beter te begrijpen, gaan we ze allemaal nog even na.
2.2.1. Mechanisering
Ruim tweehonderd jaar geleden was Nederland nog een landbouwsamenleving. De meeste mensen waren boer, of oefenden een ambacht uit: je was bakker, molenaar, kleermaker, visser of schoolmeester. Je leerde het vak bij je ouders of een leermeester en zo waren families vaak kleine bedrijfjes waarbij de producten verkocht en gekocht werden op de markt.
Toen begon de Industriële Revolutie. Met de uitvinding van de stoommachine maakten kleine familiebedrijfjes plaats voor industrie. In de nieuwe fabrieken stonden grote machines, waar slechts enkele menselijke handelingen nodig waren. De mechanisatie kwam op gang en de productiviteit nam enorm toe. Waar ze vroeger dagen deden over het maken van één laken, maken ze er nu tien op een dag!
De vraag naar arbeiders die machines konden besturen, nam toe. Hiermee verschoof de werkgelegenheid dan ook van het platteland naar de stad. Steden groeiden en er ontstonden nieuwe wijken, die op hun beurt ook weer voor werkgelegenheid zorgden voor stratenmakers en kruideniers (supermarkten).
De fabriekseigenaren stelden regels op: er waren vaste arbeidstijden, je had vaste (kortere) rustpauzes en te laat komen of helemaal niet komen, werd bestraft.
Opdracht 4
a) Leg in je eigen woorden uit wat mechanisering is.
Bijvoorbeeld: Machines nemen werkzaamheden over van mensen.
b) Wat voor gevolg had mechanisering voor de productiviteit?
Er kon veel meer geproduceerd worden in een kortere tijd.
c) Wat voor gevolg had mechanisering voor de woonplaats en werkzaamheden voor arbeiders?
Arbeiders trokken naar de stad. Ze werkten steeds vaker in loondienst in fabrieken, in plaats van voor zichzelf.
d) Fabriekseigenaren “bepaalden en betaalden”. Leg uit dat dit vóór mechanisering niet het geval was.
Voor mechanisering bestonden er nog geen fabrieken. Mensen werkten voor zichzelf en niet voor een baas, dus ze hoefden zich nog niet aan de regels van de baas te houden.
2.2.2. Automatisering
In de volle vaart van de mechanisering, komt niet veel later met de uitvinding van de computer de automatisering op gang. Nu kunnen machines zichzelf aansturen. Zo geven ze aan wanneer grondstoffen bijgevuld moeten worden, stoppen ze automatisch bij een storing en staan machines nooit meer stil. Vroeger had je op iedere machine een of twee mensen nodig. Dankzij automatisering zijn er in totaal nog maar een of twee mensen nodig voor controle en onderhoud van alle machines in een bedrijf of fabriek.
Daardoor verandert de werkgelegenheid. Er zijn minder arbeiders nodig in de fabriekshal, maar meer op het hoofdkantoor voor de planning, logistiek en administratie. Automatisering zorgt ook voor meer welvaart: arbeiders hoeven niet meer zeven dagen te werken en zo ontstaat de vrijetijdssector. Mensen kunnen op vakantie, naar pretparken of een dagje uit. Deze nieuwe sector zorgt ook weer voor werkgelegenheid.
Ook huishoudens krijgen te maken met de technologie van de computer. Er doen steeds meer nieuwe apparaten hun intrede in het dagelijks leven.
Opdracht 5
a) Leg in je eigen woorden uit wat automatisering is.
Bijvoorbeeld: Dankzij computers kunnen machines zichzelf aansturen.
b) Door automatisering zijn er minder mensen nodig in de fabriekshal. In welke twee sectoren is er méér werkgelegenheid?
Op kantoor en in de vrijetijdssector.
c) Wat is het gevolg van automatisering voor de werkloosheid?
De werkloosheid neemt toe.
d) Door welke twee ontwikkelingen ontstaat er meer vrije tijd?
1. Door automatisering hoeven arbeiders niet meer zeven dagen per week te werken;
2. Door automatisering kost het huishouden minder tijd.
2.2.3. Digitalisering
Met de uitvinding van het internet neemt de digitalisering een spurt. We gaan steeds meer werkzaamheden uitvoeren op de computer en slaan alle gegevens daarin op. Het digitaal verwerken van gegevens betekent dat alles veel sneller gaat: Via een app op je mobiel bestel je eten, die bestelling komt rechtstreeks in de keuken uit, in de keuken maken ze het eten klaar en ze bezorgen het vaak binnen een uurtje bij je thuis.
Processen verlopen steeds efficiënter. Receptionisten, postbodes, bibliothecarissen, administratief werk: door de digitalisering zijn er allemaal veel minder van nodig. Daarentegen neemt de werkgelegenheid in de ICT aanzienlijk toe: er is nog altijd vraag naar programmeurs, systeembeheerders en applicatiebeheerders. Ook de transportsector groeit: Vrachtwagenchauffeurs en pakketbezorgers brengen de producten die je via de webshop Alibaba of bol.com bestelt, bij jou thuis.
Bovendien wordt werk door digitalisering steeds flexibeler. Je kunt met een laptop overal werken waar je wilt. Mensen werken vaker thuis en het fysieke contact tussen mensen neemt af. Er zijn beroepen waar je alleen “online” contact hebt met je collega’s, als je al collega’s hebt.
Kunstmatige intelligentie en zorg: gaat dat samen?
Het gebruik van algoritmen en kunstmatige intelligentie (AI) in de zorg groeit. Algoritmen beoordelen steeds vaker van een foto of CT-scan op de röntgenafdeling of een weefselbiopt in het laboratorium. Daar levert AI enorme voordelen en tijdwinst op. Een computer is nooit moe of gestrest, heeft geen ruzie met zijn partner gehad of een nachtdienst achter de rug.
De keerzijde is dat een algoritme geen gevoel heeft. In zowel de huisartsenpraktijk als het ziekenhuis speelt het “niet-pluis-gevoel” van een arts vaak nog een grote rol. In de trant van: ‘er is iets met deze meneer of mevrouw aan de hand, ook al kan ik het nog niet benoemen, ik vertrouw het niet’. Dat subjectieve gevoel komt vooral tot uiting als patiënt en behandelaar elkaar reeds kennen.
a) Welke invloed heeft artificial intelligence op de zorg?
Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van algoritmes bij het stellen van een diagnose.
b) Leg uit dat de werkzaamheden van artsen en verpleegkundigen zullen veranderen als er meer algoritmes in de zorg worden gebruikt.
Artsen en verpleegkundigen zullen misschien minder patiënten zien, en meer bezig zijn met het controleren van de algoritmes.
Door alle mailtjes, notificaties en online takenlijstjes hebben mensen het gevoel dat ze altijd kunnen of zelfs moeten werken. Steeds meer werknemers raken hierdoor overwerkt (burn-out) en moeten een aantal maanden rust houden. Ook geeft digitalisering de mogelijkheid om statistieken bij te houden: bedrijven houden bij hoe hard hun medewerkers werken en moeten bepaalde “targets” halen.
Opdracht 7
a) Leg in je eigen woorden uit wat digitalisering is.
Bijvoorbeeld: Informatie wordt op de computer (digitaal) verwerkt
b) In welke twee branches neemt het werk toe?
In de ICT en in de transportbranche.
c) Leg uit dat digitalisering leidt tot minder contact met mensen en dus het gevoel van eenzaamheid vergroot.
Contact gaat vaker via apps en e-mails, dus er is minder fysiek contact nodig tussen mensen. Mensen moeten dus er echt op uit om andere mensen te zien.
d) Noem een positief en een negatief gevolg van digitalisering.
Positief gevolg: Je kunt veel sneller en makkelijker producten of eten bestellen. Of: Administratieve taken kosten minder tijd. Negatief gevolg: Mensen krijgen sneller een burn-out. Of: Voor veel ouderen is het moeilijk om zich aan te passen aan het gebruik van computers en mobieltjes.
2.2.4. Robotisering
Terwijl we nog lang niet klaar zijn met digitaliseren, dient de volgende verandering op de arbeidsmarkt zich alweer aan: De komst van de robots. Robotisering gaat fysiek werk automatiseren en dat ook nog eens op een slimme manier. De robot zal zelf keuzes kunnen maken op basis van gegevens die hij zelf op kan nemen.
In de zorg zijn er robots die mensen herkennen en zodoende mensen op het juiste moment hun medicatie kan laten innemen. In de techniek zijn er robots die zelfstandig producten kunnen maken. In het huishouden krijg je slimme apparaten: zoals de robotstofzuiger of een slimme thermostaat die zelf kan berekenen wanneer het welke temperatuur moet zijn. Grote bedrijven gebruiken robots als klantenservice. En wat dacht je van auto’s die straks zelf kunnen rijden?
De robot kan dus zelfs taken uitvoeren waar je ook over na moet denken. Een robot moet wel geprogrammeerd worden, maar kan daarna zelfstandig keuzes maken. Robots zijn interessant voor bedrijven, want ze werken sneller en efficiënter dan mensen. Ze worden niet ziek, werken altijd door en je hoeft ze geen loon te betalen. Uiteindelijk blijft er alleen werk over dat echt alleen door mensen gedaan kan worden: vaak complex en specialistisch.
Wiedrobot moet de akkerbouw verlossen van chemicaliën: ‘Een computer heeft geen koffie nodig’
Nu zijn er nog mensen nodig om de landbouw onkruidvrij te maken. Oost-Europese arbeidsmigranten liggen twaalf uur per dag op hun buik op een stretcher om één voor één plantjes uit de grond te trekken, zo’n dertig per vierkante meter. ‘Dat is loodzwaar werk’, zegt ondernemer Tim Kreukniet (36).
Kreukniets bedrijf Trabotyx ontwikkelde een vervanger: de wiedrobot. Deze robot kan ongeveer een hectare per dag wieden, evenveel als vier arbeiders. Bovendien, zegt Kreukniet: ‘Een computer heeft geen koffie en wc nodig.’
Op allerlei gebieden zal de robot de werkzaamheden van mensen overnemen. Maar robots moeten ook gemaakt, ingesteld en onderhouden worden. In de techniek zullen er dus nieuwe banen bij komen die robotisering ondersteunen.
Het is nog afwachten wat robotisering allemaal voor gevolgen gaat hebben in de samenleving. In huis zullen we steeds meer slimme apparaten krijgen, maar van robots die eruit zien als mensen hebben sommige mensen nog wel wat schrik. En wat als robots straks zo intelligent zijn, dat we mensen niet meer nodig hebben?
Opdracht 8
a) Leg in je eigen woorden uit wat robotisering is.
Bijvoorbeeld: Slimme robots kunnen zelf beslissingen maken en nemen steeds meer complexe taken van mensen over.
b) Wat voor beroepen verdwijnen? En in welke branches neemt de werkgelegenheid toe?
Veel beroepen in de dienstverlening (administratief, zorg) verdwijnen. Er komt meer werk in de IT en techniek.
c) Noem twee voordelen van robots ten opzichte van menselijke werknemers.
1. Robots worden niet ziek.
2. Robots maken minder fouten dan mensen.
d) Robotisering is een nieuw proces. Denk je dat robots ooit zo intelligent kunnen zijn als mensen? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Dat denk ik niet, want robots hebben niet dezelfde gevoelens als mensen. Of: Dat denk ik wel, want IT blijft robots ontwikkelen en verbeteren.
2.3. Werkgelegenheid
De hoeveelheid werk die beschikbaar is, noemen we werkgelegenheid. De werkgelegenheid van Nederland hangt van verschillende factoren af. Zo kan de werkgelegenheid op de korte termijn veranderen als het slecht gaat met de economie. Bedrijven zullen dan minder snel nieuwe werknemers aannemen en sommige mensen worden ontslagen en raken zelfs werkloos. De werkgelegenheid op de lange termijn kan ook veranderen door nieuwe uitvindingen, waardoor we sommige beroepen niet meer nodig hebben (zoals lantaarnopstekers).
Opdracht 9
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Welke conclusie kun je trekken over de werkloosheid in Nederland?
Dat de werkloosheid afneemt.
b) Zoek op internet op wat een “WW-uitkering” is.
Een uitkering van de overheid voor als je werkloos bent.
c) Het aantal WW-uitkeringen daalt. Is dat een goed of slecht iets voor de Nederlandse overheid?
Een goed iets. Het kost de Nederlandse overheid minder geld.
2.3.1. Oorzaken voor werkloosheid
Werkloosheid hoort bij een arbeidsmarkt. Net zo goed als dat er in Nederland nooit 100% werkloosheid kan zijn (dan zou niemand een baan hebben), is 0% werkloosheid ook onmogelijk. Een beetje werkloosheid is helemaal niet erg, vaak heeft dat een duidelijke oorzaak.
Oorzaken van werkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Seizoenswerkloosheid Met seizoenswerkloosheid wordt bedoeld dat er in een bepaald seizoen meer of juist minder werk is. Denk aan toerisme: in de zomer is er meer werk in toerisme dan in de winter. In de winter ligt ook het werk op het land stil, dus heb je ook minder fruitplukkers of aspergestekers nodig. Sommige mensen hebben dus vooral in bepaalde seizoenen werk en moeten dan het geld verdienen voor de rest van het jaar.
Conjuncturele werkloosheid Met conjuncturele werkloosheid bedoelen we werkloosheid die afhangt van de economie. Gaat het goed met de economie, dan nemen bedrijven veel mensen aan. Maar gaat het slecht met de economie, dan daalt de vraag naar werk.
Structurele werkloosheid Met structurele werkloosheid verandert de arbeidsmarkt en verdwijnen bepaalde banen voorgoed, waardoor mensen werkloos raken. Mensen die een bepaald vak hebben geleerd, waarvoor nu geen werk meer is, heb je niet zomaar omgeschoold naar ander werk.
AI verovert de creatieve sector: ‘Het is aanpassen of wegkwijnen’
De creatieve sector verandert. Computers kunnen nu ook illustraties maken, gedichten schrijven en zelfs digitale personages tot leven laten komen. Door de opkomst van AI verandert het type werk. Veel medewerkers zullen zich hieraan kunnen aanpassen – maar voor de individuele medewerker kunnen de gevolgen groot zijn.
Mensen die niet mee kunnen in de ontwikkeling, verliezen hun werk. Anderen raken misschien gefrustreerd of verbitterd, omdat ze ineens met software moeten werken die ze niet goed kennen, of worden voorbijgestreefd door jongeren die zich dit soort technologie sneller eigen maken.
a) Leg uit waarom er in alinea 2 sprake is van structurele werkloosheid.
Niet alle medewerkers in de creatieve industrie zullen om leren gaan met AI, en die medewerkers kunnen hun baan kwijtraken.
b) AI creëert ook een nieuw type banen. Leg dit uit.
Door de opkomst van AI zijn er meer technici en ICT’ers nodig.
c) Geef van de onderstaande voorbeelden aan of het gaat om seizoenswerkloosheid, conjuncturele werkloosheid of structurele werkloosheid.
1. In de zomer is er veel vraag naar mensen in de kwekerij.
2. Duizenden postbezorgers verliezen baan.
3. Nu de economie aantrekt is er volop werk te vinden.
4. Tijdelijke contracten worden niet verlengd vanwege bezuinigingen.
5. ING & Rabobank sluiten “servicekantoren”: personeel op straat.
1. Seizoenswerkloosheid
2. Structurele werkloosheid
3. Conjuncturele werkloosheid
4. Conjuncturele werkloosheid
5.Structurele werkloosheid
2.3.2. Gevolgen van werkloosheid
Als de werkgelegenheid afneemt, dan neemt de werkloosheid toe. Veel werkloosheid in de samenleving is niet goed om meerdere redenen.
Gevolgen van werkloosheid
Je behoeftes worden niet vervuld. (Individueel gevolg)
Je verandert van maatschappelijke positie. (Individueel gevolg)
Bij hoge werkloosheid kopen mensen minder producten, dit is slecht voor de economie. (Maatschappelijk gevolg)
Bij hoge werkloosheid is de overheid veel geld kwijt aan werkloosheidsuitkeringen. (Maatschappelijk gevolg)
Ziekte, invaliditeit en werkloosheid kosten de Belgische staat enorm veel geld
De Belgische staatsschuld is intussen zo hoog opgelopen, dat België vanaf 2024 eigenlijk zes miljard euro per jaar zou moeten besparen. Om dit te bereiken kan de Belgische overheid naar meer inkomsten zoeken, bijvoorbeeld door belastingen te verhogen of door meer mensen aan het werk te krijgen. Maar dan moet ze wel een manier vinden om het aantal zieken en arbeidsongeschikten terug te dringen. Tien jaar geleden gaf de overheid 4,9% van het budget aan uitkeringen aan die groep. Dit jaar is dat al 6,7%.
a) Leg uit welke gevolg van werkloosheid op deze bron van toepassing is.
De kosten voor de overheid nemen toe. De Belgische bevolking moet mogelijk meer belasting gaan betalen, of de werkloosheid moet worden teruggedrongen.
b) Geef van de onderstaande voorbeelden welke gevolg van werkloosheid van toepassing is. Kies uit: (a) Behoeftes worden niet vervuld; of(b) Veranderende maatschappelijke positie; of (c) Slecht voor de economie; of (d) Kost de overheid geld.
1. Na Willems ontslag kan hij zijn huur niet meer betalen.
2. Nederlanders gaven in 2018 minder geld uit.
3. De overheid investeert in omscholingstrajecten.
4. Reza (63 jaar) krijgt na 20 jaar werken ontslag bij de V&D.
5. Werkloosheidsuitkeringen met 10% gestegen.
6. Jemima (19 jaar) zit tijdelijk zonder werk of studie en verveelt zich enorm.
1. (a) Behoeftes worden niet vervuld.
2. (c) Slecht voor economie.
3. (d) Kost de overheid geld.
4. (b) Veranderende maatschappelijke positie.
5. (d) Kost de overheid geld.
6. (a) Behoeftes worden niet vervuld.
Opdracht 12
Lees de bron hierboven nogmaals.
Waarom kost het de overheid twee keer geld?
Er komt minder loonbelasting binnen. Ze moeten werkloosheidsuitkeringen betalen
Een samenleving is dus op zijn best, als iedereen mee kan doen. Maar als de arbeidsmarkt verandert, verandert ook de werkgelegenheid en vallen sommige mensen buiten de boot.
2.4. Een maatschappelijk vraagstuk
Een maatschappelijk vraagstuk is een probleem dat bestaat in de samenleving. De vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn:
Veel mensen vinden de situatie onwenselijk;
Er zijn verschillende meningen over de oplossing;
Het vraagstuk krijgt aandacht in de media;
Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid.
De veranderende arbeidsmarkt is ook een maatschappelijk vraagstuk. Kijk maar:
Kenmerk 1: Veel mensen vinden de situatie onwenselijk Wanneer de werkgelegenheid verandert, raken mensen werkloos of moeten mensen zich laten omscholen. Oudere mensen, of mensen met beperkingen vallen ook sneller uit wanneer hun werkzaamheden wegvallen. Werkloosheid heeft ook weer vervelende gevolgen voor mensen zelf, maar ook de samenleving.
Kenmerk 2: Er zijn verschillende meningen over de oplossing Sommige mensen vinden dat je de arbeidsmarkt zijn gang moet laten gaan, je moet vernieuwingen niet tegen willen houden. Als mensen werkloos raken, moeten ze dit zelf oplossen. Andere mensen zijn juist van mening dat de overheid ervoor moet zorgen dat mensen niet de dupe worden van veranderingen op de arbeidsmarkt. De overheid moet veranderingen juist vertragen of bepaalde beroepen beschermen met subsidies.
Kenmerk 3: Het vraagstuk krijgt aandacht in de media De veranderende arbeidsmarkt is vaak terug te vinden in het nieuws en sociale media. Het gaat bijvoorbeeld over robots die het werk van ons overnemen, mensen die werkloos thuis zitten of nieuwe vormen van werken, zoals flexwerken of zzp’ers.
Kenmerk 4: Het probleem moet worden opgelost door gezamenlijke actie of door de overheid Nederland is een verzorgingsstaat: mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, kunnen rekenen op hulp van de overheid. Ook als dat er teveel worden, moet de overheid bedenken hoe we de kosten hiervoor beheersbaar houden.
Opdracht 13
Bekijk de eerste vijf minuten van de video hierboven.
a) Wat denk je: verdwijnen er banen door AI?
Bijvoorbeeld: Ja, want sommige banen kunnen makkelijk worden overgenomen door AI. Of: Misschien wel, maar er komen ook juist weer andere banen bij, bijvoorbeeld in de ICT.
b) Leg met behulp van de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk uit of bij AI sprake is van een maatschappelijk vraagstuk.
Kenmerk 1: Ja, mensen raken hun baan mogelijk kwijt aan robots.
Kenmerk 2: Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun baan. Of: De overheid moet robotisering afremmen.
Kenmerk 3: Er wordt veel over gesproken in de media.
Kenmerk 4: De overheid moet ervoor zorgen dat mensen op tijd omscholen naar nieuwe beroepen en functies.
1. Dat meerdere bedrijven werken aan één product is een voorbeeld van:
Correct!Wrong!
2. Wat is een voorbeeld van structurele werkloosheid?
Correct!Wrong!
3. Kenmerkend voor grote veranderingen op de arbeidsmarkt is:
Correct!Wrong!
4. Waarom zijn grote veranderingen op de arbeidsmarkt een maatschappelijk vraagstuk?
Het is niet voor iedere Nederlander even gemakkelijk om aan werk te komen, en het werk ook te houden. De Nederlandse overheid vindt het belangrijk dat iedereen kan blijven meedoen in de samenleving, daarom is er hulp voor mensen die het moeilijk vinden om zelf voor eten, drinken en onderdak te zorgen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de overheid doet op het gebied van de sociale zekerheid.
Uitleggen hoe de overheid de verzorgingsstaat betaalt.
Uitleggen hoe de werkgevers, werknemers en de overheid met elkaar proberen samen te werken.
4.1. Verzorgingsstaat
Heel vroeger bemoeide de politiek zich niet zoveel met de burgers in Nederland. De overheid zorgde alleen voor de veiligheid van de burgers. Ruim honderd jaar geleden veranderde dit. Nederland werd een verzorgingsstaat. De overheid ging ervoor zorgen dat het goed gaat met burgers. Zo neemt de overheid verantwoordelijkheid voor goede gezondheidszorg, onderwijs, voor voldoende werkgelegenheid, maar ook sociale zekerheid.
1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.
Sociale zekerheid betekent dat je de zekerheid hebt, dat je door de overheid geholpen wordt op het moment dat je tijdelijk (of blijvend) onvoldoende inkomsten hebt. De overheid wil voorkomen dat je geen geld hebt voor je basisbehoeften (eten en drinken, veiligheid en onderdak).
Opdracht 1
a) In Artikel 20 lid 1 van de Grondwet (zie de bron hierboven) staat dat de overheid moet zorgen voor “bestaanszekerheid”. Wat bedoelen ze daarmee?
Dat je genoeg geld hebt om niet in armoede te hoeven leven.
b) Er staat ook dat de welvaart gespreid moet worden (spreiding van welvaart). Wat bedoelen ze daarmee?
Dat niet alle rijkdom bij een kleine groep mensen ligt, maar dat iedereen in Nederland voldoende inkomen heeft.
c) Waarom zou de overheid willen voorkomen dat je (tijdelijk) zonder geld zit om van te leven?
Bijvoorbeeld:
1. Nederland is een verzorgingsstaat, het moet vanuit de Grondwet.
2. De overheid wil voorkomen dat mensen misdrijven gaan plegen om rond te komen.
3. De kans is groter dat ze uiteindelijk weer werk kunnen vinden. (Dat is goed voor de belastingen.)
De overheid biedt drie soorten sociale zekerheid. We gaan ze hieronder uitleggen.
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Sociale voorzieningen
4.1.1.1. Volksverzekeringen
Volksverzekeringen gelden voor iedere Nederlander. “Gratis geld!” Ook als je nooit hebt gewerkt, al stinkend rijk bent of ergens in het buitenland woont. Je hebt er recht op. Bekende voorbeelden zijn:
Algemene Ouderdomswet (AOW)
Voor iedereen boven de 66 jaar. Daardoor kunnen oudere mensen stoppen met werken en met pensioen, zonder geldzorgen.
Algemene nabestaandenwet (ANW)
Voor als je partner overlijdt. Het salaris van je partner valt namelijk weg, maar zo kun je toch je huis en eten blijven betalen.
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Voor alle ouders. Zo kunnen ze jouw kleding betalen, of ze sparen het geld op voor je studie of rijbewijs.
Hoi, ik ben Lotte (15) en ik zit in 3-vmbo. Vorig jaar is mijn vader overleden aan kanker. Omdat mijn moeder maar drie dagen werkt, verdiende ze niet genoeg om de hypotheek van ons huis te betalen. Omdat mijn vader en moeder door hun werk allebei verzekerd waren voor de ANW, krijgen we nu een extra uitkering. Daardoor kunnen we gelukkig in ons huis blijven wonen.
Opdracht 2
Lees de bron hierboven.
a) Wat zou er met Lotte gebeuren als haar moeder geen ANW zou ontvangen?
Dan moeten ze hun huis uit.
c) Wat betalen jouw ouders van de kinderbijslag? (Als je het niet weet, vraag het!)
4.1.1.2. Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen gelden alleen wanneer je werkt of hebt gewerkt. Deze verzekeringen worden betaald door de werkgevers aan de overheid. Voorbeelden hiervan zijn:
Werkloosheidswet (WW)
Een tijdelijke uitkering voor werknemers die hun baan verliezen. Zo vallen ze niet terug in armoede.
Ziektewet (ZW)
Een tijdelijke uitkering voor als je (tijdelijk) ziek bent. De overheid betaalt dit, zodat de werkgever je niet hoeft te ontslaan.
Wet op arbeidsongeschiktheids -verzekering (WAO)
Voor mensen die de rest van hun leven ziek zullen zijn, of een beperking hebben. Zij kunnen niet werken, maar dankzij deze uitkering kunnen ze wel overleven.
Mijn naam is Koen, ik ben 25 en werk al sinds mijn 18de bij een gereedschapsmakerij. Drie maanden geleden kwam mijn hand op het werk klem te zitten tussen een van de machines. Ik moest met spoed geopereerd worden, en ben nu bezig met fysiotherapie. Omdat ik al die tijd niet kan werken, krijg ik een uitkering uit de Ziektewet. Het is iets minder dan mijn loon, maar ik kan er wel mijn vaste lasten van betalen. Hopelijk kan ik snel weer aan het werk.
Opdracht 3
Lees de bron hierboven.
a) Wat zou de werkgever van Koen doen als er geen Ziektewet zou zijn?
Dan zou de werkgever Koen ontslaan.
b) Waarom is het voor bedrijven niet haalbaar om salarissen door te blijven betalen als mensen ziek zijn?
Ze kunnen de kosten van zieke werknemers niet dragen en gaan daardoor failliet.
c) Welke problemen zouden er ontstaan als er geen werknemersverzekeringen zouden zijn en mensen terugvallen in armoede?
Mensen krijgen dan schulden, moeten hun huizen uit, kunnen hun kinderen geen eten meer geven. Enzovoort.
4.1.1.3. Sociale voorzieningen
Daarnaast heb je nog de sociale voorzieningen. Dit zijn uitkeringen of andere vormen van ondersteuning die worden betaald uit belastinggeld. Ze zijn bedoeld voor mensen die niet voor de werknemersverzekeringen in aanmerking komen.
Deze sociale voorzieningen zorgen ervoor dat niemand in Nederland in armoede hoeft te leven. Voorbeelden hiervan zijn:
Participatiewet/de bijstand
Als je geen werk hebt, krijg je deze uitkering. Je moet dan wel verplicht zoeken naar een baan, of vrijwilligerswerk doen.
Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (afkorting: Wajong)
Voor jongeren die vóór hun 18de een ziekte of handicap hebben waardoor zij niet kunnen werken. Zij krijgen een Wajong-uitkering. Er wordt wel gekeken of er toch niet een baan is die bij hen past.
Hallo allemaal, ik ben Stephanie (23) en heb autisme. Doordat ik veel moeite heb met sociale vaardigheden en communicatie, is het voor mij lastig om een baan te vinden. Ik woon nog thuis, maar wil graag werken! Gelukkig kan ik gebruik maken van de Wajong-regeling. Ik werk nu twee dagen per week drie uur ’s avonds in een supermarkt als vakkenvuller. De overheid vult mijn loon aan tot de hoogte van de Wajong-uitkering. Zo kan ik ook mijn steentje bijdragen thuis.
Opdracht 4
Lees de bron hierboven.
a). Wat is de reden dat Stephanie recht heeft op een Wajong-uitkering?
Ze heeft autisme.
b) Mensen in de participatiewet moeten verplicht solliciteren. Vind jij dat terecht?
Bijvoorbeeld: Ja, want ze krijgen gratis geld, dus daar mag de overheid iets voor terugvragen. Nee, want mensen zitten niet voor niets in de bijstand. Als ze makkelijk aan het werk konden, deden ze dat wel.
Dus wat is nou de sociale zekerheid in Nederland? De Participatiewet en de Wajong zorgen ervoor dat je altijd een minimumbedrag van de overheid krijgt om van te leven. De AOW, ANW en AKW zijn er als extra financiële steun. De WW, ZW en WAO zijn er als je (tijdelijk) niet meer kunt werken.
Opdracht 5
Bekijk de video van #BOOS hierboven.
a) Waarom kan Marit niet volledig werken?
Ze heeft verschillende aandoeningen. Ze kan niet lang staan en zich niet goed concentreren.
b) Bekijk minuut 4.55 tot 7.28. Waar loopt Marit met de uitkeringen tegenaan?
Ze valt onder de participatiewet, maar daar hoort ze eigenlijk niet in thuis. Ze wil wel werken, maar kan maar beperkt werken.
c) Wat denk jij na het kijken van deze video?
Bijvoorbeeld: Dat die regels heel ingewikkeld zijn. Of: Dat het zielig is voor Marit.
4.2. Wat kost de verzorgingsstaat?
Hierboven zie je een grafiek met het aantal bijstandsuitkeringen in Nederland. In de maand september van 2019 kregen 416.000 mensen een bijstandsuitkering van de overheid. Woon je alleen, dan ontvang je maandelijks €1.052 euro van de overheid.
Opdracht 6
Durven we een rekensom aan?
a) Doe 416.000 (aantal mensen in de bijstand in de maand september 2019) x 1.052 (maandelijkse uitkering). Hoeveel kost één maand bijstandsuitkeringen voor de overheid?
€ 437.632.000
b) Hoeveel is dit per jaar?
€ 5,2 miljard per jaar
c) Wat vind je van dit bedrag?
En dit zijn alleen de kosten van bijstandsuitkeringen. Je hebt ook nog de pensioenen (€43,7 miljard), werkloosheidsuitkeringen (€10,7 miljard) en uitkeringen bij ziekte (€15,5 miljard). Alles samen kost de sociale zekerheid Nederland zo’n € 101,6 miljard euro per jaar.
4.2.1. Hoe worden al deze kosten betaald?
Belastingen, belastingen en belastingen.
De overheid heeft naast de sociale zekerheid nog andere kosten (denk aan de zorg, de politie, het leger en het onderwijs). Om al deze kosten te betalen leggen ze de burgers in Nederland belasting op.
In de afbeelding hierboven (klik erop voor een vergroting) zie je de begroting van Nederland voor 2024. De verzorgingsstaat van Nederland is dus de grote kostenpost van de overheid.
Als er veel mensen werken, heeft de overheid ook meer geld. Je ziet bij inkomsten “Premies volksverzekeringen” en “Premies werknemersverzekeringen” staan. Deze premies worden door de werkgevers ingehouden op je loon en aan de overheid betaald. (Dat is dus je verschil in bruto- en nettoloon.)
Hoe meer mensen werken, hoe meer geld de overheid heeft om de uitgaven te kunnen betalen. De overheid doet dus zijn best om mensen aan een baan te helpen, zodat ze minder uitkeringen hoeft te betalen en meer verzekeringspremies ontvangt.
Opdracht 7
a) Wie betaalt de premies?
De werkgevers houden deze premies in op het loon van de werknemer.
b) Een werknemer is voor een bedrijf dus best wel duur. Leg uit waardoor dit komt.
Voor ieder personeelslid moet de werkgever werknemerspremies betalen.
c) Waarom stimuleert de overheid dat zoveel mogelijk mensen weer gaan werken?
Dan dalen de uitgaven aan uitkeringen en stijgen de inkomsten door de betaalde premies
4.3. De drie sociale partners
De overheid, de werkgevers en de werknemers zorgen er gezamenlijk voor dat de sociale zekerheid voor alle Nederlanders wordt betaald. We noemen hen de sociale partners. Zij maken afspraken over de sociale zekerheid, maar ook over de salarissen, vakantiedagen enzovoorts.
De werknemers en werkgevers hebben zich verenigd in organisaties, die namens alle werkgevers en alle werknemers in Nederland afspraken maken. Zij zitten dus aan tafel met de overheid als vertegenwoordigers.
Werknemers
De werknemers worden vertegenwoordigd door de vakbonden. In Nederland heb je twee grote algemene vakbonden: CNV en FNV. De vakbond komt op voor de belangen van de werknemer, zoals een goed salaris, goede arbeidsvoorwaarden, maar ook veilige arbeidsomstandigheden.
Werkgevers
De werkgevers worden vertegenwoordig door werkgeversorganisaties, de bekendste zijn VNO-NCW en MKB-Nederland. Zij komen op de voor de belangen van de werkgever, zoals zo min mogelijk belasting betalen aan de overheid, gunstige regels voor bedrijven en niet te veel salarisverhoging voor de werknemers.
Dat de werknemers, werkgevers en overheid gezamenlijk afspraken maken, is in de wereld redelijk uniek. We noemen het daarom ook wel het poldermodel (polderen betekent: problemen oplossen door te overleggen).
Dit wil niet zeggen dat het overleg altijd goed gaat. De werkgevers en werknemers hebben andere belangen. Er is dus met regelmaat een belangentegenstelling, waar ze met behulp van de overheid steeds uit proberen te komen.
FNV kondigt staking aan voor vuilnisophalers en boa’s, ook landelijke actiedag gepland
Gemeenteambtenaren leggen op initiatief van de vakbond FNV eind deze maand het werk neer om zo een betere cao af te dwingen. Een ultimatum dat de FNV aan de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) had voorgelegd is verlopen.
Als gevolg van de staking is het volgens de FNV goed mogelijk dat vuilnisbakken niet meer worden geleegd of veegauto’s niet rijden. Ook kan het zijn dat wordt besloten dat buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) niet langer parkeerboetes uitdelen, aldus Manschot.
Er werken in totaal 187.000 mensen voor gemeenten in Nederland. De vakbonden willen voor hen een flinke loonsverhoging van 12 procent afdwingen. Maar de VNG, die namens de gemeenten het overleg voerde, wilde in december niet verder gaan dan 8 procent verdeeld over twee jaar. Het gesprek is toen gestopt.
Lees de bron hierboven. De werkgevers en werknemers van de gemeente zijn met elkaar in overleg.
a) Door wie worden de werkgevers (de gemeente) vertegenwoordigd?
De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG)
b) Door wie worden de werknemers vertegenwoordigd?
FNV.
c) Waarover botsen ze?
De werknemers willen 12 procent loonsverhoging, maar de werkgevers bieden 8 procent.
d) Wat zou de overheid kunnen betekenen in dit conflict?
Bijvoorbeeld: De minister kan bemiddelen, of de werkgevers of werknemers financieel ondersteunen, of afspraken maken via wetgeving.
4.3.1. Vakbonden
Met het begin van de mechanisering en het veranderen van de arbeidsverhouding tussen fabriekseigenaren en arbeiders ontstond ook de eerste vakbond.
Een vakbond heeft vooral als doel om de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de werknemers te verbeteren.
Arbeidsomstandigheden
Bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden moet je denken aan veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Werk je met gevaarlijke stoffen? Dan moet de werkgever zorgen voor beschermende kleding. Moet je lang achter elkaar in de auto zitten? Dan heb je recht op een pauze na iedere twee uur.
De vakbond probeert in samenspraak met de werkgevers, of anders via de overheid continu de arbeidsomstandigheden te verbeteren.
Arbeidsvoorwaarden
Met goede arbeidsvoorwaarden bedoelen we een passend salaris voor de werkzaamheden die je doet, het recht op pauzes, het opbouwen van pensioen en voldoende vakantiedagen.
De vakbond probeert collectieve (gezamenlijke) arbeidsvoorwaarden af te spreken met werkgevers voor een beroepsgroep. We noemen dit een collectieve arbeidsovereenkomst: een cao.
Je hebt vakbonden voor allerlei beroepsgroepen: CNV Publieke Zaak, CNV Vakmensen, FNV Bouw, Nederlandse Politiebond, Algemene Onderwijsbond, FNV Mooi, Nederlandse Melkveehouders Vakbond, Werknemers IKEA Medewerkers,
Naast het feit dat de vakbonden met werkgevers onderhandelen over de omstandigheden en voorwaarden, kun je er vaak ook terecht voor steun in moeilijkere tijden. Zo levert de vakbond ook vaak rechtsbijstand (juridische hulp) als je een conflict hebt met je werkgever.
Opdracht 9
Bekijk de video over de Geschiedenis van de vakbond.
a) Waarom leggen de typografen geld bij elkaar?
Om elkaar te helpen als ze ziek zijn, of als ze geen begrafenis kunnen betalen.
b) In de video gaat het over het “versterken van de onderhandelingsmacht”. Leg uit dat als je met meer mensen bent, je meer macht hebt.
Met een grote groep krijg je meer voor elkaar. Je kunt dan dreigen met staken, dan heeft de werkgever geen inkomsten meer.
c) Leg kort uit wat het verschil is tussen arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.
Arbeidsomstandigheden gaan over de manier waarop je het werk doet. De arbeidsvoorwaarden gaan over op welke voorwaarde je het werk doet, dus bijvoorbeeld tegen welk salaris en op welke tijden.
4.3.2. Medezeggenschap
De overheid verplicht bedrijven om te overleggen met de werknemers. Soms kunnen medewerkers de werkgever ook adviseren of zelfs meebeslissen (medezeggenschap). Afhankelijk van de grootte van het bedrijf heeft het overleg meer invloed op de bedrijfsvoering.
Werkoverleg
Werkoverleg is een overleg tussen werkgever (of leidinggevende) en medewerkers. In het werkoverleg worden informatie en meningen uitgewisseld over alle dingen die in het werk naar voren komen.
Personeelsvergadering
Een bedrijf met 10 tot 50 werknemers moet verplicht een personeelsvergadering organiseren. Minstens twee keer per jaar moet de werkgever met zijn werknemers bijeenkomen. Als een kwart van de werknemers dat vraagt, moet dat ook op andere momenten.
Ondernemingsraad
Een ondernemingsraad (OR) bestaat uit werknemers die opkomen voor de belangen van alle medewerkers. De OR controleert of het bedrijf zich houdt aan wetten en regels en adviseert hierover. Organisaties met 50 of meer medewerkers moeten een ondernemingsraad hebben.
Buschauffeurs Hermes mogen geen vrije dagen meer opnemen, ondernemingsraad spant rechtszaak aan
Het busbedrijf Hermes komt op dit moment zo’n 25 à 30 buschauffeurs tekort op een totaal van 450. Daarom mogen buschauffeurs van Hermes de komende tijd geen extra vrije dagen meer opnemen.
Dit besluit is genomen zonder instemming van de ondernemingsraad (OR). Toen die instemming alsnog werd gevraagd heeft de OR geweigerd om in te stemmen. Daarna heeft de OR een rechtszaak aangespannen om te voorkomen dat het besluit wordt doorgedrukt.
a) Waarom is het belangrijk dat de werkgever regelmatig in overleg gaat met de werknemers?
Zodat beide partijen weten wat er speelt binnen het bedrijf. Werkgevers weten dan beter hoe tevreden werknemers zijn en waar ze tegenaan lopen. Werknemers blijven zo op de hoogte van de veranderingen binnen het bedrijf.
b) Waarom heeft de overheid deze vormen van medezeggenschap vastgelegd in een wet?
Dan worden bedrijven verplicht te overleggen. Hiermee voorkom je ook conflicten op de lange termijn.
c) Lees de bron hierboven. Omschrijf het probleem.
Busbedrijf Hermes heeft een groot tekort aan buschauffeurs en verbiedt daarom buschauffeurs om vrije dagen op te nemen. De ondernemingsraad is het hier niet mee eens en spant een rechtszaak aan tegen dit besluit.
Opdracht 11
Is er binnen jouw school ook sprake van medezeggenschap?
a) Hoe is de medezeggenschap van docenten en ondersteunend personeel geregeld?
Ja, bijvoorbeeld in de “personeelsraad” en een “medezeggenschapsraad”.
b) Hebben leerlingen op jouw school ook medezeggenschap?
Bijvoorbeeld: Ja, de leerlingenraad.
c) Zo ja, hoe kun je daar lid van worden?
Bijvoorbeeld: Er zijn verkiezingen. Of je kunt je gewoon opgeven.
1. Welke verzekeringen gelden voor iedereen (ongeacht of je werkt)?
Correct!Wrong!
2. Wat gebeurt er als je werkloos raakt in Nederland?
Het is niet voor iedere Nederlander even gemakkelijk om aan werk te komen, en het werk ook te houden. De Nederlandse overheid vindt het belangrijk dat iedereen kan blijven meedoen in de samenleving, daarom bieden ze iedereen ongeacht je maatschappelijke positie sociale zekerheid.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat de overheid doet op het gebied van de sociale zekerheid.
Uitleggen hoe de overheid de verzorgingsstaat betaalt.
Uitleggen hoe de werkgevers, werknemers en de overheid met elkaar proberen samen te werken.
4.1. Verzorgingsstaat
Meer dan honderd jaar geleden bemoeide de politiek zich niet zoveel met de burgers in Nederland. De overheid zorgde alleen voor de veiligheid van de burgers. Ruim honderd jaar geleden veranderde dit. Nederland werd een verzorgingsstaat. De overheid ging ervoor zorgen dat het goed gaat met burgers. Zo heeft de overheid nu de verantwoordelijkheid voor goede gezondheidszorg, onderwijs en voldoende inkomsten, voor voldoende werkgelegenheid, maar ook sociale zekerheid.
1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. 2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale zekerheid. 3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.
Sociale zekerheid betekent de zekerheid dat je door de overheid geholpen wordt op het moment dat je tijdelijk (of blijvend) onvoldoende inkomsten hebt. De overheid wil voorkomen dat je geen geld hebt voor je basisbehoeften (eten en drinken, veiligheid en onderdak).
Opdracht 1
a) In Artikel 20 lid 1 van de Grondwet (zie de bron hierboven) staat dat de overheid moet zorgen voor “bestaanszekerheid”. Wat bedoelen ze daarmee?
Dat je genoeg geld hebt om niet in armoede te hoeven leven.
b) Er staat ook dat de welvaart gespreid moet worden (spreiding van welvaart). Wat bedoelen ze daarmee?
Dat niet alle rijkdom bij een kleine groep mensen ligt, maar dat iedereen in Nederland voldoende inkomen heeft.
c) Waarom zou de overheid willen voorkomen dat je (tijdelijk) zonder geld zit om van te leven?
Bijvoorbeeld:
1. Nederland is een verzorgingsstaat, het moet vanuit de Grondwet.
2. De overheid wil voorkomen dat mensen misdrijven gaan plegen om rond te komen.
3. De kans is groter dat ze uiteindelijk weer werk kunnen vinden. (Dat is goed voor de belastingen.)
De overheid biedt drie soorten sociale zekerheid. We gaan ze hieronder uitleggen.
Volksverzekeringen
Werknemersverzekeringen
Sociale voorzieningen
4.1.1.1. Volksverzekeringen
Volksverzekeringen gelden voor iedere Nederlander. “Gratis geld!” Ook als je nooit hebt gewerkt, al stinkend rijk bent of ergens in het buitenland woont. Je hebt er recht op. Bekende voorbeelden zijn:
Algemene Ouderdomswet (AOW)
Voor iedereen boven de 66 jaar. Daardoor kunnen oudere mensen stoppen met werken en met pensioen, zonder geldzorgen.
Algemene nabestaandenwet (ANW)
Voor als je partner overlijdt. Het salaris van je partner valt namelijk weg, maar zo kun je toch je huis en eten blijven betalen.
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Voor alle ouders. Zo kunnen ze jouw kleding betalen, of ze sparen het geld op voor je studie of rijbewijs.
Hoi, ik ben Lotte (15) en ik zit in 3-vmbo. Vorig jaar is mijn vader overleden aan kanker. Omdat mijn moeder maar drie dagen werkt, verdiende ze niet genoeg om de hypotheek van ons huis te betalen. Omdat mijn vader en moeder door hun werk allebei verzekerd waren voor de ANW, krijgen we nu een extra uitkering. Daardoor kunnen we gelukkig in ons huis blijven wonen.
Opdracht 2
Lees de bron hierboven.
a) Wat zou er met Lotte gebeuren als haar moeder geen ANW zou ontvangen?
Dan moeten ze hun huis uit.
c) Wat betalen jouw ouders van de kinderbijslag? (Als je het niet weet, vraag het!)
4.1.1.2. Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen gelden alleen wanneer je werkt of hebt gewerkt. Deze verzekeringen worden betaald door de werkgevers aan de overheid. Voorbeelden hiervan zijn:
Werkloosheidswet (WW)
Een tijdelijke uitkering voor werknemers die hun baan verliezen. Zo vallen ze niet terug in armoede.
Ziektewet (ZW)
Een tijdelijke uitkering voor als je (tijdelijk) ziek bent. De overheid betaalt dit, zodat de werkgever je niet hoeft te ontslaan.
Wet op arbeidsongeschiktheids -verzekering (WAO)
Voor mensen die de rest van hun leven ziek zullen zijn, of een beperking hebben. Zij kunnen niet werken, maar dankzij deze uitkering kunnen ze wel overleven.
Mijn naam is Koen, ik ben 25 en werk al sinds mijn 18de bij een gereedschapsmakerij. Drie maanden geleden kwam mijn hand op het werk klem te zitten tussen een van de machines. Ik moest met spoed geopereerd worden, en ben nu bezig met fysiotherapie. Omdat ik al die tijd niet kan werken, krijg ik een uitkering uit de Ziektewet. Het is iets minder dan mijn loon, maar ik kan er wel mijn vaste lasten van betalen. Hopelijk kan ik snel weer aan het werk.
Opdracht 3
Lees de bron hierboven.
a) Wat zou de werkgever van Koen doen als er geen Ziektewet zou zijn?
Dan zou de werkgever Koen ontslaan.
b) Waarom is het voor bedrijven niet haalbaar om salarissen door te blijven betalen als mensen ziek zijn?
Ze kunnen de kosten van zieke werknemers niet dragen en gaan daardoor failliet.
c) Welke problemen zouden er ontstaan als er geen werknemersverzekeringen zouden zijn en mensen terugvallen in armoede?
Mensen krijgen dan schulden, moeten hun huizen uit, kunnen hun kinderen geen eten meer geven. Enzovoort.
4.1.1.3. Sociale voorzieningen
Daarnaast heb je nog de sociale voorzieningen. Dit zijn uitkeringen of andere vormen van ondersteuning die worden betaald uit belastinggeld. Ze zijn bedoeld voor mensen die niet voor de werknemersverzekeringen in aanmerking komen.
Deze sociale voorzieningen zorgen ervoor dat niemand in Nederland in armoede hoeft te leven. Voorbeelden hiervan zijn:
Participatiewet/de bijstand
Als je geen werk hebt, krijg je deze uitkering. Je moet dan wel verplicht zoeken naar een baan, of vrijwilligerswerk doen.
Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (afkorting: Wajong)
Voor jongeren die vóór hun 18de een ziekte of handicap hebben waardoor zij niet kunnen werken. Zij krijgen een Wajong-uitkering. Er wordt wel gekeken of er toch niet een baan is die bij hen past.
Hallo allemaal, ik ben Stephanie (23) en heb autisme. Doordat ik veel moeite heb met sociale vaardigheden en communicatie, is het voor mij lastig om een baan te vinden. Ik woon nog thuis, maar wil graag werken! Gelukkig kan ik via het UWV gebruik maken van de Wajong-regeling. Ik werk nu twee dagen per week drie uur ’s avonds in een supermarkt als vakkenvuller. Het UWV vult mijn loon aan tot de hoogte van de Wajong-uitkering. Zo kan ik ook mijn steentje bijdragen thuis.
Opdracht 4
Lees de bron hierboven.
a) Wat is de reden dat Stephanie recht heeft op een Wajong-uitkering?
Ze heeft autisme.
b) Mensen in de participatiewet moeten verplicht solliciteren. Vind jij dat terecht?
Bijvoorbeeld: Ja, want ze krijgen gratis geld, dus daar mag de overheid iets voor terugvragen. Nee, want mensen zitten niet voor niets in de bijstand. Als ze makkelijk aan het werk konden, deden ze dat wel.
Dus wat is nou de sociale zekerheid in Nederland? De Participatiewet en de Wajong zorgen ervoor dat je altijd een minimumbedrag van de overheid krijgt om van te leven. De AOW, ANW en AKW zijn er als extra financiële steun. De WW, ZW en WAO zijn er als je (tijdelijk) niet meer kunt werken.
Opdracht 5
Bekijk de video van #BOOS hierboven.
a) Waarom kan Marit niet volledig werken?
Ze heeft verschillende aandoeningen. Ze kan niet lang staan en zich niet goed concentreren.
b) Bekijk minuut 4.55 tot 7.28. Waar loopt Marit met de uitkeringen tegenaan?
Ze valt onder de participatiewet, maar daar hoort ze eigenlijk niet in thuis. Ze wil wel werken, maar kan maar beperkt werken.
c) Wat denk jij na het kijken van deze video?
Bijvoorbeeld: Dat die regels heel ingewikkeld zijn. Of: Dat het zielig is voor Marit.
4.1.2. De SVB en het UWV
De overheid heeft twee organisaties die de sociale zekerheid in Nederland regelen.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB)
De SVB voert de volksverzekeringen uit. Zij organiseren, controleren en betalen dus de AOW, de ANW en de AKW.
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
Het UWV voert de werknemersverzekeringen en de meeste sociale voorzieningen uit. Zij organiseren, controleren en betalen de uitkeringen. Ze helpen je ook aan passend werk, als je kunt werken.
a) Leg met behulp van één van de twee video’s uit wat het UWV doet om te zorgen dat mensen weer aan het werk gaan.
1. Elevator Pitch: Via deze video krijgen mensen tips hoe ze zich moeten presenteren op bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek.
2. Via deze video proberen ze mensen te enthousiasmeren voor een baan als kraanmachinist.
b) Waarom wil de overheid dat mensen weer aan het werk gaan?
Dan kost dat de overheid minder geld
Opdracht 7
Leg in twee zinnen uit wat de overheid doet op het gebied van sociale zekerheid.
Bijvoorbeeld: De overheid zorgt er met allerlei wetten voor dat Nederlanders die (tijdelijk) niet rond kunnen komen, geld kunnen krijgen van de overheid.
4.2. Wat kost de verzorgingsstaat?
Hierboven zie je een grafiek met het aantal bijstandsuitkeringen in Nederland. In de maand september van 2019 kregen 416.000 mensen een bijstandsuitkering van de overheid. Woon je alleen, dan ontvang je maandelijks €1.052 euro van de overheid.
Opdracht 8
Durven we een rekensom aan?
a) Doe 416.000 (aantal mensen in de bijstand in de maand september 2019) x 1.052 (maandelijkse uitkering). Hoeveel kost één maand bijstandsuitkeringen voor de overheid?
€ 437.632.000
b) Hoeveel is dit per jaar?
€ 5,2 miljard per jaar
c) Wat vind je van dit bedrag?
En dit zijn alleen de kosten van bijstandsuitkeringen. Je hebt ook nog de pensioenen (€43,7 miljard), werkloosheidsuitkeringen (€10,7 miljard) en uitkeringen bij ziekte (€15,5 miljard). Alles samen kost de sociale zekerheid Nederland zo’n € 101,6 miljard euro per jaar.
4.2.1. Hoe worden al deze kosten betaald?
Belastingen, belastingen en belastingen.
De overheid heeft naast de sociale zekerheid nog andere kosten (denk aan de zorg, de politie, het leger en het onderwijs). Om al deze kosten te betalen leggen ze de burgers in Nederland belasting op.
In de afbeelding hierboven (klik erop voor een vergroting) zie je de begroting van Nederland voor 2024. De verzorgingsstaat van Nederland is dus de grote kostenpost van de overheid.
Als er veel mensen werken, heeft de overheid ook meer geld. Je ziet bij inkomsten “Premies volksverzekeringen” en “Premies werknemersverzekeringen” staan. Deze premies worden door de werkgevers ingehouden op je loon en aan de overheid betaald. (Dat is dus je verschil in bruto- en nettoloon.)
Hoe meer mensen werken, hoe meer geld de overheid heeft om de uitgaven te kunnen betalen. Het UWV doet dus zijn best om mensen aan een baan te helpen, zodat de overheid minder uitkeringen hoeft te betalen en meer verzekeringspremies ontvangt.
Opdracht 9
a) Wie betaalt de premies?
De werkgevers houden deze premies in op het loon van de werknemer.
b) Een werknemer is voor een bedrijf dus best wel duur. Leg uit waardoor dit komt.
Voor ieder personeelslid moet de werkgever werknemerspremies betalen.
c) Waarom stimuleert het UWV dat zoveel mogelijk mensen weer gaan werken?
Dan dalen de uitgaven aan uitkeringen en stijgen de inkomsten door de betaalde premies.
4.3. De drie sociale partners
De overheid, de werkgevers en de werknemers zorgen er gezamenlijk voor dat de sociale zekerheid voor alle Nederlanders wordt betaald. We noemen hen de sociale partners.
De Nederlandse overheid vindt het belangrijk dat afspraken over de sociale zekerheid, maar ook over de salarissen, vakantiedagen enzovoorts in samenspraak plaatsvinden met alle partijen. Hierdoor kunnen bedrijven niet alles doen wat ze maar willen, maar hoeft de overheid ook niet alles via wetgeving voor bedrijven vast te leggen.
De werknemers en werkgevers hebben zich verenigd in organisaties, die namens alle werkgevers en alle werknemers in Nederland afspraken maken. Zij zitten dus aan tafel met de overheid als vertegenwoordigers.
Werknemers
De werknemers worden vertegenwoordigd door de vakbonden. In Nederland heb je twee grote algemene vakbonden: CNV en FNV. De vakbond komt op voor de belangen van de werknemer, zoals een goed salaris, goede arbeidsvoorwaarden, maar ook veilige arbeidsomstandigheden.
Werkgevers
De werkgevers worden vertegenwoordig door werkgeversorganisaties, de bekendste zijn VNO-NCW en MKB-Nederland. Zij komen op de voor de belangen van de werkgever, zoals zo min mogelijk belasting betalen aan de overheid, gunstige regels voor bedrijven en niet te veel salarisverhoging voor de werknemers.
Dat de werknemers, werkgevers en overheid gezamenlijk afspraken maken, is in de wereld redelijk uniek. We noemen het daarom ook wel het poldermodel (polderen betekent: problemen oplossen door te overleggen).
Dit wil niet zeggen dat het overleg altijd goed gaat. De werkgevers en werknemers hebben andere belangen. Er is dus met regelmaat een belangentegenstelling, waar ze met behulp van de overheid steeds uit proberen te komen.
FNV kondigt staking aan voor vuilnisophalers en boa’s, ook landelijke actiedag gepland
Gemeenteambtenaren leggen op initiatief van de vakbond FNV eind deze maand het werk neer om zo een betere cao af te dwingen. Een ultimatum dat de FNV aan de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) had voorgelegd is verlopen.
Als gevolg van de staking is het volgens de FNV goed mogelijk dat vuilnisbakken niet meer worden geleegd of veegauto’s niet rijden. Ook kan het zijn dat wordt besloten dat buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) niet langer parkeerboetes uitdelen, aldus Manschot.
Er werken in totaal 187.000 mensen voor gemeenten in Nederland. De vakbonden willen voor hen een flinke loonsverhoging van 12 procent afdwingen. Maar de VNG, die namens de gemeenten het overleg voerde, wilde in december niet verder gaan dan 8 procent verdeeld over twee jaar. Het gesprek is toen gestopt.
Lees de bron hierboven. De werkgevers en werknemers van de gemeente zijn met elkaar in overleg.
a) Door wie worden de werkgevers (de gemeente) vertegenwoordigd?
De Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG)
b) Door wie worden de werknemers vertegenwoordigd?
FNV.
c) Waarover botsen ze?
De werknemers willen 12 procent loonsverhoging, maar de werkgevers bieden 8 procent.
d) Wat zou de overheid kunnen betekenen in dit conflict?
Bijvoorbeeld: De minister kan bemiddelen, of de werkgevers of werknemers financieel ondersteunen, of afspraken maken via wetgeving.
4.3.1. Vakbonden
Met het begin van de mechanisering en het veranderen van de arbeidsverhouding tussen fabriekseigenaren en arbeiders ontstond ook de eerste vakbond.
Een vakbond heeft vooral als doel om de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de werknemers te verbeteren.
Arbeidsomstandigheden
Bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden moet je denken aan veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Werk je met gevaarlijke stoffen? Dan moet de werkgever zorgen voor beschermende kleding. Moet je lang achter elkaar in de auto zitten? Dan heb je recht op een pauze na iedere twee uur.
De vakbond probeert in samenspraak met de werkgevers, of anders via de overheid continu de arbeidsomstandigheden te verbeteren.
Arbeidsvoorwaarden
Met goede arbeidsvoorwaarden bedoelen we een passend salaris voor de werkzaamheden die je doet, het recht op pauzes, het opbouwen van pensioen en voldoende vakantiedagen.
De vakbond probeert collectieve (gezamenlijke) arbeidsvoorwaarden af te spreken met werkgevers voor een beroepsgroep. We noemen dit een collectieve arbeidsovereenkomst: een cao.
Je hebt vakbonden voor allerlei beroepsgroepen: CNV Publieke Zaak, CNV Vakmensen, FNV Bouw, Nederlandse Politiebond, Algemene Onderwijsbond, FNV Mooi, Nederlandse Melkveehouders Vakbond, Werknemers IKEA Medewerkers,
Naast het feit dat de vakbonden met werkgevers onderhandelen over de omstandigheden en voorwaarden, kun je er vaak ook terecht voor steun in moeilijkere tijden. Zo levert de vakbond ook vaak rechtsbijstand (juridische hulp) als je een conflict hebt met je werkgever.
Opdracht 11
Bekijk de video over de Geschiedenis van de vakbond.
a) Waarom leggen de typografen geld bij elkaar?
Om elkaar te helpen als ze ziek zijn, of als ze geen begrafenis kunnen betalen
b) In de video gaat het over het “versterken van de onderhandelingsmacht”. Leg uit dat als je met meer mensen bent, je meer macht hebt.
Met een grote groep krijg je meer voor elkaar. Je kunt dan dreigen met staken, dan heeft de werkgever geen inkomsten meer.
c) Leg kort uit wat het verschil is tussen arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.
Arbeidsomstandigheden gaan over de manier waarop je het werk doet. De arbeidsvoorwaarden gaan over op welke voorwaarde je het werk doet, dus bijvoorbeeld tegen welk salaris en op welke tijden.
4.3.2. Medezeggenschap
De overheid verplicht bedrijven om te overleggen met de werknemers. Soms kunnen medewerkers de werkgever ook adviseren of zelfs meebeslissen (medezeggenschap). Afhankelijk van de grootte van het bedrijf heeft het overleg meer invloed op de bedrijfsvoering.
Werkoverleg
Werkoverleg is een overleg tussen werkgever (of leidinggevende) en medewerkers. In het werkoverleg worden informatie en meningen uitgewisseld over alle dingen die in het werk naar voren komen.
Personeelsvergadering
Een bedrijf met 10 tot 50 werknemers moet verplicht een personeelsvergadering organiseren. Minstens twee keer per jaar moet de werkgever met zijn werknemers bijeenkomen. Als een kwart van de werknemers dat vraagt, moet dat ook op andere momenten.
Ondernemingsraad
Een ondernemingsraad (OR) bestaat uit werknemers die opkomen voor de belangen van alle medewerkers. De OR controleert of het bedrijf zich houdt aan wetten en regels en adviseert hierover. Organisaties met 50 of meer medewerkers moeten een ondernemingsraad hebben.
Buschauffeurs Hermes mogen geen vrije dagen meer opnemen, ondernemingsraad spant rechtszaak aan
Het busbedrijf Hermes komt op dit moment zo’n 25 à 30 buschauffeurs tekort op een totaal van 450. Daarom mogen buschauffeurs van Hermes de komende tijd geen extra vrije dagen meer opnemen.
Dit besluit is genomen zonder instemming van de ondernemingsraad (OR). Toen die instemming alsnog werd gevraagd heeft de OR geweigerd om in te stemmen. Daarna heeft de OR een rechtszaak aangespannen om te voorkomen dat het besluit wordt doorgedrukt.
a) Waarom is het belangrijk dat de werkgever regelmatig in overleg gaat met de werknemers?
Zodat beide partijen weten wat er speelt binnen het bedrijf. Werkgevers weten dan beter hoe tevreden werknemers zijn en waar ze tegenaan lopen. Werknemers blijven zo op de hoogte van de veranderingen binnen het bedrijf.
b) Waarom heeft de overheid deze vormen van medezeggenschap vastgelegd in een wet?
Dan worden bedrijven verplicht te overleggen. Hiermee voorkom je ook conflicten op de lange termijn.
c) Lees de bron hierboven. Omschrijf het probleem.
Busbedrijf Hermes heeft een groot tekort aan buschauffeurs en verbiedt daarom buschauffeurs om vrije dagen op te nemen. De ondernemingsraad is het hier niet mee eens en spant een rechtszaak aan tegen dit besluit.
Opdracht 13
Is er binnen jouw school ook sprake van medezeggenschap?
a) Hoe is de medezeggenschap van docenten en ondersteunend personeel geregeld?
Ja, bijvoorbeeld in de “personeelsraad” en een “medezeggenschapsraad”.
b) Hebben leerlingen op jouw school ook medezeggenschap?
Bijvoorbeeld: Ja, de leerlingenraad.
c) Zo ja, hoe kun je daar lid van worden?
Bijvoorbeeld: Er zijn verkiezingen. Of je kunt je gewoon opgeven.
1. Welke verzekeringen gelden voor iedereen (ongeacht of je werkt)?
Correct!Wrong!
2. Wat gebeurt er als je werkloos raakt in Nederland?
Als je een bijbaantje hebt, dan heb je een baas waar je naar moet luisteren. Sommige leidinggevende zijn verschrikkelijk streng, andere doen juist weer veel te vriendelijk. We hebben al snel een mening of iemand een goede of slechte baas is.
Maar wat voor leidinggevende ben jij? Doe de leiderschapsstijlentest en kom er achter welke leiderschapsstijl jij hebt.
0%
1. In een lastig gesprek…
2. Als leidinggevende besteed ik veel tijd aan…
3. Ik vind het belangrijk dat medewerkers…
4. Leraren vinden mij…
5. Het is typisch 'mij' om…
6. Als iets mis dreigt te gaan dan…
7. Bij veranderingen…
8. Ik…
9. Wanneer ik kritiek krijg…
10. Ik erger me aan mensen die…
(MK/M&W) Quiz: Welke leiderschapsstijl heb jij?
Jij bent een helpende baas!
Je bent het type leidinggevende dat mensen het vertrouwen geeft dat ze zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen in hun werk. Sommige werknemers zullen je daarom erg waarderen, andere zullen zich soms een beetje onzeker voelen.
Jij bent een coachende baas!
Je bent het type leidinggevende dat heel duidelijk is in hoe je het wilt hebben, maar je geeft ook ruimte om je eigen invulling te geven. Sommige werknemers zijn blij met jouw duidelijkheid, andere willen graag zelf wat meer verantwoordelijkheid en ruimte.
Jij bent een bepalende baas!
Je bent het type leidinggevende dat alles bepaalt. Je zit er bovenop en het moet precies zo gaan als jij dat wilt. Werknemers zien jou ook als een echte baas, waar ze soms wel eens mee botsen of bang voor zijn.
De samenleving werkt het best als mensen zich normaal gedragen. Maar we weten allemaal dat dit niet altijd gebeurt. Iemand kan je bijna van je fiets af rijden of je buurman zet zijn muziek zo hard dat jij niet kunt slapen. Gedrag waarbij iemand geen rekening houdt met een ander, noem je asociaal gedrag. Om asociaal gedrag zoveel mogelijk tegen te gaan, maken we afspraken met elkaar over wat wel en niet kan.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat het verschil is tussen overtredingen en misdrijven en hiervan voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen wat het verschil is tussen immateriële schade en materiële schade.
Uitleggen wat de kenmerken zijn van veelvoorkomende criminaliteit en hier voorbeelden bij noemen.
Uitleggen dat criminaliteit een maatschappelijk vraagstuk is.
Opdracht 1
Noem twee voorbeelden van asociaal gedrag dat je vaak terugziet op straat.
Bijvoorbeeld: 1. Rommel op de grond gooien, 2. Niet houden aan de verkeersregels, 3. Dat iets is vernield of beklad.
1.1. Overtredingen en misdrijven
Om samen te leven heb je regels nodig. Sommige daarvan zijn opgeschreven, die noemen we wetten. Wettenzijn geschreven regels gemaakt door de overheid waar iedereen zich aan moet houden.
Als jij je niet aan deze regels houdt, kun je straf krijgen. Dit noemen we criminaliteit. Hoe hoog de straf is, hangt af van wat je hebt gedaan.
We maken bij criminaliteit verschil tussen overtredingen en misdrijven.
Overtredingen zijn strafbare feiten die minder erg zijn. Het gaat vaak om regels die als doel hebben om wanorde te voorkomen, bijvoorbeeld verkeersregels. Als je die overtreedt, is er sprake van een strafbaar feit. Voor de meeste overtredingen krijg je geen strafblad.
Misdrijven zijn ernstige strafbare feiten waar je een gevangenisstraf (bijvoorbeeld in het geval van moord) of een taakstraf (bijvoorbeeld in het geval van diefstal) voor krijgt. De straf wordt vaak door een rechter bepaald. Voor het plegen van een misdrijf krijg je ook een strafblad.
a) Leg het verschil uit tussen een overtreding en een misdrijf.
Bijvoorbeeld: Een overtreding is een licht strafbaar feit, waarbij je vaak een geldboete krijgt. Een misdrijf is een ernstig strafbaar feit waarvoor je voor de rechter moet komen. Of: Bij een overtreding krijg je meestal geen strafblad, bij een misdrijf krijg je wel een strafblad.
b) Is de vlog van politievlogger Jan-Willem bovenaan de les een voorbeeld van een overtreding of een misdrijf?
Woninginbraak is een voorbeeld van een misdrijf.
Opdracht 3
Zoek op internet naar de antwoorden op de volgende vragen.
a) Hoe lang kun je in Nederland vastzitten?
Levenslang, dan kom je in Nederland in principe nooit meer vrij.
b) Wat moet je dan gedaan hebben?
Meerdere moorden hebben gepleegd.
Wat voor overtreding kom je tegen?
Bijvoorbeeld: Het afsteken van vuurwerk buiten de afgesproken tijden.
d) Wat is het boetebedrag?
100 euro, het vuurwerk wordt in beslag genomen en je moet je melden bij Halt.
1.2. Schade
Bijna ieder strafbaar feit levert schade op. Dat maakt het vaak ook zo vervelend. Je telefoon is gestolen, de banden zijn lek gestoken, je hebt een klap gehad en dat doet pijn of je hebt er een trauma aan overgehouden.
TWEE SOORTEN SCHADE
Materiële schade
Schade die in geld is uit te drukken. Een auto die stuk is na een aanrijding of een beschadigde deur na een inbraak. Ook de kosten die een ambulance maakt om een slachtoffer te vervoeren, horen bij materiële schade.
Immateriële schade
Schade die je niet ziet en niet in geld kunt uitdrukken. Een slachtoffer van geweld die de straat niet meer op durft, of een moeder die last heeft van een depressie nadat haar kind is omgekomen.
Moord, verkrachting en gewapende roofovervallen zijn strafbare feiten waar slachtoffers of nabestaanden veel last van kunnen hebben. De immateriële schade kan fysiek, mentaal of psychisch zijn. Er is geen pasklare oplossing voor, dat maakt het vaak erger dan materiële schade.
Opdracht 4
a) Benoem het verschil tussen materiële en immateriële schade.
Bij materiële schade is de schade in geld uit te drukken, dit wordt dan vaak vergoed door de dader of anders de verzekering. Bij immateriële schade is het vaak niet op te lossen met een geldbedrag, het is bijvoorbeeld een trauma waar je last van hebt.
b) Geef twee eigen voorbeelden van materiële schade.
c) Geef twee eigen voorbeelden van immateriële schade.
Cameratoezicht op boulevard Zandvoort na weekend vol bedreigingen
De gemeente Zandvoort gaat donderdag bewakingscamera’s plaatsen op de boulevard. De camera’s komen te hangen op het deel van de boulevard waar afgelopen weekend mensen zijn bedreigd en seksueel geïntimideerd.
Badgasten werden zowel op het strand als de promenade seksueel geïntimideerd. Daarnaast moest ook de vestiging van de Dirk van den Broek-supermarkt eerder sluiten vanwege plunderingen door groepen jongeren. Strandtenthouders die niet met hun naam willen worden genoemd, spreken van ‘een onhoudbare situatie.’
a) Wat voor materiële schade heb je bij dit soort criminaliteit?
Bijvoorbeeld: het kopen en ophangen van camera’s, meer inzet van politieagenten.
b) Wat voor immateriële schade heb je bij dit soort criminaliteit?
Bijvoorbeeld: Mensen ervaren overlast, voelen zich onveilig en zijn verontwaardigd over de jongeren.
1.2.1. Veelvoorkomende criminaliteit
Misdrijven die regelmatig voorkomen noemen we veelvoorkomende criminaliteit. Denk dan bijvoorbeeld aan fietsendiefstal, of het kapotmaken van een bushokje. Het komt zo vaak voor, dat je er misschien niet meer zo snel van opkijkt. Toch is het vervelend en heeft de samenleving er last van.
kenmerken van veelvoorkomende criminaliteit
Het gaat om veelvoorkomende strafbare feiten.
Het veroorzaakt veel schade.
Het is vervelend en zorgt voor een gevoel van onveiligheid.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven.
a) Is dit een voorbeeld van veelvoorkomende criminaliteit?
Ja, het komt vaker voor, er is schade en het is vervelend.
b) Welke vormen van materiële schade hoor je terug in de bron?
De trein is beschadigd, het hek is opengebroken, het repareren en het schoonmaken kosten geld.
c) Welke vormen van immateriële schade hoor je terug in de bron?
Mensen zijn verontwaardigd en boos. De jeugd krijgt de schuld.
1.3. Criminaliteit als maatschappelijk vraagstuk
Criminaliteit wordt ook wel gezien als een doorlopend maatschappelijk vraagstuk. Door de tijd heen verdwijnen strafbare feiten, maar komen er ook weer nieuwe vormen voor terug.
Na de coronapandemie is de criminaliteit in 2022 weer toegenomen
Toen de samenleving na corona weer openging, leefde ook de criminaliteit weer op. Tijdens de pandemie waren criminelen vooral online actief.
In 2022 is de geregistreerde criminaliteit toegenomen met 6 procent. In totaal registreerde de politie 808.800 misdrijven. In 2021 waren dat nog 760.000 misdrijven.
Laat aan de hand van de kenmerken zien dat criminaliteit een maatschappelijk vraagstuk is.
a) Kenmerk 1. Gaat het om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden?
Ja, iedereen in de samenleving krijgt er wel eens mee te maken en mensen vinden het nooit leuk. Ook als je er niet direct last van hebt, is het nog steeds onwenselijk. Daarnaast kost het de samenleving ook geld door middel van belastingen.
b) Kenmerk 2. Zijn er verschillende meningen over de oplossing?
Ja, er zijn meerdere meningen over de manier waarop je criminaliteit moet bestrijden: Moet je criminaliteit voorkomen of juist harder aanpakken? Hoe stop je eigen criminaliteit?
c) Kenmerk 3. Besteden media aandacht aan het probleem?
Ja, we vinden het dan wel onwenselijk, maar ook wel heel erg interessant. Media schrijven graag over criminaliteit, want dat wordt graag gelezen.
d) Kenmerk 4. Is er gezamenlijke actie of een oplossing van de overheid nodig?
Ja, de overheid gaat over het straffen van mensen die zich niet aan de wetten houden. Ook maakt de overheid nieuwe regels en moeten ze de burgers beschermen tegen criminaliteit.
1. Een kenmerk van een misdrijf is:
Correct!Wrong!
2. Wat is de beste omschrijving voor immateriële schade?
Correct!Wrong!
3. Wat is het probleem met veelvoorkomende criminaliteit?
Correct!Wrong!
4. Juist of onjuist? Criminaliteit zal altijd een maatschappelijk vraagstuk blijven.
Spelregels
Naar welke zin zijn wij op zoek? Beantwoord alle onderstaande vragen. De eerste letter van ieder antwoord is een van de letters uit de zin die we zoeken. In totaal zijn er 28 letters. Bij iedere vraag staat de plek genoemd waar de letter hoort.
Per klas mag je maar één keer inzenden. (Alleen de eerste inzending van de klas telt: doe het dus in een keer goed!)
Als de uitkomst een getal is, schrijf dit dan uit. (Bijvoorbeeld ‘6’ wordt zes. De Z is dan de letter.)
Het juiste antwoord moeten we voor zaterdag 21 december bij ons binnen zijn.
De uitslag wordt na de kerstvakantie, op maandag 6 januari bekend gemaakt.
Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden. Succes!
#1
Maha Vajiralongkorn Bodindradebayavarangkun werd na het overlijden van zijn vader in 2016 in 2019 tot koning gekroond. Wat is zijn officiële koningsnaam? Rama X (Plek 10)
#2
Lil’ Kleine kreeg dit jaar een zoon. Wat is de TWEEDE naam van dit ventje? Zion (Plek 25)
#3
Zijn partij was de grote winnaar tijdens de Provinciale Statenverkiezingen van dit jaar. Uit het niets kreeg hij in alle provincies zetels. Vooral zijn overwinningsspeech zorgde voor veel ophef. Over wie hebben we het? Thierry Baudet (Plek 4)
#4
We hebben er zes jaar op moeten wachten, maar volgend jaar doet Nederland eindelijk weer mee. Bijzonder is dat het dit keer in 12 verschillende landen wordt gespeeld. Waar hebben we het over? EK2020 (Plek 17)
#5
Van welk land werd Boris Johnson dit jaar de premier? Engeland (Plek 9)
Toma mucho tiempo
Hemos estado parados aquí por un tiempo
Y tenemos que pasar, así que por última vez lo siento
Toma mucho tiempo
Wow oh
Toma mucho tiempo
Nos quedamos quietos
Lo que tu quieres, lo que yo quiero
Toma mucho tiempo
#6
Een nummer uit 2018 scoorde dit jaar ook nog goed, het hield niet op. We hebben het refrein door Google laten vertalen in het Spaans. Wat is de achternaam (oops: tweede naam!) van de artiest die deze hit scoorde? Michelle (Plek 23)
#7
De Gouden Televizier-Ring ging dit jaar naar Chateau Meiland. Welk programma won dit jaar de Televizier-Ster Jeugd? Zappsport (Plek 5)
#8
Deze Netflix-serie eindigde na zes seizoenen. Orange is the New Black (Plek 12)
#9
Welk liedje stond dit jaar het langst op 1 in de Top 40? Señorita (Plek 16)
#10
Wat is de bijnaam van de Nederlandse speler die dit jaar tweede werd op het WK Fortnite voor duo’s? Rojo (Plek 18)
#11
We zien hier een foto van de binnenkant van een (deels door brand verwoest) gebouw. Welk gebouw? Notre-Dame (Plek 7)
#12
In augustus werden twee Nederlanders in Hongarije opgepakt voor drugsbezit. Ze verkochten drugs op het populaire muziekfestival Sziget. Een van de twee was een bekend topsporter, maar van welke sport? Atletiek (Plek 2)
#13
Politiek in Nederland is soms heel ingewikkeld. De Provinciale Statenverkiezingen heeft ook voor een verandering in een andere volksvertegenwoordiging gezorgd. Waar hebben we het over? Eerste Kamer (Plek 21)
#14
Zie de afbeelding hierboven. Van welke YouTuber is dit het kanaal? Kalvijn (Plek 28)
Warmterecord na een dag verpulverd: 40,7 graden in …
Het warmterecord van woensdag is zoals verwacht na één dag al gebroken. In de Brabantse gemeente … gaf de thermometer om 15.00 uur maar liefst 40,7 graden weer. Sinds het begin van de metingen was het nooit eerder zo heet in Nederland. Later steeg het kwik ook in Twente en Hupsel (Achterhoek) naar 40 graden.
#15
Lees het nieuwsbericht hierboven. In welke Brabantse gemeente werd het Nederlandse hitterecord gemeten? Gilze-Rijen (Plek 19)
#16
Enkele weken geleden werd een puppy opeens wereldberoemd. Hij had een staartje op zijn hoofd! Hoe is deze pup genoemd? Narwhal (Plek 22)
#17
Duncan Laurence won voor Nederland het songfestival 2019. Met welk nummer? Arcade (Plek 15)
Even een lekker kerstnummertje, dat verder niets met de puzzel te maken heeft.
#18
In Nederland is levenslang ook écht levenslang. Dit jaar kreeg een beruchte Amsterdamse crimineel levenslang voor onder meer opdracht tot vijf moorden. Hoe heet deze crimineel? Willem Holleeder (Plek 14)
#19
Iedere groep mensen, die los van elkaar hetzelfde socialisatieproces ondergaan, noemen we een generatie. Ben jij geboren tussen 2000 en 2015? Dan maak je deel uit van ‘Generatie Z’. Er is ook een andere naam voor deze generatie. Wat is deze naam? iGeneration (Plek 26)
#20
Wie sprak deze zin uit: “U denkt toch niet dat ik een baard zou hebben als mijn vrouw het niet goed zou vinden?” Willem-Alexander (Plek 1)
#21
Hij viel dit jaar als tweede af in Expeditie Robinson en is samen met Corry Konings de oudste deelnemer aan Robinson OOIT! Hoe heet deze meneer? Jaap van Deurzen (Plek 11)
#22
Max Verstappen schreef dit jaar drie extra Formule 1-overwinningen op zijn naam. Op hoeveel overwinningen staat de teller nu? Acht (Plek 8)
#23
In de Verenigde Staten proberen ze president Trump weg te sturen. Hij wordt ervan beschuldigd een president van een ander land te hebben gechanteerd. Over welk land gaat dit? Oekraine (Plek 6)
#24
De nieuwe Mario Kart-game voor je telefoon bestormde alle hitlijsten en werd maar liefst 124 miljoen keer gedownload in de eerste maand. Hoe heet het bedrijf dat deze game heeft gemaakt? Nintendo (Plek 3)
#25
Nederlanders boven de 18 jaar konden dit jaar twee keer naar de stembus. In maart voor de Provinciale Statenverkiezing en in mei voor? Europees Parlement (Plek 20)
#26
Wie of wat heeft sinds dit jaar de meeste likes OOIT op Instagram? Ei (Plek 27)
#27
Op 18 maart van dit jaar werd Nederland opgeschrikt door een aanslag bij een tram. Hierbij kwamen vier mensen om het leven en raakten er zes mensen gewond. In welke stad vond deze aanslag plaats? Utrecht (Plek 24)
#28
Deze letter staat verstopt op de kerstkaart die jullie hebben gehad van Methode M! U (Plek 13)
Klaar! Stuur je inzending naar info@methodem.nl. Vergeet niet de naam van je school en klas te vermelden. We wensen je alvast een hele fijne kerstvakantie!
Wat betekent het om Nederlander te zijn? Wat moet je weten, kunnen of kennen om jezelf een Nederlander te mogen noemen? Door het maken van een inburgeringsexamen kom jij erachter wat wij van nieuwkomers verwachten. Ja, dit zijn echte vragen uit de oefentoetsen van het inburgeringsexamen!
0%
1. Ali vraagt aan Zara wat de randstad is. Wat moet Ali zeggen?
Correct!Wrong!
2. Zara en Ali willen een huis huren. Waar kunnen Ali en Zara huurtoeslag aanvragen?
Correct!Wrong!
3. De dochter van Hanna wil na de basisschool niet meer naar school. Wat kan Hanna het beste zeggen?
Correct!Wrong!
4. Vera heeft een lege verfpot. Janusz geeft advies over waar ze die weg moet gooien. Wat kan Janusz het beste zeggen?
Correct!Wrong!
5. Mo vraagt: Hoe vieren Nederlands de geboorte van een baby? Wat kan Amel het beste zeggen?
Correct!Wrong!
6. Ben is twee maanden oud. Ze krijgen een oproep voor het consultatiebureau voor 8 november. Wat kunnen Amel en Mo het beste doen?
Correct!Wrong!
7. Amel vraagt aan Mo wat een consultatiebureau is. Wat kan Mo het beste zeggen?
Correct!Wrong!
8. De politie vraagt Mo naar zijn identiteitsbewijs. Wat kan hij het beste laten zien?
Correct!Wrong!
9. Mevrouw van Dam doet onaardig tegen Zara. Wat kan Zara het beste doen?
Correct!Wrong!
10. Amel vraagt wat de koning in Nederland doet. Wat kan Mo het beste zeggen?
Correct!Wrong!
11. Fatma wil weten wat het bestuur in de provincie Drenthe doet. Wat kan Zara het beste zeggen?
Correct!Wrong!
12. Mo zit in het ziekenhuis en wil Amel bellen, maar dat mag niet. Wat kan Mo het beste doen?
Correct!Wrong!
13. Jan is op zoek naar werk. Waar kan Jan het beste werk zoeken?
Correct!Wrong!
14. Ali moet belasting betalen. Ali heeft geen geld om belasting te betalen. Wat kan Ali het beste doen?
Correct!Wrong!
15. Mo wil in de ondernemingsraad van zijn werk. Zijn collega’s vragen waarom. Wat kan Mo het beste zeggen?
Correct!Wrong!
(MK/MCS) Quiz: Inburgeringsexamen
Alles goed!
BAM! Jij bent een echte kenner van Nederlandse samenleving! Proficiat!
Mooie score!
Keurig! Je bent ruim geslaagd voor het inburgeringsexamen.
Net.... voldoende!
Een voldoende! Je bent geslaagd, voor het inburgeringsexamen.
Matig.
Tsja.. een onvoldoende voor het inburgeringsexamen? Hoe kan dat?
Dra-ma-tisch!
Pijnlijk! Ga jij nog maar eens een jaar maatschappijleer doen.
Hallo en welkom bij maatschappijleer! Het vak maatschappijleer is door de overheid bedacht om jou goed voor te bereiden op de Nederlandse samenleving.
In vogelvlucht nemen we je mee langs de belangrijke onderwerpen in onze maatschappij. Veel succes. We gaan beginnen!
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat waarden en normen zijn.
Weten wat de vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk zijn.
Een standpunt kunnen innemen en er argumenten bij geven.
1.1. De maatschappij dat ben jij
Heb je het bovenstaande filmpje al bekeken? Met de slogan “De maatschappij dat ben jij” probeerde de overheid burgers bewust te maken van onze omgangsvormen. Hoe willen we in Nederland met elkaar omgaan?
We kunnen niet alles in een wet regelen. Een voorbeeld is het meisje uit de video. De meeste mensen in Nederland vinden het gedrag van het meisje onfatsoenlijk, maar ze kan er geen boete voor krijgen. Het opstaan voor een ouder iemand is een ongeschreven regel. Het is niet vastgelegd.
Een ongeschreven regel komt voort uit de waarden en normen die mensen hebben.
Waarde
Een waarde betekent iets wat voor jou belangrijk is. Maar dan ook écht belangrijk: gezondheid, zelfstandigheid, eerlijkheid, vrijheid, behulpzaamheid, liefde, moed, spontaniteit, dat soort dingen.
Norm
Een norm is een gedragsregel die voortkomt uit een waarde. Bijvoorbeeld een verkeersregel (stoppen voor rood licht), een fatsoensregel (een onbekende aanspreken met ‘u’), een gezondheidsvoorschriften (voldoende vitaminen eten) of welke kleding wel of juist helemaal niet kan.
Het is dus de norm dat we opstaan voor mensen die minder goed ter been zijn in het openbaar vervoer. Deze norm komt voort uit de waarde respect.
Opdracht 1
a) Welke van de onderstaande waarden vind jij belangrijk? Noem er drie. Avontuurlijkheid, behulpzaamheid, bescheidenheid, betrouwbaarheid, bezit, creativiteit, eerlijkheid, gelijkheid, gezondheid, kennis, liefde, plezier, respect, uiterlijk, veiligheid, vreugde, vriendschap, vrijheid, vrolijkheid, wijsheid, zelfstandigheid, zelfverzekerdheid, zorgvuldigheid, zorgzaamheid, zuinigheid.
b) Bedenk bij iedere waarde die je koos bij A een norm die erbij past.
Waarde: uiterlijk. Norm: Ik zorg dat ik altijd netjes, goed gekleed (vaak volgens de laatste mode) en verzorgd van huis ga.
of Waarde: Bescheidenheid. Norm: Ik treed niet graag op de voorgrond en geef anderen de ruimte.
Opdracht 2
a) Bekijk de video hierboven. Wat is de reden dat SIRE deze #doeslief campagne is gestart?
Mensen ervaren steeds vaker onaardig gedrag.
b) Welke waarde herken je in de video hierboven?
Bijvoorbeeld: Respect, vriendelijkheid, behulpzaamheid.
c) Aardig zijn voor elkaar is een ongeschreven regel. Geef twee eigen voorbeelden van ongeschreven regels in onze samenleving.
1. De deur open houden voor de persoon die na je komt. 2. Eten met je mond dicht. 3. In het openbaar vervoer laat je eerst mensen eruit, voordat je naar binnen gaat.
1.2. Maatschappelijk vraagstuk
De Nederlanders zijn een van de gelukkigste volken in de wereld. Echt waar!` We hebben vertrouwen in onze samenleving en in de overheid en het gaat in vergelijking met andere landen, economisch prima met ons. Geen reden om je druk te maken, zou je denken. Maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Zelfs in Nederland loopt niet altijd alles even soepel. Zo:
Zijn er te weinig woningen voor iedereen.
Gaat het slechter met de natuur in Nederland.
Voelen mensen de komst van vluchtelingen als een bedreiging.
Dit zijn voorbeelden van problemen waar onze maatschappij tegenaan loopt. Omdat we problemen in Nederland graag oplossen, zijn het eigenlijk meer vraagstukken. Vragen waar we een antwoord op moeten zien te vinden. Een maatschappelijk vraagstuk kun je herkennen aan vier kenmerken.
Vier kenmerken van een maatschappelijk vraagstuk
Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden.
Er zijn verschillende meningen over de oplossing.
De media besteden aandacht aan het probleem.
Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid.
Neem nou de stijgende prijzen voor gas en olie, merk je er bij jou thuis iets van?
De stijgende energierekening is een maatschappelijk vraagstuk geworden. Maar waarom? We herkennen een vraagstuk aan zijn vier kenmerken:
1. Het gaat om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden Iedereen gebruikt gas en olie. Huishoudens voor de auto en natuurlijk om warm te douchen. Maar vooral ook bedrijven. Zij gebruiken gas om kantoorruimtes warm te houden, of olie om machines te laten draaien. De gevolgen zijn groot want, mensen voelen dat ze minder geld te besteden hebben en bedrijven kunnen niet alles meer maken.
2. Er zijn verschillende meningen over de oplossing Moet de overheid bijspringen? Moeten we gewoon korter douchen met zijn allen? Zouden we niet toch moeten samenwerken met Rusland? Wat is de beste manier om dit probleem op te lossen?
3. De media besteden aandacht aan het probleem Als de media er veel over berichten, dan moet er iets aan de hand zijn. Je ziet veel nieuwsberichten, journaals en krantenartikelen over dit onderwerp. Bijna iedere dag zijn de stijgende energieprijzen in het nieuws.
4. Een oplossing komt door gezamenlijke actie of door optreden van de overheid De overheid is een campagne begonnen om minder energie te gebruiken. Tegelijkertijd wordt er minder belasting geheven op benzine. Er wordt dus iets van ons allemaal gevraagd, maar ook de overheid treedt tegen de stijgende prijzen op.
Als een probleem voldoet aan alle vier de bovenstaande kenmerken is het een maatschappelijk vraagstuk.
Ban op zoete smaakjes voor de e-sigaret Watermeloen, marshmallow, pina colada: alle smaakjes voor de e-sigaret zijn per 1 januari 2023 verboden. Dat moet vapen minder aantrekkelijk maken voor de jeugd. ‘Het is een snoepwinkel voor verslavende producten.’
(…)
Volgens het Trimbos-instituut vapet 14 procent van de Nederlandse jongeren, en dat gebruik neemt toe, stelt Esther Croes, arts en epidemioloog bij het instituut, gespecialiseerd in tabak en drugs. Dat is dan ook de reden voor rijksoverheid om vapes in de ban te doen: te veel jongeren zouden e-sigaretten gebruiken als opstapje naar de ‘echte’ sigaret. Het verbod op smaakjes moet vapen minder aantrekkelijk maken.
Vapen onder jongeren wordt steeds populairder. Misschien ken jij ook wel iemand die vapet? Of misschien heb je het zelf wel eens geprobeerd?
Vapen is erg slecht voor je gezondheid. Daarom zijn e-sigaretten met smaakjes per 1 januari 2023 verboden.
Opdracht 3
Is vapen een maatschappelijk vraagstuk? Geef antwoord op de volgende vragen. Als je op alle vier de vragen ja kunt antwoorden, is het probleem een maatschappelijk vraagstuk.
a) 1. Gaat het om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden?
Ja, het is ongezond. We willen niet dat jongeren gaan roken, dus ook niet gaan vapen. En het gebruik van vapen neemt toe, dus de overheid wil ingrijpen.
b) 2. Zijn er verschillende meningen over de oplossing?
Ja. Sommigen vinden het goed dat vapen wordt verboden. Anderen vinden juist dat het de eigen verantwoordelijkheid van de jongeren is. Of misschien vind je dat ouders hiertegen moeten optreden.
c) 3. Besteden media aandacht aan het probleem?
Ja. Het Parool besteed er aandacht aan, en het staat ook al op andere nieuwssites.
d) 4. Is er gezamenlijke actie of een oplossing van de overheid nodig?
Ja. De overheid heeft besloten om vapes met smaakjes per 1 januari 2023 te verbieden.
Daniël heeft lang zijn best gedaan om een Playstation te kunnen kopen. Nu hij er eindelijk een heeft gekocht via Marktplaats, blijkt hij te zijn opgelicht. Dat Daniël is opgelicht, is op zich geen maatschappelijk vraagstuk. Maar als internetoplichting enorm toeneemt in de samenleving, is het dat natuurlijk wel.
Opdracht 4
Leg aan de hand van de vier kenmerken uit waarom internetoplichting een maatschappelijk vraagstuk is:
a) 1. Gaat het om een situatie die veel mensen onwenselijk vinden?
Ja, internetoplichting neemt steeds meer toe, waardoor meer mensen hiermee te maken.
b) 2. Zijn er verschillende meningen over de oplossing?
Ja, mensen zijn het er in het algemeen over eens dat dit niet kan, maar verschillen van mening over de oplossing. Is het je eigen schuld, moet je maar beter opletten? Of moet de politie strenger optreden tegen deze vorm van criminaliteit?
c) 3. Besteden media aandacht aan het probleem?
Ja, nu het veel vaker voorkomt, besteden nieuwsprogramma’s er meer aandacht aan.
d) 4. Is er gezamenlijke actie of een oplossing van de overheid nodig?
Ja, de overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van regels en wetten. Internetoplichting is strafbaar, dus daar moet de overheid tegen optreden.
1.3. Argumenten bedenken
Vanaf 1 januari bezit en verkoop van recreatief lachgas verboden
Het kabinet gaat het bezit en de verkoop van lachgas per 1 januari van het nieuwe jaar verbieden. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laat weten dat lachgas vanaf die datum op de lijst met verboden middelen staat.
Eerder bleek uit onderzoek van de NOS dat de laatste jaren tientallen doden en gewonden gevallen zijn bij verkeersongelukken waarbij lachgas in het spel was. Uit een inventarisatie van de politie blijkt dat bij 63 dodelijke ongevallen lachgasgebruik werd geconstateerd en bij 362 ongevallen met (ernstig) letsel.
Sinds 1 januari 2023 is lachgasgebruik verboden. Wat vind jij van dit verbod?
Bijvoorbeeld: Ik vind het een goed idee. Of: Ik vind het stom.
In de eerste les heb je geoefend met het herkennen van een maatschappelijk vraagstuk. Bij maatschappijleer is het ook belangrijk dat je een vraagstuk van verschillende kanten bekijkt en uiteindelijk zelf een standpunt (een mening) inneemt.
Een goed standpunt onderbouw je met argumenten: redenen waarom je vindt wat je vindt. Een simpel voorbeeld:
Ik vind dat je moet stoppen bij een oranje verkeerslicht (het standpunt), omdat de kans dat je iemand aanrijdt erg groot is (het argument). Hoe meer goede argumenten je hebt, hoe duidelijker je standpunt wordt.
Een voorbeeld van een standpunt met drie argumenten:
Ik vind het goed dat jongeren geen lachgas meer mogen gebruiken (standpunt), omdat:
Argument 1. Lachgas schadelijk is voor je gezondheid.
Argument 2. Er bij lachgas vaak sprake is van groepsdruk: als je geen lachgas gebruikt ben je niet stoer.
Argument 3. In de samenleving andere mensen last hebben van het gebruik van lachgas.
Opdracht 6
Bekijk jouw antwoord bij opdracht 5. Bevat jouw antwoord een goed argument?
We gaan het nogmaals oefenen.
a) Stel je voor, je bent VOOR een verbod op lachgas.
Bedenk een argument met het onderwerp veiligheid.
Ik ben voor een verbod op lachgas, want
mensen brengen de veiligheid van andere mensen in gevaar door lachgas te gebruiken in het verkeer.
b) Stel je voor, je bent TEGEN een verbod op lachgas.
Bedenk een argument met het onderwerp vrijheid.
Ik ben tegen een verbod op lachgas, want
mensen moeten de vrijheid hebben om zelf de keuze te maken of ze lachgas gebruiken.
c) Ben jij VOOR of TEGEN een verbod op lachgas? Gebruik een nieuw argument.
Bijvoorbeeld: (Voor) Omdat jongeren de gevolgen voor hun gezondheid nog niet zelf kunnen inschatten. Of: (Tegen) Als je het gaat verbieden dan is de kans groot dat er illegaal in gehandeld gaat worden. Je kunt veel beter voorlichting geven.
Overgewicht terugdringen De Rijksoverheid wil overgewicht en obesitas terugdringen. Organisaties, scholen en gemeenten krijgen hiervoor geld van de overheid. Doel is om jongeren en volwassenen gezonder te laten eten en meer te laten bewegen. Bron: Rijksoverheid
De laatste jaren hoor je vaak dat te veel kinderen lijden aan overgewicht. Zoals je hierboven leest, wil de overheid hier iets aan doen.
Opdracht 7
a) Bedenk een argument waarom het goed is dat de overheid zich bemoeit met het overgewicht van kinderen met het onderwerp gezondheid.
Bijvoorbeeld: Het gaat over de gezondheid van mensen in Nederland, wanneer teveel mensen ongezond zijn kost dit bedrijven en de overheid meer geld als het gaat om ziektekosten.
b) Bedenk een argument waarom het niet goed is dat de overheid zich bemoeit met het overgewicht van kinderen met het onderwerp vrijheid.
Bijvoorbeeld: Het is niet aan de overheid om te beslissen of mensen overgewicht hebben, de overheid moet mensen hier vrij in laten.
c) Wat is jouw standpunt? Leg uit waarom je dit vindt.
Bijvoorbeeld: Ik vind dat de overheid wel moet optreden tegen overgewicht bij kinderen, omdat niet iedere ouder goed voor zijn kind kan zorgen en overgewicht kan ernstige gevolgen hebben voor je gezondheid. Of:
Ik vind dat de overheid niet moet optreden tegen overgewicht bij kinderen, omdat dit de keuze is van het kind of ouders zelf, de overheid moet zich niet bemoeien met iemands persoonlijke leven.
1. Wat is het verschil tussen waarden en normen?
Correct!Wrong!
2. Wat is GEEN kenmerk van een maatschappelijk vraagstuk?
Correct!Wrong!
3. Wat is GEEN maatschappelijk vraagstuk?
Correct!Wrong!
4. Wat is het beste argument passend bij het standpunt?
Nederland is een van de dichtstbevolkte landen van de wereld. We zijn een klein, rijk landje. Nederlanders hebben het goed. Maar omdat we zo dicht op elkaar wonen, hebben we nu eenmaal met elkaar te maken en worden we gedwongen om samen te leven.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe mensen zich aanpassen aan de samenleving door middel van het socialisatieproces.
Uitleggen welke rol socialiserende instituties hebben in het socialisatieproces.
Uitleggen wat een (sub)cultuur is en waarom mensen daar graag bij willen horen.
Ken je het verhaal van Mowgli uit Jungle Book? Een ‘wolfskind’ dat opgroeide zonder ouders bij een groep wolven? Zulke voorbeelden bestaan echt:
In 1724 werd een wild kind ontdekt in Duitsland, dat zonder kleren rondliep in de bossen. Men schatte hem op ongeveer twaalf jaar en noemde hem Wilde Peter. Hij bewoog zich voort als een viervoetig dier en ving vogeltjes die hij uit elkaar haalde en opat. Peter werd opgenomen aan het koninklijk hof van koning George I in Engeland, waar hij werd opgevangen door dr. Arbuthnot. Dr. Arbuthnot wilde de jongen graag leren spreken maar Peter kon enkel een soort gebrabbel voortbrengen. De enige woorden die hij uit kon spreken waren ‘ki scho’ (king George) en ‘qui ca’ (queen Caroline). Verder heeft hij nooit leren praten. Hij stierf in 1785.
Bron: NEMO Kennislink
2.1. Socialisatieproces
Mensen groeien op in groepen (je familie, de klas, de buurt). Het leren leven volgens de regels van de groep, noemen we socialisatie. In dat woord herken je het woord sociaal. We worden sociaal gemaakt. We krijgen de gewenste waarden en normen mee van onze omgeving.
Het aanleren van gewenst gedrag gebeurd via het socialisatieproces.
De vier stappen van het socialisatieproces
Aangeboren eigenschappen. Ieder mens heeft karaktereigenschappen vanaf zijn geboorte.
Socialisatie. Je leert je aanpassen aan de waarden en normen van de groep.
Sociale controle. Je omgeving corrigeert jou, omdat deze ander gedrag wil zien.
Internalisatie. Je gedrag is zo normaal geworden, dat je er niet meer over hoeft na te denken. Je eet netjes met mes en vork, je scheldt niet zomaar en je plast netjes op het toilet.
Opdracht 1
a) Wat zou de reden kunnen zijn dat wolfskind Peter nooit meer heeft leren praten?
Omdat je op jonge leeftijd leert praten en dat dit bij Peter nooit is gebeurd.
b) Wat vinden jouw ouders/verzorgers heel belangrijk in jouw opvoeding? Als je het niet weet, vraag het eens aan ze.
Bijvoorbeeld: Dat je eerlijk bent, dat je respectvol bent naar anderen, of dat je opkomt voor jezelf.
Opdracht 2
Geef van iedere situatie aan welk begrip van het socialisatieproces van toepassing is. Kies uit: aangeboren eigenschappen, aangeleerde eigenschappen, socialisatie, sociale controle en internalisatie.
1. Sophie is vanaf haar geboorte erg verlegen.
2. Abdel spreekt mensen die ouder zijn dan hij, automatisch met u aan.
3. Emma wordt door haar moeder aangesproken dat ze niet zo moet smakken.
4. Bram maak zich zorgen om de klimaatverandering.
5. Danique heeft een pop die ze verzorgt alsof het haar eigen kind is.
6. Milan ziet in een folder van de Action dat vrouwen worden afgebeeld bij schoonmaakmiddelen en mannen bij gereedschap.
1. Aangeboren eigenschappen: verlegen is aangeboren.
2. Internalisatie: hij denkt er nu niet meer over na.
3. Sociale controle: ze krijgt een sanctie.
4. Aangeleerde eigenschappen. Bram heeft dit geleerd via nieuws, op school of van ouders of vrienden.
5. Socialisatie: ze heeft dit gedrag gezien en overgenomen.
6. Aangeleerde eigenschappen: hij leert van de folder of door andere reclames dat deze rolpatronen -hoe mannen of vrouwen zich “horen” te gedragen- zo horen.
2.2. Socialiserende instituties
De mensen die je helpen bij jouw socialisatie, noemen we socialiserende instituties. Tot je achttiende sta je sterk onder invloed van je ouders of verzorgers. Zij vertellen je wat je wel en niet mag en je neemt onbewust hun gedrag over. Denk eens aan jouw opvoeding: Wat zijn de gewoontes die je thuis hebt als het gaat om avondeten, televisiekijken of als jullie ergens op visite gaan?
Hoe ouder je wordt, hoe groter de kring van socialiserende instituties uiteindelijk wordt: je gaat naar school en krijgt daar te maken met leraren en klasgenoten, je krijgt nieuwe vrienden, je gaat sporten en leert op die manier meer mensen kennen. Nog iets ouder en je gaat werken, dan krijg je te maken met de regels van je baas en moet je samenwerken met je collega’s. Telkens als je te maken krijgt met nieuwe mensen of een nieuwe omgeving, doe je nieuwe kennis op of leer je weer nieuwe vaardigheden die passen binnen die nieuwe omgeving.
Opdracht 3
Wie zijn jouw socialiserende instituties? Noem ze met naam en omschrijf jouw relatie tot die persoon. Bijvoorbeeld: Richard, de trainer bij het voetbal.
Bijvoorbeeld: Een coach, mentor, opa of oma of bepaalde vrienden.
Niet alleen familie, vrienden en kennissen zijn bezig met jouw socialisatie, het onderwijs, de media en de overheid zijn ook belangrijke socialiserende instituties.
BELANGRIJKE SOCIALISERENDE INSTITUTIES
Familie en vrienden
Van de mensen met wie je het meest omgaat, ga je het gedrag vanzelf overnemen. Tot de puberteit zijn dit voornamelijk je ouders, broers of zussen. Daarna zullen je vrienden en klasgenoten meer invloed op je hebben.
Het onderwijs
Vanaf je vierde tot ongeveer je eenentwintigste levensjaar ben je een groot deel van je tijd op school. De leerstof en de leraren hebben dus een grote rol in jouw opvoeding.
De media
Sociale media, de televisie of muziek hebben met name in de puberteit veel invloed op hoe je over dingen denkt. Muziekclips, nieuws, trends, beroemdheden komen dagelijks via je telefoon, tablet of televisie bij je binnen en kunnen zo je uiterlijk of mening bepalen.
De overheid
Je volgt de regels die door de Nederlandse overheid zijn opgesteld. De minister-president spreekt soms direct tot het volk, de politie is er om je aan te spreken of te helpen. De overheid bemoeit zich met het onderwijs door eisen te stellen aan de kennis die je moet hebben voor het halen van je eindexamen.
Opdracht 4
a) Geef van iedere socialiserende institutie (familie en vrienden, het onderwijs, de media en de overheid) een voorbeeld van hoe zij invloed hebben op jouw dagelijks leven.
Het onderwijs: de lesstof, omgaan met elkaar en leren plannen.
De media: het nieuws, wat er in de mode is, welke nieuwe muziek er is.
De overheid: Dat ik op een fietspad hoor te fietsen, dat ik stop bij het rode licht en dat er niet op iedere plek gehangen mag worden
b) Welke socialiserende institutie zorgt waarvoor? Kies uit: familie, onderwijs, overheid of media.
1. Weten wat de laatste mode is.
2. Oefenen voor de eindtoets van groep 8.
3. Boete voor fietsen zonder licht.
4. Lief zijn voor mensen om je heen.
1. Media.
2. Onderwijs.
3. Overheid.
4. Familie.
2.3. Cultuur
Een cultuur is de verzameling van allerlei kenmerken van een groep. Je groeit op in een bepaalde cultuur. Vaak de cultuur van je familie. Een groep heeft een aantal gemeenschappelijke eigenschappen: ze spreken dezelfde taal, vinden dezelfde waarden belangrijk, vieren dezelfde feestdagen en hebben een vast aantal tradities en gewoontes.
We omschrijven cultuur dan ook het beste met de gemeenschappelijke waarden, normen, gewoonten, feestdagen en tradities van een groep.
De Nederlandse cultuur is dominant in Nederland. We hebben gemeenschappelijke waarden: vrijheid, gelijkheid, zuinigheid, vinden daarom normen als vrijheid van meningsuiting, niet discrimineren en zuinig leven belangrijk. We hebben dezelfde gewoontes: spreken dezelfde taal, gaan tussen ons achttiende en vijfentwintigste het huis uit en eten warm rond zes uur ’s avonds. Nederland kent ook een flink aantal tradities: we vieren onze verjaardagen, met oud en nieuw drinken we champagne en eten we oliebollen. Als je slaagt voor je eindexamen, hang je de vlag uit en wanneer iemand vijftig jaar wordt, zetten we een pop in de tuin. We vieren dezelfde feestdagen: Sinterklaas, Kerstmis, Pasen, Bevrijdingsdag enzovoort. Dit noemen we de dominante cultuur.
Opdracht 5
a) Hoe wordt bij jullie een verjaardag gevierd? Noem enkele belangrijke gewoonten van die dag.
Bijvoorbeeld: ontbijt op bed met cadeautjes, trakteren in de klas, ’s avonds mag jij bepalen wat er wordt gegeten.
b) Vergelijk je antwoord met die van anderen in de klas. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen?
Naast de dominante cultuur hebben we ook subculturen. Dit zijn kleinere groepen mensen met gemeenschappelijke waarden, normen, gewoonten, tradities en feestdagen. En dat zijn er veel. Zoveel dat we nog onderscheid maken in soorten subculturen.
Vijf soorten subculturen
Etnische subculturen. Groepen van een niet-Nederlandse afkomst. Bijvoorbeeld Marokkanen, Duitsers, Belgen, Surinamers of Indonesiërs.
Regionale subculturen. Groepen uit een regio, provincie, stad of dorp. Bijvoorbeeld Friezen, Tukkers, Limburgers of Amsterdammers.
Religieuze subculturen. Groepen die een godsdienst aanhangen. Bijvoorbeeld: christenen, islamieten of boeddhisten.
Generaties. Groepen die in dezelfde periode geboren zijn. Bijvoorbeeld: de patatgeneratie of de millennials.
Jeugdculturen. Groepen jongeren die zich onderscheiden van andere groepen jongeren. Bijvoorbeeld hipsters, alto’s, fitgirls en hiphoppers.
Taal is een belangrijk onderdeel van cultuur. Een eigen taal hoort dus ook bij een regionale subcultuur (dialect) of jeugdcultuur (straattaal).
Mensen willen graag ergens bij horen. We zijn “groepsdieren” en willen dus niet buiten de groep vallen. Integendeel: we willen juist bij een groep horen. Welke groepen dit zijn, wordt bepaald door je socialisatieproces. Zijn je ouders gek op voetbal? Dan zal je bij een voetbalvereniging aangemeld worden als kind. Zijn je ouders gek op muziek? Dan zit je sneller op bijvoorbeeld gitaarles.
Wanneer je je niet thuis voelt in de dominante jongerencultuur, sluit je je misschien aan bij een andere jeugdcultuur zoals de alto’s of de hipsters. Als je maar ‘ergens’ bij hoort.
Subculturen zijn dus erg bepalend in je socialisatieproces. De sportvereniging, de scouting, de vriendengroep, maar ook het voelen dat je een Amsterdammer, een Fries, een tukker, een christen of moslim bent zijn dus belangrijke onderdelen van wie je bent en hoe jij je gedraagt. Deze socialiserende instituties doen aan cultuuroverdracht: zij brengen hun waarden over, vieren de tradities met je en jij neemt hun gewoontes over. Cultuur wordt dus van ouders op kind overgedragen. Zo blijft de cultuur bestaan.
Uiteindelijk ontwikkel je zo een eigen referentiekader. Hiermee bedoelen we je eigen waarden, normen en standpunten: de manier waarop jij naar de samenleving kijkt. Dit referentiekader is ontstaan door je ervaringen, je socialisatie en de cultuur waarin je opgroeit. Iedereen doet andere ervaringen op, wordt anders gesocialiseerd en daarmee is je referentiekader dus uniek.
Opdracht 6
a) Leg uit. Waarom willen mensen graag bij een subcultuur horen?
Bijvoorbeeld: Mensen zijn graag in de buurt van andere mensen. Ze willen ergens bij horen.
b) Waarom is cultuur een belangrijk onderdeel van het socialisatieproces? Gebruik het woord cultuuroverdracht in je antwoord.
Bijvoorbeeld: De waarden, normen en gewoonten van de (sub)cultuur worden via cultuuroverdracht door je ouders, de sportvereniging en je leraren aan je geleerd.
c) Waarom verschillen mensen binnen een cultuur nog van elkaar? Gebruik het woord referentiekader in je antwoord.
Bijvoorbeeld: Mensen ontwikkelen een eigen referentiekader. Deze verschillen omdat niet iedere persoon dezelfde socialiserende instituties en subculturen om zich heen heeft.
1. Wat is een voorbeeld van leren door imitatie?
Correct!Wrong!
2. Wat zijn socialiserende instituties voor kinderen van 5 jaar oud?
Correct!Wrong!
3. Wat is de betekenis van internalisatie?
Correct!Wrong!
4. Het overdragen van waarden en normen van ouder op kind noemen we:
Iedereen in onze samenleving is uniek. Mensen zijn niet gelijk aan elkaar, iedereen heeft zijn eigen socialisatie en groeit op binnen zijn cultuur. De één is man, de ander vrouw. De één is moslim, de ander christen. De één is brandweerman, de ander chirurg. De één heeft een groot huis, de ander een klein huis. Hierdoor is er sprake van ongelijkheid in onze maatschappij.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe een maatschappelijke positie tot stand komt en hoe iemand deze kan veranderen.
Uitleggen dat belangentegenstellingen ontstaan vanuit een maatschappelijke positie.
Uitleggen wat de overheid doet aan het bestrijden van sociale ongelijkheid.
3.1. Maatschappelijke positie
Het is mens eigen om je te vergelijken met anderen. Het is zelfs een belangrijk onderdeel van socialisatie (aanleren van gedrag), maar dan zie je ook de verschillen. Er is altijd sprake van hoger of lager, beter of slechter en sterker of zwakker. We koppelen deze woorden voortdurend aan anderen en aan onszelf. Een klasgenootje is zwak als hij huilt, de buurjongen heeft een hoger salaris en je zus is beter in tennis. Kortom we vergelijken onszelf en proberen hoger/beter/sterker te zijn dan de ander. Het versterkt ons gevoel van status.
Opdracht 1
a) Geef een eigen voorbeeld van status en een eigen voorbeeld van aanzien.
Status: De burgemeester heeft een belangrijke positie in een dorp. Hij heeft een hoge status.
Aanzien: Sinds Epke Zonderland een olympische medaille heeft gewonnen, heeft hij veel aanzien.
b) Is status voor jou belangrijk? Probeer met een voorbeeld uit te leggen waarom wel of niet.
Bijvoorbeeld: Ik vind status wel belangrijk, omdat ik graag zie dat mensen positief over mij zijn. Of: Ik vind status niet belangrijk, omdat het mij niet uitmaakt hoe mensen over mij denken.
De plek die je inneemt in onze maatschappij noemen we je maatschappelijke positie. Je maatschappelijke positie hangt af van je beroep, opleiding en inkomen. Hoe beter je maatschappelijke positie, hoe meer status in de maatschappij.
Helaas lukt het niet iedereen om de maatschappelijke positie te verkrijgen die je wilt. Sommige mensen hebben weinig kansen in het leven. Deze mensen noemen we kansarm. Andere mensen zijn kansrijk.
KANSARM EN KANSRIJK
Kansarm
Je bent kansarm als je weinig kansen hebt in het leven. Je hebt hierdoor vaak minder inkomen, en je bent mogelijk niet tevreden met je beroep en je maatschappelijke positie.
Kansrijk
Je bent kansrijk als je veel kansen hebt in je leven. De kans is groot, dat jij kan bereiken wat je wilt. Je bent tevreden met je maatschappelijke positie, je beroep en je inkomen.
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Denk je dat Fatima veel of weinig kansen gehad heeft in haar leven? Leg uit.
Weinig, want ze is uit huis geplaatst.
b) Denk je dat Hessel veel of weinig kansen gehad heeft in zijn leven? Leg uit.
Meer dan Fatima, hij is bijvoorbeeld nooit in een nachtopvang geweest.
c) Hessel zegt we ervoor moeten oppassen dat “armoede erfelijk is” (minuut 6:00). Wat bedoelt hij daarmee?
Dat als ouders weinig geld en kansen hebben, dat kinderen dan vaak ook weinig kansen krijgen en in armoede leven.
d) Hoe denk je dat iemand zoals Fatima geholpen zou kunnen worden?
Bijvoorbeeld: Tijdelijk een gratis woning geven, totdat ze genoeg verdient om het terug te betalen. Of: Helpen met het zoeken naar een beter betaalde baan.
Er zijn verschillende redenen waarom een persoon kansarm of kansrijk is.
WAT MAAKT EEN PERSOON KANSRIJK?
Aangeboren eigenschappen
Kun je goed leren? Ben je een doorzetter? Of ben je heel creatief? Dit maakt jou kansrijk.
Maar ben je geboren met een beperking? Dit maakt jou kansarm.
Aangeleerde eigenschappen
Ben je goed in sport of muziek maken? Of heb je een bijbaantje waar jij veel nieuwe dingen leert? Dit maakt jou kansrijk.
Of heb je nooit geleerd hoe je goed je huiswerk kunt leren? Dit maakt jou kansarm.
Omgevingsfactoren
Heb je een fijne thuissituatie? En heb je kennissen, buren of familie die jou kunnen helpen met schoolwerk? Dit maakt jou kansrijk.
Of kunnen je ouders geen bijles betalen? Of woon je in een onveilige wijk? Dit maakt jou kansarm.
Discriminatie
Discriminatie is iemand in gelijke gevallen ongelijk behandelen, bijvoorbeeld vanwege je leeftijd, geslacht, seksuele voorkeur of bevolkingsgroep. Iemand die wordt gediscrimineerd, is <em>kansarm</em>.
Sommige mensen hebben heel veel kansen in het leven, en andere juist weinig. Dit noemen we: sociale ongelijkheid. Er is een verschil in rijkdom, kennis en kansen binnen de verschillende groepen in de samenleving.
Opdracht 3
a) Leg met een voorbeeld uit hoe sociale ongelijkheid ontstaat.
Sociale ongelijkheid ontstaat wanneer iemand ontslagen wordt. Of: sociale ongelijkheid ontstaat doordat de één in een rijker gezin wordt geboren, dan de ander.
b) Noem twee gevolgen van sociale ongelijkheid.
1. Mensen met een lagere maatschappelijke positie plegen sneller strafbare feiten. 2. Er ontstaan grote verschillen in de samenleving tussen rijk en arm. 3. Mensen met een lagere maatschappelijke positie moeten meer moeite doen om een hogere positie te krijgen.
c) Bekijk de video bovenaan deze les. Is er bij deze gezinnen sprake van sociale ongelijkheid?
Ja. De gezinnen hebben ondanks dat ze werken, toch onvoldoende inkomsten om goed rond te kunnen komen.
3.2. Belangentegenstellingen
Sociale ongelijkheid zorgt ervoor dat de belangen van mensen ook kunnen verschillen. Een belang is iets waar je voordeel uit haalt. Mensen met een hoog inkomen hebben bijvoorbeeld belang bij een lagere belasting , terwijl mensen met een laag inkomen juist weer belang hebben bij een beetje extra geld van de overheid.
Hierdoor ontstaan belangentegenstellingen. Mensen met een goed inkomen, willen vaak niet dat al hun geld naar de belasting toe gaat. Een heel ander belang dan mensen met minder geld, die de steun van de overheid hard nodig hebben. Het gaat niet altijd om geld. Het opvangen van vluchtelingen leidt ook vaak tot belangentegenstellingen. Hoeveel geld moet de overheid besteden aan de opvang van vluchtelingen? En waar gaan we vluchtelingen opvangen?
Strijd om de publieke ruimte: steden eisen na corona stoep terug van horeca
Moeten terrassen die tijdens corona mochten uitbreiden nu weer ingeperkt worden? In meerdere steden woedt nu een ‘strijd om de stoep’ tussen horecazaken en gemeentebesturen.
Tijdens de coronacrisis besloten meerdere steden dat zaken hun terras mochten uitbreiden. In Amsterdam werd die maatregel tot oktober dit jaar verlengd, zodat de horecagelegenheden hun coronaverliezen kunnen compenseren. Nu komt burgemeester Halsema dus terug van die verlenging voor twee buurten. Horecaondernemers in de buurt zeggen overvallen te zijn door het besluit.
a) Leg in je eigen woorden uit wat er met een belangentegenstelling wordt bedoeld.
Bijvoorbeeld: Wanneer mensen het oneens zijn met elkaar, omdat iets anders voor ze belangrijk is.
b) Noem een belang van je ouders/verzorgers als het gaat om jouw opvoeding.
Dat ik me netjes gedraag, als ik bij anderen te gast ben. Of: Dat ik goed naar ze luister, wanneer ze iets vragen.
c) Noem een belang van de school als het gaat om jouw voortgang.
Dat je aanwezig bent tijdens de lessen. Of: Dat je vragen stelt als je iets niet snapt.
3.3. Sociale mobiliteit
Wanneer je verandert van maatschappelijke positie noemen we dit sociale mobiliteit. Je positie verandert door een studie af te ronden, een stijging van je inkomen of door je levensstijl aan te passen.
Ieder mens maakt in zijn leven sociale mobiliteit mee. Afhankelijk van je afkomst start je op een kansrijke of kansarme positie. Je afkomst is onmogelijk te veranderen maar bepaalt wel je startsituatie. Daarom is het voor migranten of kinderen die uit gezinnen moeilijker om van maatschappelijke positie te veranderen. Deze groep moet dus harder werken om hetzelfde te kunnen bereiken.
Om van maatschappelijke positie te veranderen, heb je kansen nodig: de kans om te gaan studeren, de kans op een baan, de kans om van levensstijl te veranderen. De overheid heeft zichzelf als taak opgelegd om mensen deze kansen aan te bieden en sociale ongelijkheid tegen te gaan.
De overheid stimuleert dit met een aantal maatregelen. Onderwijs is gratis of goedkoop. Ook zijn er belastingvoordelen voor arme mensen, zoals goedkoper huren en goedkopere gezondheidszorg en gratis maatschappelijk werk of schuldhulpverlening om uit de problemen te komen.
Opdracht 5
a) Leg in je eigen woorden uit wat sociale mobiliteit betekent.
Bijvoorbeeld: Het veranderen van maatschappelijke positie. Je krijgt bijvoorbeeld meer of juist minder inkomen.
b) Leg uit dat iedereen in zijn leven te maken krijgt met sociale mobiliteit.
Iedereen gaat naar school. Iedereen verandert van baan. Iedereen gaat een keer met pensioen.
c) Geef een voorbeeld van een manier waarop de overheid probeert sociale ongelijkheid tegen te gaan.
Basis- en voortgezet onderwijs is gratis of goedkoop. Belastingvoordelen voor arme mensen. Gratis maatschappelijk werk of schuldhulpverlening om uit de problemen te komen.
Opdracht 6
a) Bekijk de bovenstaande video. Wat doen de organisaties Weekend Academie, Petje Af en de IMC Weekendschool?
Zij bieden extra onderwijs en ondersteuning aan kinderen om hun plek in de samenleving beter te kunnen vinden.
b) Waarom zijn deze organisaties belangrijk als het gaat om sociale mobiliteit?
Hierdoor krijgen de jongeren de kans om op andere plekken te kijken en te komen, dan waar ze door hun afkomst mogelijk terecht zouden komen.
1. Een maatschappelijke positie ontstaat door:
Correct!Wrong!
2. Wanneer je je maatschappelijke positie niet makkelijk kunt veranderen, noemen we dat:
Correct!Wrong!
3. Een voorbeeld van een belangentegenstelling is:
Correct!Wrong!
4. Wat doet de overheid NIET om voor gelijke kansen te zorgen?
In de eerste les hadden we het al over geschreven regels en ongeschreven regels. Maar hoe komen we aan die regels? En waarom houdt iedereen zich eraan? Dat we ons aan afspraken houden en doen wat andere mensen aan ons vragen, heeft te maken met macht.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke machtsmiddelen er zijn en er enkele voorbeelden bij kunnen bedenken.
Weten dat de Grondwet belangrijk is voor een rechtsstaat.
Uitleggen hoe en waarom we in Nederland regels en wetten maken.
4.1. Macht
Met macht heb je de mogelijkheid om het gedrag van anderen te sturen. Zo kan de wijkagent jou een boete geven als je vuil op straat weggooit. Je ouders kunnen je huisarrest geven wanneer je voor de zoveelste keer te laat thuis komt. De wijkagent gaat er vanuit dat je het door die boete wel laat om iets op straat te gooien. Je ouders hopen dat je door die straf nooit meer te laat komt.
Bekende mensen, bijvoorbeeld voetballers als Ronaldo en Messi, of een zangeres zoals Beyoncé, hebben door hun invloed ook macht. De voetbalschoenen van deze sporters gaan als zoete broodjes over de toonbank en soms kan een artiest invloed hebben als hij of zij ergens voor staat.
Er zijn een aantal manieren waarop je macht kan hebben. We noemen ze machtsmiddelen.
Voorbeelden van machtsmiddelen
Vanuit een beroep of functie. Iemand die wettelijk macht over je heeft. Zoals een politieagent, leraar of je ouders.
Vanuit kennis en deskundigheid. Iemand die ergens veel verstand van heeft. Zoals een chirurg, een hoogleraar of wetenschapper.
Vanuit gezag en charisma. Iemand is heel goed in het overtuigen van anderen. Zoals een politicus die je overhaalt op hem te stemmen of een vriendin die je ompraat om mee te gaan naar een feest.
Toegang tot politici. Misschien sta je dichtbij een politicus en kun je hem namens jou invloed laten uitoefenen.
Toegang tot media. Misschien heb je contacten met media en kun je deze inschakelen om erover te berichten.
Overleggen en adviseren aan overheidsorganisaties. Misschien word je door de overheid gevraagd om deel te nemen aan een overleg.
Door middel van de grootte van een groep. Als veel mensen zich ergens voor of tegen uitspreken, is de kans groot dat zij daarmee iets kunnen veranderen. Denk aan stakingen of protesten.
Door middel van financiële middelen. Met geld dat je moet betalen of juist ontvangen. Je houdt je aan de snelheid, anders krijg je een boete. En je doet je werk goed, anders krijg je geen salaris.
Opdracht 1
a) Bedenk zelf twee voorbeelden waarin iemand macht heeft over de ander.
Bijvoorbeeld: 1. Een rechter kan beslissen iemand een straf op te leggen. 2. Je doet precies wat de coach zegt. 3. Het is 4 tegen 2 als jullie beslissen waar jullie dit weekend gaan afspreken.
b) Bekijk de video bovenaan de pagina. Van welke mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de politiek maken de jongeren met de klimaatmars gebruik?
c) Wat zouden deze jongeren nog meer kunnen doen om voor hun standpunt op te komen?
Opdracht 2
Geef bij de onderstaande nieuwsartikelen aan welk machtsmiddel is ingezet om macht uit te oefenen.
De belangrijkste wetten van Nederland staan in de Grondwet. De Grondwet begint met de rechten die alle Nederlanders hebben, bijvoorbeeld recht op gelijke behandeling (artikel 1), of het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7). Daarnaast moeten we bepaalde dingen. Dit noemen we plichten. Je hebt bijvoorbeeld de plicht om te gaan werken, of simpeler de plicht om je aan de regels te houden.
In de Grondwet staat ook dat alle macht in Nederland niet bij één persoon of groep mag liggen. We hebben een scheiding van machten.
SCHEIDING VAN MACHTEN
Wetgevende macht
Volksvertegenwoordigers stemmen over wetsvoorstellen. Deze komen vanuit henzelf, of vanuit bestuurders. De Tweede Kamer zit in de wetgevende macht.
Uitvoerende macht
Bestuurders zorgen voor het dagelijks bestuur. Ze schrijven wetten en leggen deze ter goedkeuring voor aan de wetgevende macht. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wetten. Ministers zitten in de uitvoerende macht.
Rechterlijke macht
Onafhankelijke rechters oordelen of politici en burgers zich aan de wet houden en bestraffen hen als dat nodig is.
Opdracht 3
Geef van de onderstaande voorbeelden aan of ze horen bij: de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de rechterlijke macht.
1. De Belastingdienst controleert of iemand netjes zijn belastingen betaalt.
2. Alle kinderen hebben verplicht gymles.
3. De meeste politici stemden voor het aannemen van het wetsvoorstel.
4. Een manager van een bank moet de cel in vanwege fraude.
1. Uitvoerende macht.
2. Uitvoerende macht.
3. Wetgevende macht.
4. Rechterlijke macht.
Met de scheiding van machten is Nederland een echte rechtsstaat. Er is een Grondwet met rechten die de burgers beschermen tegen een te grote macht van de overheid. Dit klinkt misschien raar in deze tijd: we hoeven toch niet bang te zijn voor de overheid? Maar bedenk je eens dat een koning vroeger in zijn eentje kon beslissen dat jij de gevangenis in moest, alleen omdat hij vond dat jij iets slechts had gedaan.
Kenmerken van een rechtsstaat
Alle burgers zijn voor de wet gelijk, zoals beschreven staat in artikel 1 van de Grondwet.
Er zijn grondrechten die de vrijheid van burgers beschermen, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, recht op privacy en de vrijheid van godsdienst.
Niemand heeft alle macht in Nederland. Er is sprake van een machtenscheiding: de rechterlijke macht is onafhankelijk van de uitvoerende en wetgevende macht.
Ook de overheid moet zich aan de wet houden. De regering en de politie mogen dus niet de wet overtreden. De rechterlijke macht is onpartijdig en onafhankelijk.
Opdracht 4
a) Bedenk een situatie waarin je beschermd moet worden tegen de macht van de overheid.
Bijvoorbeeld: Als de politie je verdenkt van een misdrijf, terwijl jij onschuldig bent.
b) Waarom is het belangrijk dat een rechter onafhankelijk is van de uitvoerende macht?
Bijvoorbeeld: Een rechter moet een eerlijk oordeel geven of de wet is overtreden.
c) Wat kan een burger doen wanneer de overheid de wet overtreedt?
Wanneer het een strafbaar feit uit het Wetboek van Strafrecht betreft, kun je aangifte doen. Je kunt ook met behulp van een advocaat de overheid aanklagen via de rechtbank.
4.3. Politieke besluitvorming
In Nederland worden nieuwe regels en wetten altijd volgens dezelfde stappen gemaakt en ingevoerd. We noemen dit proces politieke besluitvorming. Politieke besluitvorming bestaat uit vier fases:
Vier fases van politieke besluitvorming
Agendavorming
Beleidsvoorbereiding
Beleidsbepaling
Beleidsuitvoering
Fase 1: Agendavorming Het besluitvormingsproces begint vaak met een maatschappelijk vraagstuk. Burgers of organisaties willen dat de politiek iets aan dit probleem doet. Ze proberen het onderwerp op de politieke agenda te krijgen. Dit doen ze door bijvoorbeeld actie te voeren en de media in te schakelen.
Fase 2: Beleidsvoorbereiding Het dagelijks bestuur en politieke partijen bedenken een eigen standpunt over het maatschappelijk vraagstuk.
Fase 3: Beleidsbepaling Het dagelijks bestuur presenteert een wetsvoorstel of maatregel. Vaak is een voorstel een compromis, want om een meerderheid te halen in de volksvertegenwoordiging, moeten meerdere partijen het met elkaar eens zijn. De volksvertegenwoordigers kunnen nog voorstellen om iets aan het voorstel te wijzigen, maar uiteindelijk stemmen ze voor of tegen het wetsvoorstel.
Fase 4: Beleidsuitvoering Als de wet of maatregel is aangenomen door de volksvertegenwoordiging gaan de ambtenaren het uitvoeren.
Opdracht 5
Wat zijn op dit moment problemen die op de politieke agenda staan? Zoek er twee op via nieuwssites.
Bijvoorbeeld: De Coronacrisis, klimaatverandering, het lerarentekort, het gebrek aan personeel in de zorg, of dat Engeland uit de Europese Unie stapt.
Opdracht 6
a) Leg in je eigen woorden uit wat een compromis is.
Bij een compromis proberen partijen het samen eens te worden, door hun standpunt aan te passen.
b) Waarom moeten er in de politiek vaak compromissen worden gesloten?
Er is nooit één partij die alle macht heeft. Partijen hebben verschillende standpunten, waardoor ze het vaak niet (helemaal) met elkaar eens zijn.
1. Wanneer mensen massaal gaan staken voor een hoger loon, dan is dat een voorbeeld van:
Correct!Wrong!
2. Wat staat er in de Grondwet?
Correct!Wrong!
3. GEEN kenmerk van de rechtsstaat is:
Correct!Wrong!
4. Wanneer een onderwerp op de politieke agenda staat, dan zit de besluitvorming in:
De vorige les ging over macht en regels. Het is de politiek die de regels maakt. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de wetgevende macht. In de wetgevende macht zitten de volksvertegenwoordigers. Zij stemmen over nieuwe wetgeving en kunnen zelf met een wetsvoorstel komen. Een volksvertegenwoordiging is een belangrijk kenmerk van een democratie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat een parlementaire democratie is.
Weten hoe Nederland wordt bestuurd.
Uitleggen hoe burgers invloed kunnen uitoefenen op de politiek.
5.1. Parlementaire democratie
In een democratie zijn het de burgers die beslissen over hoe en door wie hun land wordt bestuurd. In Nederland hebben we een parlementairedemocratie. In een parlementaire democratie hebben burgers invloed op de politiek via verkiezingen. Tijdens verkiezingen kiezen wij volksvertegenwoordigers die namens ons de besluiten nemen. Een parlementaire democratie betekent dus dat het volk mee regeert door middel van volksvertegenwoordigers.
Kenmerken van een parlementaire democratie
Er is algemeen kiesrecht: iedere Nederlander boven de 18 mag stemmen.
Er zijn vrije en geheime verkiezingen: je bent niet verplicht om te gaan stemmen en niemand hoeft te weten waar je op hebt gestemd.
De volksvertegenwoordigers hebben de macht namens de burgers: burgers stemmen op volksvertegenwoordigers en zij proberen de burgers te vertegenwoordigen.
Het parlement kan de regering ter verantwoording roepen: het parlement kan aan de regering vragen waarom er bepaalde keuzes zijn gemaakt of aan de bel trekken als de regering haar werk niet goed doet.
Het parlement neemt de beslissing over wetsvoorstellen: de Eerste en Tweede Kamer stemmen over nieuwe wetten. De meeste stemmen gelden.
Het parlement beslist met meerderheid van stemmen: in de Eerste en Tweede Kamer moet een meerderheid van de stemmen de doorslag geven of een wet wordt aangenomen of niet.
De macht van bestuurders is vastgelegd in wetten: ook parlementsleden en ministers moeten zich aan de wet houden.
Burgers hebben mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming: dit doen zij bijvoorbeeld door te stemmen, maar zij kunnen ook politici een mailtje sturen of protesteren.
Het is belangrijk om te weten, dat wetten en regels alleen doorgaan als een meerderheid van de volksvertegenwoordigers voor het besluit is. Ook moeten we in een parlementaire democratie rekening houden met minderheden. Iedere burger heeft rechten en we zijn voor de wet allemaal gelijk.
Algemeen kiesrecht
Tot 1917 mochten alleen bemiddelde en goed opgeleide mannen stemmen. In 1917 kregen álle mannen vanaf 25 jaar kiesrecht. Het aantal stemgerechtigden nam hierdoor toe met 40 procent. Ook kregen in 1917 vrouwen het recht om zich verkiesbaar te stellen (het passieve kiesrecht). In 1919 volgde een nog grotere uitbreiding van het aantal kiezers: toen kregen vrouwen ook het recht om zelf te kiezen.
Waarom zijn volksvertegenwoordigers in een democratie onmisbaar?
In een democratie beslissen de burgers. Volksvertegenwoordigers beslissen namens de burgers.
Opdracht 2
Welk kenmerk van de parlementaire democratie is op de onderstaande voorbeelden van toepassing? Zet ze naast elkaar.
Soms passen er meerdere kenmerken bij één voorbeeld.
Nederland kent drie belangrijke nationale bestuurslagen: de gemeente, de provincie en het rijk. Ook is Nederland onderdeel van de Europese Unie. Deze aparte bestuurslaag heeft ook invloed op de regels en wetten.
Iedere bestuurslaag heeft een uitvoerende macht en een wetgevende macht. De uitvoerende macht noemen we het dagelijks bestuur en de wetgevende macht de volksvertegenwoordigers.
5.2.1. Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur heeft drie taken, waar ze zich dagelijks mee bezig houdt.
Taken van het dagelijks bestuur
Nieuwe wetten maken.
Bestaande wetten uitvoeren.
Opstellen van een begroting.
Het dagelijks bestuur van het land noemen we het kabinet. In het kabinet zitten ministers die ieder verantwoordelijk zijn voor een eigen ministerie. Je hebt bijvoorbeeld het ministerie van Defensie dat zich bezighoudt met het leger, het ministerie van Sociale Zaken dat zich bezig houdt met de pensioenen en het ministerie van Volksgezondheid dat zich bezig houdt met de gezondheidszorg.
Opdracht 3
Bekijk de bovenstaande video. Naast het begrip kabinet spreken we vaker over de regering. Toch zijn de begrippen kabinet en regering verschillend.
Wat is het verschil tussen regering en kabinet? Leg dit duidelijk uit.
In de regering zit de koning met de ministers. In het kabinet zitten de ministers en de staatssecretarissen. Omdat de koning zich niet met het bestuur van Nederland bemoeit, spreken we vaker over het kabinet als het gaat om het bestuur van Nederland.
Ministers worden bijgestaan door ambtenaren, zij voeren de werkzaamheden namens het ministerie uit. Zij zorgen er bijvoorbeeld voor dat de wegen goed begaanbaar zijn, eindexamens voor leerlingen worden gemaakt of controleren de kwaliteit van ons eten en drinken.
5.2.2. Volksvertegenwoordigers
De volksvertegenwoordigers hebben twee taken.
Taken van de volksvertegenwoordigers
Controlerende taak
Wetgevende taak
Met de controlerende taak hebben ze mogelijkheden om het dagelijks bestuur te controleren. Zo kunnen ze vragen stellen die ministers moeten beantwoorden, hebben ze invloed waar het geld naar toe gaat en kunnen ze zelfs bestuurders (zoals een minister) wegsturen. Met de wetgevende taak hebben ze de mogelijkheid om zelf wetten schrijven, wetten aan te passen en te stemmen over nieuwe wetsvoorstellen.
Opdracht 4
Geef bij de onderstaande voorbeelden aan of het gaat om een controlerende of wetgevende taak.
1. De Tweede Kamer heeft kritiek op de begroting van het leger.
2. De PvdA stelt een wijziging aan een wetsvoorstel voor.
3. Het wetsvoorstel wordt met 81 van de 150 stemmen aangenomen.
4. Op dinsdagmiddag is het vragenuurtje in de Tweede Kamer.
5. Partij voor de Dieren komt met een wetsvoorstel over varkensstallen.
1. Controlerende taak.
2. Wetgevende taak.
3. Wetgevende taak.
4. Controlerende taak.
5. Wetgevende taak.
De meeste mogelijkheden (zoals een minister wegsturen, of een wet aan te passen) kunnen alleen doorgaan als een meerderheid van de volksvertegenwoordigers het ermee eens is.
De volksvertegenwoordigers van het land, noemen we het parlement. Het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft 75 zetels (stoelen) en de TweedeKamer heeft er 150. De mensen die in het parlement zitten, noemen we volksvertegenwoordigers. Ze zijn door het volk gekozen.
Voor de Tweede Kamerverkiezingen kun je je verkiesbaar stellen bij een politieke partij. Eenmaal gekozen, ben je dus een volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer voor een politieke partij. Een ander woord voor volksvertegenwoordiger is Kamerlid. Ieder Kamerlid heeft een eigen specialisme en is de woordvoerder voor dat onderwerp (bijvoorbeeld: milieu, onderwijs of de gezondheidszorg).
Kamerleden zijn voortdurend met elkaar in debat, zij hebben andere ideeën over de samenleving en discussiëren daarover. Uiteindelijk wordt er gestemd en alleen die ideeën die de meerderheid halen (minimaal 76 zetels), worden uitgevoerd.
Opdracht 5
a) Kijk eens in De agenda van de Tweede Kamer of er op dit moment of binnenkort een debat in de Tweede Kamer is. Waar gaat dit debat over?
Bijvoorbeeld: Het vragenuurtje of een stemming. Die gaan over verschillende onderwerpen. Maar er zijn ook debatten die weer bij een ministerie horen, over bijvoorbeeld stikstof of migratie.
b) Kijk op Debat Direct van de Tweede Kamer naar een debat. Waar ging dit debat over?
Bijvoorbeeld: Over opvang van migranten in Ter Apel.
c) Omschrijf bij vraag a) of b) uitgebreid wat je ziet. Vertel bijvoorbeeld over de zaal, het aantal mensen, hoe praten ze met elkaar.
Bijvoorbeeld: Er zijn maar een paar mensen aanwezig. Het is niet in de grote zaal, maar in een kleinere zaal. Ze praten allemaal omstebeurt via de voorzitter.
5.3. Invloed op de politiek
Ondanks de verkiezingen die we in Nederland organiseren, hebben veel mensen in onze samenleving het gevoel dat ze niet worden betrokken bij de politieke besluitvorming van Nederland. We spreken van een kloof tussen burger en politiek: burgers missen het vertrouwen dat politici de juiste keuzes maken.
Toch zijn er voor burgers manieren om invloed uit te oefenen. De acht mogelijkheden zijn:
Stemmen of zelf meedoen aan verkiezingen,
Contact opnemen met politici,
Lidmaatschap van en meedoen bij een politieke partij of een belangengroep/pressiegroep,
Oprichten van een politieke partij of een belangengroep/pressiegroep,
Openlijke actie: zoals demonstreren of protesteren,
Indienen van een officiële klacht of naar de rechter stappen,
De media inschakelen,
Een petitie starten.
De laatste manier, een petitie starten, is eigenlijk een soort handtekeningenactie. Je neemt een bepaald standpunt over een onderwerp in en je vraagt aan zoveel mogelijk mensen om dit standpunt te steunen door middel van een handtekening. Vaak wordt een handtekeningenactie aangeboden aan een Kamerlid in de Tweede Kamer. Hoe meer mensen de handtekeningenactie steunen, hoe groter de kans is dat een Kamerlid hier iets mee zal doen.
Staking KLM-personeel zorgt voor chaos op Schiphol
Grondmedewerkers van KLM hebben vanochtend op Schiphol hun werk neergelegd. De staking veroorzaakt chaos op de luchthaven, die vandaag de drukste dag in jaren beleefd.
Werknemers zouden volgens de vakbond „zeer duidelijk” hebben aangegeven de enorme werkdruk niet meer te zullen accepteren. „Werknemers zijn woedend over de slechte arbeidsvoorwaarden, enorme werkdruk en het plan om afhandelingsactiviteiten deels te gaan uitbesteden”, schrijft Joost van Doesburg van FNV op Twitter.
a) Wat willen de personeelsleden van KLM bereiken?
Betere arbeidsvoorwaarden en minder werkdruk.
b) Welke mogelijkheden gebruiken ze daarvoor?
Dit doen ze door te staken (openlijke actie).
c) Wat zouden de personeelsleden van KLM nog meer kunnen doen om invloed uit te oefenen?
Bijvoorbeeld: naar de rechter stappen, contact zoeken met politici, een petitie starten of de media opzoeken.
1. Hoe komt Nederland aan volksvertegenwoordigers?
Correct!Wrong!
2. Wat is GEEN kenmerk van een parlementaire democratie?
De media zijn een van de socialiserende instituties. De media bepalen voor een deel hoe jij naar de wereld en andere mensen in de samenleving kijkt. Je kunt je bijvoorbeeld een beeld vormen van een Amerikaan of een Japanner, zonder dat je ooit maar in Amerika of Japan bent geweest. Je vormt je beeld bijvoorbeeld uit films, tijdschriften of series. Dit noemen we beeldvorming.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat rolpatronen, stereotypen en vooroordelen zijn en hierbij enkele voorbeelden kunnen noemen.
Uitleggen dat selectieve waarneming invloed heeft op onze beeldvorming.
Uitleggen dat discriminatie kan ontstaan door beeldvorming.
6.1. Vooroordelen
Onze beeldvorming komt alleen niet altijd overeen met de werkelijkheid. Het beeld dat vrouwen vooral mooi moeten zijn, zorgt ervoor dat veel meiden en jongen vrouwen vaak onzeker zijn over hun uiterlijk. Zij baseren het ideale uiterlijk op beelden uit de media. Maar zijn deze beelden wel zo eerlijk?
De media creëren onbedoeld vooroordelen. Een vooroordeel is een oordeel dat niet overeenkomt met de werkelijkheid. Een meisje dat geen make-up draagt, is niet lelijk. Een jongen met een bril is geen nerd en een man met een witte jas hoeft geen dokter te zijn.
Beeldvorming klopt dus niet altijd. Zo wil iemands geslacht of afkomst niets zeggen over iemands kwaliteiten. Iemands niveau op de middelbare school zegt niet of die persoon dom of slim is. En iemand met een lichamelijke beperking kan heel veel dingen wél. We hebben vaak last van negatieve vooroordelen. Mensen geven snel een oordeel over iets of iemand op basis van hun gevoel, in plaats van het daadwerkelijk te weten.
Opdracht 1
a) Welke vooroordelen had jij toen je op deze school kwam?
Bijvoorbeeld: Er zitten vooral kakkers, het zijn allemaal boeren of iedereen doet hier zich anders voor. Of: de leraren zijn hier streng, er wordt hier veel gepest of ze doen nooit leuke dingen op school.
b) Welke vooroordelen hebben mensen vaak over jou?
Bijvoorbeeld: Ze denken dat ik altijd boos ben, omdat ik soms zo kijk. Of: Dat ik een nerd ben omdat ik mijn huiswerk altijd maak.
6.2. Discriminatie
Vroeger, in de tijd van de jagers en verzamelaars, waren vooroordelen gunstig. Je moest dicht bij je eigen groep blijven, dus zodra je iemand tegenkwam die anders was, keerde je je daar vanaf. De samenleving is flink veranderd en een vooroordeel zorgt nu vaak voor een onterechte inschatting.
Soms kan beeldvorming dus leiden tot discriminatie. Discriminatie is iemand in gelijke gevallen ongelijk behandelen. Mensen die discrimineren, handelen naar hun negatieve vooroordeel over de ander.
In de bovenstaande grafiek zie je het aantal reacties dat een mevrouw krijgt op haar sollicitatiebrief. Wanneer ze een pasfoto van zichzelf met hoofddoek meestuurt, krijgt ze duidelijk minder reacties op haar brief.
Opdracht 2
Bekijk de grafiek hierboven.
a) Welke vooroordelen zouden werkgevers kunnen hebben bij mensen met een migrantenafkomst?
Bijvoorbeeld: Dat ze de taal niet spreken. Dat ze de mensen en hun cultuur niet kennen.
b) Waarom leidt deze vorm van discriminatie tot problemen?
Mensen komen zo niet aan het werk, of doen werk dat onder hun niveau ligt. Ze zijn teleurgesteld in de Nederlandse samenleving.
6.3. Rolpatronen
Wanneer beeldvorming wordt bevestigd heet dat een rolpatroon. Een rolpatroon is het gedrag laten zien dat wordt verwacht: Jongens zijn stoer, meisjes zijn lief. Mannen zorgen voor geld, vrouwen zorgen voor het huishouden. Deze traditionele ideeën zijn in werkelijkheid anders, maar de media houden dit stereotype beeld mede in stand. Want dat is makkelijk.
Bekijk de video bovenaan deze les. Je hebt geen uitleg nodig om te begrijpen dat de man (de vader) werkt en de vrouw (de moeder) voor het huishouden zorgt.
Een rolpatroon bepaalt niet alleen je gedrag, maar ook je kleding, lichaamshouding en taalgebruik. Een huisarts kleedt zich op haar werk anders dan in haar vrije tijd. En een politieagent spreekt zijn kinderen op een andere manier aan, dan hij doet wanneer hij een verdachte aanhoudt. Mensen vinden een rolpatroon prettig. Het zegt je namelijk hoe je je moet gedragen: een politicus moet een net pak aan, het restaurantpersoneel doet altijd heel vriendelijk en als grote broer of zus voel je je verantwoordelijk wanneer je met je broertjes of zusjes op pad bent.
Opdracht 3
a) Leg uit waarom media graag gebruik maken van rolpatronen.
Dan weten mensen precies wat er wordt bedoeld.
b) Geef twee eigen voorbeelden van een veelvoorkomend rolpatroon.
Bijvoorbeeld: 1. Een bouwvakker is een man. 2. Een gezin bestaat uit een man en een vrouw. 3. Een verpleegkundige is een vrouw.
6.4. Stereotypes
Hoewel rolpatronen zorgen dat verwachtingen kloppen, leveren ze ook een probleem op. Rolpatronen geven namelijk een veel te simpel beeld van hoe iemand zich in een bepaalde rol moet gedragen. Hierdoor ontstaan stereotypes. Een stereotype is een simpele en niet altijd kloppende verwachting van een persoon of groep. Bijvoorbeeld door één eigenschap extra uit te vergroten.
In een tv-serie is een homoseksueel vaak een uitbundig type, een blond meisje niet altijd de slimste en iemand die goed kan leren wordt vaak uitgebeeld als een sulletje. In de werkelijkheid is dat natuurlijk helemaal niet zo. Toch wordt het stereotype beeld hardnekkiger naarmate je het vaker ziet. Op die manier hebben de media invloed op de manier waarop wij naar andere mensen kijken.
Opdracht 4
Zoek in de media naar voorbeelden van stereotypen. Maak een afbeelding en omschrijf het stereotype.
Zoek maar eens op “meisjesspeelgoed” op Google.
6.5. Selectieve waarneming
We worden dagelijks overspoeld met beelden. We proberen groepen en mensen te versimpelen met behulp van stereotypes, maar dan nog is het onmogelijk om alle informatie die je dagelijks tot je krijgt, op te nemen. Ieder mens heeft “last” van selectieve waarneming. Je maakt onbewust keuzes in welke informatie je tot je neemt. Ben jij, net als je vader, een enorme fan van Max Verstappen? Dan zal informatie daarover je eerder opvallen. Je ziet vooral datgene wat past binnen je referentiekader.
Een voorbeeld van selectieve waarneming is de volgende reclamevideo van het automerk SKODA.
Je ziet dus lang niet alles. Veel van onze keuzes over wat we willen waarnemen, maken we zelf. Die keuze is dan gebaseerd op wat mensen verwachten of van ons vragen. Vaak onthouden we datgene wat we al kennen en valt dat ons eerder op. Dat is veel makkelijker om te begrijpen dan nieuwe informatie.
Opdracht 5
Doe deze opdracht met iemand anders. Bijvoorbeeld een klasgenoot, vrienden, of je ouders.
a) Ga naar de website van de Telegraaf. Besteed daar 2 minuten om door de website te bladeren en artikelen te zien (niet perse te lezen). Ga van de website af en type minimaal 5 onderwerpen op die je zijn opgevallen.
b) Vergelijk nu de onderwerpen met elkaar. Wat zijn de verschillen? Wat valt je op?
Op dezelfde website maak je dus andere keuzes. Dat is selectieve waarneming.
Opdracht 6
Leg uit hoe selectieve waarneming invloed heeft op onze beeldvorming.
Iedere persoon valt weer andere dingen op, daarom heeft iedereen een andere beeldvorming. Zelfs als je naar hetzelfde beeld kijkt.
1. Een vader in pak die om 18:00 uur thuiskomt van zijn werk is een voorbeeld van:
Correct!Wrong!
2. De beste omschrijving van selectieve waarneming is:
Correct!Wrong!
3. "Mensen met een lichamelijke handicap kunnen niet werken." Dit is:
Correct!Wrong!
4. Hoe hebben media invloed op de manier waarop wij naar mensen kijken?
Je hebt vast wel eens gehoord van het woord cultuur. De Limburgse cultuur, de Marokkaanse cultuur, de joodse cultuur of een jeugdcultuur. Maar wat wordt ermee bedoeld?
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het verschil is tussen een cultuur en een subcultuur.
Uitleggen welke soorten subculturen er zijn.
A. Cultuur is alles
Cultuur is alles? Ja! Alles wat de mensen maken en doen valt onder cultuur. De taal die we spreken, de kleren die we dragen, het eten dat we bereiden, hoe we ons huis inrichten en de liedjes die we zingen. Het is allemaal cultuur. En cultuur verschilt per plaats. Want: Niet overal spreken ze dezelfde taal, hebben ze hetzelfde geloof, zingen ze dezelfde liedjes of hebben ze dezelfde dingen in huis.
Cultuur is dus een verzameling van allerlei kenmerken van een groep. We omschrijven cultuur dan ook het beste met de gemeenschappelijke waarden, normen, gewoonten, feestdagen en tradities van een groep. De cultuur die alom aanwezig is noemen we een dominante cultuur. Je ziet het overal terug in de samenleving en de meeste mensen hebben dezelfde cultuur.
Sommige dingen zijn typisch voor de Nederlandse cultuur. Het standaardlijstje: kaas, klompen, tulpen en molens, maar bijvoorbeeld ook hoe we wijken bouwen, het tijdstip waarop we eten en het vieren van het Sinterklaasfeest zijn allemaal voorbeelden van de Nederlandse cultuur.
Opdracht 1
Bekijk deze video van Schooltv. Cabaretier Roué Verveer vertelt wat hij verrassend vond aan de Nederlandse cultuur toen hij hier in Nederland kwam wonen.
a) Noem twee dingen waar Roué verbaasd over was.
Dat je geen luide muziek kan afspelen, dat je de buren niet kent en dat het humeur van Nederlanders wordt bepaald door het weer. Dat we in Nederland de meeste boodschappen niet per kilo halen.
b) Bedenk zelf nog één voorbeeld van iets Nederlands waar buitenlanders zich over verbazen.
Opdracht 2
Zoek op internet naar een foto van een andere cultuur dan de Nederlandse.
Leg zo uitgebreid mogelijk uit waarom je voor deze foto gekozen hebt.
B. Subculturen
Naast dominante culturen hebben we ook subculturen. Dit zijn kleinere groepen met een gemeenschappelijke cultuur. En daar zijn er veel van. Want alle groepen mensen die hun eigen waarden, normen en gewoonten hebben zijn een subcultuur. We maken daarom nog onderscheid tussen vijf soorten subculturen:
1. Etnische subculturen
Het woord etniciteit (etnisch) betekent een groep met een gemeenschappelijke afkomst (een bevolkingsgroep). In Nederland wonen bijna 3 miljoen mensen met een andere afkomst. Bijvoorbeeld Duits, Belgisch, Marokkaans, Surinaams of Indonesisch. Deze mensen kennen vaak ook nog de dominante cultuur van het land van afkomst en nemen deze mee naar Nederland. Vaak voeden ze hun kinderen hier voor een deel mee op.
In de video hierboven wordt gekeken naar de cultuurkenmerken van Suriname, maar ook de Duitse, Marokkaanse of Indonesische cultuur heeft vaste kenmerken:
Duitse cultuurkenmerken
Waarden
Beleefdheid, deskundigheid, stiptheid
Gewoonten
Warme lunch, sloffen dragen in huis, met helm op fietsen
Tradities
Oktoberfeest, zondagsrust, kerstmarkt
Marokkaanse cultuurkenmerken
Waarden
Eerzaamheid, gehoorzaamheid, gastvrijheid
Gewoonten
Afdingen, zorgen voor extra eten en drinken voor onverwacht bezoek
Tradities
Toestemming ouders nodig om te trouwen, driedaagse bruiloft
Indonesische cultuurkenmerken
Waarden
Vriendelijkheid, gastvrijheid, bescheidenheid
Gewoonten
Eten met je rechterhand, bord niet leeg eten, schoenen uit in huis
Tradities
Uitgebreide bruiloften, offerrituelen, je kindertijd afsluiten met een feest
Opdracht 3
a) Bekijk de bovenstaande video. Noem drie kenmerken van de Surinaamse cultuur.
Verschillende bevolkingsgroepen, lekker eten, Surinaamse gezelligheid en grote gezinnen.
b) Bedenk van een andere etnische subcultuur wat de waarden, gewoonten of tradities zijn. Kies uit de Turkse cultuur of de Antilliaanse cultuur.
Turkse cultuur
Waarden: Gastvrijheid, trots
Gewoonten: Overal thee drinken, schoenen uitdoen in huis
Tradities: Vasten, besnijdenis, uitgebreide bruiloft
Antilliaanse cultuur
Waarden: Gastvrijheid, vrolijkheid
Gewoonten: Alles op je gemak, warme maaltijd als lunch
Tradities: Veel feesten en festivals, zoals carnaval.
2. Regionale subculturen
De provincie Friesland heeft echt zijn eigen cultuur binnen Nederland. Ze hebben een eigen taal, ze staan bekend als trots, koppig of nuchter en kennen hun eigen Friese tradities, zoals bijvoorbeeld Skûtsjesilen of Fierljeppen.
De meeste provincies hebben net als Friesland eigen cultuurkenmerken. Maar ook streken als de Achterhoek, de Waddeneilanden of Het Gooi hebben hun eigen cultuur. Een regio, dit kan een provincie, streek, stad, dorp of soms zelfs een buurt zijn, kan ook zijn eigen cultuurkenmerken hebben.
Opdracht 4
a) Bekijk de video hierboven. Bij welke subcultuur hoort de band Normaal?
De Achterhoek/Tukkers
b) Welke cultuurkenmerken komen terug in het liedje hierboven?
Dialect, kledingstijl, motoren, verwijzingen naar het boerenleven.
c) Wat zijn typische cultuurkenmerken van jouw provincie of stad?
Bijvoorbeeld Groningers: Gronings dialect, eigen feestdag het Gronings Ontzet, maar ook Sint Maarten of het notenschieten tijdens Pasen
3. Religieuze subculturen
Een religie is een ander woord voor godsdienst. Ongeveer 45% van de Nederlanders heeft een geloof. Dat zie je dan ook terug in onze samenleving.
Nederland kent drie grote godsdiensten met de meeste gelovigen: het christendom, het jodendom en de islam. Maar er zijn ook kleinere religieuze subculturen, zoals het boeddhisme, hindoeïsme of het sikhisme. Binnen een religie zijn het gebedshuis, de feestdagen en de kledingdracht belangrijk.
Jodendom
Gebedshuis
Synagoge
Feestdagen
Pesach, Jom-Kipoer
Kledingdracht
Keppeltje
Christendom
Gebedshuis
Kerk
Feestdagen
Feestdagen
Kledingdracht
Ketting met een kruisje
Islam
Gebedshuis
Moskee
Feestdagen
Offerfeest, Suikerfeest
Kledingdracht
Hoofddoek, nikab
Opdracht 5
a) Is het christendom in Nederland tegenwoordig een dominante cultuur of subcultuur volgens jou?
Subcultuur: minder dan de helft van de mensen zijn nog christelijk. Al zijn de christelijke tradities nog wel dominant aanwezig in de Nederlandse cultuur.
b) Hoe zie je het jodendom en de islam terug in de Nederlandse samenleving?
Je komt vaak in grote steden nog synagogen en moskeeën tegen. Je ziet ook sommige mensen met een keppeltje of hoofddoek lopen.
4. Jeugdculturen
In de fase tussen kind en volwassene gaan jongeren hun ouders vaak minder belangrijk vinden en hun leeftijdsgenoten juist belangrijker. Jongeren zoeken graag een groep op waar ze ‘bij kunnen horen’. Hierdoor ontstaan jeugdculturen.
Jeugdculturen zijn groepen jongeren die zich van hun ouders en andere groepen onderscheiden met eigen muziek, kleding, straattaal en omgangsvormen.
Opdracht 6
Bekijk de video hierboven. YouTuber Kalvijn neemt de populaire videoclips een beetje op de hak.
Wat zie je in deze videoclip terug, wat je ook in al die andere videoclips terugziet?
Geld, dure auto’s, grote huizen, schaars geklede vrouwen. Rappen, gebruik maken van Auto-Tune.
5. Generaties
“Vroeger was alles beter.” Dit is typisch een opmerking van een eerdere generatie. Mensen die zijn opgegroeid in een andere tijd. Iedere tijd heeft zijn eigen cultuurkenmerken: denk aan de opkomst van de tv of het internet. Nieuwe muziek, belangrijke wereldwijde gebeurtenissen, het heeft allemaal invloed op een generatie en hun cultuur.
Stille generatie (1925-1940) Deze generatie groeide op in én net na de Tweede Wereldoorlog. Dat betekent dat ze jullie leeftijd (14-15 jaar) hadden tijdens de oorlog en de moeizame wederopbouw van Nederland. Een zware tijd waarin er weinig mogelijkheden waren om te dromen over rijk worden of het vinden van een leuke baan. Laat staan dat je ging reizen, zoals dat nu heel normaal is.
Extra: Presenteer een subcultuur
Als extra opdracht ga je een presentatie maken over een subcultuur. Verwerk je gevonden informatie tot een verslag of presentatie. Vraag aan je leraar hoe je de informatie moet presenteren. Zorg ervoor dat je de teksten niet letterlijk hebt overgenomen van internet. Vertel je eigen verhaal!
Bedenk minimaal zes dingen die je wilt weten over deze subcultuur. Zoals bijvoorbeeld:
Waar komt deze subcultuur vandaan?
Doen veel mensen mee aan deze subcultuur?
Wat zijn de belangrijkste onderwerpen of waarden van deze cultuur?
Hoe herkende je deze cultuur? (Denk aan kledingstijl, omgangsvormen en muzieksmaak.)
Welke beroemde personen horen bij deze cultuur?
Ga nu op zoek naar antwoorden op je vragen. Dit kun je uiteraard doen via websites, maar luister en bekijk ook de muziekclips of films van jullie subcultuur.
Kwam deze subcultuur bijvoorbeeld ook in het nieuws? Kun je iemand interviewen die hier bij hoort? Zijn er foto’s van te vinden?
Met regelmaat gaat het in Nederland over het onderwerp vluchtelingen. Of het nu de beelden van vluchtelingenkampen in Griekenland zijn, van mensen die uit zee gered moeten worden, of nieuws over de AZC’s in Nederland.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wanneer iemand een vluchteling is.
Weten wanneer een vluchteling in Nederland mag blijven.
Uitleggen waarom vluchtelingen naar Nederland komen.
A. Wat is een vluchteling?
Een vluchteling slaat op de vlucht. Waardoor? Vaak is dat door oorlog of uit angst voor geweld. Soms omdat je gevaar loopt omdat je een andere mening hebt of een andere godsdienst, of omdat je homoseksueel bent. Er zijn echter ook vluchtelingen die niet direct gevaar lopen, maar thuis weggaan omdat de armoede in het thuisland zo groot is, dat ze op zoek gaan naar een beter leven.
Er zijn verschillende redenen om te vluchten:
REDENEN OM TE vluchten
Oorlogsvluchtelingen
Vluchten omdat je leven gevaar loopt vanwege oorlog en geweld.
Politieke vluchtelingen
Vluchten omdat je een andere mening, godsdienst of geaardheid hebt dan door de machthebbers is toegestaan.
Economische vluchtelingen
Vluchten omdat je in armoede leeft en op zoek bent naar een beter bestaan.
Opdracht 1
Bekijk de grafiek hierboven. Kies drie nationaliteiten en leg uit wat de meest waarschijnlijke reden is dat deze groep naar Nederland is gekomen.
Als je ze niet weet, kun je de antwoorden opzoeken met behulp van het internet.
Syrisch: Oorlogsvluchtelingen, Eritrees: Politieke vluchtelingen, Nigeriaans: Economische, politieke en oorlogsvluchtelingen, Algerijns: Economische en politieke vluchtelingen, Iraans: politieke vluchtelingen, Jemenitisch: Economische en oorlogsvluchtelingen.
In Nederland zijn er rond de 100.000 asielzoekers. De term asielzoeker is de officiële naam voor vluchtelingen. Zij mogen van de Nederlandse overheid (tijdelijk) blijven. Ze hebben “asiel” gekregen, dit geldt niet standaard voor alle vluchtelingen. Nederland heeft hiervoor regels opgesteld.
Opdracht 2
We gaan een woordenboek maken. Geef zelf de betekenis van de volgende woorden:
1. Asielzoeker.
2. Asielzoekerscentrum.
3. Migrant.
4. Migratie.
5. Nationaliteit.
6. Verblijfsvergunning.
7. Vluchteling.
1. Iemand die een verzoek doet om in Nederland te kunnen verblijven.
2. Plaats waar asielzoekers tijdelijk verblijven.
3. Iemand die van land is verhuisd.
4. Verhuizing van mensen van het ene land naar het andere land.
5. Het hebben van een paspoort van een land.
6. Het document waarmee je toestemming hebt om langer dan drie maanden in Nederland te verblijven.
7. Iemand die om bepaalde redenen gevlucht is uit zijn land van herkomst.
B. Wanneer mag een vluchteling blijven?
De immigratie- en naturalisatiedienst (de IND) bepaalt wie er mag blijven en wie niet. Dit doen ze op basis van wetten die door de Tweede Kamer zijn opgesteld.
Voorwaarden
U kunt een verblijfsvergunning krijgen als u aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
1. U hebt gegronde redenen om in uw land van herkomst te vrezen voor vervolging vanwege uw ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of omdat u behoort tot een bepaalde sociale groep.
2. U hebt gegronde redenen om te vrezen voor doodstraf of executie, marteling of een andere onmenselijke of vernederende behandeling in uw land van herkomst.
3. U hebt gegronde redenen om te vrezen dat u slachtoffer wordt van willekeurig geweld door een gewapend conflict in uw land van herkomst.
4. Uw echtgenoot/echtgenote, partner, vader, moeder of minderjarig kind heeft kort geleden een verblijfsvergunning asiel in Nederland gekregen.
De bovenstaande regels betekenen dat economische vluchtelingen geen verblijfsvergunning kunnen krijgen in Nederland. Zij zullen na beoordeling worden teruggestuurd naar het land van herkomst.
Opdracht 3
Leg bij de volgende situaties uit of deze vluchtelingen volgens de regels wel of niet recht hebben op een verblijfsvergunning.
Mohammed, 23 jaar, is christen en het islamitische Iran ontvlucht, bang om te worden opgepakt.
Ja, hij vreest voor vervolging wegens godsdienst.
In de Centraal Afrikaanse Republiek is er grote hongersnood, Amal, 19 jaar, komt na een slopende reis door de Sahara en Europa aan in Nederland.
Nee, honger is geen reden voor een verblijfsvergunning.
Ali, 48 jaar, vluchtte tijdens de oorlog uit Syrië en kreeg in Nederland een verblijfsvergunning. Nu er in Syrië weinig toekomst is, laat hij zijn vrouw en kinderen overkomen.
Ja, wanneer een familielid een verblijfsvergunning heeft gekregen, heeft de familie hier ook recht op.
Babu, 32 jaar, is Oeganda ontvlucht. Hij valt op mannen en dat is in Oeganda verboden.
Ja, wanneer je gevaar loopt vanwege je geaardheid heb je recht op een verblijfsvergunning.
Helaas is de praktijk niet zo gemakkelijk. Soms is iemand zijn persoonsgegevens kwijt en is het onduidelijk naar welk land hij of zij terug moet. Of is het niet helemaal duidelijk of een land of een deel van het land wel of niet veilig is. Soms willen de landen van oorsprong niet meehelpen aan terugkeer. En soms zijn vluchtelingenkinderen zo vernederlandst dat ze niks hebben met het land van herkomst.
De groep uit de video hierboven zijn uitgeprocedeerde asielzoekers. Zij krijgen geen verblijfsvergunning en moeten Nederland uit. Deze mensen moet zelf hun terugkeer regelen. Doen ze dat niet, dan kan de vreemdelingenpolitie ze oppakken en op het vliegtuig zetten naar het land van herkomst.
Opdracht 4
Wat vind jij? Moeten gemeentes of de landelijke overheid zorgen voor tijdelijke opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers? Leg je antwoord uit met een argument waarom je dat vindt.
Bijvoorbeeld: Nee, de gemeente hoeft geen opvang te verzorgen. Deze mensen moeten nu zo snel mogelijk terug, dat doe je niet door ze een opvanglocatie te geven. Of: Ja, de gemeente moet voor opvanglocatie zorgen. Niemand in Nederland zou op straat hoeven te leven, ook niet de mensen die uiteindelijk terug moeten naar hun eigen land.
C. Kijk “#BOOS Docu: Terug naar je eige land”
Bekijk de onderstaande documentaire van #BOOS over asielkinderen.
Opdracht 5
Oké, de documentaire duurt misschien een beetje lang. Kijk in ieder geval de eerste 18 minuten, om de onderstaande vragen te beantwoorden.
a) Hoe komt het dat deze kinderen zo lang in Nederland kunnen blijven zonder dat ze een verblijfsvergunning krijgen?
Het duurt lang voordat er een uitspraak volgt of ze recht hebben op een verblijfsvergunning. Daarna kunnen ouders in beroep gaan tegen deze uitspraak. Vaak duurt een juridisch proces jarenlang, waardoor die kinderen dus opgroeien in Nederland.
b) Hoe kijk jij tegen deze situatie aan? Leg uit of je het wel of niet terecht vindt dat kinderen in deze situatie zijn terechtgekomen.
Bijvoorbeeld: Ik vind het wel terecht, de ouders zijn verantwoordelijk voor deze situatie. Zij hadden eerder de keuze moeten maken om terug te gaan. Of: Ik vind het niet terecht, kinderen mogen nooit de dupe worden van juridische processen.
Eerste ‘Nederlandse’ opvang van asielzoekers op Griekse vasteland in zicht
De eerste door Nederland gefinancierde opvang voor alleenstaande kindmigranten, wordt momenteel ingericht op het Griekse vasteland, schrijft staatssecretaris Ankie Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) woensdag in een brief aan de Tweede Kamer. Het doel is om kinderen tijdelijk op te vangen, totdat ze een plek krijgen bij een Grieks gastgezin.
a) Hoe wil Nederland de kindmigranten in Griekenland helpen?
Ze betalen geld voor een opvanglocatie in Griekenland.
b) Waarom noemen de vluchtelingenorgansaties Nederland “halsstarrig”?
Omdat de Nederlandse regering geen kinderen in Nederland zelf wil opvangen.
c) Wat is jouw mening? Ben je het eens met de regering? Of vind je dat Nederland de kinderen zelf moet opvangen?
Extra: Keuzestrijd
In 2015 kreeg Nederland te maken met een “vluchtelingencrisis”. Er kwamen in korte zoveel Syriërs naar Nederland dat er onvoldoende opvanglocaties waren. Voor veel Nederlanders was het onduidelijk waarom er zoveel Syriërs naar Nederland toe kwamen. Dit leidde tot protesten tegen extra opvanglocaties.
Speel Keuzestrijd en ervaar zelf hoe het is om in een oorlogsgebied te zijn.
We wonen met 17.5 miljoen mensen in Nederland. We kunnen niet allemaal beslissen over wat er in Nederland gebeurt. Toch hebben we invloed op de regels die er in Nederland zijn. Dat heet democratie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe democratie is ontstaan.
Uitleggen wat volksvertegenwoordigers doen.
Uitleggen dat Nederland een indirecte democratie heeft.
A. Ontstaan van de democratie
Ruim 2500 jaar geleden waren het de Grieken in Athene die het idee van een democratie bedachten. Het volk mag meebeslissen. Wanneer de politici een grote beslissing moesten nemen, haalden ze de burgers erbij. Samen kwamen ze vervolgens tot een besluit. Bekijk de video over de Griekse polis op SchoolTV.
Opdracht 1
Het woord democratie komt dan ook van de Griekse woorden dêmos en krátos.
a) Zoek de betekenis op van deze Griekse woorden.
Dêmos betekent het volk/de mensen. Krátos betekent macht.
b) Hoe zou je democratie dus kunnen vertalen?
Dat de mensen aan de macht zijn.
Opdracht 2
a) Leg uit wat democratie is.
Democratie is dat het volk beslist over belangrijke besluiten.
b) Gold het meebeslissen voor iedere burger van Athene?
Nee, alleen mannen mochten meebeslissen. Vrouwen, slaven en buitenlanders mochten niet meedoen.
Nederland is vanaf het jaar 1848 een echte democratie. Op dat moment staat de koning zijn macht bijna volledig af aan het volk. Dat ging niet helemaal vrijwillig.
Pas vanaf 1919 werd de democratie echt voor iedereen toegankelijk. Sindsdien geldt het algemeen kiesrecht. Mannen én vrouwen vanaf 18 jaar mochten voortaan stemmen. Democratie was er eindelijk voor iedereen.
Opdracht 3
a) Waarom was de grondwetswijziging in 1848 zo belangrijk voor Nederland als democratie?
De Tweede Kamer krijgt meer invloed en de volksvertegenwoordigers worden voortaan rechtstreeks door burgers gekozen.
b) Waarom heeft het zo lang geduurd (tot 1919) voordat vrouwen ook mochten stemmen?
Voor die tijd werd gedacht, dat politiek niet iets was waar vrouwen zich mee bezig moesten houden.
B. Volksvertegenwoordigers
Vanaf 1848 heeft de koning dus niet meer alle macht in handen. De machten zijn dan echt van elkaar gescheiden. De macht werd verdeeld over drie instellingen:
Een wetgevende macht: Zij gaan over nieuwe wetten.
Een uitvoerende macht: Zij voeren wetten uit.
Een rechterlijke macht: Zij controleren of iedereen zich aan de wet houdt.
De wetgevende macht bepaalt en controleert het werk de uitvoerende macht. De wetgevende macht wordt voor het grootste gedeelte ingevuld door volksvertegenwoordigers. Mensen die van de politiek hun werk willen maken en die namens het volk stemmen over wetsvoorstellen.
We komen aan volksvertegenwoordigers door verkiezingen. Iedereen kan zich aansluiten bij een politieke partij, of er een zelf oprichten (dit heet passief kiesrecht). Een politieke partij kan meedoen aan een verkiezing.
Opdracht 4
a) Hoeveel verkiezingen zijn er in Nederland? Noem ze allemaal!
1. De Gemeenteraadsverkiezingen.
2. De Provinciale Statenverkiezingen.
3. De Tweede Kamerverkiezingen.
4. De Europese Parlementsverkiezingen.
5. De waterschapsverkiezingen.
B) Leg in je eigen woorden uit, waarvoor deze verkiezingen zijn
1. De Gemeenteraadsverkiezingen: we kiezen de volksvertegenwoordigers van de gemeente.
2. De Provinciale Statenverkiezingen: we kiezen de volksvertegenwoordigers van de provincie.
3. De Tweede Kamerverkiezingen: we kiezen de volksvertegenwoordigers voor het land.
4. De Europese Parlementsverkiezingen: we kiezen de volksvertegenwoordigers voor de Europese Unie.
5. De waterschapsverkiezingen, we kiezen de volksvertegenwoordigers van het waterschap.
In de video hierboven leggen ze uit dat bijna de helft van alle strafzaken in Nederland wordt afgehandeld zonder rechter. Dit gaat tegen de scheiding van machten in.
Opdracht 5
Bekijk de video hierboven.
Leg in twee zinnen uit waarom dit tegen de scheiding van machten ingaat.
De rechterlijke macht wordt hiermee overgeslagen. Hierdoor vindt er geen controle plaats op de uitvoerende macht.
C. Parlementaire democratie
Omdat de burgers in Nederland niet zelf over wetten stemmen, zoals dat bij de oude Grieken wel het geval was, heeft Nederland geen “directe democratie”. De burgers van Nederland stemmen eerst op volksvertegenwoordigers, die weer namens de burgers stemmen op wetsvoorstellen. Deze indirecte democratie noemen we een parlementaire democratie. De volksvertegenwoordigers zitten in het parlement.
Een directe democratie betekent dus dat burgers wél over een wet mogen stemmen. Dit heet met een ander woord: referendum of volksraadpleging. In Nederland kunnen er in gemeentes ook referenda worden gehouden. Deze kunnen door de gemeentes, maar ook door de burgers aangevraagd worden.
Opdracht 6
Hoe kun je in jouw gemeente een referendum organiseren? Zoek op de website van jouw gemeente wat hiervoor nodig is.
Bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam: Er zijn ongeveer 27.000 handtekeningen nodig om een referendum te starten. Het referendum geldt alleen als er een opkomst is van 20%.
Extra: Democratie in de wereld
In 2012 werd onderzocht hoe het staat met democratie in de wereld. De uitslag staat op deze Wikipedia-pagina. Er is gekeken naar de vrijheid van verkiezingen, maar ook of de burgers veel rechten hebben.
Kies uit de lijst een land waarin het niet goed of juist héél goed gaat met de democratie.
Houd een presentatie waarin je door middel van foto- en videomateriaal laat zien waarom het land wel of juist niet democratisch is.
Nederland is een democratie. Dat wil zeggen dat de burgers van Nederland in vrijheid leven en mogen meebeslissen over de regels in het land. Een land waar burgers minder vrij zijn en ook niet mogen meebeslissen noemen we een dictatuur. Aan het hoofd staat de dictator.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat de kenmerken van een dictatuur zijn.
Weten hoe door middel van propaganda een dictator aan de macht blijft.
Weten welke soorten dictaturen er zijn.
A. Kenmerken van een dictatuur
Een dictatuur is het omgekeerde van een democratie. In een democratie zijn eerlijke, vrije en geheime verkiezingen. Niemand hoeft te weten op wie je stemt en iedereen kan en mag meedoen aan de verkiezingen. In een dictatuur is dat eigenlijk omgedraaid:
Kenmerken van een dictatuur
Een dictatuur kent geen verkiezingen. Als er wel verkiezingen worden gehouden, dan is dat nep en valt er eigenlijk niets te kiezen.
In een dictatuur bestaan geen vrijheden. Je mag geen politieke partij beginnen, je mening niet uiten en je mag niet demonstreren. Ook is de media vaak in handen van de dictator, zodat er alleen maar positief nieuws over de dictatuur wordt verteld.
De opvolging van de dictator beslist de dictator zelf. Dictators doen maar moeilijk afstand van de macht. Vaak zijn ze heel oud wanneer ze stoppen. Een dictator wordt meestal opgevolgd door een familielid of vertrouweling.
Belangrijke banen binnen de overheid worden vaak door een kleine groep mensen rondom de dictator ingevuld: familieleden en andere vertrouwelingen worden bijvoorbeeld minister of rechter.
De dictator straft vaak streng. Om de touwtjes in handen te houden, moet de dictator streng optreden. Zo controleert de politie veel op straat en worden mensen snel opgepakt en zonder rechtszaak gevangen of ergens aan het werk gezet.
Opdracht 1
a) Geef van onderstaande voorbeelden aan of er sprake is van een democratie of een dictatuur.
b) Geef vervolgens bij iedere dictatuur aan bij welk van bovenstaande kenmerken het voorbeeld past.
1. De koning en zijn familie hebben alle macht.
2. Burgers mogen meestemmen over alle wetten.
3. Bij de nationale verkiezingen gaan alle stemmen naar de politieke partij van de leider.
4. Mensen met kritiek op de regering worden zonder eerlijk proces gevangen genomen.
5. Iemand mag in een krant schrijven dat hij vindt dat minister-president Rutte erger is dan Hitler.
6. Voor de aanleg van een dam moeten twee miljoen mensen verhuizen. Zij krijgen hiervoor geen vergoeding.
7. Je mag de overheid aanklagen als je het niet eens bent met een beslissing.
8. Je mag in de krant geen slechte dingen schrijven over de overheid.
9. Iedereen mag een partij oprichten om mee te doen aan de verkiezingen.
10. Rechters zijn onafhankelijk en kunnen niet snel worden ontslagen.
1. Dictatuur, kenmerk 4.
2. Democratie
3. Dictatuur, kenmerk 1.
4. Dictatuur, kenmerk 5.
5. Democratie
6. Dictatuur, kenmerk 2.
7. Democratie
8. Dictatuur, kenmerk 2.
9. Democratie
10. Democratie
B. Propaganda
“Een constante stroom van alleen maar informatie over de leider”, dat zegt journalist Marieke de Vries na haar bezoek aan Noord-Korea. Het land gebruikt propaganda om de burgers te beïnvloeden. Wanneer in toespraken, liedjes, posters en films dezelfde positieve boodschap over de dictator wordt herhaald, gaan mensen hier ook in geloven.
Propaganda is een soort reclame die dictators gebruiken om het volk te laten geloven in de standpunten van de dictatuur.
Opdracht 2
a) Leg in twee zinnen uit hoe kinderen in Noord-Korea van jongs af aan worden beïnvloed.
Vanaf heel jong wordt kinderen in Noord-Korea verteld hoe belangrijk de dictator is. Via schoolboeken, verhalen en door portretten en beelden op straat.
b) Leg uit waarom het voor een dictator belangrijk is dat kinderen op deze manier worden beïnvloed.
Als ze hem als een soort vader zien, zijn ze loyaal en zullen ze niet zo slecht over hem gaan denken.
c) Hoe zie je propaganda terug in de video hierboven?
Er worden voorstellingen over hem gemaakt, je ziet overal zijn portret of beeld, via de televisie en radio gaat het alleen over de dictator.
C. Soorten dictaturen
Dictaturen heb je in verschillende soorten. Niet iedere dictatuur is even streng voor zijn bevolking. Van sommige landen zul je niet door hebben dat het eigenlijk een dictatuur is.
1. Militaire dictatuur. Bij een militaire dictatuur heeft de legerleiding de macht. De hoogste militair is dan vaak de dictator, gesteund door het leger. Doordat de soldaten de legerleiding trouw blijven, kunnen ze door middel van geweld de macht afdwingen. Voorbeelden zijn Egypte en Thailand.
2. Koninklijke dictatuur. Wanneer een koning alle macht heeft, spreken we van een koninklijke dictatuur. Een koning kan dan in zijn eentje alles beslissen. Dit is dus niet zoals in Nederland, waar de koning feitelijk geen macht heeft. De opvolging van de koning is altijd de eerstgeboren zoon of dochter. Voorbeelden zijn Saoedi-Arabië, Bahrein, Oman en Brunei.
3. Eenpartijstaat. Wanneer de macht in een land volledig bij één politieke partij ligt, spreken we van een eenpartijstaat. De dictator heeft veel macht, maar moet ook luisteren naar de andere mensen in zijn partij. Voorbeelden zijn China en Vietnam.
4. Persoonlijke dictatuur. In een persoonlijke dictatuur hoeft de dictator de macht niet te delen met anderen (zoals het leger, een partij of de familie). De dictator is een alleenheerser. Voorbeelden zijn Wit-Rusland, Noord-Korea en Eritrea.
Opdracht 3
Geef van onderstaande voorbeelden aan om welke soort dictatuur het gaat.
a. Xi Jinping is door de partij naar voren geschoven als de leider van zijn land.
b. Op veel plekken in dit land is een portret van Kim Jong-un te zien.
c. Na onrustig verlopen verkiezingen grijpt legerleider Abdel Fattah el-Sisi de macht.
d. Aleksandr Loekasjenko is alleenheerser sinds 1994.
e. In 2014 volgt prins Salman bin Abdoel Aziz al-Saoed zijn vader op.
f. De Communistische Partij houdt strenge controle over de media.
a. Eenpartijstaat
b. Persoonlijke dictatuur
c. Militaire dictatuu
d. Persoonlijke dictatuur
e. Koninklijke dictatuur
f. Eenpartijstaat
Opdracht 4
Zoek bij iedere soort dictatuur een portretfoto van een dictator. Noteer zijn naam en hoe lang hij al aan de macht is.
Extra: Dictaturen in de wereld
In 2012 werd onderzocht hoe het staat met democratie in de wereld. De uitslag staat op deze Wikipedia-pagina. Er is gekeken naar de vrijheid van verkiezingen, maar ook of de burgers veel rechten hebben.
Kies uit de lijst een land waarin het niet goed gaat met de democratie.
Houd een presentatie waarin je door middel van foto- en videomateriaal laat zien welke kenmerken van een dictatuur in dit land je terug ziet komen.
De belangrijkste wetten van Nederland staan in de Grondwet. Iedereen, ook de koning of de minister-president, moet zich aan de Grondwet houden.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe de Grondwet is ontstaan.
Uitleggen waarom een Grondwet belangrijk is.
Uitleggen welke grondrechten we in Nederland hebben.
A. Waarom een Grondwet?
In de Grondwet staan eigenlijk de basisregels voor hoe we in Nederland willen samenleven. Hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van mensen. Ook staat erin omschreven hoe we in Nederland tot wetten komen. Iedereen, ook het koningshuis, de regering en de volksvertegenwoordigers moet zich aan deze spelregels houden. Het aanpassen van de Grondwet is dan ook niet gemakkelijk.
Opdracht 1
a) Noteer de acht hoofdstukken van de Grondwet.
1. Grondrechten,
2. Regering,
3. Staten-Generaal, 3. Overige instellingen,
4. Wetgeving en bestuur,
5. Rechtspraak,
6. Andere overheden,
7. Herziening Grondwet
b) Noem drie afspraken die in de Grondwet geregeld zijn.
Bijvoorbeeld: 11. Iedereen heeft recht op rechtsbijstand. 51.2. De Tweede Kamer bestaat uit honderdvijftig leden. 114. De doodstraf kan niet worden opgelegd.
Het kost minimaal acht jaar om de Grondwet te veranderen: De Eerste en Tweede Kamer moeten een verandering met tweederde meerderheid goedkeuren en dat nogmaals na nieuwe verkiezingen.
Opdracht 2
Leg in twee zinnen uit waarom de wetten in de Grondwet niet makkelijk te veranderen zijn.
Bijvoorbeeld: Omdat de Grondwet zo belangrijk is, willen we niet dat één kabinet grote veranderingen kan doorvoeren.
B. De Geschiedenis
Nederland verandert en de Grondwet verandert mee. De Grondwet van Nederland kent al een aardige geschiedenis. Deze begon in het jaar 1814:
Opdracht 3
a) Waarom is het jaar 1848 voor Nederland en de Grondwet een belangrijk jaar?
Op dat moment was de koning niet meer de machtigste man, maar de ministers en de Tweede Kamer samen. Nederland wordt een echte democratie.
b) Wat gebeurt er in 1917?
Belangrijke wijzigingen in de Grondwet. 1. De overheid betaalt voortaan geld aan alle soorten scholen. Het kiesrecht wordt uitgebreid, alle mannen boven de 23 mogen stemmen. Er komt een nieuw kiesstelsel.
c) In 1983 komen er nieuwe grondrechten bij. Het eerste artikel van de Grondwet wordt een nieuwe wet. Welke wet is dat geworden?
Artikel 1: Gelijke behandeling en discriminatieverbod
C. Grondrechten
In 1983 worden de grondrechten van de Nederlanders verder uitgebreid met sociale grondrechten. De overheid verplicht zichzelf te zorgen voor werkgelegenheid en moet de gezondheidszorg bevorderen.
Opdracht 4
a) Leg het verschil uit tussen de klassieke grondrechten en de sociale grondrechten.
Klassieke grondrechten gaan over de vrijheid van burgers. De sociale grondrechten zijn verplichtingen die de overheid heeft om goed voor burgers te zorgen.
b) Wat kun je doen wanneer de overheid zich niet aan jouw grondrechten houdt?
Dan kun je naar de rechter stappen.
c) Leg in twee zinnen uit waarom de Grondwet belangrijk is voor Nederland.
Dankzij de Grondwet zijn alle burgers van Nederland gelijk aan elkaar. De overheid is verplicht je te helpen wanneer je hulp nodig hebt.
Je hebt ongetwijfeld al van de Tweede Kamer gehoord. Misschien heb je er zelfs met school een bezoek aan gebracht. In de Tweede Kamer worden belangrijke zaken voor het land besloten. Hoog tijd om te snappen wat ze nu precies doen “daar in Den Haag”.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen hoe de Tweede Kamer werkt.
Uitleggen wanneer iets van algemeen belang is.
Weten welke partijen er in de Tweede Kamer zitten.
A. Wat doet de Tweede Kamer?
In de Tweede Kamer zitten volksvertegenwoordigers. Zij zijn door het volk gekozen om beslissingen te nemen over hoe we het land willen besturen. Ze hebben hiervoor twee taken.
Twee taken van de Tweede Kamer
Wetgevende taak
Wanneer het kabinet met een wetsvoorstel komt, beslist de Tweede Kamer of we dit invoeren. Ook kan een Kamerlid zelf met een wetsvoorstel komen.
Controlerende taak
Wanneer de Kamerleden horen over problemen in het land, stellen ze hierover vragen aan ministers. Wanneer 30 Kamerleden dezelfde zorgen hebben, kunnen ze de minister naar de Tweede Kamer laten komen om uitleg te geven.
De Tweede Kamer behandelt onderwerpen die van algemeen belang zijn. Dat wil zeggen, onderwerpen die voor veel mensen belangrijk zijn. Zoals welke medicijnen gratis zijn, welke onderwerpen je op school moet behandelen, maar ook waar een nieuwe snelweg aangelegd moet worden of hoe we omgaan met vluchtelingen die naar ons land komen.
Opdracht 1
a) Kijk eens in De agenda van de Tweede Kamer of er op dit moment of binnenkort een debat in de Tweede Kamer is. Waar gaat dit debat over?
Bijvoorbeeld: Het vragenuurtje of een stemming. Die gaan over verschillende onderwerpen. Maar er zijn ook debatten die weer bij een ministerie horen, over bijvoorbeeld stikstof of migratie.
b) Kijk op Debat Direct van de Tweede Kamer naar een debat. Waar ging dit debat over?
Bijvoorbeeld: Over opvang van migranten in Ter Apel.
c) Omschrijf bij vraag a) of b) uitgebreid wat je ziet. Vertel bijvoorbeeld over de zaal, het aantal mensen, hoe praten ze met elkaar.
Bijvoorbeeld: Er zijn maar een paar mensen aanwezig. Het is niet in de grote zaal, maar in een kleinere zaal. Ze praten allemaal omstebeurt via de voorzitter.
Opdracht 2
Welke taak hoort bij welke nieuwskop?
a) “Wilders wil zondag debat met de minister”
Controlerende taak
b) “Tweede Kamer ontevreden, maar staatssecretaris Visser mag blijven”
Controlerende taak
c) “Tweede Kamer wil geen 16-minners meer als maaltijdbezorgers op straat”
Wetgevende taak
d) “Kamervoorstel over verbod laagvliegen straaljagers haalt het niet”
Wetgevende taak
B. Wat zijn de Tweede Kamerverkiezingen?
De volksvertegenwoordigers komen in de Tweede Kamer door de Tweede Kamerverkiezingen. Eens in de vier jaar komt er een nieuwe Tweede Kamer. Nederland staat dan een aantal weken in het teken van de verkiezingen. Er hangen borden met posters van politieke partijen, er zijn debatten op tv en je komt misschien politici tegen in de stad.
Opdracht 3
De video hierboven legt uit wat er allemaal gebeurt bij de Tweede Kamerverkiezingen.
Zet de volgende stappen van de Tweede Kamerverkiezingen in de juiste volgorde:
1. Er is een nieuwe Tweede Kamer.
2. Partijen sluiten samen een regeerakkoord
3. Partijen gaan campagne voeren: op straat en via de media.
4. Mensen stemmen op een politieke partij.
5. Uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.
6. Partijen maken een partijprogramma.
6, 3, 4, 5, 1, 2
Opdracht 4
We gaan een woordenboek maken. Geef zelf de betekenis van de volgende woorden:
1. Coalitie.
2. Fractievoorzitter.
3. Kandidatenlijst.
4. Lijsttrekker.
5. Lijsttrekkersdebat.
6. Partijleider.
7. Politieke partij.
8. Stemrecht.
9. Stembureau.
10. Tweede Kamer.
1. Politieke partijen die met elkaar de regering vormen.
2. De voorzitter van een fractie in de Tweede Kamer.
3. Lijst van een politieke partij op wie je kan stemmen.
4. De eerste persoon op de kandidatenlijst.
5. Alle lijsttrekkers komen samen om te debatteren.
6. De leider van de partij, vaak ook de lijsttrekker.
7. Een vereniging die meedoet aan de verkiezingen.
8. Het recht om te stemmen tijdens verkiezingen.
9. De plek waar je een stem kan uitbrengen tijdens verkiezingen.
10. De volksvertegenwoordigers van Nederland.
C. Welke partijen zitten er in de Tweede Kamer?
Er zijn 150 zetels (plekken) te verdelen in de Tweede Kamer. Tweede Kamerleden zitten namens een politieke partij in de Tweede Kamer, maar krijgen op naam een eigen zetel. Dat wil zeggen, dat de zetel in de Tweede Kamer van hen is en niet van de politieke partij.
m) Welke partij wil geen belasting op groente en fruit?
PvdA
n) Welke partij meer invloed voor de Europese Unie?
Volt
o) Welke partij wil minder regels voor bedrijven?
VVD
p) Welke partij staat voor strengere aanpak van racisme?
BIJ1
Wanneer een Tweede Kamerlid een meningsverschil heeft met zijn politieke partij en om die reden uit de partij stapt. Dan mag hij de zetel in de Tweede Kamer houden. Soms zitten er dus naast partijen ook enkele personen in de Tweede Kamer.
Pieter Omtzigt breekt met CDA, wil door als onafhankelijk Kamerlid
Pieter Omtzigt stapt uit het CDA. Na het uitlekken van zijn aanklacht tegen de partijtop ziet hij geen andere optie dan een breuk. Omtzigt wil wel in de Tweede Kamer blijven als onafhankelijk Kamerlid. Zijn exit brengt het CDA in problemen.
Al maanden sluimerde er een heftige tweedeling tussen de partijtop en Omtzigt, die dik 340.000 stemmen kreeg. Omtzigt stond deels voor een andere koers, was ontevreden met de afwikkeling van de Toeslagenaffaire en voelde zich gepasseerd en miskend door de partijtop.
a) Zijn er naast Pieter Omtzigt meer kamerleden die zijn afgesplitst van hun partij?
Ja, je hebt Groep Van Haga, Lid Gündoğan en Lid Ephraim.
b) Kamerlid Van Haga is nu voor de tweede keer bij een politieke partij weg. Welke partijen heeft hij eerder gezeten?
De VVD en Forum voor Democratie.
c) Hoeveel “eenmansfracties” zitten er op dit moment in de Tweede Kamer?
Fractie-Den Haan, BIJ1, BBB en alle afsplitsingen: Lid Omtzigt, Lid Gündoğan en Lid Ephraim.
De Europese Unie is een samenwerking van landen in Europa die op heel veel gebieden met elkaar samenwerken. Een idee dat begon met zes landen (waaronder Nederland) en uitgroeide tot wel 27 landen op dit moment.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten waarom de Europese Unie is opgericht.
Uitleggen wat de Europese Unie doet.
Weten hoe de Europese Unie wordt bestuurd.
A. Waarom is de Europese Unie opgericht?
De Europese Unie is een samenwerking tussen landen die in Europa liggen. Wanneer je met elkaar samenwerkt, heb je elkaar ook nodig. En als je iemand nodig hebt, dan maak je er geen ruzie mee. Toch?
Om die reden is de Europese Unie, na de Tweede Wereldoorlog, opgericht. Na deze oorlog lag Europa in puin en was er honger en armoede. Nooit meer oorlog en zorgen voor vrede en welvaart was dus voor landen heel belangrijk.
Bekijk de eerste vijf minuten van de SchoolTV-video eerst.
a) Waar staat EGKS voor?
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
b) Waarom waren die ‘K…’ en die ‘S…’ zo belangrijk bij het ontstaan van de Europese Unie?
Als we gezamenlijk de kolen- en staalindustrie opzetten. Bouwen we ons land op, maar kan ook nooit één land veel wapens maken.
c) Leg in twee zinnen uit waarom de Europese Unie is opgericht.
Door landen met elkaar samen te laten werken, is de kans groter dat ze niet met elkaar in oorlog gaan.
Opdracht 2
Een belangrijk onderdeel van de Europese Unie is het vrij kunnen reizen voor mensen en goederen.
a) Noem hiervan twee voorbeelden.
Vakanties in een ander EU-land, overal kunnen werken en wonen of producten uit EU-landen bestellen.
b) Leg uit dat producten goedkoper worden als er geen invoerrechten of grenscontroles meer zijn.
De producent heeft minder kosten. Vervoer van producten gaat sneller.
B. Wat doet de Europese Unie?
De landen van de Europese Unie werken op allerlei gebieden samen: de “interne handelsmarkt”, bevorderen van werkgelegenheid, gezamenlijke afspraken voor landbouw en visserij, bescherming van consumentenrechten, een eigen ruimtevaartprogramma en ook samen criminaliteit en terrorisme opsporen.
Opdracht 3
a) Noem twee wetten uit de video die dankzij de Europese Unie in Nederland gelden.
Bijvoorbeeld: Aanstekers moeten veiligheidspalletjes hebben, geld overmaken is gratis, een eigen paard mag je niet opeten.
b) Er is veel kritiek op de regel dat de wetten van de Europese Unie belangrijker zijn, dan die van de landen zelf. Hoe zou dat komen?
Mensen hebben het gevoel dat het eigen land steeds minder zelf kan beslissen.
Opdracht 4
Iedereen merkt wel iets in zijn dagelijks leven van de Europese Unie. Wat merk jij in je dagelijks leven van de Europese Unie?
Bijvoorbeeld: Vaker contact met mensen uit de Europese Unie of geen grenscontroles meer tussen de landen. Uitwisselingen op scholen.
C. Wie bestuurt de Europese Unie?
Het bestuur van de Europese Unie is best ingewikkeld en nog niet zo heel democratisch. Laten we toch een poging doen:
Europese Commissie
De Europese Commissie bestaat uit 27 eurocommissarissen (soort ministers). Zij maken wetsvoorstellen.
Raad van de Europese Unie
Dit zijn verschillende ministers van alle EU-landen. Zij beoordelen of het wetsvoorstel uitvoerbaar is bij hun land.
Europese Raad
Dit zijn de regeringsleiders van alle EU-landen. Bij belangrijke onderwerpen overleggen ze en komen ze tot een gezamenlijk besluit.
Europees Parlement
Dit zijn volksvertegenwoordigers uit verschillende EU-landen. Wij kiezen hen tijdens de Europese Parlementsverkiezingen, eens in de vijf jaar. De volksvertegenwoordigers kijken dus vooral naar het belang van de Europese Unie.
Opdracht 5
a) Bij welke onderdelen zijn Nederlandse politici betrokken?
Allemaal! Nederland levert een eurocommissaris, heeft altijd een minister die meebeslist en er zitten Nederlanders in het Europees Parlement.
b) Schrijf in een schema uit hoe de politieke besluitvorming er bij de Europese Unie uit ziet.
Bijvoorbeeld: Stap 1: Europese Commissie, stap 2: Raad van Ministers, stap 3: Europees Parlement – als het onderwerp heel belangrijk is: stap 4. Europese Raad, stap 5: Europees Parlement.
Opdracht 6
Is de Europese Unie democratisch? Leg in je antwoord uit waarom je dit wél of niet vindt.
Ja, want de vertegenwoordiger in de Raad van Ministers is door middel van verkiezingen aan de macht gekomen. En er is het Europees Parlement dat ook advies geeft. Of: Nee, het Europees Parlement zelf heeft weinig macht, het zijn de ministers van de EU-landen die samen beslissen.
Extra: Brexit
Het is officieel: Het Verenigd Koninkrijk hoort niet meer bij de Europese Unie. De EU bestaat nu uit 27 landen, in plaats van 28 landen. Waarom zouden de Britten dat willen? Bekijk de video hieronder:
Opdracht 7
a) Wat was de reden voor de Engelsen om uit de Europese Unie te willen stappen?
Er is in Engeland altijd veel kritiek geweest op de Europese Unie. Ze wilde graag weer alles zelf kunnen beslissen, zoals wie er het land binnen mag komen.
b) Toch kan het Verenigd Koninkrijk ook niet helemaal zonder de Europese Unie.
Wat willen de Engelsen nog heel graag met de Europese Unie?
Toegang tot de handelsmarkt. Goedkoop handelen.
c) Wat is voor Nederland vooral belangrijk in de samenwerking met de Britten?
Dat Nederlandse vissers in Engeland mogen vissen.
Beslist het parlement van Nederland ook over het aanleggen van een stadspark in jouw gemeente? En is de minister verantwoordelijk voor de verlichting bij jou in de straat? Nee, dat regelt de gemeente!
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe een gemeente wordt bestuurd.
Uitleggen wat de taken van een burgemeester zijn.
Weten wat er op het gemeentehuis gebeurd.
A. De Gemeentepolitiek
Iedere stad of dorp maakt deel uit van een gemeente. Vaak is dit een stad met de daaromheen liggende dorpen. Het dagelijks bestuur van een gemeente is in handen van een burgemeester en de wethouders. We noemen ze het College van Burgemeester en Wethouders. Nederland telt in totaal 342 gemeenten. Dat betekent dus ook 342 burgemeesters!
Opdracht 1
Zoek op wie de burgemeester is van jouw gemeente.
a) Noem de naam en hoe lang de burgermeester zijn burgemeestersambt in jouw gemeente al bekleed.
b) Ben je de burgemeester al eens tegengekomen? Zo ja, waar was dat?
Het College van B&W bepaalt niet wat er veranderd moet worden in de gemeente, dat doen de inwoners van de gemeente zelf. Ook bij de gemeente worden er namelijk volksvertegenwoordigers gekozen, we noemen ze gemeenteraadsleden en zij zitten in de gemeenteraad.
Opdracht 2
a) Bekijk de video hierboven. Hoe komt een gemeente aan gemeenteraadsleden?
Via gemeenteraadsverkiezingen.
b) Wat zijn onderwerpen waar de gemeenteraad zich mee bezighoudt?
Hoe er met afval omgegaan wordt in een gemeente, welke organisaties subsidies krijgen, maar ze gaan ook over de verkeerslichten, rotondes en fietspaden.
De gemeenteraadsleden zitten samen in de gemeenteraad, vergelijkbaar met de Tweede Kamer die het land bestuurd:
Volksvertegenwoordiging
Land
Tweede Kamer
Provincie
Provinciale staten
Gemeente
Gemeenteraad
De gemeenteraadsleden hebben zich, net als Tweede Kamerleden, aangesloten bij politieke partijen. Dit kunnen partijen zijn die ook actief zijn in de Tweede Kamer, zoals de VVD, PvdA en het CDA. Maar er zijn ook partijen die alleen in jouw gemeente bestaan, zoals de Partij van de Ouderen in Amsterdam, Leefbaar Rotterdam in Rotterdam of Breda ’97 in Breda, dit noemen we lokale partijen.
Opdracht 3
Onderzoek welke politieke partijen vertegenwoordigd zijn in jouw gemeente.
a) Welke landelijke politieke partijen doen er mee?
b) Zijn er ook lokale partijen? Noem ze.
B. De burgemeester
De burgemeester is belangrijk in de politieke besluitvorming binnen de gemeente: hij is namelijk de voorzitter van het College van B&W én de gemeenteraad. Hij is ook de eerste vertegenwoordiger van de gemeente: hij knipt lintjes door, ontvangt gasten en bezoekt de 100-jarigen van zijn gemeente.
De burgemeester is daarnaast ook verantwoordelijk voor de veiligheid en de openbare orde in zijn gemeente: wanneer er een ernstig misdrijf is gepleegd, er sprake is van een gevaarlijke situatie of de openbare orde wordt verstoord, grijpt de burgemeester in door de politie in te schakelen.
Burgemeester Groningen weigert club Koemannen
De oefenwedstrijd tussen FC Groningen en Everton hangt aan een zijden draad. Burgemeester Peter den Oudsten wil de wedstrijd op 22 juli verbieden. Met de club van Ronald en Erwin Koeman komen honderden supporters mee naar Groningen. De burgemeester maakt zich grote zorgen over de openbare orde en veiligheid. Den Oudsten heeft donderdag de gemeenteraad laten weten dat de wedstrijd niet door kan gaan.
Bron: Dagblad van het Noorden, 2017
Opdracht 4
a) Noem drie taken van een burgemeester.
1. Hij is de voorzitter van het College van B&W en de Gemeenteraad. 2. Hij is de eerste vertegenwoordiger van de gemeente. 3. Hij is verantwoordelijk voor de veiligheid in de gemeente.
b) Welke taak is van toepassing op het nieuwsartikel hierboven? Leg uit waarom.
Hij is verantwoordelijk voor de veiligheid in de gemeente. De burgemeester van Groningen maak zich zorgen over de openbare orde en veiligheid bij het duel.
Opdracht 5
Zoek zelf een nieuwsartikel waar een andere taak van de burgemeester naar voren komt. Vermeld de bron en de taak die hierbij hoort.
C. Gemeentehuis
In het gemeentehuis zijn de ambtenaren voor de gemeente aan het werk: ze schrijven aan nieuwe (beleids)plannen, geven vergunningen af om te (ver)bouwen en zorgen dat mensen de juiste subsidies en uitkeringen krijgt.
Een belangrijk onderdeel van de gemeente is de “Gemeentelijke Basis Administratie”. De gemeentes houden de administratie van inwoners in Nederland bij. Je haalt je paspoort en rijbewijs bij het gemeentekantoor, maar geeft ook de geboorte van je kind aan bij de gemeente.
Opdracht 6
Wanneer heb jij met de gemeente te maken gehad? Geef hiervan twee voorbeelden.
Nederland is een koninkrijk. Er zijn nog maar 27 landen in de wereld die een soortgelijk koninkrijk hebben. Het hebben van een koningshuis is iets van lang geleden, toch houdt Nederland vast aan zijn koning.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen wat ministeriële verantwoordelijkheid betekent.
Weten wat Prinsjesdag is.
Uitleggen welke rol de koning speelt in onze samenleving.
Onze koning is staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij is dus ook de koning van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Ieder land heeft een staatshoofd: het hoofd van de staat. Dit kan een koning zijn, zoals bij ons, maar ook een president zoals in Duitsland. Ons staatshoofd, de koning dus, maakt deel uit van de regering. Dit is symbolisch, want hij heeft geen echte politieke macht.
Opdracht 1
Zoek op: wie zijn de staatshoofden van Engeland, Duitsland, België en Frankrijk?
Engeland: Koning Charles III, Duitsland: bondspresident Frank-Walter Steinmeier, België: Koning Filip van België, Frankrijk: President Emmanuel Macron
Toen Nederland in 1815 een koninkrijk werd, wilde Koning Willem I een grondwet waarin de rechten van burgers stonden vastgelegd, maar ook zijn macht als koning. Vanaf dat moment is Nederland een constitutionele monarchie. Dat wil zeggen: een koninkrijk met een grondwet.
In de loop der jaren is de macht van de koning steeds kleiner geworden. De koning heeft theoretisch geen politieke macht meer. Wat doet hij dan wel?
A. Ministeriële verantwoordelijkheid
In 1848 heeft de koning ingestemd met een grondwetswijziging die ervoor zorgde dat niet langer de koning, maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het bestuur van het land. Maar ook dat de ministers verantwoordelijk zijn voor alles wat de koning in het openbaar zegt en doet.
Wanneer koning Willem-Alexander een vervelende uitspraak doet, dan moet de minister-president daarover uitleg geven. Om die reden zul je de koning niet zo snel zijn mening zien geven. Dit fenomeen heet ministeriële verantwoordelijkheid.
Wat wordt hiermee bedoeld?
Dat de koning geen uitspraken doet, waar de ministers het niet mee eens zouden kunnen zijn.
Ondanks dat onze koning geen politieke macht heeft, is hij wel goed op de hoogte van alles wat er speelt in de politiek en de samenleving. Hij overlegt met regelmaat met de minister-president en andere ministers. De inhoud van die gesprekken zijn geheim: we noemen dit het geheim van Noordeinde. Noordeinde is het paleis in Den Haag waar deze gesprekken altijd plaatsvinden.
B. Prinsjesdag
Iedere derde dinsdag van september heeft het kabinet de plannen voor een nieuw regeringsjaar klaar. Deze dag noemen we Prinsjesdag. De plannen die op deze dag worden gepresenteerd bestaan uit twee onderdelen: 1. de troonrede en 2. de begroting van Nederland.
De troonrede, die je ook ziet in de bovenstaande video, is geschreven door de minister-president en wordt voorgelezen door de koning. De koning heeft geen invloed op de inhoud, want de inhoud gaat over de plannen die het kabinet heeft met Nederland.
Opdracht 3
Waarom mag de koning de troonrede niet zelf schrijven?
De troonrede gaat over de plannen van het kabinet, hier mag de koning zich niet mee bemoeien.
C. Samenbindend, vertegenwoordigend en aanmoedigend
De koning is onpartijdig, hij is geen lid van een politieke partij en gaat – al mag hij het wel – niet stemmen. Zo kan hij iedereen steunen, maar ook samenbrengen.
Je ziet de koning dan ook vaak bij verschillende gebeurtenissen in het land. Als er iets te vieren valt, zoals de Olympische Spelen of bij de opening van een gebouw. Maar ook bij verdrietige gebeurtenissen, zoals de herdenkingsdienst van een ramp.
Ook is de koning voortdurend voor Nederland aan het werk, hij vertegenwoordigt het koninkrijk in het binnen- en buitenland. Hij legt werkbezoeken af en ontvangt andere staatshoofden en regeringsleiders.
Opdracht 4
Zoek op internet zes foto’s van de dagelijks activiteiten van de koning zoals je hierboven kunt lezen. Vertel bij iedere foto wat de koning aan het doen is.
Extra: Republiek
Het koningshuis is enorm populair in Nederland, mensen zien geen reden het koningshuis met pensioen te laten gaan. Andere landen hebben de koning inmiddels afgeschaft en gekozen voor een president zoals in Frankrijk of Amerika. Dit heet een republiek. Terwijl het Nederlandse koningschap verloopt via erfopvolging (het eerste kind volgt de koning op), worden er in Frankrijk presidentsverkiezingen gehouden.
Republikeins Manifest Wij republikeinen groeten onze landgenoten en hen die in dit land verblijven en verklaren dat wij ons richten tot de staat en het volk van Nederland met een uiteenzetting van ons streven naar invoering van de republikeinse regeringsvorm, dat wij ons hierin gesteund voelen door de omstandigheid dat in het merendeel van de staten van de wereld de republikeinse regeringsvorm bestaat en zich daar naar tevredenheid handhaaft, dat Nederland een republikeinse traditie heeft die inspiratie geeft aan de vernieuwing van ons staatsbestel. Bron: Republikeinen
Opdracht 5
a) Lees de uitgangspunten van het Republikeins Manifest van het Republikeins Genootschap. Waarom willen zij van het koningshuis af?
Ze vinden het koningshuis niet democratisch. Iedereen moet het staatshoofd kunnen worden.
b) Wat vind jij: liever een koningshuis of een republiek? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ik ben voor een monarchie, omdat het koningshuis een belangrijke sociale functie in Nederland vervult. Of: het is een mooie Nederlandse traditie. Of: Ik ben voor een republiek, omdat het koningshuis geen toegevoegde waarde heeft in de politiek en een gekozen staatshoofd wel. Of: iedereen kan dan het staatshoofd van Nederland worden, dat is democratischer.
Wat maakt nieuws nu nieuws? Jij gaat onderzoeken waarom nieuwsmedia de ene gebeurtenis wel uitkiezen voor een nieuwsbericht en de andere gebeurtenis niet. Dit noem je met één woord nieuwsselectie.
Wat moet ik weten en kunnen?
Uitleggen waarom nieuwsmedia voor een nieuwbericht hebben gekozen.
Ga op zoek naar twee nieuwsartikelen die je aanspreken en beantwoord daarbij per artikel de onderstaande vragen. Kies voor je nieuwsartikelen een van de volgende websites: Volkskrant.nl, NRC.nl, Telegraaf.nl, of AD.nl. Denk van tevoren goed na wat de doelgroep is van deze websites.
Opdracht 1
Hoe is de krant aan de informatie voor dit artikel gekomen? Kies uit één van de onderstaande bronnen en leg uit waaraan je dit kan zien.
– Journalisten hebben zelf onderzoek gedaan
– Het is gebaseerd op een persbericht van een organisatie of bedrijf
– Het komt van een persbureau als het ANP, Novum, Reuters, AP
Opdracht 2
Waarom is dit artikel gekozen? Leg van iedere mogelijkheid uit waarom wel of waarom niet.
1. Het nieuwsfeit is actueel.
2. Het nieuwsfeit is bijzonder.
3. Het nieuwsfeit spreekt de doelgroep aan.
4. Het nieuwsfeit past bij de identiteit van het medium.
Opdracht 3
Is het nieuwsbericht objectief? Geef van elk artikel aan of het voldoet aan de onderstaande kenmerken en leg telkens uit waarom wel of niet:
1. Er is sprake van een scheiding tussen mening en feiten.
2. Hoor en wederhoor is toegepast.
3. Er worden meerdere bronnen gebruikt.
Met de Nieuwsgenerator van Methode M kruip je in de huid van een journalist bij “NieuwsVandaag”. Je gaat zelf een nieuwsartikel maken met een passende nieuwskop en foto.
Kies in overleg met je docent een van de volgende schrijfopdrachten (A, B of C). Als je nieuwsartikel klaar is, deel je het met je docent en klasgenoten via de Nieuwsgenerator.
Media kunnen niet zonder reclames. Ze vormen een belangrijke inkomstenbron voor mediabedrijven. Hoe groter de kans is dat jij door een reclame iets gaat kopen, hoe meer geld een reclame opbrengt. Reclamemakers doen er alles aan om ons te verleiden om producten of diensten te kopen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten welke reclames er zijn.
Uitleggen hoe reclames ons beïnvloeden.
A. Overal en in alle soorten en maten
Je wordt iedere dag bedolven onder reclames: Op internet, televisie, radio en ook op straat, bijvoorbeeld op gebouwen langs de snelweg. Overal vind je allerlei soorten reclames.
Opdracht 1
Zoek van 10 verschillende media een reclame op. Denk aan een billboard, een reclame in een app, een tijdschriftreclame enzovoorts. Maak er een kleine collage van door middel van screenshots en foto’s van de reclames.
Opdracht 2
a) Wat voor reclame vind jij het meest irritant? Leg in twee zinnen uit waarom.
b) Wat voor reclame vind je juist leuk? Leg in twee zinnen uit waarom.
Kies uit de lijst hierboven drie reclametrucs uit en leg met voorbeelden uit hoe deze trucs werken.
Opdracht 4
a) Zoek via YouTube drie reclames waarin een truc wordt gebruikt om iemand te verleiden.
b) Leg bij iedere reclame uit welke verleidingsmethode gebruikt is.
C. Hoe komt het dat je klikt?
Mediabedrijven die hun producten gratis aanbieden, willen dat je zolang mogelijk op hun site of app blijft hangen, zodat je zoveel mogelijk reclame kan zien en er misschien uiteindelijk ook op klikt. De onderstaande video legt dit uit:
Opdracht 5
a) Noem twee manieren uit de video waardoor je bij een app blijft hangen.
1. Notificaties, 2. Kleurtjes, 3. Automatisch doorkijken, 4. Doorscrollen.
b) Hoe helpt het algoritme van Spotify dat je vaker de app gebruikt?
Het algoritme onthoudt wat je goede muziek vindt en schotelt je dat ook de volgende keer voor.
c) Wat kun je volgens de video tegen de verslavende trucjes van bedrijven bij apps doen?
Je kunt kleuren op je scherm aanpassen. Je kunt een tijdlimiet instellen op je telefoon, notificaties uitzetten. Of je telefoon helemaal weg doen, net als Justin Bieber.
Opdracht 6
Wat is het verdienmodel van gratis apps?
Dat mensen zoveel mogelijk reclames zien.
Extra: Zelf een reclame(video) maken
Nu je weet welke trucjes er worden gebruikt om jou te verleiden om iets te kopen, is het tijd om zelf een reclame te maken!
Opdracht 7
a) Bedenk een product waar jij reclame voor wilt maken.
b) Bedenk welke methode(s) uit vraag 3 je toe gaat passen op jouw reclame. Leg in je verslag uit welke methode(s) je hebt gebruikt.
c) Schrijf een script:
– Beschrijf wat je wil gaan filmen ( Wat wordt je boodschap? Wat heb je nodig? Hoe ziet de omgeving eruit? etc.)
– Beschrijf wie wat doet.
– Beschrijf wie wat zegt.
d) Film je reclame. Zorg ervoor dat je alles wat je nodig hebt (materialen/ acteurs) tot je beschikking hebt.
e) Schrijf een reflectie over het maken van de reclame. Wie heeft wat gedaan? Hoe ging de samenwerking?
Ben je nieuwsgierig naar de criminaliteit in jouw buurt? Wat denk je, is jouw buurt crimineel? Nederland heeft relatief weinig criminaliteit, maar voelt dat ook zo? Daar kan zo maar eens een groot verschil in zitten.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten hoe we aan misdaadstatistieken komen.
Uitleggen wat voor conclusies je uit misdaadstatistieken kan halen.
A. Gevoel van veiligheid
Opdracht 1
a) Welke voorbeelden van strafbare feiten zijn er de laatste tijd in jouw buurt geweest?
b) Voel jij je veilig in jouw buurt? Leg uit waarom.
Hoe komen we aan statistieken over criminaliteit? De eerste bron is de politie. Met behulp van politiestatistieken weten we hoeveel meldingen en aangiftes er worden gedaan. Zo weten we precies hoeveel aangiftes er voor inbraak, diefstal of geweldpleging worden gedaan.
Het Openbaar Ministerie houdt bij hoeveel schikkingen, straftransacties en veroordelingen er zijn opgelegd. Zo weten we hoeveel boetes er jaarlijks worden opgelegd en hoeveel zaken er voor de rechter komen.
Ook zijn er slachtoffer- en daderenquêtes: vragenlijsten die een gemeente rondstuurt om criminaliteit van een buurt in beeld te brengen.
Het Centraal Bureau voor Statistiek verzamelt al deze gegevens en stopt deze in een grote database. Zo brengen ze zelf nieuws over criminaliteit naar buiten, maar hebben ze ook een database vol met interessante misdaadstatistieken.
a) Wie worden er vaker verdacht van een strafbaar feit: mannen of vrouwen?
Mannen. Zij werden in 2021 115.970 keer verdacht van een strafbaar feit, vrouwen “slechts” 22.900 keer
b) Wat voor soort misdrijven worden het meest gepleegd?
Vermogensmisdrijven
c) Hoeveel jongeren zaten er in 2010 bij Halt? En hoeveel in 2020?
2010: 8.040, 2018: 5.910
B. Misdaadstatistieken in jouw omgeving
Via internet kunnen we een paar dingen te weten komen over de criminaliteit in jouw wijk. Zo geeft de AD Misdaadmeter jaarlijks een overzicht van criminaliteit van dat jaar. De Politie geeft zelf via Mijn Buurt informatie over woninginbraken.
Hoe crimineel is jouw stad of buurt? Kijk of je met behulp van de bovenstaande websites informatie kan vinden over de criminaliteit in jouw omgeving.
a) Welk strafbaar feit wordt het meest gepleegd in jouw omgeving? Maak een top drie.
b) Is jouw omgeving veiliger of onveiliger dan rest van jouw provincie? Leg je antwoord uit.
Opdracht 4
Nu gaan we kijken naar de meest recente informatie over misdaad in het hele land. Gebruik de AD Misdaadmeter.
a) Waar wordt de meeste criminaliteit gepleegd in Nederland?
Amsterdam, Eindhoven en vervolgens Rotterdam.
b) Worden er in de steden meer of minder strafbare feiten gepleegd dan in de dorpen? Leg uit waarom dit volgens jou zo is.
In steden. Hier wonen meer mensen.
c) Bekijk verschillende plaatsen met veel criminaliteit. Welke strafbare feiten worden vooral geregistreerd in Nederland?
Autokraak en vernielingen
Op onderstaande kaart kun je zien welke gemeenten gevoelig zijn voor “ondermijning”:
Opdracht 5
Bekijk de Onderwereldkaart hierboven. Op deze kaart staat welke gemeentes gevoelig zijn voor “ondermijning”.
a) Leg in je eigen woorden uit wat ondermijning is. Je mag hierbij het internet gebruiken.
Ondermijning betekent dat criminelen gewone, legale bedrijven gebruiken, om criminele dingen te doen. Hierdoor voelen mensen zich onveiliger in de buurt.
b) Hoe gevoelig is jouw gemeente voor ondermijning? Hoe komt dat?
Bijvoorbeeld: Ik woon in Rotterdam, en Rotterdam staat op plek 3. Dat komt omdat er veel wapenhandel hangjongeren en mensen met schulden wonen.
c) In de Onderwereldkaart zie je dat ze ook het aantal hoogrisicojongeren meten.
Wat zijn hoogrisicojongeren, denk je?
Hoogrisicojongeren zijn jongeren met halt-straffen op jonge leeftijd, jongeren zonder schooldiploma, of jongeren uit een heel arm gezin.
d) Wat verbaast jou aan deze grafiek?
Bijvoorbeeld: Dat Heerlen en Kerkrade op plek 1 en 2 staan. Of: Dat ze het aantal hoogrisicojongeren meten.
C. Nederland wordt steeds veiliger
Stop! Niet verder lezen dan de onderstaande opdracht.
Opdracht 6
a) Hoeveel mensen zitten er in de Nederlandse gevangenis denk je?
b) Hoeveel mensen worden jaarlijks vermoord?
.
.
.
Kwart minder gevangenen in 2021 in Nederland dan tien jaar eerderSTRAATSBURG – Nederland had in 2021 bijna een kwart minder gevangenen dan in 2011, meldt de Raad van Europa. Het aantal daalde met 22,5 procent.
In Nederland zaten vorig jaar 54 mensen per 100.000 inwoners in de gevangenis, volgens de cijfers van de raad. Dat zijn omgerekend ongeveer 9500 mensen.
In 2021 kwamen in Nederland 126 mensen om het leven door moord of doodslag, 5 meer dan in 2020. Bij mannen is het aantal slachtoffers toegenomen van 77 in 2020 naar 88 in 2021. Bij vrouwen vielen er 38 slachtoffers, 6 minder dan in 2020. Het totaal aantal slachtoffers van moord en doodslag was de afgelopen vijf jaar stabiel. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.
Lees de bovenstaande bronnen en bekijk de grafiek.
Valt het aantal gevangenen en moorden in Nederland je mee of tegen?
Atlas over veiligheid: bijensteek gevaarlijker dan terrorisme “We zijn bang voor terrorisme omdat het er zo vreselijk uitziet en zo volkomen willekeurig is, maar de kans is niet zo groot. Het probleem is dat als het een keer gebeurt, het enorme onrust veroorzaakt. Als je buurman van 92 struikelt en drie weken later doodgaat, dan hoort dat een beetje bij het leven. Maar als iemand met een mitrailleur door een winkelcentrum loopt, is de angst en impact vele malen groter.” Bron: NOS, 2017
Opdracht 8
a) Een bijensteek is dus gevaarlijker dan terrorisme. Waarom is het gevoel van angst voor criminaliteit groter?
Criminaliteit heeft meer impact op ons leven, het veroorzaakt meer onrust.
b) In de Bosatlas van de Veiligheid staan verschillende onderwerpen over veiligheid. Kies één onderwerp en leg uit wat het gevaar is.
Nederland kent iets bijzonders. Het gebruiken van softdrugs is niet verboden. In deze opdracht gaan we onderzoeken wat het gedoogbeleid van Nederland is. De verslavingskliniek Jellinek omschrijft het als volgt:
Volgens de Opiumwet is: het bezitten, telen, dealen en exporteren van softdrugs verboden (Opiumwet, lijst II). Zoals je ziet staat gebruik niet in dit rijtje. Dit wil dus zeggen dat gebruik van softdrugs in Nederland niet bij de wet verboden is. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk waar gebruik wel strafbaar is. Bezit van drugs is echter wel een strafbaar feit. Nu moet je om drugs te kunnen gebruiken, deze drugs ook bezitten. Op die grond zou je volgens de Opiumwet het gebruik toch kunnen vervolgen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat het gedoogbeleid is.
Uitleggen hoe de Opiumwet in de praktijk werkt.
A. Gedogen
In Nederland is het bezitten van drugs wél verboden, maar het gebruiken ervan niet. Op het moment dat je softdrugs koopt bij een coffeeshop, ben je eigenlijk in overtreding. Toch zal het Openbaar Ministerie je niet gaan vervolgen, zolang je ouder bent dan achttien jaar en de softdrugs alleen voor eigen gebruik bedoeld zijn. Dit heet het gedoogbeleid.
Omdat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs, gelden hiervoor soms andere regels. Coffeeshops kunnen onder strenge voorwaarden wiet en hasj verkopen. Zij worden daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. Dit is de essentie van het gedoogbeleid. Bron: Rijksoverheid
Opdracht 1
a) Wat is de betekenis van het woord ‘gedogen’?
Bijvoorbeeld: Toelaten terwijl het eigenlijk niet mag.
b) Leg in je eigen woorden uit wat het gedoogbeleid rondom softdrugs inhoudt.
Bijvoorbeeld: Bezit en verkoop van drugs is strafbaar, maar de politie staat een kleine hoeveelheid softdrugs voor verkoop en bezit toch toe.
c) Bedenk een reden waarom de overheid dit gedoogbeleid heeft.
Hierdoor voorkomt de overheid dat softdrugs in de zware criminaliteit terecht komt, dat gebruikers dus sneller “afglijden” naar criminaliteit.
B. Wanneer ben je wél strafbaar?
Als je ouder bent dan achttien jaar is het bij je dragen van maximaal vijf gram cannabis of hennep toegestaan. Je mag ook vijf cannabisplanten in huis hebben. Een coffeeshop mag kleine hoeveelheden verkopen, maar mag geen grotere voorraad hebben dan 500 gram.
Opdracht 2
Strafbaar of niet strafbaar?
1. Mees, 15 jaar. Blowt ’s avonds heel veel achter de computer.
2. Rick, 23 jaar. Dealt hennep bij hem thuis.
3. Angelique, 18 jaar. Koopt wekelijks bij de coffeeshop twee jointjes.
1. Strafbaar, onder de 18 jaar mag je geen drugs bezitten. Dus ook geen softdrugs.
2. Strafbaar, het verkopen van softdrugs mag enkel in een coffeeshop.
3. Niet strafbaar.
C. Hoe werkt de Opiumwet?
In de Opiumwet is alles rondom hard- en softdrugs geregeld. Er staat onder andere in welke drugs onder harddrugs vallen en welke softdrugs worden gedoogd.
Er staat ook in de wet dat je als consument een beperkte hoeveelheid softdrugs mag kopen, maar dat het produceren of het helpen bij het produceren van softdrugs is verboden.
Opdracht 3
Bekijk de bovenstaande video.
a) Wat is, volgens NOS op 3, het grootste probleem van het huidige gedoogbeleid?
Bijvoorbeeld: Coffeeshops mogen wiet verkopen, maar de teelt en handel van wiet is nog steeds verboden. Er vindt nu steeds meer criminaliteit plaats bij het kweken van wiet.
b) Hoe gaan andere landen de laatste jaren om met wietteelt en -handel?
Steeds meer landen in Europa en Latijns-Amerika decriminaliseren wiet. In sommige landen, zoals Canada en Uruguay, is ook de teelt en handel van cannabis (onder toezicht) inmiddels toegestaan.
Opdracht 4
Wat is jouw mening over het gedoogbeleid van Nederland? Is het de juiste oplossing, moeten we softdrugs helemaal legaal maken, of moeten we het gedoogbeleid afschaffen? Minimaal 2 zinnen!
Meestal veroordelen rechters de juiste verdachte, maar ook rechters maken wel eens fouten. Zo kan het gebeuren dat mensen onschuldig vast worden gezet. Als dit gebeurt, noem je dat een rechterlijke dwaling. Vaak heeft zo’n rechterlijke dwaling enorme gevolgen.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat rechterlijke dwaling is.
Uitleggen waarom er bij Lucia de Berk spraken was van een rechterlijke dwaling.
Weten waarom een schadevergoeding wordt uitgekeerd.
A. Een rechterlijke dwaling
Een dwaling is een moeilijk woord voor een vergissing. Een rechterlijke dwaling is dus een vergissing door de rechter. Ook rechters maken fouten, met soms grote gevolgen.
In de “Puttense moordzaak”, hebben twee mannen zeven jaar onschuldig vastgezeten voor moord. In de “Schiedammer parkmoord” heeft een man vier jaar onschuldig vastgezeten voor seksueel misbruik en moord. In de “Showbizzmoord” heeft een man acht jaar onschuldig vastgezeten voor moord. In de “zaak Ina Post” heeft Ina Post zes jaar onschuldig vastgezeten voor moord.
Opdracht 1
Kies een van de voorbeelden van een rechterlijke dwaling: Puttense moordzaak, Schiedammer parkmoord,Showbizzmoord of De zaak Ina Post.
a) Omschrijf waarvoor de onschuldige is veroordeeld.
b) Omschrijf hoe men er uiteindelijk achter is gekomen dat iemand onschuldig is veroordeeld.
B. ‘Lucia de B.’
Een van de bekendste voorbeelden van een rechterlijke dwaling is het verhaal van Lucia de Berk. Zij werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor het plegen van zeven moorden en drie pogingen tot moord.
Volgens het proces-verbaal zou zij deze moorden hebben gepleegd in het ziekenhuis waar zij toen werkte. Na zes jaar werd de zaak opnieuw beoordeeld door het gerechtshof en werd de conclusie getrokken dat de patiënten aan een natuurlijke dood waren gestorven. Na zes jaar vast te hebben gezeten, werd Lucia de Berk vrijgesproken.
Over haar verhaal is een film gemaakt, bekijk hieronder de trailer.
Opdracht 2
Bekijk de trailer nogmaals. Bekijk hem anders nog eens. Wat zijn de momenten uit de trailer die indruk op je hebben gemaakt?
Bijvoorbeeld: De verpleegkundige had steeds dienst, dat ze de Engel des doods wordt genoemd, dat ze misdaadboeken in huis heeft, alles is gebaseerd op roddels, dat ze schreeuwt: “Ik heb het niet gedaan.”
Voor het maken van opdracht 3 bekijk je de video hierboven.
Opdracht 3
a) Omschrijf in drie zinnen de zaak van Lucia de Berk.
Lucia wordt veroordeeld voor de moord op zeven baby’s. In hoger beroep werd ze nogmaals veroordeeld en kreeg ze levenslang én tbs. Pas na een uitspraak van de Hoge raad, komt ze na zeven jaar gevangenschap vrij.
b) Waarom moest Lucia zich van haar advocaat beroepen op haar zwijgrecht (3.26 – 3.50 minuut)?
De advocaat was bang dat ze onder druk van de politie de moorden zou bekennen, zoals dat was gebeurd in een andere zaak.
c) Lucia legt uit (7.00 – 7.18, 8.16 – 9.14 minuut) waarom haar advocaat tegen haar had gezegd dat ze in het hoger beroep meer kans had op een betere veroordeling. Leg in je eigen woorden uit wat ze hiermee bedoelt.
De rechtbank is onzorgvuldig geweest. De meervoudige kamer zou volgens haar onvoldoende kennis hebben voor dit soort zaken, ze ging daarom snel over tot veroordeling.
d) Wat voor rol hebben de media (7.16 – 7.56 minuut) gespeeld bij het proces van Lucia de Berk?
De media doken erop. De beeldvorming was dat ze de moorden had gepleegd: “Lucia de B: een heuse Nederlandse seriemoordenares”.
Opdracht 4
Hoe kijk jij tegen het verhaal van Lucia de Berk aan? Vertel in drie zinnen hoe je erover denkt.
Lucia spreekt ook over het Pieter Baan Centrum waar wordt onderzocht of je toerekeningsvatbaar bent.
Opdracht 5
a) Lucia de Berk wordt toerekeningsvatbaar verklaard. Wat betekent dit?
Ze heeft geen stoornis, ze is 100% verantwoordelijk voor haar daad.
b) Is er volgens de woordvoerder (13.43 – 14.15 minuut) van de rechtbank bewijs voor het idee dat ze de innerlijke drang heeft om te moorden?
Nee, want ze heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. Het is een aanname.
C. De schadevergoeding
Na haar vrijspraak komt Lucia de Berk vrij. In al die jaren van gevangenschap is haar gezondheid hard achteruit gegaan.
Opdracht 6
Wat heeft Lucia lichamelijk overgehouden aan deze gevangenschap? Zie minuut 16.30 – 17.35. Hoe komt dat?
Ze kreeg een beroerte en hield daaraan een verlamde arm over. Ze is niet meteen geholpen, omdat de bewaarders niet geloofden dat het echt was.
Haar jaren van gevangenschap worden gecompenseerd met een schadevergoeding.
Schadevergoeding Lucia de Berk geregeld
DEN HAAG – Lucia de Berk en het Openbaar Ministerie (OM) zijn het onlangs eens geworden over de schadevergoeding die de vrouw krijgt omdat ze 6,5 jaar onterecht in de gevangenis heeft gezeten.
Het OM en De Berks advocaat Stijn Franken hebben dat vrijdag gezegd naar aanleiding van berichtgeving van Omroep West. Hoeveel geld de Haagse krijgt, maken de partijen niet bekend. Bron: NU.nl, 2010
Opdracht 7
Leg in twee zinnen uit of jij vindt dat een schadevergoeding de jaren dat Lucia de Berk vast heeft gezeten goed kan maken.
Levenslang in Nederland is ook echt levenslang. Betekent dit dat een gevangene met een levenslange gevangenisstraf echt NOOIT meer vrijkomt? Meestal wel. Ook de strafmaatregel tbs kan ervoor zorgen dat je niet meer vrij komt. Nederland is op dit gebied best wel streng.
In deze keuzeopdracht gaan we kijken naar levenslange gevangenisstraffen en tbs, en wanneer je misschien toch nog vrij kunt komen na het krijgen van zo’n straf.
Wat moet ik weten en kunnen?
Weten wat levenslang in Nederland betekent.
Weten wat tbs als maatregel inhoudt.
Uitleggen waarom Nederland kritiek krijgt op deze strafmaatregelen.
A. Levenslang is levenslang
Levenslang in Nederland is levenslang. In de meeste Europese landen vindt er na 10 tot 15 jaar een toetsing plaats waarbij de veroordeelde vrij kan komen. In Nederland is dit niet zo. In principe is levenslang in Nederland dus echt levenslang.
BIJ WELKE DELICTEN KRIJGT U LEVENSLANG?
U wordt uiteraard niet zomaar veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Levenslange gevangenisstraf is voor zeer ernstige misdrijven.
Een aantal voorbeelden zijn: 1. Leiding geven aan een terroristische organisatie; 2. het plegen van een terroristische aanslag; 3. aanslag op de regering of het Koningshuis; 4. het plegen van een moord.
Maar zelfs in deze gevallen zal vaak geen levenslange gevangenisstraf worden opgelegd. Meestal wordt er een lange tijdelijke gevangenisstraf opgelegd, maar niet levenslang. Gaat het om een misdrijf dat schokkend is voor de samenleving, bijvoorbeeld een koelbloedige moord op meerdere personen, dan wordt levenslang eerder opgelegd.
Zoek van drie levenslang gestraften hun gepleegde misdrijf op.
Opdracht 2
a) Lees de bron hierboven nogmaals. Wat wordt er bedoeld met een misdrijf dat “schokkend is voor de samenleving”?
Mensen in Nederland zijn er heel erg van geschrokken en hebben er last van.
b) Geef uit de lijst van veroordeelden voor levenslang een voorbeeld, waarbij de veroordeelde de samenleving heeft geschokt.
Bijvoorbeeld: Mohammed B. vermoordde de bekende tv-maker Theo van Gogh.
B. Tbs: een extra maatregel
Tbs staat voor “terbeschikkingstelling”. Je wordt “ter beschikking” gesteld van de overheid. Met andere woorden: je wordt verplicht opgenomen in een psychiatrische instelling. Zo’n besluit neemt de rechter, vaak in combinatie met een gevangenisstraf die je vooraf moet uitzitten.
Als je tbs krijgt opgelegd, dan ben je voor een deel ontoerekeningsvatbaar verklaard voor het delict wat je hebt gepleegd.
Man verkrachtte, gijzelde en mishandelde ex: 4 jaar cel en tbs met dwang
Een 54-jarige man uit Den Bosch is veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor het verkrachten, mishandelen en opsluiten van zijn ex-vriendin. Dat vonnis velde de rechtbank in Den Bosch donderdagmiddag.
In een lege zittingszaal motiveerde de rechtbank de uitspraak. De man krijgt de gevangenisstraf opgelegd voor het mishandelen van zijn toenmalige vriendin. Als hij die heeft uitgezeten, volgt tbs met dwangverpleging voor het verkrachten en opsluiten van zijn ex in zijn huis in Den Bosch.
Deze laatste maatregel is opgelegd, omdat de kans erg groot is dat hij weer zoiets doet. De man heeft een stoornis en is al vaker veroordeeld voor partnergeweld. Vier andere ex-partners hebben al eerder aangifte gedaan van mishandeling, bedreiging en gijzeling.
De rechtbank volgt hiermee de eis van de officier van justitie. Ook die acht de kans op herhaling erg groot en wil met de tbs-maatregel voorkomen dat de man nieuwe slachtoffers maakt.
In de bron hierboven krijgt de veroordeelde tbs nadat hij de straf van vier jaar heeft uitgezeten. Hij krijgt de straf omdat hij psychisch niet in orde is en ze bang zijn dat hij dit delict nogmaals pleegt.
Tbs met dwangverpleging duurt maximaal 4 jaar, tenzij de maatregel is opgelegd voor geweldsmisdrijven. Dan kan de tbs onbeperkt worden verlengd. Zolang de officier van justitie op basis van adviezen denkt dat het risico van herhaling nog aanwezig is, zal hij de rechter vragen om de maatregel te verlengen met telkens 2 jaar.
De veroordeelde komt pas vrij als deskundigen er zeker van zijn dat hij het delict niet nogmaals pleegt. Dat kan soms tientallen jaren duren. Sommigen komen zelfs nooit meer vrij.
Opdracht 3
a) Leg in twee zinnen uit wat het doel is van tbs.
Mensen die misdrijven plegen, zijn soms geestelijk ziek, in een tbs-kliniek krijg je verplicht therapie.
b) Wanneer komt een tbs’er weer vrij?
Zodra deskundigen zeggen dat deze persoon weer voldoende beter is om terug te keren in de samenleving.
Opdracht 4
Bekijk de video hierboven.
a) Om te kijken of de tbs’er kan terugkeren in de samenleving wordt er geoefend met verlof. Mag een tbs’er zomaar op verlof? Leg je antwoord uit. (3.50 – 4.40 minuut)
Nee, een tbs’er moet laten zien dat hij op verlof kan, daarnaast wordt het verlof intern en extern getoetst.
b) In de video worden ook statistieken getoond over het succes van tbs. In hoeverre is tbs succesvol volgens de statistieken?
Tbs’ers hebben veel minder terugval (24%) in de criminaliteit, dan iemand die alleen een gevangenisstraf heeft uitgezeten (75% valt terug).
Opdracht 5
Ondanks dat tbs een maatregel is en geen straf, zitten sommige verdachten liever een langere gevangenisstraf uit, dan dat ze verplicht worden opgenomen in een tbs-kliniek.
a) Waarom zouden verdachten tbs erger vinden dan gevangenisstraf?
Aan een gevangenisstraf zit een einddatum, dan weet je wanneer je vrij komt. Bij tbs weet je nooit of je nog vrij komt.
b) Waarom zien sommige mensen tbs als een vorm van levenslang?
Sommige mensen zijn zo geestelijk ziek dat ze weinig kans hebben dat ze de tbs-kliniek ooit uitkomen, zelfs als het misdrijf niet zo ernstig is als waar je levenslang voor krijgt.
C. Kritiek op Nederland
Vroeger was een levenslange gevangenisstraf in Nederland ook écht áltijd levenslang.
Maar in 2013 deed het Europese Hof een uitspraak over de levenslange straf in Nederland. Volgens de Europese rechters moet een veroordeelde altijd uitzicht hebben op “invrijheidstelling”, omdat de straf anders een marteling is. En marteling is bij wet verboden. Onze levenslange celstraf en de maatregel tbs voldoen hier dus niet aan.
Tot levenslang veroordeelde ‘supermarktmoordenaar’ Appie A. komt mogelijk vrij
Appie A., de man die in 1990 in Oosterbeek twee supermarktmedewerkers vermoordde en een derde met een levenslange beperking opzadelde, wordt voorbereid op vrijlating. Dat ontdekte podcastmaker Marc Adriani toen hij een serie maakte over de geruchtmakende overval.
In de podcast reconstrueert Adriani de zaak en doen de nabestaanden van de slachtoffers na 32 jaar voor het eerst hun verhaal. De podcast is gemaakt voor De Gelderlander, het AD en aangesloten regionale dagbladen.
Tijdens het maken van de serie kwam Adriani erachter dat A. mogelijk vrijkomt. De nabestaanden hebben namelijk een brief ontvangen waarin staat dat hij is overgeplaatst naar een tbs-kliniek, ter voorbereiding op proefverlof. Het uiteindelijke doel is A. gratie verlenen.
Dat is sinds 1985 slechts drie keer eerder gebeurd bij levenslang veroordeelden. De nabestaanden hopen volgens de podcastmaker dat ze door hun verhaal te doen kunnen voorkomen dat A. binnenkort vrij rondloopt.
Volgens de podcastmaker zijn de nabestaanden helemaal niet blij met de mogelijke gratie en daarom werkten ze ook mee aan de podcast. “Wij hebben wel levenslang, waarom hij dan niet?”, citeert het AD een van de nabestaanden.
In 2017 heeft de overheid een “Adviescollege Levenslanggestraften” opgericht. Er wordt bekeken of de veroordeelde niet tóch kan terugkeren in de samenleving. Zij moeten kijken of iemand na 25 jaar in aanmerking komt voor vrijlating. Dit noemen we: gratie verlenen.
De minister van Justitie en Veiligheid besluit uiteindelijk of gratie kan worden verleend. Tot nu toe worden de meeste van die gratieverzoeken afgekeurd. Een veroordeelde zit dan dus écht levenslang in de gevangenis.
Opdracht 6
a) Waarom krijgt Nederland kritiek van de Europese rechters?
Omdat zij het marteling vinden, dat mensen geen uitzicht hebben of ze ooit nog vrijkomen.
b) Wat vind jij? Is levenslang onmenselijk?
Bijvoorbeeld: Ja, wat heeft het leven voor zin als je nooit meer vrij kunt komen. Nee, levenslang is levenslang, een rechter heeft het niet voor niets opgelegd.
G E L U K K I G H A N G T E R L I E F D E I N D E L U C H T
Gelukkig hangt er liefde in de lucht in 2019. Bekijk hieronder alle antwoorden en heeft jouw klas de taart gewonnen? Check het instagramaccount van Methode M. om te zien welke klas de winnaar is!
Vraag 1
Deze Nederlandse tennisster is dit jaar in de top 10 van beste tennissers ter wereld gekomen. Hoe heet zij? Kiki Bertens (Plek 5)
Vraag 2
Niet van het gas af? Dan gaat uw … met 100 euro omhoog
Om te zorgen dat Nederland massaal ‘van het gas’ gaat, wordt de belasting op gas fors verhoogd en die op elektriciteit flink verlaagd. Daardoor gaat de … op termijn tot zo’n 100 euro per jaar omhoog voor mensen die hun huis niet isoleren of niet overstappen op duurzame energie.
Bron: AD, 2018
Om van het Groningste gas af te komen gaat deze komend jaar flink omhoog. Energierekening(Plek 21)
Vraag 3
StukTV werd dit jaar voor veel geld verkocht aan John de Mol. Hoe heet de bedenker van StukTV? Giel de Winter (Plek 12)
Vraag 4
Er gebeurde in 2018 weer een hoop in de wereld. Wereldleiders kwamen regelmatig samen om over problemen te praten. Hoe heet de omcirkelde wereldleider? Emmanuel Macron (Plek 14)
Vraag 5
De wereldleiders van vraag 4 hadden het regelmatig over de leider van Noord-Korea (niet op de foto). Wat is de naam van deze man? Kim Jong-Un(Plek 6)
Vraag 6
Bij maatschappijleer hebben we in de module Samenleving geleerd over de multiculturele samenleving. De overheid vindt het belangrijk dat iedereen de Nederlandse taal en cultuur kent. De overheid wil mensen laten … ? Integreren(Plek 17)
Vraag 7
Met meer dan 5,8 miljoen volgers een van de grootste Nederlandse Instagrammers. Maar, wie, o wie is dit? Doutzen Kroes (Plek 20)
Vraag 8
… gaat niet verhuizen, blijft de dividendbelasting dan toch?
Het kabinet gaat de afschaffing van de dividendbelasting heroverwegen. Het nieuws volgt op de bekendmaking van … dat de verhuizing van het hoofdkantoor van Londen naar Rotterdam wordt afgeblazen. Premier Mark Rutte noemt het besluit teleurstellend.
Bron: NOS, 2018
Hoe heet het Nederlandse bedrijf dat zijn hoofdkantoor wilde verhuizen van Engeland naar Nederland, maar wat uiteindelijk niet doorging. Unilever(Plek 27)
Vraag 9
Voor diegenen die maatschappijleer een saai vak vinden. Los de volgende rekensom op: 5 + 2 x 3 Elf(Plek 2, antwoord uitschrijven in letters)
Vraag 10
Je hebt waarden en …? Normen (Plek 23)
Vraag 11
Welke game bracht dit jaar heel wat jongens en meiden aan het dansen? Fortnite(Plek 19)
Vraag 12
In welke populaire Netflix-serie speelde de personages Tokio, Moskou, Rio, Denver, Berlijn, Oslo en Helsinki? La Casa de Papel(Plek 26)
Vraag 13
Leon Walraven doet graag aan het verbreken van wereldrecords. Dit jaar verbrak hij het wereldrecord ‘de meeste basketbaldribbels per minuut‘. In welk boek worden alle wereldrecords ieder jaar opgeschreven? Guinnes World Records(Plek 1)
Vraag 14
In welke Nederlandse dierentuin werd dit jaar een Lynx geboren? Dierenrijk(Plek 24)
Vraag 15
Op 20 april 2018 overleed Avicii. Wat is zijn echte naam? Tim Bergling(Plek 13)
Vraag 16
Een gewoonte binnen een cultuur die regelmatig terugkeert heet een? Traditie (Plek 30)
Vraag 17
Welke Avengersfilm is uitgekomen in 2018? Infinity War(Plek 22)
Vraag 18
Wie wordt er bedoeld met Jan en alleman? Iedereen(Plek 7)
Vraag 19
In 2018 stonden deze artiesten het langst op nummer 1 in de hitlijsten. Calvin Harris & Dua Lippa (Plek 28)
Vraag 20
Er was dit jaar veel gedoe rondom ‘Brexit’. Het Verenigd Koninkrijk verlaat in 2019 de Europese Unie. Het Verenigd Koninkrijk bestaat uit Engeland, Schotland, Wales en … ? Noord-Ierland (Plek 11)
Vraag 21
Wat is (tot nu toe) de populairste jongensnaam van 2018? Lucas (Plek 3)
Vraag 22
Verleden Tijd van Frenna & Lil Kleine is een cover. Maar wie zong het origineel? Abel(Plek 10)
Vraag 23
Welke Nederlandse stad is in 2018 de Culturele Hoofdstad van Europa? Leeuwarden (Plek 16)
Vraag 24
Een sprookjeshuwelijk van ruim 2,5 miljoen. Met wie trouwde actrice Meghan Markle in mei? Harry (Plek 29)
Vraag 25
Welk realityserie stopte dit jaar na bijna 5 jaar? Utopia(Plek 4)
Vraag 26
Voor welke sponsor rijdt Max Verstappen? Redbull(Plek 15)
Vraag 27
Zijn jullie al begonnen aan de module Politiek? Hoe heet de wet waarin de grondrechten van alle Nederlanders zijn vastgesteld? Grondwet(Plek 8)
Vraag 28
Het einde van welke oorlog werd dit jaar voor de 100e keer herdacht? Eerste Wereldoorlog (Plek 25)
Vraag 29
Hoe heet de zwaarbeveiligde gevangenis waar onder andere Willem Holleeder vast zit? EBI(Plek 18)
Vraag 30
Welke presentator moest dit jaar stoppen met RTL Late Night? Humberto Tan (Plek 9)
Mensen van over de hele wereld komen naar Nederland, soms voor even, soms voor altijd. Dit noemen we migratie. Een persoon van wie een van de ouders, of die zelf, uit het buitenland komt, noemen we een migrant.
Mensen hebben allerlei redenen om hun land te verlaten. Sommigen gaan naar het buitenland om er tijdelijk te studeren of te werken, anderen vertrekken voor de liefde. Een vertrek kan ook gedwongen zijn, bijvoorbeeld door oorlog. Mensen verhuizen lang niet altijd voor altijd naar een ander land; vaak is het de bedoeling om er maar tijdelijk te blijven.
Feiten over migratie
De afgelopen 20 jaar kwamen er gemiddeld 181.000 mensen per jaar naar Nederland.
De afgelopen 20 jaar vertrokken er gemiddeld 136.000 mensen per jaar uit Nederland.
In Nederland wonen mensen uit meer dan 195 landen.
25,4% van alle Nederlanders heeft een migratieachtergrond.
In Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Vaals wonen ongeveer evenveel mensen mét als zonder migratieachtergrond.
60% van de arbeidsmigranten vertrekt binnen 6 jaar.
In deze special zetten we de tien grootste niet-Nederlandse bevolkingsgroepen van Nederland op een rij. We beantwoorden de vragen: Waarom zijn ze naar Nederland gekomen en zijn ze goed geïntegreerd?
We hebben de informatie van diverse bronnen waaronder het CBS, SCP en de website Vijfeeuwenmigratie.
De meeste Turken kwamen in de jaren zestig naar Nederland om hier te werken. Inmiddels is de groep, voornamelijk door gezinshereniging, gegroeid tot meer dan 400.000 Turken in Nederland. Zij vormen de grootste niet-Nederlandse bevolkingsgroep.
Turken in Nederland
Herkomst
Turkije, 84,78 miljoen inwoners.
Aantal
444.329 mensen in Nederland, daarvan zijn 227.729 hier geboren.
Reden
Arbeidsmigratie, later gezinsmigratie
Migratiesaldo 2023
12.024 mensen erbij in Nederland.
1.1. Waarom kwamen de Turken naar Nederland?
Na 1950 verliep de wederopbouw van Nederland zo voorspoedig dat er een tekort aan arbeidskrachten ontstond. Vooral voor ongeschoolde arbeid in de scheepsbouw, de mijnen en de textielindustrie was er geen Nederlandse werknemer meer te vinden die dat werk wilde doen. Werkgevers gingen daarom op zoek naar goedkope arbeidskrachten in het buitenland. De Nederlandse overheid richtte “wervingskantoren” op in Turkije, die geschikte arbeidskrachten naar Nederland brachten. Dit begon vooral vanaf het midden van de jaren 60 en duurde tot begin jaren 70. Rond die tijd waren er ongeveer 65.000 Turkse arbeiders in Nederland.
Na vijf jaar verblijf in Nederland kregen de tijdelijke arbeidskrachten het recht om hun gezin naar Nederland te halen. Vanwege het gebrek aan welvaart in hun eigen land kozen veel Turken ervoor om met hun familie een toekomst in Nederland op te bouwen. Uiteindelijk groeide de groep Turken uit tot 191.000 in de jaren 90 en tot meer dan 300.000 in 2001.
1.2. Zijn de Turken goed geïntegreerd?
Ongeveer 95% van de Turken in Nederland komt uit kleine dorpen of van het platteland in Turkije. De meesten hebben in Turkije weinig of geen opleiding genoten, en zelfs 35% van de Turkse vrouwen in Nederland kan geen Turks lezen of schrijven. Vanwege het idee dat de arbeidskrachten hier maar tijdelijk zouden zijn, werd er door de overheid en de fabrieken niet geïnvesteerd in taalcursussen of andere vormen van inburgering. Dat was voor een tijdelijk verblijf in Nederland ook geen probleem. In Nederland kwamen ze ten slotte ongeschoold werk doen.
Dit ging goed, totdat het ongeschoolde werk in Nederland zich naar het buitenland verplaatste en na tientallen jaren van werk in Nederland was er plotseling geen werk meer beschikbaar. Een deel van de Turkse migranten kwam daardoor in de bijstand terecht. In hun zoektocht naar werk besloten veel Turken een eigen zaak te starten: kleine winkeltjes zoals minisupermarkten, kebabzaken of telefoonwinkels zijn hiervan bekende voorbeelden.
Turken zijn over het algemeen meer gericht op hun thuisland dan bijvoorbeeld Marokkanen, aangezien ze vaak naar Turkse televisie kijken. In Nederland is er een uitgebreid verenigingsleven onder Turken; naast de moskee zijn er ook buurthuizen en politieke verenigingen waar veel Turken lid van zijn. De Turkse overheid onderhoudt nauwe contacten met haar burgers in het buitenland, zo worden Turken bijvoorbeeld aangemoedigd om in Nederland te gaan stemmen bij Turkse verkiezingen.
De meeste Marokkanen kwamen in de jaren zestig naar Nederland om hier te werken. Inmiddels is de groep, voornamelijk door gezinshereniging, gegroeid tot meer dan 400.000 Marokkanen in Nederland.
Marokkanen in Nederland
Herkomst
Marokko, 37,08 miljoen inwoners.
Aantal
425.034 mensen in Nederland, daarvan zijn er 245.993 hier geboren.
Reden
Arbeidsmigratie, later gezinsmigratie
Migratiesaldo 2023
2.731 mensen erbij in Nederland
2.1. Waarom kwamen de Marokkanen naar Nederland?
Na 1950 verliep de wederopbouw van Nederland zo voorspoedig dat er een tekort aan arbeidskrachten ontstond. Vooral voor ongeschoold werk in de scheepsbouw, de mijnen en de textielindustrie was er geen Nederlander meer te vinden die dat werk wilde doen. Werkgevers zochten dus goedkope arbeidskrachten in het buitenland. In Marokko werden door de Nederlandse overheid “wervingskantoren” opgericht die geschikte arbeidskrachten naar Nederland haalden. Dit kwam vooral eind jaren 60 op gang en duurde tot begin jaren 70. Er waren zo’n 22.000 Marokkaanse arbeiders in Nederland.
Na vijf jaar verblijf in Nederland kregen de tijdelijke arbeidskrachten het recht om hun gezin naar Nederland te halen. Vanwege het gebrek aan welvaart in hun eigen land kozen veel Marokkanen ervoor om een toekomst met hun familie in Nederland op te bouwen. Uiteindelijk groeide de groep Marokkanen uit naar 168.000 in de jaren 90 en tot meer dan 270.000 in 2001.
2.2. Zijn de Marokkanen goed geïntegreerd?
Ongeveer 65% van de Marokkanen in Nederland komt oorspronkelijk uit het Rifgebergte, een bergachtig en ontoegankelijk gebied, ver van de stad. Veel Marokkanen hadden dan ook nauwelijks een opleiding gehad voordat ze in Nederland kwamen werken. Zelfs 80% van de Marokkaanse vrouwen en 38% van de Marokkaanse mannen in Nederland kunnen geen Marokkaans lezen of schrijven.
Vanwege het idee dat de arbeidskrachten hier slechts tijdelijk zouden verblijven, werd er door de overheid en de fabrieken niet geïnvesteerd in taalcursussen of andere vormen van inburgering. Dat vormde voor een tijdelijk verblijf in Nederland ook geen probleem. Ze kwamen immers naar Nederland om ongeschoold werk te verrichten.
Dit ging goed totdat het ongeschoolde werk in Nederland zich naar het buitenland verplaatste, en na tientallen jaren van werk in Nederland opeens geen werk meer beschikbaar was. Als gevolg hiervan kwam een deel van de Marokkaanse migranten in de bijstand terecht.
De Marokkanen zijn veel minder verspreid over heel Nederland dan de Turken. De helft van alle Marokkanen woont in de vier grote steden, waarvan 20% in Amsterdam. Marokkanen hebben ook minder sterke banden met hun thuisland dan Turken. Velen richten zich op een toekomst in Nederland.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 was de situatie voor veel Indische Nederlanders niet meer prettig. Voor hen restte niets anders dan een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland. Zo werden zij de eerste grote groep migranten die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwam. Er wonen ongeveer 350.000 Indische Nederlanders in Nederland.
Indische Nederlanders in Nederland
Herkomst
Indonesië, 273,8 miljoen inwoners.
Aantal
360.281 mensen in Nederland, daarvan zijn er 257.745 hier geboren.
Reden
Koloniën
Migratiesaldo 2023
1.018 mensen erbij in Nederland.
3.1. Waarom kwamen Indische Nederlanders naar Nederland?
Indonesië (toen nog Nederlands-Indië genoemd) was van 1602 tot 1949 een Nederlandse kolonie. Na een korte onafhankelijkheidsoorlog, waarbij Nederland onder grote buitenlandse druk afstand deed van Indonesië in 1949, zijn ongeveer 290.000 Indische Nederlanders naar Nederland gekomen.
De Nederlandse regering wilde deze groep liever in Indonesië houden, maar vanwege het bezit van een Nederlands paspoort konden ze hen niet weigeren. Veel Indische Nederlanders wilden wel in Indonesië blijven, maar doordat Indonesië erg anti-Nederlands was, voelden ze de druk om te vertrekken.
3.2. Zijn de Indische Nederlanders goed geïntegreerd?
Over het algemeen wordt gezegd dat de integratie van Indische Nederlanders goed is verlopen. Ze waren vaak voldoende opgeleid en konden vanwege hun deels Nederlandse culturele opvoeding goed meekomen in de samenleving. De overheid zorgde voor huisvesting en verspreidde de groep Indische Nederlanders over heel Nederland.
Het was duidelijk dat de toekomst van de Indische Nederlanders in Nederland lag. Van hen werd verwacht dat ze zich zouden aanpassen aan de Nederlandse cultuur, wat velen vanwege hun koloniale achtergrond en opvoeding (waarin de “witte Nederlander” als de betere standaard gold) ook deden.
Als buren is het natuurlijk gemakkelijk om over de grens te gaan wonen. Zo moet je de migratie van Duitsers naar Nederland dan ook zien. Al eeuwenlang komen Duitsers en Nederlanders bij elkaar over de vloer. De groep Duitsers in Nederland is behoorlijk groot; er wonen meer dan 350.000 Duitsers in Nederland.
Duitsers in Nederland
Herkomst
Duitsland, 83,2 miljoen inwoners.
Aantal
353.221 mensen in Nederland, daarvan zijn er 233.117 hier geboren.
Reden
Europese Unie
Migratiesaldo 2023
1.794 mensen erbij in Nederland.
4.1. Waarom kwamen Duitsers naar Nederland?
Migratie van Duitsers naar Nederland is van alle tijden. Vaak was de verhuizing werkgerelateerd, zoals seizoenswerk of handel. In de jaren 1920 tot 1940 kwamen bijvoorbeeld honderdduizenden Duitse dienstmeisjes naar Nederland, omdat Nederlandse vrouwen liever in fabrieken werkten (waar zij meer verdienden) en er daardoor een tekort aan dienstmeisjes in Nederland was.
Omdat Duitsland, net als Nederland, lid is van de Europese Unie, is wonen en werken in beide landen erg gemakkelijk. De meeste Duitsers in Nederland zijn hoogopgeleid en vinden daarom gemakkelijk werk, of ze komen juist naar Nederland om te werken.
Tegenwoordig woont bijna elke Duitser die in Nederland woont, aan de Duitse grens. 64% van alle Duitsers in Nederland woont in Landgraaf, Kerkrade of Vaals. Duitse inwoners van Nederland geven aan dat ze meer woonplezier ervaren in Nederland. Ze vinden dat de gezondheidszorg ‘beter’ is en de Nederlandse samenleving prettiger.
4.2. Zijn de Duitsers goed geïntegreerd?
Een Duitser zal niet zo snel opvallen in de Nederlandse samenleving. Qua uiterlijk is er nauwelijks verschil en de meeste Duitsers spreken ook een aardig woordje Nederlands.
De meeste Duitsers hebben nog steeds een sterk gevoel van verbondenheid met hun thuisland. Ze gaan vaak op familiebezoek, volgen de Duitse media en behouden vaak hun Duitse paspoort.
Suriname was tot 1975 een deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Bij de onafhankelijkheid stonden Surinamers voor de keuze: blijven of emigreren naar Nederland. Ongeveer 300.000 Surinamers kozen ervoor de oversteek te maken en een nieuw leven in Nederland op te bouwen.
Surinamers in Nederland
Herkomst
Suriname, 612.985 duizend inwoners.
Aantal
363.142 mensen in Nederland, daarvan zijn er 183.687 hier geboren.
Polen trad in 2004 toe tot de Europese Unie, wat de Polen de kans geeft om in de EU te wonen en te werken. Veel Polen kiezen daarom voor een tijdelijk verblijf in Nederland om geld te verdienen. Op dit moment verblijven er meer dan 230.000 Polen in Nederland.
Polen in Nederland
Herkomst
Polen, 37,75 miljoen inwoners.
Aantal
233.075 mensen in Nederland, daarvan zijn er 48.160 hier geboren.
Reden
Europese Unie
Migratiesaldo 2023
9.016 mensen erbij in Nederland.
6.1. Waarom komen de Polen naar Nederland?
In 2004 trad Polen toe tot de Europese Unie, wat het voor veel Polen gemakkelijker maakte om in Nederland te komen wonen en werken. In 2004 waren er nog ongeveer 35.000 Polen, maar dit aantal steeg snel naar 111.000 Polen in 2011.
Polen kiezen voornamelijk voor Nederland vanwege het hogere minimumloon. Waar mensen in Polen 644 euro bruto per maand verdienen, kunnen ze in Nederland bijna drie keer zoveel verdienen, namelijk een brutoloon van 1.685 euro per maand.
6.2. Zijn de Polen goed geïntegreerd?
Omdat Polen lid is van de Europese Unie, hoeven Polen niet te voldoen aan de inburgeringsplicht voor een verblijfsvergunning. Polen integreren moeizaam in de Nederlandse samenleving; ze leven vaak in groepen bij elkaar en houden vaak vast aan de Poolse taal en cultuur. Hierdoor komen ze weinig in aanraking met de Nederlandse taal. Door de groei van deze groep zie je juist dat Nederlandse werkgevers Pools leren spreken en dat er in iedere grote stad wel een Poolse supermarkt te vinden is.
Polen zijn grotendeels economisch zelfstandig. Meer dan 75% van de Polen werkt als zelfstandige of in loondienst. Slechts 10% leeft van een uitkering.
De Nederlandse Cariben omvatten de eilanden Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voorheen stonden deze bekend als de Nederlandse Antillen. Vanaf 2010 zijn Aruba, Curaçao en Sint Maarten afzonderlijke landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden, terwijl Saba, Sint Eustatius en Bonaire speciale gemeenten zijn.
Caribische Nederlanders in Nederland
Herkomst
Aruba, 119.428 inwoners. Curaçao, 151.066 inwoners. Sint Maarten, 43.847 inwoners. Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben samen 25.987 inwoners.
Aantal
190.180 mensen in Nederland, daarvan zijn er 84.463 hier geboren.
Reden
Koloniën, nog altijd onderdeel van Nederland.
Migratiesaldo 2023
3.608 mensen erbij in Nederland.
7.1. Waarom kwamen de Caribische Nederlanders naar Nederland?
Vanaf 1954 kregen de inwoners van de Nederlandse Cariben het recht op een Nederlands paspoort. De Caribische Nederlanders die hiervan gebruik maakten, waren vaak hoger opgeleid en wilden in Nederland studeren om vervolgens terug te keren naar hun thuisland.
In de jaren 80 en 90 verslechterde de economische situatie op de Caraïben, waardoor een grotere groep ervoor koos om een bestaan in Nederland op te bouwen. Tussen 2000 en 2015 kwamen ongeveer 100.000 Caribische Nederlanders naar Nederland.
7.2. Zijn de Caribische Nederlanders goed geïntegreerd?
Door de verslechterde economische omstandigheden in het Caribisch gebied kiezen ook meer Caribische Nederlanders met een lagere sociaaleconomische positie ervoor om naar Nederland te verhuizen. Het betreft mensen met beperkte kansen in Nederland; zij hebben praktische opleidingen, komen uit gebroken gezinnen of proberen snel geld te verdienen door betrokken te raken bij drugscriminaliteit.
Met name de eerste generatie heeft moeite om werk te vinden. De meeste Caribische Nederlanders wonen in de Randstad, waarvan ongeveer 15% in Rotterdam woont.
Vanwege het bezit van een Nederlands paspoort hoeven ze niet te voldoen aan de inburgeringsplicht.
In korte tijd zijn er veel Syriërs naar Nederland gekomen. In 2010 waren er slechts 10.000 Syriërs in Nederland, maar nu zijn het er ruim 140.000. Hoewel het nog steeds onrustig is in Syrië, is de grootste vluchtelingenstroom van Syriërs naar Nederland achter de rug.
Syriërs in Nederland
Herkomst
Syrië, 21,32 miljoen inwoners.
Aantal
144.991 mensen in Nederland
Reden
Asielmigratie / Gezinsmigratie
Migratiesaldo
16.196 mensen erbij in Nederland.
9.1. Waarom komen de Syriërs naar Nederland?
In Syrië is het erg onrustig. In 2011 komen burgers in opstand tegen de regering van het land. Er ontstaan diverse rebellengroepen die strijden tegen het regeringsleger. Door de grote onrust weet rebellengroep IS snel en op gruwelijke wijze land te veroveren. Dit resulteerde in een enorme oorlog tussen IS, verschillende buitenlandse legers en het regeringsleger. Steden worden gebombardeerd en er slaan meer dan zes miljoen Syriërs op de vlucht.
De meeste mensen kiezen voor een tijdelijk verblijf in directe buurlanden zoals Turkije, Pakistan of Oeganda. Anderen trekken verder naar Europa op zoek naar een beter leven. Veel Syriërs kiezen Nederland als eindbestemming vanwege de kans op een verblijfsvergunning, maar ook vanwege het positieve beeld dat ze van Nederland hebben.
Hoewel er minder directe oorlogsvluchtelingen zijn, groeit het aantal Syriërs nog steeds door gezinsmigratie. Veel Syrische mannen met een verblijfsvergunning halen hun vrouw en kinderen naar Nederland.
9.2. Zijn de Syriërs in goed geïntegreerd?
Het is nog te vroeg om te beoordelen of Syriërs goed integreren. Veel Syriërs zitten nog in een asielzoekerscentrum of zijn er net uitgekomen. De meesten moeten nog de stap zetten naar werk of studie. Van de Syrische gezinnen die inmiddels een eigen huis hebben gekregen, gaan de meeste kinderen wel naar school.
Vrijwel alle Syriërs volgen een taalcursus en een inburgeringstraject. Ze ervaren Nederland als een prettig land en hebben ook goed contact met Nederlanders.
Er liggen nog wel wat uitdagingen voor de groep Syriërs om succesvol te integreren; zo zijn niet alle Syriërs theoretisch opgeleid, hebben veel Syriërs oorlogstrauma’s opgelopen en zit 38% van alle Syriërs nog in de bijstand.
Als buren is het gemakkelijk om over de grens te gaan wonen. Zo moet je de migratie van Belgen naar Nederland dan ook zien. Al eeuwenlang komen Belgen en Nederlanders bij elkaar over de vloer. Er zijn meer dan 118.000 Belgen in Nederland.
Belgen in Nederland
Herkomst
België, 11,59 miljoen inwoners.
Aantal
137.391 mensen in Nederland, daarvan zijn er 71.885 hier geboren.
Reden
Europese Unie
Migratiesaldo 2023
1.129 mensen erbij in Nederland.
8.1. Waarom komen de Belgen naar Nederland?
Migratie van Belgen naar Nederland is van alle tijden. Buiten de miljoen Belgen die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland vluchtten (en vrijwel allemaal weer terugkeerden), is de migratie vooral gerelateerd aan gezin, werk of studie. De meeste Belgen in Nederland wonen dicht bij de Belgische grens.
Omdat België, net als Nederland, lid is van de Europese Unie, is het wonen en werken in beide landen erg gemakkelijk. De meeste Belgen in Nederland zijn hoogopgeleid en vinden gemakkelijk werk, of ze komen juist naar Nederland om er te werken.
8.2. Zijn de Belgen goed geïntegreerd in Nederland?
Een Belg zal niet zo snel opvallen in de Nederlandse samenleving. Uiterlijk is er nauwelijks verschil en ze spreken dezelfde taal. Het is dan ook de vraag of er sprake is van integratie bij Belgen. Belgen in Nederland geven aan vooral te moeten wennen aan de directheid van de Nederlanders of aan andere betekenissen van Nederlandse woorden.
Oekraïne is in oorlog met Rusland. Op 20 februari 2022 viel Rusland Oekraïne binnen en probeerde de hoofdstad Kyiv over te nemen. Deze aanval mislukte, maar sindsdien bezet Rusland een groot deel van Oost-Oekraïne. Miljoenen Oekraïners sloegen op de vlucht, naar de direct omliggende landen en ook naar Nederland.
Oekraïners in Nederland
Herkomstland
Oekraïne, 43,79 miljoen inwoners.
Aantal
104.086 mensen in Nederland, daarvan zijn er 6.380 hier geboren.
Reden
Asielmigratie/gezinsmigratie
Migratiesaldo 2023
82.731 mensen erbij in Nederland.
10.1. Waarom komen de Oekraïners naar Nederland?
Na de inval van Rusland in februari 2022 ontstond er onmiddellijk een vluchtelingenstroom. Er wordt geschat dat 7,9 miljoen Oekraïners op de vlucht zijn geslagen. De meesten kiezen ervoor om in omliggende landen te verblijven, zoals Polen, Duitsland en Moldavië, in de hoop spoedig naar huis terug te kunnen keren.
Oekraïners zijn welkom in Nederland. Ze kunnen vrij naar Nederland reizen en hoeven zich niet bij een asielzoekerscentrum te melden. Ze schrijven zich in bij een gemeente en kunnen ook direct ergens gaan werken.
Een reden waarom Oekraïners kiezen voor Nederland is vanwege de medische zorg, maar ook vanwege de werkgelegenheid. Net zoals bij de Polen zelf, liggen de lonen in Nederland hoger.
10.2. Zijn de Oekraïners goed geïntegreerd?
De meeste Oekraïners hebben zelf een verblijfplaats in Nederland gevonden en zijn ook verspreid gaan wonen over het land. Ruim een derde werkt na 3 maanden in Nederland. De meesten werken via een uitzendbureau of in de horeca. Vluchtelingen uit Oekraïne die niet werken, ontvangen leefgeld in plaats van een bijstandsuitkering.
Oekraïners in Nederland integreren zich over het algemeen goed in de samenleving. Ze volgen vaak Nederlandse taalcursussen en proberen actief deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.
Zien dat anderen anders zijn en zich soms anders gedragen dan jij.
Ik balanceer tussen stoppen en doorgaan. Totdat ik flip en alle stoppen doorslaan. Ik naai mezelf dadelijk nog een oor aan. Waarom laat ik alle rotte dingen voorgaan?
(Vader Fresku) Ey Roy, je hebt het niet goed gedaan op school. Dat weet ik, en toch ben ik trots op je, want ik weet dat de meeste mensen die hun school niet hebben afgemaakt, vooral in de muziekwereld, die zijn heel beroemd geworden. Dus ik denk dat je gewoon moet blijven doen wat je doet.
Bron: Fresku, Trots
Opdracht 1
Luister het nummer Trots van Fresku. Waar gaat dit nummer over?
Trots gaat erover dat het leven soms best moeilijk is, maar dat je er niet voor weg moet lopen. Dat je je best moet blijven doen en dat je daar trots op kunt zijn.
Je cultuur bepaalt hoe je opgroeit. Ook je aangeboren en aangeleerde eigenschappen maken wie je bent. De combinatie van waar je bent geboren en door wie je bent opgevoed, is bij iedereen anders. Daardoor zijn we ook allemaal verschillend.
Opdracht 2
Geef antwoord op de volgende vragen.
1. Hoe heet je voluit -voornaam en achternaam?
2. Waar ben je geboren -plaats en land?
3. Hoe heten je ouders -voornaam en achternaam?
4. Waar zijn je ouders geboren -plaats en land?
Vergelijk je antwoorden bij opdracht 2 met anderen in de klas. Wat valt er op? Leg uit waar de verschillen zitten.
1.1. Wie ben ik en hoe gedraag ik mij?
Doe hieronder de persoonlijkheidstest om te kijken wat voor type je bent. In de test komt naar voren of je een extravert, onafhankelijk, zorgvuldig, oplettend of vastbesloten karakter hebt.
0%
1. Ik spreek op feestjes veel verschillende mensen.
2. Ik maak me vaak zorgen.
3. Ik laat mijn kamer rommelig achter.
4. Ik heb een levendige fantasie.
5. Ik houd er van om in het middelpunt te staan.
6. Ik kan goed plannen.
7. Ik word snel boos.
8. Ik zorg graag voor anderen.
9. Ik neem graag de leiding.
10. Ik ben altijd voorbereid.
11. Ik ben meestal ontspannen.
12. Ik voel emoties van anderen aan.
13. Ik kan veel informatie tegelijkertijd verwerken.
14. Ik kom graag op tijd.
(Burgerschap) Persoonlijkheidstest
Extravert
Jij komt uit de test als extravert. Je bent enthousiast, spraakzaam en je hebt een hartelijke persoonlijkheid. Sommigen kunnen je als druk en aanwezig ervaren, maar bovenal ben je een sfeermaker.
Onafhankelijk
Jij komt uit de test als onafhankelijk. Je bent invloedrijk, goed in anderen overtuigen en hebt vooral de focus op je eigen leven. Sommigen kunnen je als egoïstisch of afstandelijk ervaren, maar bovenal weet jij heel goed wat je wil.
Zorgvuldig
Jij komt uit de test als zorgvuldig. Je bent ordelijk, gestructureerd en je denkt goed na voordat je iets doet. Sommigen ervaren jou als afwachtend en soms zelfs wat vertragend, maar jij zorgt juist voor de puntjes op de i.
Oplettend
Jij komt uit de test als oplettend. Je bent gedreven, gevoelig en wat sneller bezorgd. Sommigen ervaren je wat onzeker, maar jij staat nooit zomaar voor onverwachte verrassingen.
Vastbesloten
Jij komt uit de test als vastbesloten. Je speelt graag op zeker, houdt van duidelijkheid. Sommigen kunnen je als eigenwijs ervaren, maar bovenal ben je iemand die keuzes durft te maken.
Opdracht 3
a) Noteer de uitslag van de test hierboven.
Bijvoorbeeld: Vastbesloten
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik weet altijd heel precies wat ik wil en hoe ik het wil. Of: Nee, helemaal niet, ik ben juist een beetje onzeker.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
1.2. Hoe gedragen anderen zich?
Hieronder staan zes verhalen van jongeren. Lees ze alle zes en beantwoord vervolgens de vragen bij opdracht 4.
Heb je de verhalen allemaal gelezen? Schrijf bij iedere vraag een naam van één van de jongeren hierboven en geef uitleg bij je antwoord.
1. Wie zou een vriend van je kunnen zijn?
2. Wie zou absoluut geen vriend van je kunnen zijn?
3. Met wie heb je het meeste medelijden?
4. Op wie ben je het meest jaloers?
5. Wie zou je het liefst willen helpen?
6. Op wie lijk jij zelf het meest?
1.3. Jouw bijsluiter
Ieder medicijn zit in een doosje met een bijsluiter. De bijsluiter vertelt hoe je de medicijnen moet gebruiken voor het beste resultaat. Ook kan verkeerd gebruik voor bijwerkingen zorgen. Zou het niet handig zijn als ieder mens ook een bijsluiter heeft?
Opdracht 5
Schrijf je eigen persoonlijke bijsluiter. De gebruiksaanwijzing geeft aan hoe anderen goed met jou om kunnen gaan. Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Omschrijf je karakter. Bijvoorbeeld: eigenwijs of verlegen of juist spontaan? Wat kwam er bijvoorbeeld uit de test bij opdracht 3?
Bijvoorbeeld: Ik ben stil, soms een beetje verlegen. Ben nieuwsgierig, dus wil graag weten waarom dingen zijn zoals ze zijn. Of: Ik ben spontaan, soms een beetje druk. Ik houd van gezelligheid, ga graag met andere mensen om.
2. Waar ben je goed in?
Bijvoorbeeld: Wiskunde, Nederlanders, Sporten, Muziek, Helpen van mensen, organiseren, presenteren, creatief bezig zijn. Enzovoort!
3. Waar krijg je energie van? of Waar word je blij van?
Bijvoorbeeld: Afspreken met vrienden, dansen, gamen, sportief bezig zijn, gezellig avondje thuis.
4. Waar krijg je minder energie van? of Waar word je verdrietig van?
Bijvoorbeeld: Thuissituatie, school, verplichte activiteiten.
5. Wat is je favoriete plek? of Waar ben je graag?
Bijvoorbeeld: Natuurgebied, hangplek, school, thuis, bij oma/opa.
6. Wat kun je niet missen?
Bijvoorbeeld: Familie, vrienden, eten, huisdieren.
Deze les gaat over jou. Wie ben jij? Hoe gedraag jij je bij anderen? Deze les gaat ook over trots. Het is soms best moeilijk om trots te zijn op jezelf. Sommigen vinden het ook lastig om uit te spreken waar ze trots op zijn bij anderen.
Opdracht 6
a) Neem drie personen in gedachten die voor jou belangrijk zijn. Schrijf hun namen op.
Bijvoorbeeld: Je ouders, broers/zussen, oma/opa, vrienden, andere familieleden.
b) Noem per persoon iets wat jou trots maakt op hem/haar.
Bijvoorbeeld: Mama staat altijd voor iedereen klaar, papa is net van baan veranderd, mijn zusje gaat naar de middelbare school, mijn broer is net geslaagd, of mijn vriendin is voor zichzelf opgekomen.
c) Neem nu jezelf in gedachten. Schrijf je eigen naam op.
d) Waar ben je zelf trots op? Noem twee dingen.
Bijvoorbeeld: Goede cijfers voor school, opgekomen voor jezelf, goed bezig met sporten, bezig met afvallen, problemen aan het oplossen.
Zien dat anderen anders zijn en zich soms anders gedragen dan jij.
Ik balanceer tussen stoppen en doorgaan. Totdat ik flip en alle stoppen doorslaan. Ik naai mezelf dadelijk nog een oor aan. Waarom laat ik alle rotte dingen voorgaan?
(Vader Fresku) Ey Roy, je hebt het niet goed gedaan op school. Dat weet ik, en toch ben ik trots op je, want ik weet dat de meeste mensen die hun school niet hebben afgemaakt, vooral in de muziekwereld, die zijn heel beroemd geworden. Dus ik denk dat je gewoon moet blijven doen wat je doet.
Bron: Fresku, Trots
Opdracht 1
Luister het nummer Trots van Fresku. Waar gaat dit nummer over?
Trots gaat erover dat het leven soms best moeilijk is, maar dat je er niet voor weg moet lopen. Dat je je best moet blijven doen en dat je daar trots op kunt zijn.
Je cultuur wordt bepaald door hoe en waar je opgroeit. Ook je aangeboren en aangeleerde eigenschappen maken wie je bent. De mix van waar je bent geboren en door wie je bent opgevoed, is bij iedereen anders. Daardoor zijn we ook allemaal verschillend.
Opdracht 2
Geef antwoord op de volgende vragen.
1. Hoe heet je voluit -voornaam en achternaam?
2. Waar ben je geboren -plaats en land?
3. Hoe heten je ouders -voornaam en achternaam?
4. Waar zijn je ouders geboren -plaats en land?
Vergelijk je antwoorden bij opdracht 2 met anderen in de klas. Wat valt er op? Leg uit waar de verschillen zitten.
1.1. Wie ben ik en hoe gedraag ik mij?
Doe hieronder de persoonlijkheidstest om te kijken wat voor type je bent. In de test komt naar voren of je een extravert, onafhankelijk, zorgvuldig, oplettend of vastbesloten karakter hebt.
0%
1. Ik spreek op feestjes veel verschillende mensen.
2. Ik maak me vaak zorgen.
3. Ik laat mijn kamer rommelig achter.
4. Ik heb een levendige fantasie.
5. Ik houd er van om in het middelpunt te staan.
6. Ik kan goed plannen.
7. Ik word snel boos.
8. Ik zorg graag voor anderen.
9. Ik neem graag de leiding.
10. Ik ben altijd voorbereid.
11. Ik ben meestal ontspannen.
12. Ik voel emoties van anderen aan.
13. Ik kan veel informatie tegelijkertijd verwerken.
14. Ik kom graag op tijd.
(Burgerschap) Persoonlijkheidstest
Extravert
Jij komt uit de test als extravert. Je bent enthousiast, spraakzaam en je hebt een hartelijke persoonlijkheid. Sommigen kunnen je als druk en aanwezig ervaren, maar bovenal ben je een sfeermaker.
Onafhankelijk
Jij komt uit de test als onafhankelijk. Je bent invloedrijk, goed in anderen overtuigen en hebt vooral de focus op je eigen leven. Sommigen kunnen je als egoïstisch of afstandelijk ervaren, maar bovenal weet jij heel goed wat je wil.
Zorgvuldig
Jij komt uit de test als zorgvuldig. Je bent ordelijk, gestructureerd en je denkt goed na voordat je iets doet. Sommigen ervaren jou als afwachtend en soms zelfs wat vertragend, maar jij zorgt juist voor de puntjes op de i.
Oplettend
Jij komt uit de test als oplettend. Je bent gedreven, gevoelig en wat sneller bezorgd. Sommigen ervaren je wat onzeker, maar jij staat nooit zomaar voor onverwachte verrassingen.
Vastbesloten
Jij komt uit de test als vastbesloten. Je speelt graag op zeker, houdt van duidelijkheid. Sommigen kunnen je als eigenwijs ervaren, maar bovenal ben je iemand die keuzes durft te maken.
Opdracht 3
a) Noteer de uitslag van de test hierboven.
Bijvoorbeeld: Vastbesloten
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik weet altijd heel precies wat ik wil en hoe ik het wil. Of: Nee, helemaal niet, ik ben juist een beetje onzeker.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
1.2. Hoe gedragen anderen zich?
Hieronder staan zes verhalen van jongeren. Lees ze alle zes en beantwoord vervolgens de vragen bij opdracht 4.
Heb je de verhalen allemaal gelezen? Noteer bij iedere vraag een naam van één van de jongeren hierboven en geef uitleg bij je antwoord.
1. Wie zou een vriend van je kunnen zijn?
2. Wie zou absoluut geen vriend van je kunnen zijn?
3. Met wie heb je het meeste medelijden?
4. Op wie ben je het meest jaloers?
5. Wie zou je het liefst willen helpen?
6. Op wie lijk jij zelf het meest?
1.3. Jouw bijsluiter
Ieder medicijn zit in een doosje met een bijsluiter. De bijsluiter vertelt hoe je de medicijnen moet gebruiken voor het beste resultaat. Ook kan verkeerd gebruik voor bijwerkingen zorgen. Zou het niet handig zijn als ieder mens ook een bijsluiter heeft?
Opdracht 5
Schrijf je eigen, persoonlijke bijsluiter. De gebruiksaanwijzing geeft aan hoe anderen goed met jou om kunnen gaan. Geef antwoord op de volgende vragen.
1. Omschrijf je karakter, bijvoorbeeld: eigenwijs of verlegen of juist spontaan. Wat kwam er bijvoorbeeld uit de test bij opdracht 3?
Bijvoorbeeld: Ik ben stil, soms een beetje verlegen. Ben nieuwsgierig, dus wil graag weten waarom dingen zijn zoals ze zijn. Of: Ik ben spontaan, soms een beetje druk. Ik houd van gezelligheid, ga graag met andere mensen om.
2. Waar ben je goed in?
Bijvoorbeeld: Wiskunde, Nederlanders, Sporten, Muziek, Helpen van mensen, organiseren, presenteren, creatief bezig zijn. Enzovoort!
3. Waar krijg je energie van? of Waar word je blij van?
Bijvoorbeeld: Afspreken met vrienden, dansen, gamen, sportief bezig zijn, gezellig avondje thuis.
4. Waar krijg je minder energie van? of Waar word je verdrietig van?
Bijvoorbeeld: Thuissituatie, school, verplichte activiteiten.
5. Wat is je favoriete plek? of Waar ben je graag?
Bijvoorbeeld: Natuurgebied, hangplek, school, thuis, bij oma/opa.
6. Wat kun je niet missen?
Bijvoorbeeld: Familie, vrienden, eten, huisdieren.
Deze les gaat over jou. Wie ben jij? Hoe gedraag jij je bij anderen? Deze les gaat ook over trots. Het is soms best moeilijk om trots te zijn op jezelf. Sommigen vinden het ook lastig om uit te spreken waar ze trots op zijn bij anderen.
Opdracht 6
a) Neem drie personen in gedachten die voor jou belangrijk zijn. Schrijf hun namen op.
Bijvoorbeeld: Je ouders, broers/zussen, oma/opa, vrienden, andere familieleden.
b) Noem per persoon iets wat jou trots maakt op hem/haar.
Bijvoorbeeld: Mama staat altijd voor iedereen klaar, papa is net van baan veranderd, mijn zusje gaat naar de middelbare school, mijn broer is net geslaagd, of mijn vriendin is voor zichzelf opgekomen.
c) Neem nu jezelf in gedachten. Schrijf je eigen naam op.
d) Waar ben je zelf trots op? Noem twee dingen.
Bijvoorbeeld: Goede cijfers voor school, opgekomen voor jezelf, goed bezig met sporten, bezig met afvallen, problemen aan het oplossen.
Zien dat anderen anders zijn en zich soms anders gedragen dan jij.
Ik balanceer tussen stoppen en doorgaan. Totdat ik flip en alle stoppen doorslaan. Ik naai mezelf dadelijk nog een oor aan. Waarom laat ik alle rotte dingen voorgaan?
(Vader Fresku) Ey Roy, je hebt het niet goed gedaan op school. Dat weet ik, en toch ben ik trots op je, want ik weet dat de meeste mensen die hun school niet hebben afgemaakt, vooral in de muziekwereld, die zijn heel beroemd geworden. Dus ik denk dat je gewoon moet blijven doen wat je doet.
Bron: Fresku, Trots
Opdracht 1
Luister het nummer Trots van Fresku. Waar gaat dit nummer over?
Trots gaat erover dat het leven soms best moeilijk is, maar dat je er niet voor weg moet lopen. Dat je je best moet blijven doen en dat je daar trots op kunt zijn.
Je cultuur wordt bepaald door hoe en waar je opgroeit. Ook je aangeboren en aangeleerde eigenschappen maken wie je bent. De mix van waar je bent geboren en door wie je bent opgevoed, is bij iedereen anders. Daardoor zijn we ook allemaal verschillend.
Opdracht 2
Geef antwoord op de volgende vragen.
1. Hoe heet je voluit – voornaam en achternaam?
2. Waar ben je geboren – plaats en land?
3. Hoe heten je ouders – voornaam en achternaam?
4. Waar zijn je ouders geboren – plaats en land?
Vergelijk je antwoorden bij opdracht 2 met anderen in de klas. Wat valt er op? Leg uit waar de verschillen zitten.
1.1. Wie ben ik en hoe gedraag ik mij?
Doe hieronder de persoonlijkheidstest om te kijken wat voor type je bent. In de test komt naar voren of je een extravert, onafhankelijk, zorgvuldig, oplettend of vastbesloten karakter hebt.
0%
1. Ik spreek op feestjes veel verschillende mensen.
2. Ik maak me vaak zorgen.
3. Ik laat mijn kamer rommelig achter.
4. Ik heb een levendige fantasie.
5. Ik houd er van om in het middelpunt te staan.
6. Ik kan goed plannen.
7. Ik word snel boos.
8. Ik zorg graag voor anderen.
9. Ik neem graag de leiding.
10. Ik ben altijd voorbereid.
11. Ik ben meestal ontspannen.
12. Ik voel emoties van anderen aan.
13. Ik kan veel informatie tegelijkertijd verwerken.
14. Ik kom graag op tijd.
(Burgerschap) Persoonlijkheidstest
Extravert
Jij komt uit de test als extravert. Je bent enthousiast, spraakzaam en je hebt een hartelijke persoonlijkheid. Sommigen kunnen je als druk en aanwezig ervaren, maar bovenal ben je een sfeermaker.
Onafhankelijk
Jij komt uit de test als onafhankelijk. Je bent invloedrijk, goed in anderen overtuigen en hebt vooral de focus op je eigen leven. Sommigen kunnen je als egoïstisch of afstandelijk ervaren, maar bovenal weet jij heel goed wat je wil.
Zorgvuldig
Jij komt uit de test als zorgvuldig. Je bent ordelijk, gestructureerd en je denkt goed na voordat je iets doet. Sommigen ervaren jou als afwachtend en soms zelfs wat vertragend, maar jij zorgt juist voor de puntjes op de i.
Oplettend
Jij komt uit de test als oplettend. Je bent gedreven, gevoelig en wat sneller bezorgd. Sommigen ervaren je wat onzeker, maar jij staat nooit zomaar voor onverwachte verrassingen.
Vastbesloten
Jij komt uit de test als vastbesloten. Je speelt graag op zeker, houdt van duidelijkheid. Sommigen kunnen je als eigenwijs ervaren, maar bovenal ben je iemand die keuzes durft te maken.
Opdracht 3
a) Noteer de uitslag van de test hierboven.
Bijvoorbeeld: Vastbesloten.
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, want ik weet altijd heel precies wat ik wil en hoe ik het wil. Of: Nee, helemaal niet, ik ben juist een beetje onzeker.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
1.2. Hoe gedragen anderen zich?
Hieronder staan zes verhalen van jongeren. Lees ze alle zes en beantwoord vervolgens de vragen bij opdracht 4.
Heb je de verhalen allemaal gelezen? Noteer bij iedere vraag een naam van één van de jongeren hierboven en geef uitleg bij je antwoord.
1. Wie zou een vriend van je kunnen zijn?
2. Wie zou absoluut geen vriend van je kunnen zijn?
3. Met wie heb je het meeste medelijden?
4. Op wie ben je het meest jaloers?
5. Wie zou je het liefst willen helpen?
6. Op wie lijk jij zelf het meest?
1.3. Jouw bijsluiter
Ieder medicijn zit in een doosje met een bijsluiter. De bijsluiter vertelt hoe je de medicijnen moet gebruiken voor het beste resultaat. Ook kan verkeerd gebruik voor bijwerkingen zorgen. Zou het niet handig zijn als ieder mens ook een bijsluiter heeft?
Opdracht 5
Schrijf je eigen persoonlijke bijsluiter. De gebruiksaanwijzing geeft aan hoe anderen goed met jou om kunnen gaan. Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Omschrijf je karakter. Bijvoorbeeld: eigenwijs of verlegen of juist spontaan, wat kwam er bijvoorbeeld uit de test bij opdracht 3?
Bijvoorbeeld: Ik ben stil, soms een beetje verlegen. Ben nieuwsgierig, dus wil graag weten waarom dingen zijn zoals ze zijn. Of: Ik ben spontaan, soms een beetje druk. Ik houd van gezelligheid, ga graag met andere mensen om.
2. Waar ben je goed in?
Bijvoorbeeld: Wiskunde, Nederlanders, Sporten, Muziek, Helpen van mensen, organiseren, presenteren, creatief bezig zijn. Enzovoort!
3. Waar krijg je energie van? of Waar word je blij van?
Bijvoorbeeld: Afspreken met vrienden, dansen, gamen, sportief bezig zijn, gezellig avondje thuis.
4. Waar krijg je minder energie van? of Waar word je verdrietig van?
Bijvoorbeeld: Thuissituatie, school, verplichte activiteiten.
5. Wat is je favoriete plek? of Waar ben je graag?
Bijvoorbeeld: Natuurgebied, hangplek, school, thuis, bij oma/opa.
6. Wat kan je niet missen?
Bijvoorbeeld: Familie, vrienden, eten, huisdieren.
Deze les gaat over jou. Wie ben jij? Hoe gedraag jij je bij anderen? Deze les gaat ook over trots. Het is soms best moeilijk om trots te zijn op jezelf. Sommigen vinden het ook lastig om uit te spreken waar ze trots op zijn bij anderen.
Opdracht 6
a) Neem drie personen in gedachten die voor jou belangrijk zijn. Schrijf hun namen op.
Bijvoorbeeld: Je ouders, broers/zussen, oma/opa, vrienden, andere familieleden.
b) Noem per persoon iets wat jou trots maakt op hem/haar.
Bijvoorbeeld: Mama staat altijd voor iedereen klaar, papa is net van baan veranderd, mijn zusje gaat naar de middelbare school, mijn broer is net geslaagd, of mijn vriendin is voor zichzelf opgekomen.
c) Neem nu jezelf in gedachten. Schrijf je eigen naam op.
d) Waar ben je zelf trots op? Noem twee dingen.
Bijvoorbeeld: Goede cijfers voor school, opgekomen voor jezelf, goed bezig met sporten, bezig met afvallen, problemen aan het oplossen.
Weten wat de waarden en normen in de samenleving zijn.
Zien hoe je je gedraagt in de samenleving.
Hey Souf, wat is dit? Vind je mij een kech? Ik was dronken schat, ik meende die shit niet oprecht Ik vind het geen respect, je hebt ons echt gekwetst Als ik het was, had ik jou al langs de weg gezet Nogmaals sorry schat, ik heb het echt beseft Met één keer sorry is het niet meteen al rechtgezet Met twee keer sorry leek het eerder dat het erger werd Kan ik het nog goed maken of heb ik het echt verpest?
Bron: Boef, Antwoord
Opdracht 1
a) Luister het nummer Antwoord van Boef. Waar gaat dit nummer over?
Boef kwam in opspraak, omdat hij meisjes “kechs” had genoemd, wat hoeren betekent. In dit nummer geeft hij daar zijn reactie (Antwoord) op.
b) Waarom vonden veel mensen dit niet respectvol?
Zo praat je niet over vrouwen. Zeker niet over vrouwen die je zojuist geholpen hebben met een lift.
c) Begrijp je deze mensen? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: Ja, het is niet respectvol en zo ga je niet met mensen om. Of: Nee, iedereen stelt zich een beetje aan, het was vast als grapje bedoeld.
2.1. Waarden en normen
In de samenleving hoor je mensen altijd over waarden en normen. Waarden zijn dingen die je belangrijk vindt, normen zijn gedragsregels waar je je aan houdt. In het verhaal van de rapper Boef botsten zijn uitspraken met de waarden en normen van veel mensen in de samenleving.
Doe hieronder de waardentest om te kijken welke waarden voor jou belangrijk zijn. In de test komt naar voren of je vriendelijkheid, avontuur, plezier, succes, macht of veiligheid belangrijk vindt.
0%
1. Je vindt het belangrijk dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
2. Je helpt graag mensen in je omgeving, ook al ken je ze niet.
3. Je bent altijd op zoek naar nieuwe dingen om te ontdekken.
4. Je vindt het belangrijk om dingen te doen die je plezier geven.
5. Je laat graag zien waar je goed in bent.
6. Je vindt het belangrijk om veel geld te verdienen.
7. Je zorgt ervoor dat je nooit in de buurt van gevaar komt.
8. Je moet kiezen:
9. Je moet kiezen:
10. Je moet kiezen:
11. Je moet kiezen:
12. Je moet kiezen:
13. Je moet kiezen:
14. Tot slot. Mijn kamer is:
(BS/OB) Welke waarde past bij jou?
Vriendelijkheid
De waarde vriendelijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Dat we rekening met elkaar houden en goed met elkaar omgaan, vind jij erg belangrijk.
Avontuurlijk
De waarde avontuurlijk komt bij jou duidelijk naar voren. Je vindt het leuk om de spanning op te zoeken en af en toe een beetje risico te nemen in het leven.
Plezier
De waarde plezier komt bij jou duidelijk naar voren. Dat jij het leuk hebt, net als de mensen om je heen, is voor jou belangrijk.
Succesvol
De waarde succesvol komt bij jou duidelijk naar voren. Presteren en mooie resultaten halen vind jij belangrijk. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Macht
De waarde macht komt bij jou duidelijk naar voren. Jij hebt respect voor mensen met macht en zelf vind je het ook belangrijk om de touwtjes in handen te hebben.
Veiligheid
De waarde veiligheid komt bij jou duidelijk naar voren. Jij vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Risico's ga je graag uit de weg.
Opdracht 2
a) Schrijf de uitslag van de test hierboven op.
Bijvoorbeeld: Plezier.
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, ik houd van plezier maken en daar ben ik altijd naar op zoek. Of: Nee, daar was ik me niet zo bewust van.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
Iedereen heeft andere waarden en normen, maar zijn er ook gedeelde waarden en normen. Dat zijn waarden en normen die voor iedereen gelden.
Opdracht 3
a) Noem drie waarden die voor veel mensen hetzelfde zijn.
Bijvoorbeeld: Respect, Eerlijkheid en Fatsoen.
b) Waarom gedragen sommige mensen zich hier niet altijd naar?
Bijvoorbeeld: Omdat ze er soms belang bij hebben om niet respectvol of eerlijk te zijn, vaak is het iets in hun voordeel. Zoals voordringen, iets lenen en niet teruggeven, iets een ander niet gunnen.
c) Gedraag jij jezelf soms ook niet zoals het hoort? Leg uit of geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ik dring wel eens voor als iemand niet oplet, of ik gooi wel een iets op de grond als er geen prullenbak is.
2.2. Wat is normaal?
Wat we normaal vinden, heeft alles te maken met de waarden en normen die we hebben in de samenleving. Wanneer je vreemd gedrag vertoont, noemen we dit abnormaal.
Opdracht 4
Wat is normaal? Geef bij de volgende voorbeelden héél eerlijk aan of je dit wel of niet normaal vindt.
1. Justin, 14 jaar, heeft iedere dag ruzie met zijn moeder.
2. Angela, 12 jaar, maakt zich iedere dag uitgebreid op, ze wordt veel ouder geschat.
3. Jip, 15 jaar, is een transgender: een man in een vrouwenlichaam.
4. Hossein, 19 jaar, gaat niet om met autochtone Nederlanders.
5. Luc, 21 jaar, leeft op straat.
6. Freek, 17 jaar, plaatst naaktfoto’s van zijn ex op Snapchat.
7. Mohammed, 13 jaar, gaat naar de Koranschool.
8. Cheyenne, 17 jaar, vindt dat vluchtelingen niets in Nederland te zoeken hebben.
9. Sheila, 13 jaar, heeft een relatie met Dani van 22 jaar.
10. Shanice, 20 jaar, is ongewenst zwanger en laat de ongeboren vrucht weghalen.
Vraag bij klasgenoten na, of jullie het met elkaar eens zijn. Waarover verschillen jullie het meeste van mening?
Opdracht 5
Hieronder staan vijf nieuwsartikelen die gaan over jongeren die iets hebben gedaan.
a) Leg uit hoe deze persoon/personen zich heeft/hebben gedragen.
1. Hij heeft iemand geholpen, door zijn eigen auto “op te offeren”.
2. Tieners hebben een autowasbox vernield.
3. Scholieren hebben een actie gestart om het kappen van bomen tegen te gaan.
4. Tieners bedreigen een medewerkster met een mes.
5. Voorbijgangers filmen een ongeluk.
b) Is hier sprake van respectvol gedrag? Leg uit waarom wel of waarom juist niet.
1. Ja, hij heeft een groot ongeluk voorkomen.
2. Nee, er zijn spullen vernield.
3. Ja, ze laten zien natuur belangrijk te vinden.
4. Nee, bedreigen is niet respectvol.
5. Nee, een ongeluk filmen is niet respectvol.
Deze les gaat over gedrag. Hoe gedraag ik mij mij respectvol en gedragen anderen zich ook altijd respectvol? Wat doe je wanneer iemand niet respectvol is?
Opdracht 6
a) Als iemand abnormaal gedrag vertoont, mag je daar dan niet respectvol op reageren? Wanneer wel en wanneer niet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand niet respectvol is tegen jou, dan mag je daar best iets vervelends op terugzeggen. Of: Nee, het is juist knap om dan ook zelfs netjes te reageren, dan sta je erboven.
b) Geef een voorbeeld van gedrag waardoor je ziet dat iemand respectvol is.
Bijvoorbeeld: Hij houdt duidelijk rekening met je: hij laat je voorgaan, hij neemt het je uit handen, hij kijkt je vriendelijk aan.
c) Wanneer heb jij je respectvol gedragen? Geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Laatst in het openbaar vervoer heb ik mensen geholpen, plaatsgemaakt voor iemand, of gewoon vriendelijk geknikt.
Weten wat de waarden en normen in de samenleving zijn.
Zien hoe je je gedraagt in de samenleving.
Hey Souf, wat is dit? Vind je mij een kech? Ik was dronken schat, ik meende die shit niet oprecht Ik vind het geen respect, je hebt ons echt gekwetst Als ik het was, had ik jou al langs de weg gezet Nogmaals sorry schat, ik heb het echt beseft Met één keer sorry is het niet meteen al rechtgezet Met twee keer sorry leek het eerder dat het erger werd Kan ik het nog goed maken of heb ik het echt verpest?
Bron: Boef, Antwoord
Opdracht 1
a) Luister het nummer Antwoord van Boef. Waar gaat dit nummer over?
Boef kwam in opspraak, omdat hij meisjes “kechs” had genoemd, wat hoeren betekent. In dit nummer geeft hij daar zijn reactie (Antwoord) op.
b) Waarom vonden veel mensen dit niet respectvol?
Zo praat je niet over vrouwen. Zeker niet over vrouwen die je zojuist geholpen hebben met een lift.
c) Begrijp je deze mensen?
Bijvoorbeeld: Ja, het is niet respectvol en zo ga je niet met mensen om. Of: Nee, iedereen stelt zich een beetje aan, het was vast als grapje bedoeld.
2.1. Waarden en normen
In de samenleving hoor je mensen altijd over waarden en normen. Waarden zijn dingen die je belangrijk vindt, normen zijn gedragsregels waar je je aan houdt. In het verhaal van de rapper Boef botsten zijn uitspraken met de waarden en normen van veel mensen in de samenleving.
Doe hieronder de waardentest om te kijken welke waarden voor jou belangrijk zijn. In de test komt naar voren of je vriendelijkheid, avontuur, plezier, succes, macht of veiligheid belangrijk vindt.
0%
1. Je vindt het belangrijk dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
2. Je helpt graag mensen in je omgeving, ook al ken je ze niet.
3. Je bent altijd op zoek naar nieuwe dingen om te ontdekken.
4. Je vindt het belangrijk om dingen te doen die je plezier geven.
5. Je laat graag zien waar je goed in bent.
6. Je vindt het belangrijk om veel geld te verdienen.
7. Je zorgt ervoor dat je nooit in de buurt van gevaar komt.
8. Je moet kiezen:
9. Je moet kiezen:
10. Je moet kiezen:
11. Je moet kiezen:
12. Je moet kiezen:
13. Je moet kiezen:
14. Tot slot. Mijn kamer is:
(BS/OB) Welke waarde past bij jou?
Vriendelijkheid
De waarde vriendelijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Dat we rekening met elkaar houden en goed met elkaar omgaan, vind jij erg belangrijk.
Avontuurlijk
De waarde avontuurlijk komt bij jou duidelijk naar voren. Je vindt het leuk om de spanning op te zoeken en af en toe een beetje risico te nemen in het leven.
Plezier
De waarde plezier komt bij jou duidelijk naar voren. Dat jij het leuk hebt, net als de mensen om je heen, is voor jou belangrijk.
Succesvol
De waarde succesvol komt bij jou duidelijk naar voren. Presteren en mooie resultaten halen vind jij belangrijk. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Macht
De waarde macht komt bij jou duidelijk naar voren. Jij hebt respect voor mensen met macht en zelf vind je het ook belangrijk om de touwtjes in handen te hebben.
Veiligheid
De waarde veiligheid komt bij jou duidelijk naar voren. Jij vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Risico's ga je graag uit de weg.
Opdracht 2
a) Schrijf de uitslag van de test hierboven op.
Bijvoorbeeld: Plezier.
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, ik houd van plezier maken en daar ben ik altijd naar op zoek. Of: Nee, daar was ik me niet zo bewust van.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
Iedereen heeft andere waarden en normen, maar zijn er ook gedeelde waarden en normen. Dat zijn waarden en normen die voor iedereen gelden.
Opdracht 3
a) Noem drie waarden die voor veel mensen hetzelfde zijn.
Bijvoorbeeld: Respect, Eerlijkheid en Fatsoen.
b) Waarom gedragen sommige mensen zich hier niet altijd naar?
Bijvoorbeeld: Omdat ze er soms belang bij hebben om niet respectvol of eerlijk te zijn, vaak is het iets in hun voordeel. Zoals voordringen, iets lenen en niet teruggeven, iets een ander niet gunnen.
c) Gedraag jij jezelf soms ook niet zoals het hoort? Leg uit of geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ik dring wel eens voor als iemand niet oplet, of ik gooi wel een iets op de grond als er geen prullenbak is.
2.2. Wat is normaal?
Wat we normaal vinden, heeft alles te maken met de waarden en normen die we hebben in de samenleving. Wanneer je vreemd gedrag vertoont, noemen we dit abnormaal.
Opdracht 4
Wat is normaal? Geef bij de volgende voorbeelden héél eerlijk aan of je dit wel of niet normaal vindt.
1. Justin van 14 heeft iedere dag ruzie met zijn moeder.
2. Angela van 12 maakt zich iedere dag uitgebreid op, ze wordt veel ouder geschat.
3. Jip van 15 is een transgender: een man in een vrouwenlichaam.
4. Hossein van 19 gaat niet om met autochtone Nederlanders.
5. Luc van 21 leeft op straat.
6. Freek van 17 plaatst naaktfoto’s van zijn ex op Snapchat.
7. Mohammed van 13 gaat naar de Koranschool.
8. Cheyenne van 17 vindt dat vluchtelingen niets in Nederland te zoeken hebben.
9. Sheila van 13 heeft een relatie met Dani van 22.
10. Shanice van 20 is ongewenst zwanger en laat de ongeboren vrucht weghalen.
Vraag bij klasgenoten na, of jullie het met elkaar eens zijn. Waarover verschillen jullie het meeste van mening?
Opdracht 5
Hieronder staan vijf nieuwsartikelen die gaan over jongeren die iets hebben gedaan.
a) Leg uit hoe deze persoon/personen zich heeft/hebben gedragen.
1. Hij heeft iemand geholpen, door zijn eigen auto “op te offeren”.
2. Tieners hebben een autowasbox vernield.
3. Scholieren hebben een actie gestart om het kappen van bomen tegen te gaan.
4. Tieners bedreigen een medewerkster met een mes.
5. Voorbijgangers filmen een ongeluk.
b) Is hier sprake van respectvol gedrag? Leg uit waarom wel of waarom juist niet.
1. Ja, hij heeft een groot ongeluk voorkomen.
2. Nee, er zijn spullen vernield.
3. Ja, ze laten zien natuur belangrijk te vinden.
4. Nee, bedreigen is niet respectvol.
5. Nee, een ongeluk filmen is niet respectvol.
Deze les gaat over gedrag. Hoe gedraag ik mij mij respectvol en gedragen anderen zich ook altijd respectvol? Wat doe je wanneer iemand niet respectvol is?
Opdracht 6
a) Als iemand abnormaal gedrag vertoont, mag je daar dan niet respectvol op reageren? Wanneer wel en wanneer niet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand niet respectvol is tegen jou, dan mag je daar best iets vervelends op terugzeggen. Of: Nee, het is juist knap om dan ook zelfs netjes te reageren, dan sta je erboven.
b) Geef een voorbeeld van gedrag waardoor je ziet dat iemand respectvol is.
Bijvoorbeeld: Hij houdt duidelijk rekening met je: hij laat je voorgaan, hij neemt het je uit handen, hij kijkt je vriendelijk aan.
c) Wanneer heb jij je respectvol gedragen? Geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Laatst in het openbaar vervoer, heb ik mensen geholpen, plaatsgemaakt voor iemand, of gewoon vriendelijk geknikt.
Weten wat de waarden en normen in de samenleving zijn.
Zien hoe je je gedraagt in de samenleving.
Hey Souf, wat is dit? Vind je mij een kech? Ik was dronken schat, ik meende die shit niet oprecht Ik vind het geen respect, je hebt ons echt gekwetst Als ik het was, had ik jou al langs de weg gezet Nogmaals sorry schat, ik heb het echt beseft Met één keer sorry is het niet meteen al rechtgezet Met twee keer sorry leek het eerder dat het erger werd Kan ik het nog goed maken of heb ik het echt verpest?
Bron: Boef, Antwoord
Opdracht 1
Lees de tekst hierboven.
a) Het lied hierboven heet “Antwoord”. Zoek op internet op waar dit een antwoord op was.
Boef kwam in opspraak, omdat hij meisjes “kechs” had genoemd, wat hoeren betekent. In dit nummer geeft hij daar zijn reactie (Antwoord) op.
b) Waarom vonden veel mensen dit niet respectvol?
Zo praat je niet over vrouwen. Zeker niet over vrouwen die je zojuist geholpen hebben met een lift.
c) Begrijp je deze mensen?
Bijvoorbeeld: Ja, het is niet respectvol en zo ga je niet met mensen om. Of: Nee, iedereen stelt zich een beetje aan, het was vast als grapje bedoeld.
2.1. Waarden en normen
In de samenleving hoor je mensen altijd over waarden en normen. Waarden zijn dingen die je belangrijk vindt, normen zijn gedragsregels waar je je aan houdt. In het verhaal van de rapper Boef botsten zijn uitspraken met de waarden en normen van veel mensen in de samenleving.
Doe hieronder de waardentest om te kijken welke waarden voor jou belangrijk zijn. In de test komt naar voren of je vriendelijkheid, avontuur, plezier, succes, macht of veiligheid belangrijk vindt.
0%
1. Je vindt het belangrijk dat iedereen zich aan de afspraken houdt.
2. Je helpt graag mensen in je omgeving, ook al ken je ze niet.
3. Je bent altijd op zoek naar nieuwe dingen om te ontdekken.
4. Je vindt het belangrijk om dingen te doen die je plezier geven.
5. Je laat graag zien waar je goed in bent.
6. Je vindt het belangrijk om veel geld te verdienen.
7. Je zorgt ervoor dat je nooit in de buurt van gevaar komt.
8. Je moet kiezen:
9. Je moet kiezen:
10. Je moet kiezen:
11. Je moet kiezen:
12. Je moet kiezen:
13. Je moet kiezen:
14. Tot slot. Mijn kamer is:
(BS/OB) Welke waarde past bij jou?
Vriendelijkheid
De waarde vriendelijkheid komt bij jou duidelijk naar voren. Dat we rekening met elkaar houden en goed met elkaar omgaan, vind jij erg belangrijk.
Avontuurlijk
De waarde avontuurlijk komt bij jou duidelijk naar voren. Je vindt het leuk om de spanning op te zoeken en af en toe een beetje risico te nemen in het leven.
Plezier
De waarde plezier komt bij jou duidelijk naar voren. Dat jij het leuk hebt, net als de mensen om je heen, is voor jou belangrijk.
Succesvol
De waarde succesvol komt bij jou duidelijk naar voren. Presteren en mooie resultaten halen vind jij belangrijk. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Macht
De waarde macht komt bij jou duidelijk naar voren. Jij hebt respect voor mensen met macht en zelf vind je het ook belangrijk om de touwtjes in handen te hebben.
Veiligheid
De waarde veiligheid komt bij jou duidelijk naar voren. Jij vindt het belangrijk dat iedereen zich veilig voelt. Risico's ga je graag uit de weg.
Opdracht 2
a) Schrijf de uitslag van de test hierboven op.
Bijvoorbeeld: Plezier.
b) Herken jij jezelf in de uitkomst van de test? Leg uit waarom wel of juist waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ja, ik houd van plezier maken en daar ben ik altijd naar op zoek. Of: Nee, daar was ik me niet zo bewust van.
Vraag bij klasgenoten na, of ze jou in de uitslag herkennen. Noteer waarom ze je er wel, of juist niet in herkennen.
Iedereen heeft andere waarden en normen, maar zijn er ook gedeelde waarden en normen. Dat zijn waarden en normen die voor iedereen gelden.
Opdracht 3
a) Noem drie waarden die voor veel mensen hetzelfde zijn.
Bijvoorbeeld: Respect, Eerlijkheid en Fatsoen.
b) Waarom gedragen sommige mensen zich hier niet altijd naar?
Bijvoorbeeld: Omdat ze er soms belang bij hebben om niet respectvol of eerlijk te zijn, vaak is het iets in hun voordeel. Zoals voordringen, iets lenen en niet teruggeven, iets een ander niet gunnen.
c) Gedraag jij jezelf soms ook niet zoals het hoort? Leg uit of geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Ik dring wel eens voor als iemand niet oplet, of ik gooi wel een iets op de grond als er geen prullenbak is.
2.2. Wat is normaal?
Wat we normaal vinden, heeft alles te maken met de waarden en normen die we hebben in de samenleving. Wanneer je vreemd gedrag vertoont, noemen we dit abnormaal.
Opdracht 4
Wat is normaal? Geef bij de volgende voorbeelden héél eerlijk aan of je dit wel of niet normaal vindt.
1. Justin, 14 jaar, heeft iedere dag ruzie met zijn moeder.
2. Angela, 12 jaar, maakt zich iedere dag uitgebreid op, ze wordt veel ouder geschat.
3. Jip, 15 jaar, is een transgender: een man in een vrouwenlichaam.
4. Hossein, 19 jaar, gaat niet om met autochtone Nederlanders.
5. Luc, 21 jaar, leeft op straat.
6. Freek, 17 jaar, plaatst naaktfoto’s van zijn ex op Snapchat.
7. Mohammed, 13 jaar, gaat naar de Koranschool.
8. Cheyenne, 17 jaar, vindt dat vluchtelingen niets in Nederland te zoeken hebben.
9. Sheila, 13 jaar, heeft een relatie met Dani van 22 jaar.
10. Shanice, 20 jaar, is ongewenst zwanger en laat de vrucht weghalen.
Vraag bij klasgenoten na, of jullie het met elkaar eens zijn. Waarover verschillen jullie het meeste van mening?
Opdracht 5
Hieronder staan vijf nieuwsartikelen die gaan over jongeren die iets hebben gedaan.
a) Leg uit hoe deze persoon/personen zich heeft/hebben gedragen.
1. Hij heeft iemand geholpen, door zijn eigen auto “op te offeren”.
2. Tieners hebben een autowasbox vernield.
3. Scholieren hebben een actie gestart om het kappen van bomen tegen te gaan.
4. Tieners bedreigen een medewerkster met een mes.
5. Voorbijgangers filmen een ongeluk.
b) Is hier sprake van respectvol gedrag? Leg uit waarom wel of waarom juist niet.
1. Ja, hij heeft een groot ongeluk voorkomen.
2. Nee, er zijn spullen vernield.
3. Ja, ze laten zien natuur belangrijk te vinden.
4. Nee, bedreigen is niet respectvol.
5. Nee, een ongeluk filmen is niet respectvol.
Deze les gaat over gedrag. Hoe gedraag ik mij respectvol en gedragen anderen zich ook altijd respectvol? Wat doe je wanneer iemand niet respectvol is?
Opdracht 6
a) Als iemand abnormaal gedrag vertoont, mag je daar dan niet respectvol op reageren? Wanneer wel en wanneer niet?
Bijvoorbeeld: Ja, als iemand niet respectvol is tegen jou, dan mag je daar best iets vervelends op terugzeggen. Of: Nee, het is juist knap om dan ook zelfs netjes te reageren, dan sta je erboven.
b) Geef een voorbeeld van gedrag waardoor je ziet dat iemand respectvol is.
Bijvoorbeeld: Hij houdt duidelijk rekening met je: hij laat je voorgaan, hij neemt het je uit handen, hij kijkt je vriendelijk aan.
c) Wanneer heb jij je respectvol gedragen? Geef een voorbeeld.
Bijvoorbeeld: Laatst in het openbaar vervoer, heb ik mensen geholpen, plaatsgemaakt voor iemand, of gewoon vriendelijk geknikt.
I-I-I-Ik ben met die tigers, tiger-tiger-tigers En we hangen niet met liars, liar-liar-liars En je ex die is de mijne, mijne-mijne-mijne Ja, ‘k hang met die tiger, tiger-tiger-tigers
Ik maak d’r boos, maar ze doet nog steeds m’n was Baby, kom eens hier, want je weet dat ik je mag Ja, ik ben met de gang, die d’r gister ook was Oh, die d’r gister ook was
Bron: Tigers, Bilal Wahib
Opdracht 1
a) Met één actie op sociale media was de carrière van Bilal Wahib (voorlopig) voorbij. Wat is er gebeurd?
Hij vroeg een minderjarige jongen om tijdens Instagram Live zijn geslachtsdeel te laten zien (in ruil voor geld).
b) Leg uit wat deze gebeurtenis met verantwoordelijkheid te maken heeft.
Bilal Wahib heeft zich onverantwoordelijk gedragen. Hij had als ster (en volwassene) beter moeten weten.
De actie van Bilal heeft veel vervelende gevolgen gehad voor Leonardo, kijk maar:
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Wat voor gevolgen heeft de actie van Bilal gehad voor Leonardo?
Leonardo wordt in zijn buurt gepest en heeft veel vrienden verloren. En hij voelt zich niet meer de Leonardo van vroeger.
b) Welke tip geeft Leonardo aan iedereen die deze video kijkt?
Doe niet zomaar alles wat iemand op social media aan je vraagt. Als je ergens over twijfelt, bespreek het dan met je ouders.
c) Mag Bilal Wahib van jou weer in de schijnwerpers komen?
Bijvoorbeeld: Ja. Hij is nu wel genoeg gestraft. Of: Nee, hij heeft laten zien dat hij niet om kan gaan met zijn bekendheid.
Excuses Bilal Wahib voor veelbesproken livestream, regeling met slachtoffer
Acteur en rapper Bilal Wahib heeft een regeling getroffen met de jongen die hij in maart in een livestream uitdaagde om in ruil voor geld zijn geslachtsdeel te laten zien. De jongen van 12 ging daarop in; de zaak leidde vervolgens tot veel commotie.
Wahib zei in Op1 dat hij spijt heeft van zijn actie. Ook bood hij via de camera excuses aan. Wahib heeft de jongen zelf sinds het incident niet gesproken. Wel heeft hij een gesprek gehad met diens ouders.
Met het slachtoffer is volgens Wahib een financiële regeling getroffen. Een bedrag is niet bekend. Op de vraag of het gaat om de 17.000 euro die de jongen in de livestream waren beloofd, kon de artiest naar eigen zeggen niet ingaan.
Bilal Wahib heeft voor zijn actie zijn excuses aangeboden en een geldregeling getroffen met Leonardo. Vind jij dit voldoende?
3.1. Vrijheid van meningsuiting
Betekent vrijheid van meningsuiting dat je alles mag zeggen wat je wil? De politieagent beledigen heeft volgens de politie niets met vrijheid van meningsuiting te maken.
Mag ik een agent een lul noemen? Als je tegen een politieagent zegt dat hij een lul is, dan kan de agent zich beledigd voelen.
Je hebt dan het strafbare feit belediging gepleegd. Dit heeft niets met vrijheid van meningsuiting te maken. Een agent mag jou dan ook aanhouden als hij/zij zich beledigd voelt. Het is natuurlijk nooit goed als je iemand uitscheldt. Je moet respect hebben voor een ander en hem of haar behandelen zoals je zelf behandeld wil worden.
a) Wat vind jij? Heb je het recht om te beledigen?
Bijvoorbeeld: Ja, je mag soms best even gemeen zijn tegen iemand. Of: Soms is het gewoon een grapje. Of: Nee, je moet nooit opzettelijk iemand beledigen.
b) Wat vind jij: Mag je ook een agent (in functie) beledigen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik beledig dan de agent en niet de persoon. Of: Nee, hij doet zijn werk, daar hoef je niemand voor te beledigen. Het kan zelfs strafbaar zijn.
a) Kies in de grondwet een vrijheid aan die je aanspreekt. Leg uit waarom je deze gekozen hebt.
Bijvoorbeeld: Vrijheid van meningsuiting. Omdat ik het belangrijk vind dat je mag zeggen wat je ergens van vindt.
b) Kies uit de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens een vrijheid die je aanspreekt. Leg uit waarom je deze gekozen hebt.
Bijvoorbeeld: Je hebt recht op rust, vrije tijd en betaalde vakantie. Omdat vakanties belangrijk zijn voor mensen!
Vraag bij klasgenoten na, welke keuzes hebben zij gemaakt. Waarom hebben ze voor deze rechten gekozen?
3.2. “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.”
Wij kennen in Nederland het spreekwoord: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Vrijheid hebben, betekent dus dat je wel moet nadenken over wat je doet en wat je zegt.
Opdracht 6
Hieronder staan vijf nieuwsberichten die gaan over gedrag waarvoor iets of iemand zich voor de rechter moest verantwoorden.
a) Leg uit hoe deze persoon/personen zich heeft/hebben gedragen.
1. Veel leden van de motorclub Hells Angels pleegden strafbare feiten.
2. Thierry Baudet vergeleek het coronabeleid met de Holocaust.
3. Willem Engel riep op tot geweld tegen anderen.
4. Manuel Broekman heeft een meisje betast in de bar, hij ontkent dat.
b) Heeft de rechter volgens jou wel of niet goed geoordeeld?
Bijvoorbeeld: Ja, de rechter heeft de juiste beslissing genomen, de straf is terecht. Of: Ik vond de straf te laag/te hoog. Of: Het is onzin dat de rechter deze straf heeft opgelegd.
3.3. “Gewoon je bek houden”
Minister-president Mark Rutte wordt door een journalist bevraagd over het “juichverbod” tijdens de coronacrisis. Supporters vinden het moeilijk zich aan deze regels te houden. Zijn reactie?
Premier Rutte over schreeuwende supporters: ‘Gewoon je bek houden’
Premier Rutte heeft geen goed woord over voor juichende en schreeuwende voetbalsupporters. Gisteren ging het onder meer mis in De Kuip en bij ADO Den Haag. “Het is gewoon heel erg dom. Je moet je bek houden als je daar zit”, zegt Rutte vandaag in een reactie.
a) Ben je het met de minister-president eens? Leg uit, waarom wel of waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ik ben het WEL eens met de minister-president, omdat ook supporters zich een beetje moeten aanpassen aan de coronacrisis. Of: Ik ben het NIET eens met de minister-president, want als er zo’n sfeer hangt dan wil je gewoon zingen en schreeuwen.
b) Waarom was het in de coronacrisis voor veel mensen moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen?
Omdat de reden waarom je het moest doen ingewikkeld was, het virus is onzichtbaar, sommige mensen hadden dus geen idee waarom ze dit aan doen waren.
c) De minister-president kreeg veel kritiek over deze uitspraak. Vind jij dat een minister-president kan zeggen dat je “gewoon je bek moet houden”?
Bijvoorbeeld: Ja, hij is ook maar een mens en misschien dat ze het dan beter snappen. Of: Nee, hij heeft een voorbeeldfunctie, hij moet altijd netjes blijven.
Deze les gaat over vrijheid. We hebben geleerd dat je verantwoordelijk met vrijheid om moet gaan. Maar soms is dat best lastig, want wanneer houdt vrijheid op?
Opdracht 8
Heeft iedereen altijd recht op vrijheid? Leg uit wanneer iemand volgens jou geen recht meer heeft op vrijheid.
Bijvoorbeeld: Wanneer iemand anderen in gevaar brengt, dan houdt zijn vrijheid op.
I-I-I-Ik ben met die tigers, tiger-tiger-tigers En we hangen niet met liars, liar-liar-liars En je ex die is de mijne, mijne-mijne-mijne Ja, ‘k hang met die tiger, tiger-tiger-tigers
Ik maak d’r boos, maar ze doet nog steeds m’n was Baby, kom eens hier, want je weet dat ik je mag Ja, ik ben met de gang, die d’r gister ook was Oh, die d’r gister ook was
Bron: Tigers, Bilal Wahib
Opdracht 1
a) Met één actie op sociale media was de carrière van Bilal Wahib (voorlopig) voorbij. Wat is er gebeurd?
Hij vroeg een minderjarige jongen om tijdens Instagram Live zijn geslachtsdeel te laten zien (in ruil voor geld).
b) Leg uit wat deze gebeurtenis met verantwoordelijkheid te maken heeft.
Bilal Wahib heeft zich onverantwoordelijk gedragen. Hij had als ster (en volwassene) beter moeten weten.
De actie van Bilal heeft veel vervelende gevolgen gehad voor Leonardo, kijk maar:
Opdracht 2
Bekijk de video hierboven.
a) Wat voor gevolgen heeft de actie van Bilal gehad voor Leonardo?
Leonardo wordt in zijn buurt gepest en heeft veel vrienden verloren. En hij voelt zich niet meer de Leonardo van vroeger.
b) Welke tip geeft Leonardo aan iedereen die deze video kijkt?
Doe niet zomaar alles wat iemand op social media aan je vraagt. Als je ergens over twijfelt, bespreek het dan met je ouders.
c) Mag Bilal Wahib van jou weer in de schijnwerpers komen?
Bijvoorbeeld: Ja. Hij is nu wel genoeg gestraft. Of: Nee, hij heeft laten zien dat hij niet om kan gaan met zijn bekendheid.
Excuses Bilal Wahib voor veelbesproken livestream, regeling met slachtoffer
Acteur en rapper Bilal Wahib heeft een regeling getroffen met de jongen die hij in maart in een livestream uitdaagde om in ruil voor geld zijn geslachtsdeel te laten zien. De jongen van 12 ging daarop in; de zaak leidde vervolgens tot veel commotie.
Wahib zei in Op1 dat hij spijt heeft van zijn actie. Ook bood hij via de camera excuses aan. Wahib heeft de jongen zelf sinds het incident niet gesproken. Wel heeft hij een gesprek gehad met diens ouders.
Met het slachtoffer is volgens Wahib een financiële regeling getroffen. Een bedrag is niet bekend. Op de vraag of het gaat om de 17.000 euro die de jongen in de livestream waren beloofd, kon de artiest naar eigen zeggen niet ingaan.
Bilal Wahib heeft voor zijn actie zijn excuses aangeboden en een geldregeling getroffen met Leonardo. Vind jij dit voldoende?
Een voorbeeld van een antwoord:
Ja, ik vind dit voldoende. Bilal is ook gestraft doordat hij een tijd niet op de socials mocht.
Nee, ik vind dit niet voldoende. Bilal had voor altijd gecanceld moeten worden op de socials of had een gevangenisstraf / taakstraf moeten krijgen.
3.1. Vrijheid van meningsuiting
Betekent vrijheid van meningsuiting dat je alles mag zeggen wat je wil? De politieagent beledigen heeft volgens de politie niets met vrijheid van meningsuiting te maken. Maar wat is het dan wel? Bekijk deze video van SchoolTV over de vrijheid van meningsuiting.
Mag ik een agent een lul noemen? Als je tegen een politieagent zegt dat hij een lul is, dan kan de agent zich beledigd voelen.
Je hebt dan het strafbare feit belediging gepleegd. Dit heeft niets met vrijheid van meningsuiting te maken. Een agent mag jou dan ook aanhouden als hij/zij zich beledigd voelt. Het is natuurlijk nooit goed als je iemand uitscheldt. Je moet respect hebben voor een ander en hem of haar behandelen zoals je zelf behandeld wil worden.
a) Wat vind jij? Heb je het recht om te beledigen?
Bijvoorbeeld: Ja, je mag soms best even gemeen zijn tegen iemand. Of: Soms is het gewoon een grapje. Of: Nee, je moet nooit opzettelijk iemand beledigen.
b) Mag je ook een agent (in functie) beledigen?
Bijvoorbeeld: Ja, ik beledig dan de agent en niet de persoon. Of: Nee, hij doet zijn werk, daar hoef je niemand voor te beledigen. Het kan zelfs strafbaar zijn.
a) Kies in de Grondwet een vrijheid aan die je aanspreekt. Leg uit waarom je deze gekozen hebt.
Bijvoorbeeld: Vrijheid van meningsuiting. Omdat ik het belangrijk vind dat je mag zeggen wat je ergens van vindt.
b) Kies uit de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens een vrijheid die je aanspreekt. Leg uit waarom je deze gekozen hebt.
Bijvoorbeeld: Je hebt recht op rust, vrije tijd en betaalde vakantie. Omdat vakanties belangrijk zijn voor mensen!
Vraag bij klasgenoten na, welke keuzes hebben zij gemaakt. Waarom hebben ze voor deze rechten gekozen?
3.2. “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.”
Wij kennen in Nederland het spreekwoord: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Vrijheid hebben, betekent dus dat je wel moet nadenken over wat je doet en wat je zegt.
Opdracht 6
Hieronder staan vijf nieuwsberichten die gaan over gedrag waarvoor iets of iemand zich voor de rechter moest verantwoorden.
a) Leg uit hoe deze persoon/personen zich heeft/hebben gedragen.
1. Veel leden van de motorclub Hells Angels pleegden strafbare feiten.
2. Thierry Baudet vergeleek het coronabeleid met de Holocaust.
3. Willem Engel riep op tot geweld tegen anderen.
4. Manuel Broekman heeft een meisje betast in de bar, hij ontkent dat.
b) Heeft de rechter volgens jou wel of niet goed geoordeeld?
Bijvoorbeeld: Ja, de rechter heeft de juiste beslissing genomen, de straf is terecht. Of: Ik vond de straf te laag/te hoog. Of: Het is onzin dat de rechter deze straf heeft opgelegd.
3.3. “Gewoon je bek houden”
Minister-president Mark Rutte wordt door een journalist bevraagd over het “juichverbod” tijdens de coronacrisis. Supporters vinden het moeilijk zich aan deze regels te houden. Zijn reactie?
Premier Rutte over schreeuwende supporters: ‘Gewoon je bek houden’
Premier Rutte heeft geen goed woord over voor juichende en schreeuwende voetbalsupporters. Gisteren ging het onder meer mis in De Kuip en bij ADO Den Haag. “Het is gewoon heel erg dom. Je moet je bek houden als je daar zit”, zegt Rutte vandaag in een reactie.
a) Ben je het met de minister-president eens? Leg uit, waarom wel of waarom niet.
Bijvoorbeeld: Ik ben het WEL eens met de minister-president, omdat ook supporters zich een beetje moeten aanpassen aan de coronacrisis. Of: Ik ben het NIET eens met de minister-president, want als er zo’n sfeer hangt dan wil je gewoon zingen en schreeuwen.
b) Waarom was het in de coronacrisis voor veel mensen moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen?
Omdat de reden waarom je het moest doen ingewikkeld was, het virus is onzichtbaar, sommige mensen hadden dus geen idee waarom ze dit aan doen waren.
c) De minister-president kreeg veel kritiek over deze uitspraak. Vind jij dat een minister-president kan zeggen dat je “gewoon je bek moet houden”?
Bijvoorbeeld: Ja, hij is ook maar een mens en misschien dat ze het dan beter snappen. Of: Nee, hij heeft een voorbeeldfunctie, hij moet altijd netjes blijven.
Deze les gaat over vrijheid. We hebben geleerd dat je verantwoordelijk met vrijheid om moet gaan. Maar soms is dat best lastig, want wanneer houdt vrijheid op?
Opdracht 8
Heeft iedereen altijd recht op vrijheid? Leg uit wanneer iemand volgens jou geen recht meer heeft op vrijheid.
Bijvoorbeeld: Wanneer iemand anderen in gevaar brengt, dan houdt zijn vrijheid op.